I.,» 1
d ttit l r itu ^et c\p5ikAc\nse o uöej aars Avon t u ur
van peteR van LemeleR
1
Zich wijzigende situatie in de afzet van landbouwprodukten
ZlEllIKZEESCHE NIEUWSBODE Vrijdag 29 december 1967 Nr. 19922
Gek, maar nu stak de piloot
zijn duim niet op, zoals hij al
tijd deed. Hij zwaaide met zijn
hand naar het grondpersoneel, dat
klein en nietig, gezien uit de hoge
cockpit, bij de betonnen startbaan
nog even wachtte tot de machine
was vertrokken. Het was één van
de schaarse toestellen, die waren
neergestreken op het vliegveld van
Brazzaville en nu verder via Koeka,
Tripolis naar Zürich vloog. Het was
een viermotorig toestel, dat zijn bes
te dagen achter de rug had, maar
nog vlot meekon en „lekker in de
hand'1 lag, zoals de Engelse piloot
Chester Phi 1-1 Brinkgrave telkens
weer constateerde en dat dan ook
zei tegen de tweede piloot, een ge
moedelijke Schote die thuis welis
waar een akilt droeg en alleen een
goede Johnny Walker kon waarde
ren, maar zich overigens zo interna
tionaal gedroeg, dat hij van die
Schotse eigenschappen niet verve
lend was.
Toen het rijtje van handelingen
bij het stijgen achter de rug was en
de machine zich boven een vrij
zwaar Afrikaans wolkenveld, in
noordelijke richting boorde, zei
Chester meer tegen zichzelf dan te
gen zijn lotgenoot in de cockpit:
„nou, ginds zitten ze straks aan de
punch".
Dat was een duidelijke indikatie
met betrekking tot de oudejaars
avond. Een jaar zaït er weer bijna
op, met alle vluchten, die gladjes
verliepen, met andere, waarbij het
wel eens boos en bar toeging. Vlie
gen over Afrika en frekwent dalen
en stijgen- heeft zo zijn eigen beko
ring, maar ook een hele stoot risiko's.
Soms lijkt het er wel op of natuur
en bevolking met elkaar correleren.
Chester wilde van discriminatie nu
en nooit iets weten. Hij had zo zijn
eigen gedachten daarover, maar fei
ten zijn feiten. Die Afrikaanse sa
menleving zit toch soms onthutsend
wonderlijk in elkaar en de natuur
is er ook niet zo gladjes bijgeschaafd
als in het oude Europa, waar ieder
stroompje schijnt gekanaliseerd, el
ke berg zijn kabelbaantje heeft en
elke afgrond zijn beschermend hekje.
Toen hij daaraan dacht en ook
aan de glinsterlichtjes langs het Zü-
richer meer, die als een fraai gere
gen kralensnoer over hoe weinig tijd
onder hem door zouden glijden, rek
te in de passagierskabine Peter van
Lemeler zich lekker uit, want hij
geloofde dat hij na zo'n opwindend
jaar recht had op wat rust. Hij liet
zich nu maar wegglijden, zonder
problemen aan het hoofd en met het
gave vooruitzicht straks thuis te zijn
in Amsterdam, want het moest wel
dwaas zijn als op dit toestel geen K.
L.M.-ertje bestemming Schiphol zou
aansluiten. Peter had het een jaar
geprobeerd bij een grote handels
maatschappij en hij stelde, overi
gens zonder spijt, vast dat het hard
werken was geweest, om juist zoveel
ervaring op te doen, dat men hem
hier blijvend zou kunnen gebruiken.
De „men" waren de heren van de
directie in Nairobi. Of het hem was
gelukt? Hij begon er aan te geloven,
toen hij zijn zakentripje naar Braz
zaville mocht verlengen met een
Europees winterverlofje van drie
weken.
Er waren nog meer „Afrikaanse
Europeanen" aan boord; mensen van
de ontwikkelingshulp, handelsagen
ten en een tweetal priesters, die er
al heel wat jaren tropisch Afrika
moesten hebben opzitten, bedacht
Peter, want deze mensen vereenzel
vigen zich zo sterk met land en volk,
dat ze verlof bijna als een kwaad
gaan zien. Behalve de stewardess
was er nog een meisje aan boord.
Vluchtig had Peter haar op het
vliegveld gezien. Het gezicht ver
ried de spanning van een solide,
maar intens geleefd leven; wils
krachtige kin, sterke ogen, maar
grappig nonchalant haar dat het ge
heel een milder stempel opdrukte.
Zoals te verwachten was trad zij
duidelijk zelfstandig en gedecideerd
op. Zij zat vier stoelen verder. Een
enkele maal keek zij terzijde op van
haar tijdschrift en Peter wist dat dit
profiel hem merkwaardig sterk
boeide. Hij wilde wel kennismaken
met deze eenzame op reis in Afrika,
maar welke aanleiding hij ook kon
verzinnen, hij wist bij voorbaat dat
het of belachelijk of ongeloofwaar
dig zou klinken.
Beneden gleden eindeloze velden
groen onder het vliegtuig door, ge
lardeerd met het blauw-wit van
verre, onbekende rivieren en soms
met het staalgrijs van hoog naar de
hemel reikende toppen. Als zag hij
het voor het eerst, zo was hij weer
geboeid door dit wilde en ruige we
relddeel, weliswaar, zij het moei
zaam en steunend, op weg naar een
nieuwe tijd, maar nog zo sterk in de
ban van het magische en onbegre-
pene, van het ongecultiveerde en on-
gebrijdelde ook. In Kenya had hij
hetzelfde ervaren. Veel infiltratie
van westerse vormen, maar de ziel
van land en volk bleef dezelfde, on
grijpbaar en onbegrijpelijk vaak ook.
