„Ze moeten geen wortel schieten" PLEEGOUDERDAG 4 Niets vertellen BRUINISSE - Als meerderjarig pleegkind is mij gevraagd iets te schrijven over mijn ervaringen in het pleeggezin. Ik heh positieve en negatieve ervaringen gehad. Als baby van achttien maanden kwamen mijn broer en ik (we waren een tweeling) in het pleeggezin. Vanaf onze geboorte waren we eerst in een kindertehuis. Op het moment dat we beiden in het gezin kwamen, waren we niet helemaal gezond. We moesten daarom watgeheeld, genezen en bijgespijkerd worden. Pleegmoeder had het dus erg druk met ons. Mijn oudere pleegbroer aksepteerde ons volkomen. Mijn eigen moeder kwam af en toe naar ons kijken, hetgeen voor mij echter wel verwarrend werkte, ook voor mijn gevoel: twee moeders tegelijk! De Kinderbescherming hield van verre toezicht. De maatschappelijk werksters vond ik wel aardig, maar pas op mijn achttiende jaar werd mij de gelegenheid aangeboden door een maatschappelijk werker om alleen met hem, zonder aanwezigheid van mijn pleegouders, te praten. Toen kon en durfde ik mij beter en realistischer te uiten, en kreeg ik steun van hem met eventuele problemen. Moeilijk voor mij was, dat mijn eigen moeder steeds zei ons terug te willen hebben, hetgeen spanningen te weeg bracht tussen mijn pleegmoeder, pleegvader, moeder en mij. Ook was er helaas sprake van rivaliteit. Mijn eigen moeder is heel erg jaloers geweest. Het was moeilijk, dat ik in een dorp opgroeide, waar ik nooit van mijn pleegmoeder aan anderen mocht vertellen, waarom ik eigenlijk twee moeders had, en een dubbele achternaam. Misschien was dit toch wel goed, want kinderen zijn onderling vaak erg hard en wie weet, welke moeilijkheden ik dan als kind gehad zou hebben. Zelfs mijn beste vriendin gaf ik geen uitlegdat was niet zo fijn, want soms wil je je daarover wel eens uiten. Nu was ik een gewoon" kind: tegen mijn moeder zei ik tante, mijn pleegmoeder-noemde ik moeder en niemand wist iets van mijn achtergrond". Momenteel noem ik mijn moeder mama, omdat zij dat zo graag wil. Toen ik volwassen was (18) kreeg ik echter moeilijkheden met mezelf. Eigenlijk al iets eerder, want met zeventien jaar ging ik op kamers wonen, werken en verschillende opleidingen volgen. Toen ik geheel zelfstandig moest funktioneren in de maatschappij bleek dat ik alles niet (goed) verwerkt had, en mijn gevoel van zelfbewustzijn zat niet zo goed in elkaar. Gespreksgroepen voor pleegkinderen en pleegoudergespreksgroepen lijken mij daarom van nut, om iedereen wat meer weerbaar te maken, om elkaar te steunen en te stimuleren. Door mijn pleegouders heb ik een tamelijk goede opvoeding gekregen met goede scholing. Ik heb een stuk van mijn leven daarvoor in een gezin doorgebracht (in plaats van in een kindertehuis) met een hele dagen werkende moeder, die overspannen werd. Alles bij elkaar genomen heb ik fijne en moeilijke tijden gehad. Het lijkt me geen gemakkelijke taak om kinderen van andere, vaak weinig gekende mensen op te voeden, zeker niet als beide, of één van beide ouders nog leven, en zich met de kinderen bemoeien en op bezoek komen. Een groot ruim hart van de kant van de pleegouders vind ik erg belangrijk, en een open houding naar de samenleving en de direkte omgeving toe, zodat de pleegouders kritisch blijven, en zich blijven afvragen waar zij mee bezig zijn en hoe ze hun pleegkind kunnen helpen. Ook lijkt me belangrijk dat de pleegouders durven erkennen dat hun pleegkind, een pléégkind is en niet hun eigen kind. Want dat is een verkeerde voorstelling van de werkelijkheid, en misschien verlangt het pleegkind juist erg naar een ware identiteit. Dat is het wat mij belangrijk leek om te schrijven. Alle pleegouders en aspirantpleegouders en de kinderen wens ik veel sukses en... vooral veel geluk. Karin ZIERIKZEE - De komende week is het de „Week van de Kinderbe scherming". Ter gelegenheid hiervan besteedt de Zierikzeesche Nieuwsbode op deze en nevenstaande pagina uitgebreid aandacht aan de problematiek van het „Gast- en Pleegadressenobjekt Zee land". Via een item over een opvanggezin, over het hoe en waarom van een pleeggezin en de indrukken van twee voormalige pleegkin