Historie van ,,De Zwaluw"
de verdwenen korenmolen
van Bruinisse
Heel vroeger was vuur maken
een heel aparte kunst
Kanttekening bij familie Van Rhee
Vuurwerk plus knallen
14
achtkantige baliemolen „De Zwa
luw" te Bruinisse.
Deze was afgebroken op het Bol
werk te Zierikzee en werd opge
bouwd te Bruinisse, geheel van hout
met een stenen onderbouw op het
eind van de zogenaamde Steins
Weie", nast het tegenwoordige post
kantoor.
De molenaar was ook een naam bij
vele Bruenaren bekend. Recentelijk
werd de Molenstraat verlengd en
daarom moest ook het overgelbeven
verbouwde „Mooluus" worden afge
broken. De molen was al sinds 1946
afgebroken, want tijdens de inunda
tie en evakuatie van Bruinisse werd
door Engels granaatvuur vanuit An
na Jacobapolder de molen onherstel
baar beschadigd. De achtkantige
houten molen had ijzeren roeden en
ijzeren hoofdas en een vlucht van 72
voet (d.w.z. 22 meter van wiekpunt
tot wiekpunt). De balie was vier me
ter hoog. Dat maakte de uiterste
hoogte van de molenwieken tot ruim
26 meter boven de grond.
Twee zolders
Gebouwd met twee zolders, de
maalzolder op gelijke hoogte met de
balie en de bovenste steenzolder
daarboven. Hier lagen 4 koppel ste
nen. Dit waren 2 koppel natuurste
nen (blauwe stenen) afkomstig uit
Duitsland en 2 koppel kunststenen
van Ruger uit Wageningen. De duur
dere blauwe stenen maakte betere
tarwebloem. Kunststenen gebruikte
men meer voor grove produkten voor
veevoer. Het waren meest zeventien-
ders en zestienders.
De kleinere vijftienders en veer-
tienders kwamen niet veel voor. De
molen was afgedekt met asfaltpapier
dat regelmatig werd geteerd. Óm bij
stil weer ook te kunnen malen werd
in 1911 besloten om een zuiggasmotor
van Dekkers uit Roosendaal te in
stalleren. Deze motor liep op kolen-
gas afkomstig uit een speciale anth-
racietkachel.
Werk was er genoeg in het groeien
de en vol van aktiviteit bruisende
Bruinisse. Vandaar ook de bouw van
een tweede korenmolen. Rond de
eeuwwisseling waren er niet minder
dan 10 bakkers. Maar ook woonden
Van Rhee's klanten te Oosterland,
Nieuwerkerk en tijdelijk ook te
Dreischor. u
Toen.de enige molenaarszoon Jan
Cornells van Rhee dus, twee jaar te
Bruinisse woonde, huwde hij het
Bruse meisje Cornelia^ Capelle. Ze
woonden aan de Lange Ring op nr.
A70, terwijl hun vader tot zijn dod in
1871 in het nieuwe huis bij de molen
woonde.
Behalve één dochter (in 1869 gebo
ren) kregen ze vier zoons. Twee wer
den molenaar en één bakker die ech
ter op 22-jarige leeftijd stierf. In 1904
kocht de oudste, Marinus van Rhee,
De houten.stelling molen hielp vanaf zijn bouw in 1866 tot de afbraak in 1946 het silhouet van Bruinisse bepalen. Al die
tachtig jaar maalden leden van de familie Van Rhee voor hun klanten in ,,Oost-Duyveland".
de achtkantige grondzeiler te Noord-
gouwe en samen met zijn vrouw
Lijntje Berman begon hij daar als
zelfstandig mulder te werken.
Toen zijn broer Dingeman H. van
Rhee in 1916 huwde, ruilde die met
zijn Zonnemairse broer. Intussen
was te Zonnemaire de laatste Bruse
molenaar Jan Cornelis van Rhee ge
boren die dus in 1916 met zijn ouders
en zuster wéér te Bruinisse ver
scheen. Samen met zijn vader lieten
ze de wieken van de Oost:Duiveland-
se molen lustig draaien.
Oorlogsevakuatie
De evakuatie in het voorjaar van
1944 bracht als zoveel dingen op
Schouwen-Duiveland het bijna 80-
jarige windbedrijf tot stilstand. Het
zou voorgoed het einde betekenen
van deze misschien wel tweehonderd
jaar oude molen uit Zierikzee.
