Schoonheden van de
Oude Polderdijk
rond en in Dreischor
en heffen ze nieuwsgierig de koppen
linea recta in de laadbak
(Van onze redakteur)
SCHOUWEN-DUIVELAND, juli. Al wal snel voorbij zoeft over de
rijksweg naar Zierikzee en verder naar de Westhoek - ja,
daar gaat het nu wel naar toe - kent de verrukkingen en geheimen
van het Beyerswekken niet, vroeger (in de ramptijd)
het Beyersdijkje, waar nog een hele rij ramphuizen heeft geslaan,
maar de herinnering verflauwt stilaan.
Het Beyerswekken heeft zich alweer lang aan de disorde ontworsteld;
het heeft de kleur en de sfeer zelfs van een voor-oorlogs
weggetje. Hel is langs de flanken interessant en welig begroeid en
het „loopt dood", altijd een pré voor zo'n smal en bochtig
dinsigheidje, dat in de volle weelde van het zomerlandschap de
landerijen van elkaar scheidt.
Kop van de oogst
De landerijen.... de rust is alweer verbroken door de driftige
bezigheid van de boeren, die - met gerst als gangmaker -
de kop van de oogst hakken. Aan weerszijden van het Beyerswekken
hebben wij de oogstmannen betrapt. De gerst - palend aan
een perceel met stijle tarwe - hoe kan het na al die woeste
weerwinden en buien - was er al helemaal af.
Wagens reden af en aan om de vierkante stroblokken op te halen.
Maar aan de overkant was men nog bezig de gerst in een
werveling van stof en geraas te combinen. Aan het eind „van den
blok" stonden lege vulwagens gereed.
„'t Stuift", zei de boer, „en dat is een goed teken". Wij maar
kreunen (soms) over het klimaat, maar in de boerenpraktijk
blijkt het dan soms weer hard mee te vallen.
Oude Polderdijk
Wie zegt „nu ja, dal Beyerswekken", vindt in de Oude Polderdijk
een parallel, met een weelde aan bochten, verre uitzichten
lussen de hier en daar onderbroken bossages. De Oude Polderdijk -
onder de rook van Zierikzee - was in de ramp de enige,
die nog wat van de oorspronkelijke begroeiing overhield en aan de
allure is dat wonderwel te zien. Niet alles nog is hier
doodgespoten. De boorden van de. weg zijn gefestonneerd met
kamillen en klaprozen en al zijn hel dan maar nederige
kinderen van moeder flora, het is allemaal opwekkend om te zien.
Om de idylle compleet te maken veel schapen, die hier
benedendijks hun stil en eenzaam leven lijden,-want na de avond- -
vierdaagse (en de oogst natuurlijk) gebeurt hier nooit iets
en de enige passant is misschien wel de postbode. Intussen blijkt
schapen fotograferen een ontmoedigende bezigheid.
Juist zijn ze samengedromd en heffen ze nieuwsgierig de koppen,
of ze rennen er vandoor en dan moet men echt wel
overnieuw beginnen.
Het „oude Dreischor"
Al kronkelend gaat de Oude Polderdijk de Nieuwe Weg kruisen.
Een nieuwe weg naar het oude Dreischor, dat als een robijn
lijkt verpakt in het rijk geschakeerde hoes van groen en oogstgeel.
In het dorpscentrum de voorname weelde van de brink,
met het roerloze water van de gracht, waarin sereen - en zonder
dat we het wisten - de kelken van de waterlelies zijn
opengebloeid. Er was één toerist met een filmcamera in de weer en
de eigen mensen van Dreischor hebben we niet gezien.
Als hoogste wijsheid moeten ze op deze zondoortrilde zomerdag
het werkwoord rusten hebben vervoegd. Ze zijn ons er zeer
dierbaar door.
Om de kerk kan men - bij wijze van spreken - niet heen.
Okerig en fraai gevangen in het gulle licht van
de dag, ligt de stenen pracht van de hallenkerk te
wachten op mensen, die hier even de adem
inhouden om te kijken en de sfeer van dit gebenedijde
dorp te proeven.
Als een log en schokkend monster kwam de „combine
harvester'' (zo heet hij nog altijd- officieel)
uit stofv/olken naderbij schuiven en floep, even later
begon de gerst in een dikke straal uit de ronde
trechter omlaag te spoelen, linea recta in de laadbak
van de wagen.
Nu snel langs het Dijkwater, de getuchtigde plas, overblijfsel van de
zee, die hier eenmaal stroomde. Het water is nog brandhelder.
Verderop reppen zich vogels over het wateroppervlak,
dat blauwig afsteekt tegen de omgeving. Vredige paarden grazen
langs de boorden van de plas maar daar kan men niet
dichtbij komen, want - zelfs tot in het water uitgezet - prikkeldraad
houdt hier nieuwsgierigen op een afstand. Wel jammer, maar
goed voor de vogels, vooral in het broedseizoen. Ze willen geen
- of althans zo weinig mogelijk - menselijke pottenkijkers.
Allerlei elementen zijn hier, die verstillend werken, en de
onbegrijpelijkheid om naargeestige en droef stemmende roerigheid
in de wereld, tot een onverteerbare brok maken. Een visschuit
bij voorbeeld, ingeschoven tussen de omheining van een primitief
steigertje, kennelijk eenmaal in een cfwaze doe-het-zelf-bui
in elkaar gerotzooid, maar zó en op deze plas gewoon goed.
kamillen eh klaprozen