De Algarve - zuidelijk deel -
nog niet besprongen
door het massa-toerisme
Kalender wisseling'
is een
„burgerlijke"
aangelegenheid
Brokje overschoon Portugal
Van oud naar nieuiv
99
ZIERIKZEESCHE TNIEUWSBODE Donderdag 30 december 1976 Nr. 22022
ALGARVE, zomer 1976 - Het zuidelijkste deel van
Portugal heet de Algarve. Het is een destijds door de
Engelsen ontdekt vakantieland, maar gelukkig heeft
het massatoerisme er zieli nog niet meester van ge
maakt. Bij alle ellende die Portugal heeft moeten door
maken, heeft men - knap genoeg - de font vermeden de
kust te verknoeien met hoog optorende hotels. Wat dat
hetreft is de politiek een stuk verstandiger geweest
dan hij voorbeeld aan de bedorven Spaanse Costa
Brava.
Het vuurtoren1 ^cht. »">n Kaap St. Vincent.
De Algarve is droog en verhoudingsgewijs arm. De zuidelijkste delen van
zuidelijke landen zijn doorgaans altijd arm (Italië, in tegenstelling tot het
geïndustrialiseerde noorden). Misschien echter wordt Portugal - en met name
de Algarve - straks „hoog opgestoken" in de toeristische vaart der volken
en dan zal (kan) veel van de charme verdwijnen, die nu nog de toeristen ver
baast, zo in de geest van: is dat hier allemaal nog zo?
Alles vertellen over de Algarve
gaat uiteraard niet in het bestek van
zo'n vakantieverhaaltje, maar topper
is altijd een bezoek aan Kaap St.
Vincent, het uiterste puntje van Eu
ropa. In de lijst van scheepvaartbe-
richten wordt vrijwel altijd wel
Kaap St. Vincent genoemd. Het is
het laatste wat de schepen op door
vaart naar het zuiden, van Europa
te zien krijgen. Dat is kijken' van zee
uit natuurlijk; heel wat anders dan
bezoeken over land en dat is
- vreemd genoeg - heel wat moeilij
ker.
Van Lagos uit
Een evidente startplaats is de vis
sersplaats Lagos, met als belangrijk
bezit een hotel, dat de naam van de
stad draagt en heel charmant, bij
wijze van spreken, tegen de heuvels
is uitgesmeerd. Een pronkstuk, dat
men hier niet verwachten zou.
Hotel De Lagos, gebouwd door een
Engelse architekt, die helemaal dol
was van de Moorse bouwkunst, die
trouwens alles in deze verre streken
domineert.
Op een betere kaart ligt ook het
plaatsje Sagres en dat valt te berei
ken met de - zeer landelijke - auto
bus of met „het lokaaltje", dat bij
ons hevige herinneringen wakker
riep aan de „ouwe koekedoöze", die
ooit door de wijde dreven van
Schouwen-Duiveland schommelde.
Vraag in Sagres niet naar een ver
binding met Kaap St. Vincent, want
die is ér niet. Het is lopen geblazen
door een eigenaardig landschap, dat
alle kenmerken heeft van een typi
sche eenzaamheid en verlatenheid.
Men voelt „naar het eind van de we
reld te stappen".
Aan weerszijden van de kronke
lende, licht golvende weg, strekken
zich uitgestrekte duinlandschappen
uit, begroeid met een bizar sortiment
ran de vreemdste planten- en bloem
soorten, die als een dik tapjjt de bo
dem bedekken.
Allerlei mossen, mini-evergreens,
klein gehouden door de gestage wind,
hulstsoorten en zelfs heide zijn ver
weven tot een dikke laag, alleen on
derbroken door grillige keien, die
doelloos lijken rondgestrooid. Het is
opwindend hier op zoek te gaan,
naar allerlei moois, maar te lang kan
dat niet duren, want „de Kaap"
wenkt en het is een stevige stap,
vooral om de daghitte zich hier
duchtig doet voelen.
Spel van kleuren
De Kaap daneen vuurbaken
oprijzend uit een hagelwitte (Moor
se) ombouw en uitziend op de on
eindigheid van de oceaan, die door
gaans met woest geweld tegen de
roodachtige rotsen optornt, maar er
geen baas over kan. Het water loopt
hoog op tegen het harde basalt, maar
laat zich dan vermoeid in een orgie
van schuim omlaag ploffen. Daar
door ontstaat een altijd bewegelijke
spel van kleuren, blauw, wit en rood.
Iedereen die hier komt, pakt dan ook
snel naar zijn (kleuren)-kamera. Een
uniek net-nog-Europees gezicht.