Marinus van Rhee overleed na te
rugkeer van de evakuatie op 71-
jarige leeftijd in oktober 1945. Het
weerzien van het troosteloze kale
Bruinissemet de desolate molen wa
ren te veel voor de oude molenaar.
Gemakkelijk en licht was het werk
op de molen in die tijd natuurlijk
niet. Lange dagen, het steeds letten
op weej en wind, het rondbrengen en
ophalen- met paard en moolkar van
de produkten, de toestand na de
Eerste Wereld'bórTóg, de moeilijke
dertiger jaren, de dramatische oor
logsjaren, de evakuatie en inunda
tie het molenaarsechtpaar J. C.
van Rhee-Boudeling ziet het in hun
verhalen als in een kaleidoscoop
voorttrekken. In de Oesterstraat te
Bruinisse kunnen ze levendig en
boeiend vertellen, hoe ze al die jaren
samen van de wind hebben kunnen
leven.
W. P. de Vrieze
Zodra wij zo aan het einde van het jaar met de feestdagen de jaarwisseling
naderen, dan bestaat er altijd een grote liefhebberij voor vuurwerk. Velen ko
pen wat van dit materiaal om het oude jaar uit te knallen. In wezen is dit la
waai maken éten oud heidens gebruik en wel om de boze geesten die geluk en
voorspoed in het nieuwe jaar zouden kunnen bedreigen, op de vlucht te jagen.
Wij zien dit er niet meer in en velen van ons vinden het alleen maar leuk om
wat vuurwerk af te steken en wat herrie te maken, voor andere is het een
soort traditie.
Vuurwerk fabriceren is een vak
apart. Reeds in de oudheid waren de
Chinezen er meesters in. Zij wisten
reeds hoe zij dergelijke explosieven
moesten vervaardigen, eeuwen voor
dat in Europa het buskruit werd uit
gevonden.
Bestanddelen
Zij wisten hoe zij de bestanddelen
als salpeter, zwavel en houtskool
moesten mengen, hoe zij verschillen
de kleuren aan het licht van het vuur
werk konden geven door bijmenging
van andere stoffen zoals salpeter
zuur, natrium en enige koolzure zou
ten, alsmede metaalvijlsels. Zij wa
ren meesters in het vervaardigen van
kunstvuurwerken.
Het typische is echter, dat deze
Chinezen de explosieven slechts aan
wendden voor vuurwerk voor feeste
lijkheden. Het buskruit werd niet
voor oorlogsdoeleinden gebruikt.
Vuurwapenen waren er onbekend.
Dit alles neemt niet weg, dat er
door deze explosieven toch wel onge
lukken gebeurden, evenals dat nu
nog het geval is. Wie met vuur speelt,
moet voorzichtig zijn. Het vuur is nu
eenmaal de onafscheidelijke en on
misbare metgezel van de mens, maar
tevens een groot vijand. Hoeveel el
lende bezorgde het vuur de mens
nietHet is als een demon, die slechts
te hanteren is, wanneer men hem in
bedwang weet te houden. Krijgt hij
kans zijn krachten te ontplooien, dan
ziet het er voor de mens slecht uit.
Natuurwijze
Hoe leerde de mens het vuur ken
nen en gebruiken? Dit is een vraag,
die men slechts met theorie kan
beantwoorden en wel, dat op zuiver
natuurlijke wijze ontstaan vuur (als
bos- en heidebranden) onze verre
voorouders kennis heeft doen maken
met dit verschijnsel. v
Waarschijnlijk zullen zij bij het af
jagen van door brand geteisterde
streken ontdekt hebben, dat het
vlees van achtergebleven dode die
ren en sommige knollen, wortels en
vruchten beter te eten waren dan in
ongeroosterde staat, hetgeen hen op
het iedee bracht op kunstmatige wij
ze vuur te maken.
Al deze methoden berusten op toe
val.
Reeds in het stenen tijdperk maak
te de mens gebruik van twee houtjes,
die hij krachtig tegen elkaar wreef,
zodat-door de wrijving warmte ont-
stand, die het gereedliggende zeer
brandbare materiaal tot gloeien
bracht.
Vuurploeg en vuurzaag
Toch kwam het natuurlijk voor,
dat nieuw vuur gemaakt moest wor
den en de arbeid die hiermede ge
moeid was, leidde tot nieuwe, een
voudiger vindingen, zoals de vuur
ploeg en vuurzaag, waarbij men een
staaf hout krachtig en snel bewoog
over een onderliggend stuk hout,
waarin zich een groef bevond. De
wrijving was intenser en men kreeg
sneller vuur.
