De Oosterlandse
dominee-landbouwer B. Gewin
Brokje kerkhistorie
PLAATJES
OOSTERLAND, december - Een bijzonder merkwaar
dige figuur in de rij der Hervormde predikanten, die
de kerk van Oosterland sinds de Reformatie hebben
gediend, is wel dominee Beniardiis Gewin, die van 7
november 1841 tot 24 april 1853 liier ter plaatse
predikant was.
Op de Igst van leraren van die kerk komt hy voor als de vyf-en-twintigste
sedert de kerk van Oosterland (oorspronkelijk rooms) tot de Hervorming of
Reformatie overging. Behalve het ambt van dienaar des Woords, oefende hij
ook het beroep van landbouwer uit en dat maakt juist dat hij een eenling
in de rij der predikanten is geworden.
Op 21 mei 1812 zag Bernardus te Rotterdam het levenslicht als zoon van
de letterkundige II. G. Gewin cn Anna Maria Ledeboer. Zijn moeder was een
bloedverwante van de bekende ds. L. C. G. Ledeboer, die wel de vader der
Oud Ger. Gemeenten wordt genoemd, en die destijds te Benthuizen uit het
ambt van Herv. predikant werd gezet, omdat hg het niet eens was met de
toenmalige kerkelijke hiërarchie, zoals hij dit noemde. Hij leefde van 1808 tot
1863.
Ds. Gewin was van voorname af
komst zoals de meeste predikanten
in die tijd. De gewone burger- of
arbeiderszonen bezochten in die tijd
geen hogeschool, zoals dit tegen
woordig wel voorkomt. Het geslacht
Gewin vestigde zich omstreeks 1670
in de Nederlanden vanuit Duitsland,
en wel in de persoon van de cava-
lerie-officier H. C. Gewin. Toen de
jongen Bernard in zijn geboorte
plaats het voorbereidend onderwijs
met goede uitslag had gevolgd werd
hij te Leiden ingeschreven als stu
dent in de Heilige Godgeleerdheid.
Hij veelde zich al spoedig goed
thuis onder de andere studenten en
er ontstond een hechte vriendschap
met de bekende predikant-dichter
Nicolaas Beets, toentertijd ook theo
logisch student te Leiden.
In het roerige tijdvak van 1830 tot
1831 maakte Gewin met zijn mede
studenten, onder de naam van de
..Vrijwillige Le.dse Jagers", de veld
tocht tegen de Belgen mee, en
maakte later vele buitenlandse rei
zen naar Duitsland, Zwitserland en
Italië. Hij gaf zijn reisbelevenissen
op humoristische wijze weer in
het bekend geworden werkje „Reis
ontmoetingen van Joachim Pols
broekerwoud en zijn vrienden" uit
gegeven in het jaar 1341. Intussen
ontwikkelde bij hem een hoge zede
lijke ernst, gepaard aan een vrome
religieuze zin, die reeds vroeg bij de
jonge theoloog aan de dag traden.
Op 3 mei 1838 werd de jonge Gewin
kandidaat bij het Provinciaal Kerk
bestuur van Noord-Holland en al
spoedig volgde een benoeming tot
hulppredikant bij de Hollandse ge
meente te Londen, dat door hem
werd aangenomen.
Beroep van Oosterland
Enige tijd later ging de Ooster
landse gemeente een kansje wagen,
en ontving de Londense hulppredi
ker een beroep naar de Hervormde
Gemeente, doch niemand, ook het
kerkbestuur niet, had maar enige
hoop dat Gew.n de roeping naar
Oosterland zou aannemen, totdat op
13 juli 1841 de gemeente vanuit
Londen de heugelijke tijding ontving
dat het beroep door de jeugdige le
raar was aangenomen, en dat hij de
opvolger zou worden van ds. Ger-
brand Hendrik Schutter, die Ooster-
lands gemeente diende van 1798 tot
1S40.
Op 7 november 1841 kwam voor
Oosterland de dag dat een studie
vriend van de aanstaande leraar ds.
Kasebrcek te Heiloo hem in het
ambt bevestigde en niemand minder
dan Beets nam aan de handoplegging
deel.
De bevestiger had tot tekst geko
zen: Joh. 21:17c Jezus zeide tot hem:
„Weid mijne schapen". In de mid-
dagdienst deed ds. Gewin zijn intre
de met Hand. 8:15 „De welke afge
komen zijnde, baden voor hen dat
ze de Heilige Geest ontvangen moch
ten". Begrijpelijkerwijze was de be
langstelling voor beide diensten
enorm. Hiermede was de Ooster
landse periode voor ds. Gewin inge
luid en kon hij zich ten volle aan
zijn ambtswerk wijden. Als jongge
zel in de gemeente gekomen,, kwam
de jeugdige leraar al spoedig in kon-
takt met het gezin van de toenma
lige burgemeester E. E. Schutter, een
broer van Gewin's voorganger ds. G.
H. Schutter, voorzaten van de thans
welbekende familie Vleugels Schut
ter, die echter de bijnaam „Vleugels"
toen nog niet had aangenomen.