„Rotsig" plaatje
Toch in deze buurt komt men ze
ker in Praia di. Rocha, een „rotsig";.-
kustplaatsje, zoals de naam al aan
geeft. Het wonderlijke van het Ro-
chastrand is dan weer, dat het breed,
wit, wijd en smetteloos is, maar op
eens rijzen enorme grillige rots
klompen uit het zand op.
B(j laag water valt er om heen te
lopen; by hoog water brult de oceaan
door allerlei kieren, gaten en spleten
naar binnen, schurend inwerkend op
het materiaal, maar het toch niet
echt vervormend.
Allemaal een ietsje van het „schon
gesehen"-karakte2', zoals elders in
het zuiden, maar toch heel anders.
Wit als schuim
Dat geldt trouwens voor veel in de
Algarve vol huizen zo wit als het
schuim in een paardebek of van
stoep tot vorst bepleisterd met gefi
gureerde tegels. Soms nog krottige
toestanden, dicht bij - alweer Moor
se - bungalows, de blanke muren
overgoten door het diepe paars van
de bougainville en aan duizenden
buitenmuren kooitjes met lustig
tjilpende vogeltjes.
Plak- en smeerakties
Intussen blijkt Portugal de laatste
Rotspartijen rijzen „zo maar" op uit het zand.
jaren door een hel van poliiteke el
lende te zijn doorgegaan en de
uiterlijke tekenen daarvan zijn de
(vele) resten van woeste plak-en
smeer-akties; eerst bij de omwente
ling, later bij de herhaalde verkie
zingen. Soares hanteert een wankel
evenwicht, maar de leuzen (vooral
ook van de kommunistische partij)
grijnzen de bezoeker tegemoet.
Juist in de Algarve, met zyn tien
duizenden witte muren, heeft de
Verf- en smeerpartijen hebben heel wat schade opgeleverd.
verfkladderij lelijke schade toege
bracht.
Een standbeeld van de „infante"
is er een voorbeeld van; men ziet
hoe de sokkel is aangepakt. Soms
moeten de muren wel drie of vier
keer worden behandeld, voordat de
uitgedropen smurrie onzichtbaar is
geworden en vele Portugezen den
ken (en hopen) dat weer en wind
hun werk wel zullen doen.
Kontakten
Intussen willen de Portugezen
niets liever dan royaal kontakten
met de mensen „uit het Westen". Al
te lang heeft het land in een nood
gedwongen isolement verkeerd en
het heeft nog een reusachtige ach
terstand in te halen. Toch is deze
„uithoek van Europa" potentieel in
staat om mee te komen, want er is
heel wat 'vakmanschap en' goede
smaak in dit land te vinden. Een toe
komstige opname in.de E.E.G. - ge
steld dat de Europese eenwording
wat vlotter en positiever gaat ver
lopen - zou Lissabon een goede kans
geven. Het hoort in ieder geval heel
duidelijk in de Europese familie
thuis.
Nu al zyn de toeristische mogelijk
heden onbeperkt. Zowel het binnen
land als de kusten herbergen schoon
heid in een oneindige variatie en het
is er allemaal nog zoveel „echter"
dan in de drukke centra van toeris
tisch (zuid)-Europa.
(Tekst en foto's: B.d.V.)
Jaarwisseling. Tijdstip van terugblik en vooruitzien.
Voor veel mensen een moeilijk moment. Voor velen
ook een ogenblik van dankbaar omkijken of hoopvol
beginnen
De oceaan stort zich met geweld tegen de rotsen.
Eigenlijk is de overgang van de 31ste
december naar 1 januari niets bij
zonders. Het kerkelijk nieuwjaar is
al lang begonnen met de Adventstijd.
De „kalenderuitwisseling" is dan ook
een „burgerlijke" aangelegenheid.
Afgezien van dit onderscheid zijn
er ook nog mensen die aan de „twaalf
slagen" waarmee 31 december wordt
uitgeluid, geen diepere betekenis
hechten dan aan elke laatste klokslag
van elke gewone dag.
Zo konstateert Constantijn Huy-
gens uiterst zakelijk:
„lek soeck het hier, ick soeck het
daar%
Ick vind niet niews aan 't niewe
jaer,
Dan dat men 't niewe heeft willen
noemen."