Reeds zeer vroeg kende men ook
een andere manier om vuur te maken
en wel door een vonk te slaan van een
stuk vuursteen, deze vonk op te van
gen op licht brandbaar materiaal en
daarna door aanblazen eerst de gloed
en daarna het vuur aan te wakkeren.
Soms nog brandende kaarsjes; maar dan wel water en zand bij de hand.
Eeen laatste kursief in het (stok)-
oude jaar, om te bewijzen „dat het
verleden meespeelt" en wij verbon
den zijn op klein niveau met zowel de
geschiedenis als met het verleden,
waarin de groten - zal het ooit anders
zijn - de grootste rol spelen.
Voorbeeld van Engels flegma,
stammend uit Wereldoorlog II, op het
moment dat het met de Engelsen in
Noord-Afrika helemaal niet goed
ging. Rommel rammelde er flink
overheen en forceerde richting To-
broek een fatale doorbraak. Het leek
er even op dat de woestijnratten
dieper de woestijn of de zee zouden
worden ingejaagd. Een koerier weet -
onder onmogelijke omstandigheden -
het hoofdkwartier van Montgomery
te bereiken en staat bestoft, bezweet
en hijgend voor zijn grote baas, met
de onheilstijding. .Monty" leest het
telegram, zegt even niks en dan: „hé,
hé, dat kunnen we niet hebben
Een onderdaan van president De
Gaulle loerde al lang op een hoge
baan, maar 't was niet eenvoudig
Frankrijks „big boss" te spreken te
krijgen. Eindelijk lukte dat op een
receptie. De man (handig) brengt het
onderwerp van gesprek op benoe
mingen en zegt langs zijn neus weg:
„mijn vrienden zijn diep overtuigd,
dat ik uit het hout gesneden ben,
waarvan men ministers maakt." De
Gaulle kijkt vanuit de hoogte op de
man neer en zegt letterlijk: „zodra ik
een houten minister nodig heb, zal ik
me u herinneren meneer". Pang.
Enfin (de grote) Churchill - zelf een
stylist - ergerde zich - ondanks de
oorlog - mateloos aan dorre geschrif
ten en rapporten. Ook al waren de
onderwerpen niet altijd opwekkend,
ze konden nog wel in een speels stijl
tje worden geschreven. Op een keer
was het met een rapport weer eens
heel erg en Engelands oorlogsleider
schreef een kanttekening in de marge
van het rapport: „dit rapport bevat
alle gemeenplaatsen van de Engelse
taal, met uitzondering van: „gelieve
uw kleding te ordenen, alvorens deze
plaats te verlaten".
De groten zijn - zo blijkt - niet zo
maar groot geworden. Dat leert de
geschiedenis; ze hadden toch een wat
zwaardere geestelijke bagage aan
boord en wisten relativerend, met
hun uitspraken op situaties in te spe
len. Misschien schuilt er een tip in
voor het nieuwe jaar, dat zich aan
meldt. Geen gemakkelijk jaar, dat
staat nu al vast, maar met een „bon
mot", een kwinkslag („ik sla
kwink") en een snufje Engelse of
Franse esprit, worden mogelijk de
ergste kanten van erqe zaken wat af
geslepen.
Laten we de problemen niet over
tillen en leren een beetje afstandelijk
naar de ontwikkeling te kijken.
Geen uitputtende oplossing natuur
lijk, maat 't kan nuttig zijn en „alle
beetjes helpenin moeilijke omstan
digheden, niet waar? Intussen hele
maal niet relativerend, maar gewoon
hartelijk: alle goede wensen voor de
lezers. Moge 1981 een goed jaar zijn,
met werk, liefde, gezondheid en nog
een heleboel waarvoor een rubriekje
te kort is.
SCHIEREILANDMAN
De Poortvlietse predikant Jan Cornelis van Rhee (1764-1830) en zijn echtgeno
te Johanna Margaretha van Mourik (1766-1832) op een silhouet knipsel uit de
beginjaren van de vorige eeuw.
SCHOUWEN-DUIVELAND, december. Al sinds de
middeleeuwen beslaan in onze streken molens om land-
bouwprodukten te malen. Granen en peulvruchten o.a.
werden zo geschikt gemaakt voor menselijk en dierlijke
konsumptie.
Jan Cornelis van Rhee (1846-1931).
Molenaar op „De Zwaluw", was de
grootvader van de gelijknamige
laatste molenaar van Bruinisse.