deren denken wij wat meer openheid gebracht te hebben in wat het projekt zoal behelst. Op zaterdag 23 oktober organiseert het „Gast- en Pleegadressen projekt Zeeland" een dag voor pleegouders en hun (pleeg)kinderen op kasteel Westhove in Oostkapelle. Ook belangstellenden, al dan niet beroepsmatig, zijn op die dag van harte welkom. Het is de be doeling van deze dag om ervaringen uit te wisselen tussen pleegou ders en hun pleegkinderen met anderen. Voor nadere informatie kan men bellen naar het „Gast-en Pleegadressenprojekt", p/a Londense Kaai 39, Middelburg. Telefoon 01180-28555. Paula Raemaekers, Flip Woltering of Corry Aarnoutse verstrekken graag informatie'». De foto's op deze pagina's over wat Kinderbescherming zoal in houdt veerden gemaakt door Joh. D. C. Berrevoets. Alle gebruikte namen zijn gefingeerd, alsmede de personen op de foto's. De geschil derde situatie's zijn evenwel realiteit. Met dank aan Marion en Marco. t J ZIERIKZEE - Ergens op Schouwen-Duiveland woont de familie Van de Pol. Ze zijn een opvanggezin. Ruim vijfjaar doet de familie Van de Pol dat al voor het „Gast en Pleegadressenprojekt" (een instelling die in Zeeland vanuit Middelburg funktioneert). In die tijd werden elf jongeren, vier jongens en zeven meisjes, opgevangen. Hun leeftijd varieerde van twaalf tot twintig jaar. Het kortste verblijf was een Pinksterweekeinde, het langste een verblijf van acht maanden. In de regel duurt het een paar maanden. Het gezin Van de Pol bestaat uit vader Henk, moeder Tine en drie kinderen. Vader Henk is 39 jaar en werkt als projektleider op een ingenieursbureau. Doordat zijn gezin als opvanggezin fungeert komt hij met andere zaken in het leven in aanraking, dan op zijn werk. Hij vindt dat erg waardevol. Moeder Tine is 36 jaar en kan met recht de spil van het opvanggezin wor den genoemd. Ze is huisvrouw en daarnaast doet ze nog het een en ander op het gebied van maatschappelijk werk. Vroeger was ze werkzaam als verpleegster in een zwakzinnigeninrichting. De drie kinderen zijn al wat ou der. Adri zit in de eerste klas van het atheneum en de dochters Monique en Vera werken inmiddels ook naar een toekomst in het jongerenwerk toe. Toen het gezin als opvanggezin be gon waren alle drie de kinderen nog op de lagere school. Dat is eerder een voordeel dan een nadeel. Momenteel zijn de dochters veelal van huis en komen zij slechts in de weekeinden thuis. De familie Van de Pol over weegt met het werk te stoppen, als ook zoon Adri eens voortdurend weg zal zijn. „Als je met velen bent kun je een jongen of een meisje gemakkelij ker opvangen. De aandacht is dan niet te veel op hem of haar gericht. Er is meer ruimte - natuurlijk niet in praktische zin! - en er zijn meer mo gelijkheden als je met meer bent". Er over praten Adri vindt het prima, dat er in het gezin kinderen worden opgevangen. Het is een rustige jongen, die zich ge makkelijk aanpast. Met vrienden of op school kan hij er best over praten. Ze moeten er wel naar vragen. Hij be gint er niet uit zichzelf over, dat is zijn aard niet. Monique is zestien jaar en zij denkt erover na haar basisopleiding net als haar moeder in de zwakzinnigenzorg te gaan. Ze heeft een hond en wil dat nadrukkelijk vermeld hebben. Het is een open gemakkelijke praatster. Vera is zeventien en lonkt naar een toekomst als ...maatschappelijk werkster. Evenals Monique zit zij in Middelburg op school. Zij is zo moge lijk nog positiever over het „opvang- gezin-zijn" van de familie Van de Pol als broer Adri. De familie Van de Pol woont in een aardig rijtjeshuis in een rustige straat. Een huis met voor en achter een tuintje, dat er gezellig uit ziet, maar waar ook in geleefd mag wor den. Je voelt je er snel op je gemak. Je wordt soepel in een stoel gezet, er wordt koffie geserveerd, zoals dat bij voormalige Brabanders hoort, en voor je het weet zit iedereen gezellig en ontspannen te keuvelen. De fami lie Van de Pol is min of meer toeval lig opvanggezin geworden. Zij hoord en van een kind, dat moest worden opgevangen en zij boden zich spon taan aan. Hoe gaat dat opvangen nu precies in zijn werk? Ongedwongen Het begint altijd met een telefoon