Zuinigheid om huisje bij
schuurtje te houden
Jonge mensen geloven je gewoon niet
Lang werken,
maar niet
in jaagtempo
JUBILEUMNUMMER ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE NOVEMBER 1969
>$cgcKiei§oH«e§aK»c§aK60§aHSQgoK8cScK»ct^^ <§csoH^Q5oH«esc*cöc£c*c9c*<*<s<aj*arc^t^tfc:^>><^;w
De stern van de ouderen may hier
niet ontbreken. De interessantste
vraag in dit verband is: „Wat denkt
U van vroegerWe hebben die
vraag - als één van de drie ge-in
terviewde bejaarden - voorgelegd
aan tnej. N. van der Weele, sinds
1949 tevreden bewoonster van Rust
huis „Irene", waar zij haar dagen
slijt met lezen, handwerken en
(vaak) terugdenken aan „toen".
In een „nutshell" even hier haar
levensloop. Mej. Van der Weele werd
geboren in 1890, bezocht de lagere
school aan het Kerkplein („meester
Van der Have"). Haar vader werkte
niet minder dan 54 jaar op „de druk
kerij" en in het verleden ligt er dus
een duidelijk lijntje naar de krant,
waarvan zij nog altijd trouwe leze
res is. „Meisjes als wij hadden niet
zoveel kansen en mogelijkheden",
vertelt zij nu. Het was werken en bij
springen in een sfeer van zuinigheid
en voorzichtigheid om het huisje bi/
het schuurtje te houden.
Toch was mej. v. d. Weele van het
ondernemende soort. Zij trad in 1925
in dienst van de Holland Amerika
Lijn en werkte aan boord als ste
wardess. „Het was niet altijd beurt
vaart, maar vooral de cruises waren
interessant; West-lndïè, Scandinavië,
Middellandse Zee. Tegen de tweede
wereldoorlog aan, werd het echter al
een beetje gevaarlijk op zee en mej.
v. d. Weele keerde weer terug in het
goede, nog altijd door haar zeer be
minde Zierikzee. Ze werkte als di
rectrice van „Ons Huis" en vond la
ter een rustig plaatsje in „Irene".
„Van vroeger heb ik vooral ont
houden dat moeder altijd hard moest
ploeteren. Het vergde heel iaat de
kinderen iets voor later mee te ge
ven. Tegenwoordig wil men vaak te
veel verdienen en daarbij eet men te
veel en werkt soms te hard. Van
daar de vele hartaanvallen; vroeger
kwamen die zo niet voor, hoewel de
werktijden toch erg lang waren".
„Meisjes als wij hadden toch wel
iets. Voor vele anderen kwam een
dansavondje er niet aan te pas, want
de standmaatschappij bloeide nog in
volle „glorie", maar je stond niet zo
bij de dingen stil en anderen helpen
en in het algemeen hulpvaardigheid
waren vanzelfsprekende dingen. Voor
het burgermeisje was het vooral veel
lezen en handwerken, maar - be
grijpt U me niet verkeerd - voor
veel jongelui van deze tijd heb ik
ook respekt. Ze besteden op een heel
andere manier veel tijd voor ande
ren en als voorbeeld wil ik noemen
de ontwikkelingshulp .Vroeger was
het ook een ellendige toestand over
al, maar je hoorde er zo niet van".
Mej. Van der Weele zou bij een
mogelijke keus als jong meisje toch
niet in deze tijd willen starten, want
- zo zegt ze - „iedere tijd heeft zijn
eigen moeilijkheden en die van vroe
ger ken ik, maar de huidige niet.
Daar sla ik zover van af".
Een erg aktuele opmerking van
mej. Van der Weele: „De mensen
hoeven voor mij niet naar de maan.
Ik proef er toch teveel onderlinge
concurrentie in. Dat heeft ook sena
tor Fullbright gezegd".
En dan weer over vroeger: „Wat
was er weinig gerief en wat was het
waterprobleem groot in droge zo
mers. Als het erg droog was moesten
we water halen in de regenbak van
de Grote Kerk of in de bak op de
hoek Verrenieuwstraat-Nieuwe Boo-
gerdstruat en werd het nog erger,
dan kwam het water per spoorboot
naar Zierikzee".
Mej .Vuil der Weele is niet erg
veroordelerig. Ze ziet de i>oordelen
van deze tijd en gunt de jeugd al dat
vlotte en soms „hippe". Misschien
worden de normen wel eens wat ver
overschreden, maar dat weet je zo
niet". Intussen is mej. Van der Weele
geen „eenzame ziel", want (ze kreeg
het van thuis mee) haar interesse is
nog bijzonder groot. Ze verslindt
historische boeken en met name de
Middeleeuwen hebben haar interes
se. Dat is weer wat verder terug dan
„haar tijd", die toch ook echt niet
meer voor de pak ligt.