Cornelia Capelle (1846-1915), echtge
note van Jan Cornelis van Rhee.
Uiteraard waren er ook al sinds oude tijden molens in gebruik om water
naar een hogere plaats op te malen. Eerst geheel van hout, werden deze maal-
machines voorzien van goedkope windenergie, later grotendeels van steen op
getrokken. Dit vond pas in de 18e eeuw plaats, maar nog meer in de 19e eeuw,
toen kolossale IJsselstenen korenmolens werden gebouwd.,
Zo bestond er in Bruinisse sinds
1772 de stenen bovenkruier „Het
Hert", die echter in 1943 op last van
de bezetters moest worden afgebro
ken. Als tweede molen te Bruinisse
werd voor rekening van Jan Cornelis
van Rhee een achtkantige houten ba
lie of stellingmolen gebouwd. Dit ge
beurde in 1866. Hierover gaat het nu
het volgende relaas.
Nog van hout
Deze molen, toen hoewel laat in de
vorige eeuw toch nog van hout ge
bouwd, kreeg de mooie naam „De
Zwaluw". Evenals zijn konkurrent
„Het Hert" duidend op rank en licht
bewegend.
we niet nagegaan. Onmogelijk is het
niet!
Zijn twee jaar jongere echtgenote
Johanna van Mourik was eveneens
uit Utrecht geboortig. Ze overleden
beiden te Poortvliet omstreeks 1831.
Van dit predikantenechtpaar be-^
staat het (afgebeelde) unieke ge
knipte silhouet. In de Napoleonti
sche tijd waren deze knipsels (voorlo
pers van de fotografiejuist zo reuze
populair.
„Jan Cornelis"
Van hun 5 kinderen was hun eerste
spruit „onze" Jan Cornelis van Rhee
de toekomstige molenaar die in 1811
te Poortvliet werd geboren. Alvorens
hij zijn dorp voorgoed verliet was hij
daar korte tijd winkelier, maar als
zodanig vertrok hij op 16 april 1837
naar Dreischor.
Op 5 januari 1945 werd de Bruse mo
len „De Zwaluw" door Engels gra
naatvuur vanaf Anna Jacobapolder
zwaar en onherstelbaar beschadigd.
In 1946 werd de molen afgebroken
De familie Van Rhee ten onzent be
kend als een molenaarsfamilie heeft
echter niet altijd „van de wind ge
leefd".
De vader van genoemde Jan Corne
lis van Rhee eveneens met de zelfde
voornamen was hervormd predikant
te Poortvliet. Deze dominee was ge
boortig uit het Utrechtse, al waar hij
op 18 november 1764 het levenslicht
zag.
Of dit godvruchtig mens weer uit
een molenaarsfamilie stamde hebben
Hij wordt dan molenaarsknecht bij
een oud-Poortvlietenaar, zijn zwager
Jan Verton, die met zijn oudste
zuster Elisabeth Anthonia van Rhee
was gehuwd.
Vijf jaar blijven ze op de Dreischor-
se molen „De Koekoek" (later zo ge
heten) toen „Oostmolen" genoemd,
om dan in 1842 naar de Bommeneed-
se molen te verhuizen (thans Zonne
maire). Zijn zwager had daar een zes-
kantige houten grondzeiler gekocht
met de naam „De Hoop", die even
wel in 1872 zou afbranden. Deze
stond 300 meter ten w.n.w. van de
thans bestaande stenen molen „De
Korenbloem", die in dat jaar werd
gebouwd.
Omstreeks 1845 huwde Van Rhee
met Cornelia van den Bout, die daar
in 1816 dicht in de buurt werd gebo
ren (nl. te Bloois). Tot 1861 blijven ze
te Zonnemaire wonen. In dat jaar
vertrekt de dan 50-jarige molenaar
met zijn gezin naar Wemeldinge. In
tussen bestond dit gezin uit 5 doch
ters en één zoon; weer een Jan Corne
lis van Rhee in 1846 ook te Bommene-
de geboren. Lang bleven de Van
Rhee's niet in Wemeldinge. Na het af
branden van de achtkantige houten
grondzeiler in 1866,'verrees daar de
nog bestaande molen „Aeolus', die
niet door hem werd gebouwd.
Naar Bruinisse
Nu verschijnt Bruinisse als het
nieuw molenaarsgebied aan de hori
zon. Vermoedelijk gaven ze na de
brand van hun Wemeldingse molen
in 1866 opdracht tot de bouw van de