tje van de maatschappelijk werkster van het „Gast- en Pleegadressen projekt". „We hebben een jongen - of meisje - dat moet worden opgevan gen, kan dat bij jullie?". Meestal nog diezelfde dag volgt een kennismaking bij het opvanggezin thuis. Er wordt in een ongedwongen sfeer kennis gemaakt. Moeder en de kinderen zijn meestal thuis (wordt als het even kan zo geregeld) en als het maar even mogelijk is ook vader Henk. Het is belangrijk, dat de ken nismaking ontspannen verloopt. „Zo'n jongen of meisje zit veelal mid den in de problemen en het valt niet mee bij vreemden te moeten wonen". Er wordt niet al te moeilijk ge daan, er wordt wat gedronken en het gezin vertelt wat over zichzelf. Uit eindelijk beslist de jongen of het meisje of hij of zij het een tijdje wil proberen in het gezin Van de Pol. Veelal dezelfde dag nog of anders toch zeker de volgende dat worden de spulletjes gebracht en is het gezin - tijdelijk - met een lid uitgebreid. De meeste jongeren komen van thuis. De problemen waren te hoog opgelopen; echtscheidingsproblemen of gewoon altijd ruzie. „We verdiepen ons niet te veel in de problemen; we vragen er ook niet naar. We proberen met zorg en aandacht onze gast tot rust te la ten komen en te zorgen, dat hij zich op zijn gemak gaat voelen", vertelt moeder Tine. Strubbelingen „Het is iedere keer weer als een soort legpuzzel; allemaal stukjes, die na verloop van tijd wel in elkaar val len. Als onze gast komt is zijn of haar kamertje al op orde gemaakt. Een van de kinderen helpt met zijn of haar spullen, de ander zoekt leuke posters enzovoorts. Het leuke is, dat nu het gezin enke le jaren als opvanggezin fungeert, ie der zo zijn taken en zijn rol kent. Dat groeide spontaan zo. Humor en gezel ligheid spelen een grote rol. We la chen vaak en veel als we een gast hebben", legt Monique uit. De eerste drie weken dat een jongere in een ge zin verblijft, is er geen vuiltje aan de lucht. Daarna komen de eerste kriti sche opmerkingen, komen er ook gro tere of kleinere strubbelingen. „Dan komt er tegenspel en dat is een gezond teken. Als ze alles bea men klopt er iets niet. Toch is dit te genspel ook gevaarlijk. Het is het eerste teken van het feit, dat de jon gere wortel gaat schieten in het ge zin". Dit is het typerende van het op- vanggezing: de jongere moet opge vangen worden, zich thuis voelen, maar zich niet te veel gaan hechten. Het is immers maar voor tijdelijk. Er wordt vantevoren dan ook een ter mijn afgesproken dat de jongere in het gezin zal blijven, dat maakt het voor beide partijen duidelijk. Vooral echter de manier waarop het opvang gezin er zelf mee omgaat is belang rijk. Oplossing Een opvanggezin is duidelijk an ders dan een pleeggezin: „opvangen is iemand snel helpen, maar niet zo dat hij of zij teveel wortel schiet. Je moet er van het begin af rekening mee houden, dat hij of zij weer weg gaat". Tijdens de periode, dat de jongere in het opvanggezin is, blijft de maat schappelijk werker (of werkster) met hem of haar kontakt houden. Zij be kijkt met de jongere welke definitie ve oplossing mogelijk is. De manier waarop is nooit van „zo en zo moet het" maar „dit zijn een paar moge lijkheden. Heb je zelf ideeën, en wat denk je er zelf van?" De ouders van de kinderen komen wel eens op bezoek. Soms is dat erg leuk. soms verloopt het ook moei zaam, maar het geeft eigenlijk nooit grote problemen. Af en toe komt ook wel eens een broertje of zusje op be zoek. De meeste jongeren gaan van het opvanggezin naar een pleeggezin of gaan op kamers wonen met verder begeleiding van de Stichting „Gast en Pleegadressenprojekt". Een enke ling ging terug naar huis of naar een tehuis, maar dat laatste is wel het al lerlaatste vluchtmiddel. Het meest typerende van alle elf opgevangen jongeren vindt de familie Van de Pol, dat ze zichzelf zo slecht kunnen bezig houden. De meisjes hebben meestal veel kleren, een uitgebreide kaptafel en zij brachten ontstellend veel tijd door voor de spiegel. Prachtig werk Hoe vinden familie, buren en ken nissen het nu dat de familie Van de Pol opvanggezin is? Je kunt er nau welijks over praten, men reageert met „prachtig werk; goed dat