Huwelijk
Een getekend portret van dominee-landbouwer Bernardus Gewin.
De bezoeken van de predikant aan
de burgemeestersfamilie hadden tot
gevolg dat de eerste genegenheid op
vatte voor de enige dochter des hui
zes Louise Ernestina Maria Schutter
en reeds in augustus 1842 trad hij
met haar in het huwelijk. In dit ver
band zij nog even meegedeeld dat de
beide broers Schutter, zowel de do
minee als de burgemeester gehuwd
waren met zusters, n.l. met twee
dochters van de voormalige baljuw
van Oosterland de heer Liens. De
burgemeester met Clara en de domi
nee met Antoinetta Liens. De
schoonvader van Bernard was in
Oosterland meer gevreesd dan ge
liefd bij de bevolking.
De strenge burgemeester, wiens
graf nog heden ten dage in de scha
duw van de Icerk te vinden is, was
een gewezen dragonder-officier die
de lidtekenen van een sabelhouw,
opgelopen in de slag bij Warwick op
zijn gezicht droeg.
In tegenstelling met haar vader
was de dochter in de gemeente om
haar edelmoedig karakter zeer ge
liefd. Ze werd op de handen gedra
gen „als ware zij een engel, uit de
hemel neergedaald"., zoals een tijd
genoot van haar vermeldde. En ook
als vrouw van de dominee werd dit
niet minder. Wie echter met dit hu
welijk ingenomen was, haar vader
allerminst. Hij zag node zijn enig
kind de deur uitgaan en in de goed
heid van haar liefhebbend hart "heeft
Louise toen, als pleister op de wonde
van de scheiding uit het ouderlijk
huis, vanaf de eerste dag van haar
huwelijk het ontbijt iedere morgen
ten huize van haar ouders gebruikt.
Of ook haar man elke morgen die
gang meemaakte konden we niet
achterhalen.
Laiidbouwliefhebber
Van één van de koningen van Is
raël staat geschreven dat hij een
liefhebber was vrn de landbouw en
ook datzelfde zou gezegd kunnen
worden van ds. Gewin. Het verblijf
tussen de nijvere boerenbevolking
en het dagelijks anschouwen van
de landbouwwerkzaamheden deed bij
de jonge leraar het plan rijpen om
ook zelf dit mooie werk ter hand te
nemen.
Hij was een vermogend man en
had bovendien een rijke vrouw ge
trouwd en het schijnt dat er in die
tgd veel bouwland te koop kwam
zodat deminee akker aan akker trok
en tenslotte op een terrein, gelegen
midden in het dorp een grote hoge
landbouwschuur liet bouwen.
Zijn zoontje, de latere bekende
predikant ds. E. E. Gewin legde op
3 april 1848 de eerste steen van dit
grote bouwwerk.
„Agri Cultura'
Dominee noemde zijn boerderij
„Agri Cultura". Tot de tweede we
reldoorlog is deze blijven staan en
was vele jaren eigendom van de heer
J. J. Beije en zijn nakomelingen en
later nog van C. Stouten-Steenpoorte
Nadien is op deze plaats êen nieuwe
schuur verrezen. De landbouwer
predikant kreeg het nu eerst druk.
Vermoeid van driemaal preken op de
rustdagen wachtten hem de volgende
dagen de beslommeringen van het
uitgebreide 'boerenbedrijf. Weliswaar
stelde hij onmiddellijk een bekwame
bedrijfsleider-opperknecht aan, maar
in feite bleef hij toch zelf de zaak
beheren. In een lichte dogkar zag
men hem. met een vurig paard er
voor over de pas gemaaide velden
rijden terwijl hij tevens de koren
schoven telde, zodat hij precies wist
hoeveel er op een zekere akker
stonden. Wanneer men bedenkt dat
zowat drievierde van de toenmalige
gewassen uit koren bestond, kan
men zich wel indenken hoe groot
deze korenvelden waren. Menig keer
Hel vermaarde
„Heerenhof",
zoals ds. Gewin
ev zijn tijdgenoten
het nog volop
gekend hebben.
klaagde hij dan ook tegen de ouder
ling die hem op de zondagmorgen
ophaalde om ter kerke te gaan dat
de grote drukte van de oogst in de
afgelopen week hem hadden belet
zijn drie predikatiën in te studeren.
De ouderling - wijlen de heer C.
Brouwer - die het destijds vertelde
- en die zelf ook landbouwer was -
raadde zijn leraar dan aan maar te
preken over teksten betreffende
oogst-fragmenten, waaraan de bijbel
zo rijk is. Zo gebeurde liet menig
maal dat Oosterlands gemeente drie
maal op de sabb.it een preek hoorde
waarin sprake was over oogst werk
zaamheden. Maar dominee Gewin
was toch meer doorkneed in de theo
logische, dan in agrarische vraag
stukken. Het landbouwexperiment
„Agri Cultura" tenminste liep uil op
oen mislukking.
Naar een tijdgenoot meedeelde
trachtte Gewin te „boeren" uit de
boeken, en ieder van degenen die een
boerenbedrijf beheren welen, dat de
praktik in dit vak de overhand
heeft en vaak heel anders uitkomt
dan in theorie wordt voorgesteld.