En Guido Gezel le komt al tot de
zelfde konkltisre:
,,'t En baat al niet uw schoon
verborgen
't En steunt op niets al XJw beslag,
't Zij Nieuwjaarsnacht, 't Zij
Nieuwjaarsdag,
Zoo 't gistren was, zoo wordt het
morgen
Maar, ondanks de nuchtere versie
op de Jaarwisseling van deze beide
dichters-van-naam, beweren tal van
andere Nieuwjaarsrijmen het tegen
gestelde. Nieuwjaarswensen worden
nog steeds, overal in den lande, el
kaar toegesproken of -gezongen.
Nieuwjaarsgedichten, zowel in Tan-
te-Betje-stijl als in goed gekozen
woorden, vormen nog steeds een we
zenlijk onderdeel van de poëzie-van-
hct-volk.
Zoals de ouden zongen
Plechtige zang en muziek luiden
overal in het Oosten van het land
het oude jaar uit en het nieuwe jaar
•in. Het:
„Uren, dagen, m-aanden, jaren
Vliegen als de schaduw heen
wordt aldaar bij elk Oud-en-Nieuw
door het plaatselijkemuziekkórps
ten gehore gebracht. Dit gebeurt o.a.
te Grave, Goor en Geesteren. Deze
goede gewoonte getuigt van saam
horigheid. Behalve het alom beken
de vers van de „Vliegende tijdvak
ken" zijn er nog vele andere „gele
genheidsverzen".
Zo zijn er de Kleppermansliede
ren. Dat spreekt haast vanzelf, want
als er één funktionaris was, die aan
de Jaarsovergang wel aandacht
moest schenken, dan was dat wel de
Klepperman. Met zijn „de Klok
heitgaf hij immers als wande
lend horloge, telkens de tijd aan
In het Gelderse Breedevoort begon
de Klepperman al op Oudejaars
avond om 11 uur met het eerste cou
plet van zijn oude, mooie Nieuw
jaarslied:
„Slaat de klok elf, wil haar horen
Elf sterren heeft Jozef verkoren
En daarbij ook de zon en maan.
De huisheer gong om elf uren
Arbeiders in zijn wijngaard huren.
Die hij daar nog vond ledig staan."
Precies middernacht volgde dan
het tweede vei's:
„Het oude jaar is henen
Het nieuwe vangt weer aan,
Het vorige is verdwenen
Gelijk ook wij vergaan.
Hoe ras vergaan de jaren,
Hoe stiel verloopt de tijd,
Veel rasser dan de baren
En die de posten rijdt!"
En wanneer hij het eerste uur van
het nieuwe jaar „sloeg", zong hij:
„Het oude jaar is nu verdwenen
En zo gaat de schone tijd,
En zo gaan de jaren henen,
Eindelijk in de eeuwigheid.
Velen zijn er gaan verloren
Eeuwig!ijk vervreemd van God,
Beter waar' het nooit geboren
Dan zo'n heel rampzalig lot."
Te Ootmarsum
Ook te- Ootmarsum, het Overijssel
se plaatsje, waar zeer veel oude
folklore nog steeds gehandhaafd
blijft, heeft de nachtwacht zijn
nieuwjaarswens. Hij zingt met vele
burgers van.het stadje zijn Klepper
manslied met de volgende woorden:
„Komt burgerskomt nu allen
terstond
Het Nieuwjaar is ingetreden
Ik wensu op deez' vaste grond
Veel heil, geluk en zegen.
Het oude jaar, dat is verdwenen
Het nieuwe zijn wij ingetreden.
Verheugt U burgers in uw lot
Wilt Hem, de Here prijzen
Knielt neder voqr de grote God,
Wilt Hem alle eer bewijzen
De nachtwacht wenst u met elkaar
Veel heil en zegen in het nieuwe
jaar."
In het uitbrengen van een heilwens
bleef vroeger de Klepperman niet
alleen. Ook andere, gemeenschap-
dienende „ambachten" wensten hun
„Geachte clientele" in allerlei vor
men „alles-wat-wenselijk-is"De
vuilnisman, de putjesschepper, de
lantaarnopsteker, de porder, de
straatveger, de kruidenier, en de to
renwachter, ieder „zong zijn eigen
lied
Ook al gaan wc er vanuit dat elk
„veel heil en zegen" wél gemeend
was, toch moeten we niet uit het oog
verliezen dat de zingende funktiona
ris rekende op een „stoffel(jkc biyk"
van waardering voor zpn goede woor
den. Hctzü in dc vorm van ccn
„slokje tegen de winterkou", hetzy
door een fooi, als dank voor dc „be
diening". Écn overbïyfsel van deze
gewoonten vinden wc nu nog hier cn
daar terug in de nieuwjaarswens van
de krantenbezorger.
t