jullie dat op kunnen brengen", maar er klinkt ook iets door van „mij niet ge zien" of „typisch Van de Pol". Als een jongere na verloop van tijd het gezin weer verlaat dan is de reak- tie tweeledig, zo van: „Aan de ene kant vinden we het jammer, we wa ren net zo mooi aan elkaar gewend geraakt, aan de andere kant is er ook een soort opluchting: we zijn weer een tijdje onder elkaar". Behoorlijk rot ZIERIKZEE - Als je pleegkind bent en je bent nog niet zo thuis bij de mensen, dan kun je je behoorlijk rot voelen. Nu heb ik er geen last meer van, maar vroeger wel. We zijn erg goed met elkaar. Ik ben nu al drie jaar weg bij mijn pleegouders. Ik ben getrouwd en zij wonen in een andere gemeente. Soms komen ze op visite en wij gaan naar hen toe. Dus alles is wel goed gekomen, maar je voelt je soms erg rot. Dat is altijd jouw schuld, tenminste niet de schuld van de pleegouders. Het komt zo ineens, je hebt een andere mening en daar durf je niet altijd voor uit te komen. Je vindt jezelf een enorme sufferd. Soms denk je ook wel eens: Ik ga weg, ik hoef hier niet te blijven, en dan voelde je je toch weer rot, omdat je dat dacht, en je toch nergens anders naar toe kon. Ik ben twee keer weggelopen, maar ze vonden het steeds weer goed, dat ik terug kwam. Soms kan je zelf behoorlijk voor schut gaan. Net als toen bij oma'tje, toen had ik het mooi mis. Ik had oma'tje nooit gezien, de jongens zeiden, dat het de liefste oma van de wereld was en toen ze hoorden, dat oma'tje zou komen logeren, leek het wel alsof het Sinterklaas werd. Toen hoorde ik ze in de keuken zeggen, dat oma'tje wel om mijn kamertje kon slapen. Ze vonden het vanzelfsprekend dat ik op zolder ging slapen. Nou was dat kamertje toch al een probleem. Ik dacht dat ik alleen iets over die kamer te zeggen had. Maar iedereen bemoeide zich ermee. Ik liet alles slingeren, weet je wel, lekkere rotzooi, maar iedere week moest ik alles weer opruimen. Daar had ik toch zo vreselijk de pest aan! De pleegbroertjes dachten dat ze zo maar bij mij konden binnen lopen, had ik ook bezwaren tegen, ik. kocht een sleutel en deed de deur op slot, dat bleek ook niet de bedoeling te zijn! Ik dacht: lekker een plek om te liggen lezen of te knutselen. Niks hoor! Op sommige tijden moest je beneden blijven zitten. Best, die dingen leer je wel zo ondertussen, maar toen oma'tje! Ik dacht: nou houd ik mijn poot stijf. Ze zeggen dat het mijn kamer is, dan blijf ik daar ook slapen. Oma of geen oma! Maar ik voelde me goed rot. Ik dacht: dadelijk zeggen ze: donder maar meteen op! Ze zeiden het niet. Ze gingen met me praten. Dat deden ze vaak, ook met de andere jongens, praten, als je het ergens niet mee eens was werd er over gepraat. Nou vind ik praten best, maar toen wist ik bijna nooit wat terug te zeggen. Toen die keer hield ik mijn poot stijf. Ik was behoorlijk zenuwachtig. Mijn pleegvader zei toen: Hij heeft gelijk. We zoeken een andere oplossing. Ik voelde me pas goed rot, toen iedereen ging sjouwen met bedden en spul. Een pleegbroer zou op zolder slapen, de ander zolang in de babykamer en oma'tje op de jongenskamer. Dat was dan geregeld. En toen kwam oma'tje. Het was zo'n lief mensje. Echt zoiets als je in de boeken leest. Ze deed helemaal gewoon tegen me. Ik kreeg meteen een zoen, toen ze binnenkwam en ze had ook een kadootje voor me mee gebracht. Dan voel je je lullig Er zijn zoveel van aie Kleine ^axnyeijes aie je je nog lang herinnert. De eerste ruzie met mijn plecgbrocrtje, toen ik hem een stomp gegeven had. En die keer dat ik te laat thuiskwam, of die eerste keer dat ik een grote mond gaf aan mijn pleegmoeder. Zo groot als je bent. je denkt nog steeds: Zullen ze me niet wegsturen? Je houdt je wel stoer en zegt tegen jezelf: Nou en... maar leuk is het niet. We zijn elkaar pas echt gaan waarderen, toen ik op kamers ging wonen. Toen kon ik altijd nog bij hen blijven komen en alles bespreken. Ik ben er vijf jaar geweest. Ik kan best rotte verhalen vertellen, maar dat is niet eerlijk. Ikfien dan ook wel eens rot geweest, dat zeg je achteraf, maar toch is het waar. Karei

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1982 | | pagina 4