De bedrijfsleider trachtte zijn heer
vaak tot andere gedachte te brengen,
maar meestal tevergeefs. Ook zijn
goed vertrouwen in dc mensen werd
vaak beschaamd, want, hevig sociaal
gevoelend als hij was. nam hij rijp
c.n groen aan om bij hem te werken.
Om zijn uitgebreide ploeg arbeiders
ook in de wintertijd aan het werk te
houden, heelt hij nog eens oen keer
getracht in zijn grote schuur een
klompenmakerij op te richten.
Een tijd- en plaatsgenoot van ds.
Gewin schreef eens in die tijd: „Een
boer moet str.geproefd hebben"
daarmee bedoelende dal een heer
nooit het boerenvak moet gaan be
oefenen want dat dit veelal op een
fiasko uitloopt.
.In andere handen"",
Het ging daarom ook fout met de
boerderij, die toen al spoedig in an
dere handen overging. De schrijver
van dit artikel sprak enige jaren ge
leden met een kleinzoon van ds. Ce-
win, de letterkundige Everard Gewin
te Bilthoven, die vertelde dat hel
landbouwexperiment zijn grootvader
veel geld heelt gekost, doch dat de
verkoop van de gronden een vlot
verloop had, zodat er weer veel te
rugkwam. Enige stukk,en land in de
polder Oosterland herinneren nog
aan de vorige bezitter, b.v. het domi
nees bos etc. Zoals we opmerkten-
preektc dominee elke zondag drie
maal, zoals dit toen overal net ge
bruik was. Hij trad noch als kansel
redenaar, noch ais theoloog op de
voorgrond, doch zijn uitgebreide li
teraire kennis brachten hem boven
het gemiddelde. Ofschoon hij nimmer
op de catcchistie de roede gebruikte,
had hij onder de jeugd' een bijzonder
groot gezag. Rumoerig als het was
vóór de les begon, wórd het bij "nel
binnenkomen van de predikant plot
seling angstig stil. Zijn grote gestal
te zal hier ook wel aan hebben mee
gewerkt.
Drie kinderen
Uit zijn huwelijk met Louise
Schutter werd een drietal kinderen
geboren. De eerste Everard Egidius,
vernoemd naar grootvader Schutter,
en twee dochters: Clara, die later
trouwde met de artillerie-officier,
later generaal, F. A. Hoefer, destijds
directeur van het legermuseum
Doorwerth, en de derde Anna Maria,
later gehuwd met ds. Creutzberg.
Zo brak het jaar 1853 aan waarop
ds. Gewin op 24 april van dat jaar
afscheid nam van Oosterlands Her
vormde gemeente wegens een door
hem aangenomen beroep naar de
Hervormde gemeente van Loosdrecht
Zijn laatste tekst was uit 1 Joh. 2
28a: „En nu kinderkens blijft in
Hem". Het was een droevig uur voor
de gemeente nu de geliefde leraar
met zijn gezin scheiden ging. Er
moesten banden verbroken worden,
en er is toen onder deze kerkdienst
menige traan gelaten. Nog slechts
korte lijd in Loosdrecht trof hem
een zware slag doordat zijn vrouw
van hem werd weggenomen door de
dood. Eén van haar laatste wensen
was dat hij de Oosterlandse bevol
king nog een groet van haar zou
brengen. Kort daarop preekte hij
hier weer en zei toen op de preek
stoel: „Ik kom u de laatste groet van
een stervende brengen". Heel de vol
le kerk heeft «toen gehuild, naar een
ooggetuige meedeelde, want men
had haar zeer lief in Oosterland.
Reeds hel volgend jaar verwisselde
ds. Gewin Loosdrecht voor Heem
stede, waar hij opvolger werd van
zijn vriend Beets. In 1861 kwam hij
te IJsselstcin, welke plaats hij in hot
jaar 1869 verwisselde voor zijn laat
ste gemeente Utrecht. In deze grote
gemeente heeft hij zijn volle gaven
tot onplooiïng kunnen brengen, tot
dat hij op 11 maart 1873 het tijdelij
ke met hot eeuwige verwisselde, nog
slechts 60 jaar oud. Zijn vriend, de
grote dichter Nicolaas Bects dichtte
bij het verscheiden van deze merk
waardige man het volgende:
Rust zacht mijn vriend.
„Rlist zacht, Gij tijl ter rust gelegd.
Waar niets kan deren,
Bemin'lijk vriend, getrouwe knecht.
Des trouwstcn Hoeren.
Gij neemt een vriendschap mee iii
't pro).
Van veertig jaren,
En wacht de nieuwe morgen af;
Bij 'd engelenscharen.
En moogons eind als 't uwe wezen".
Oosterland,
L. A. CAPELLE
Plaatjes hebben
het altijd gedaan
in de reklame. Ja
grootmoeders tijd
gingen de reklame-
jöngcns steevast de
smUimcntele toer op.
Pen handvol van die
nntiekr spnarplaatjes
is hier en daar
nog wel te vinden.
In deze kolom enkele
verfedrrrnde spccima
V