OUWERKERK, november. „Hier
stond mijn wieg", zegt de 84-jarige
heer P. Hack te Ouwerkerk. Hij
woont, samen met' zijn echtgenote, in
een nieuwe woning, op dezelfde
plaats waar eens zijn geboortehuis
stond. De heer Hack heeft ook zijn
vrij duidelijk omlijnde opvattingen
over vroeger, dat hij niet alleen let
terlijk, maar ook figuurlijk ziet met
de ogen van 1969; hij betrekt er het
heden bij en komt dan tot bepaalde
conclusies.
Vader Hack had te Ouwerkerk
destijds een kleermakerszaak annex
winkel. Drie zoons gingen het onder-
wijspad op en een was voorbestemd
om de vader op te volgen. Op merk
waardige wijze evenwel werden in
de heer Hack de zakenman en de
ambtenaar in één persoon verenigd,
want bij het „gewone werk", kwam
in 1914 het ontvangerschap van de
toen nog zelfstandige gemeente
Ouwerkerk, later aangevuld met nog
een funktie, ambtenaar van de Bur
gerlijke Stand.
„Dat ging gemoedelijk hoor", weet
de heer Hack te vertellen. Ze kwa
men - als dat zo uitkwam - tot 9 uur
's avonds gewoon aan huis onder
trouw doen. De beloningen voor de
beide funkties, beliepen een luttel
aantal guldens, zodat Hack wel ge
dwongen was de zaak er bij aan te
houden. Hij hield dat vol tot aan de
ramp.
„Als ik naar het verleden terug
kijk en het ga beoordelen, moet men
wel bedenken dat vooral Ouwerkerk
vroeger een zeer gesloten gemeen
schap was. Fietsen waren er niet en
men was dus sterk op de eigen
dorpsgemeenschap ingesteld. De
mensen waren arm, maar ze hadden
ook geen behoeften. Ik geloof heel
nadrukkelijk dat men bij alle een
voud vroeger toch gelukkiger was;
in ieder geval tevredener, terwijl de
gezelligheid en de warmmenselijke
intimiteit van het dorpsleven veel
groter was dan tegenwoordig".
„Wat was zo het uitje voor de
jeugd?" Dat waren „ommetjes" langs
de zeedijk, dezelfde die eenrriaal bre
ken z©u en Ouwerkerk zulk vrese
lijk leed kwam berokkenen. Enkele
keren per jaar was er wel eens een
avondje en met Pasen - dat was al
óude traditie - werd er gedanst in
de dorpsherberg. Maar voor de rest
ging het leven door in een gelijkma
tigheid, die deze generatie eenvou
digweg niet meer kent".
Die gelijkmatigheid impliceerde
gelijktijdig lang en hard werken,
„maar nooit in een jaagtempo, zodat
hartinfarcten onbekend waren". Het
landvolk startte om vijf uur op de
akker; werkte tot 8, startte weer om
9 uur (tot 1 uur) en maakte de dag
vol van 2 tot 6. „Maar 's avonds wa
ren er nog altijd de eigen tuintjes
waarin moest worden gewerk. Ach,
men had feitelijk geen tijd voor al
lerlei muizenissen, waarvan mén nu
wel hoort".
De heer Hack leidde ook niet min
der dan 38 jaar de hervormde zon
dagsschool. „Vrijwel elk kind ging
daar op en het kerkbezoek was vroe
ger ook aanmerkelijk beter".
„De opvoeding -was veel strenger
dan tegenwoordig en het gezinsleven
intenser en gezelliger. Rijk was rijk
en arm was arm; daar stak een (te)
groot element van berusting in. De
heer Hack vertelde: „Er was eens
een simpele man, die altijd met me
neer (en meneer had heel wat in de
melk te brokkelen) per rijtuig mee
naar Zierikzee mocht. DezQ. arme
„underdog" had eens de euvele moed
zich met een „gouden" horlogeket
ting (35 ct. op de kermis) te tooien.
Dat stond mooi, maar „meneer" zei
wel dat het nu afgelopen was met
de Zierikzee-tripjes, of hij moest de
ketting verwijderen".
En de echte armoede?, wilden we
weten. „Ach, het viel toch ook weer
mee; ze konden de mond open hou
den. De verdiensten waren niets
(voor een vrouw 45 ct. per werkdag
op het land), maar er was een moes
tuin en een keutje op 't kot. Het
moet een voorbeeld zijn geweest van
een soort arcadisch leven op de grens
van het bestaan, maar in de harten
scheen wellicht toch meer zon dan
in die van de huidige generatie.
KFRKWERVE, november. Wie met
de heer C. J. Boot te Kerkwerve
praat, een nog heldere bejaarde - hij
is van 1887 - proeft iets van de stilte
en afgeslotenheid, die vroeger zo
kenmerkend zijn geweest voor het
„vlakke van Schouwen". Uit wel
overwogen zinnen krijgt een verle
den gestalte, dat een nieuwe genera
tie feitelijk nooit helemaal precies
zal kunnen begrijpen. Simpele, een
voudige levens tegen de achtergrond
van een besloten wereldje, waar de
natuur het vaak op allerlei manie
ren alleen voor het zeggen had. Ar
moede ook in die vóór-1900-jaren en
lang nadien nog en veel ziekte, die
de blijvers stempelde tot ingetogen
en evenwichtige mensen, zo typisch
voor het meest karakteristieke deel
van Schouwen-Duiveland.
De heer Boot (Booten waren en
zijn er veel op en rond Kerkwerve),
is altijd zijn geboortegrond trouw
gebleven. Zijn wieg stond te Kerk
werve, waar hij zeven jaar op school
ging; hoofd de heer Bongaards.
„We waren arm en daarom heb ik
nadien niet verder kunnen leren,
hoewel ik erg goed was in rekenen",
zegt de heer Boot en enig alternatief
was natuurlijk de landbouw. Hij
heeft in die beginjaren de Schouwse
landbouw „oude stiel" leren kennen,
tot aan zijn volwassenheid voor 40
ct. per dag en later f 4,50 in de
week: „maar dat was het winter-
loon". Dat duurde van december tot
mei; dan kwam er vijf cent bij. In
de zomer bedroeg het loon voor vol
wassenen f 1 of f 1,20 per dag, maal
ais het regende zat men fout, want
de wachturen werden afgetrokken.
Dat was usantiéel. Het graan snij
den met de sikkel ging „in het aan
genomen"; plm. f 6 per gemet en
bieten rooien f 15 per gemet.
De heer Boot is het allemaal niet
blijven doen. Hij werkte voor het
waterschap; werd weger bij de weeg
brug Flaauwers (er was daar toen
nog een haventje), kocht en verkocht
bieten en was commissionair in ko
len.
Over toen: „Je ging meer op be
zoek bij je buren. Wij als jongens
van twintig, vijf en twintig jaar
speelden dan bij elkaar vaak een
spelletje kaart.
De verbinding Zierikzee-Seroos-
kerke bestond nog uit een aarden
weg. De Ringdijk vormde de grens
„met het andere deel van Schou
wen".
Boot had zijn werk te Moriaans-
hoofd ,maar stapte iedere dag over
een slechte weg heen en weer naar
Kerkwerve (telkens een uur). De ge
zinnen toen waren groot (hij zelf
stamt uit een gezin van tien), maar
ziekte was helaas vaste bezoeker van
de huizen .Vooral de t.b.c. hield huis
onder de mensen en een ziekenfonds
was er niet".
„Maar dat is nu gek, de mensen
waren als het even wat mee zat te
vredener dan tegenwoordig en zeker
geestelijk veel evenwichtiger. Maal
ais ik mijn leven mocht overdoen,
zou ik nu toch liever van start gaan,
dan toen, want het was echt te gek.
Jonge mensen geloven je niet als je
er over vertelt, maar het is toch
echt waar. Alleen op de zaterdag
avond kregen we een kop thee met
suiker en beschuit. Bij de avondbo
terham kon je een beker karnemelk
krijgen, maar dan moest er wel een
boterham minder gegeten. Nee, ze
kunnen hét niet geloven als je het
vertelt. Maar één ding was beter: de
jeugd liep vaster „in het tuig", want
dat vind ik nu echt te gek. De
ouders hebben over de jongeren niet
veel meer te zeggen".
Boot was er al vlug bij met een
t.v. en vaak nog moet hij zijn wijze
hoofd maar eens schudden. „Vooral
die spullen in Amsterdam; daar ben
ik heel erg tegen. De ouders zouden
meer over de kinderen te zeggen
moeten hebben. Het begint er al mee
als ze 16 jaar worden. Dan staat de
bromfiets al klaar. Wij hebben vroe
ger allemaal tot ons 19e gelopen. Wie
naar Zierikzee wilde, stapte".
Heel scherpe herinneringen be
waart de heer Boot aan de mateloos
warme zomer van 1911. Er waren
toen boeren die de hele dag niets
anders deden dan water rijden voor
hel dorstige vee in de wei. Een boer
van de Prommelsluis moest het hele
maal te Noordgouwe halen en bracht
het dan naar de dieren aan de Flo-
visweg. Ook in de winter was het
kwaad met het water „in den zou
ten hoek".
„O ja", zegt Boot, „ik heb ook nog
varkens en kippen gehouden. Een
kilo varkensvlees deed 18 ct. en 100
kippeëieren brachten f 1,60 op. Je
kon ze er niet voor houden en toen
ben ik er maar mee opgehouden".
De heer Boot is nimmer gehuwd
geweest. Hij is oud, maar voelt zich
niet eenzaam. Elders vangt hij de
warme hap, gaat eens per week er
gens heen en in het winterseizoen is
hij vaste klant van de bejaardenso
ciëteit. In zijn piepklein huisje aan
de Beatrixstraat heeft hij veel tijd
om na te denken over vroeger. Hij
glimlacht als we weg gaan. De glim
lach van een wijze.