Toen in de kabine 'het licht op
rood sprong en het „Fasten the seat-
belts" als een abrupt bevel oplichtte
wist iedere passagier dat de machine
nog op geen stukken in Koeka kon
zijn. De verbazing golfde door de
ruimte, maar op hetzelfde moment
ging de 'deur van de cockpit open en
de zorgelijke trekken van de tweede
piloot werden zichthbaar. „No dan
ger" (geen gevaar) begon hij en met
korte zinnetjes deed hij zijn nogal
bedremmelde boodschap, zij het niet
zonder zin voor diplomatie afge
zwakt. „Er is voldoende benzine aan
boord en 'de piloot heeft een rijke
ervaring", maar het gif zat in de
staartnoodlanding.
Mensen in zo'n situatie voelen het
dadelijk fiks in hun maag krampen,
want hoe moet men in zo'n baaierd
beneden een geschikt vierkantje vin
den om de machine neer te zetten.
Eén der motoren was uitgevallen.
Ieder hoorde nu het afwijkend ritme
van het zachte gegons buiten. De
tweede motor sputterde een enkele
keer en bij elkaar zou dat de piloot
wel tot zijn moedige en riskante
noodsprong dwingen. Het toestel be
gon snel hoogte te verliezen. De
contouren van alles daar beneden
werden duidelijker. Peter -kon niet
zeggen onmiddellijk hels angstig te
zijn geworden. Daar was hij de man
niet naar, maar hij voelde wel dat
vage, onbestemde gevaar naderbij
sluipen. Hij slikte enkele malen snel
achter elkaar, trok zijn riemen nog
wat steviger aan en plukte een stuk
je kauwgum uit zijn zak.
„Hij klaart het wel", daoht hij
nog, doelend op de piloot, maar vlak
daarop was er een schurend ge
luid onder de huid van de machine
en een plotselinge scherpe zwenking
gaf ieder het gevoel met een reu-
zenhand van zijn plaats te worden
geschoven. Als de kabine een kamer
zou zijn geweest, ging het nu kalk
en stof regenen, maar een blikkerig
geluid vulde de passagiersruimte
en overal verschoof en viel wel wat.
Het was nog maar het bescheiden
preludium op hetgeen een „crash"
leek te worden. Alles wat ademde
en daoht in het toestel voelde de
ontzaggelijke dreun nabij en zag in
de voorafgaande schrikseconden al
de vuurtongen uit de versplinterde
romp slaan. Zo gaat dat vaak, maar
deze keer niet, want de dekselse
Chester Phill Brinkgrave kreeg toch
nog een uitloop op een hobbelige
groene strook, dicht bij een rivier,
die voorbestemd scheen bij regen
weer te bandjirren, maar die nu
traag en saai bijna een weg zocht
dieper het land in, waar het een
zaam is en de grote bosgeest zijn
met geheimzinnige tekens gemar
keerd terrein heeft, dat alleen de
medicijnman eens per jaar mag be
treden.
Het duurde een verschrikkelijke
lange tijd, voordat de mensen in de
kabine het gevoel kregen „we halen
het", want zo gemakkelijk ging het
nu ook weer niet. Het toestel strui
kelde letterlijk bij een nog wel
100-mijlsvaart over een verzameling
boomstronken, die, aangevreten door
de witte mieren en de rot, nog juist
voldoende weerstand bood om het
toestel uit zijn schamele kadans te
halen. De machine kreeg een stoot
zijwaarts, waardoor het in een wer
veling van geweld afgleed naar de
rivier en met een alles doordringen
de stoot eindelijk tot stilstand kwam.
Wat binnensijpelend water bracht
de passagiers tot het besef, dat zij,
zij het hier en daar vrij ernstig ge
blutst en beschadigd, tot nu toe dit
nachtmerrie-avontuur hadden over
leefd. De deur naar de cockpit bleek
muurvast te zitten; de stewardess
was nergens te zien. Peter smeet
zijn riemen los en strompelde in de
richting van de nooddeur, waar hij
met fors geweld tegen aan duwde.
In een flits had hij gezien dat het
meisje voor hem slapjes in haar
fauteuil hing. Zij had een rode bloed
streep over de wang. Als die ellen
dige deur nu maar open wilde, dan
zou hij, zo wist hij, haar het eerst
helpen.
Dat was puur egoisme, maar in
ieder geval een niet doorzichtig mo
tief met haar te contacten, wat zo
moeilijk bleek toen het toestel nog
veilig in de lucht hing en de piloot
leefde in de ondermijnd gebleken
zekerheid wel op tijd in Zürich te
zijn. Eindelijk kierde de deur toch
wat en toen waren er opeens meer
mannenschouders, die zich schrap
zetten. Het toestel maakte een hel
ling van zeventien graden met het
water. Wie lopen kon en zich niet
al te geruineerd voelde kon dus
uitstappen, maar dan was er nog
altijd wel het water, dat zich zeker
honderd meter ver uitstrekte tot de
overkant, een lome, groenige stroop
leek het wel, die moeizaam weg
vloeide.
Over land en water trilde een
klammige hitte; de lucht was vol
insecten en aan de overkant van de
rivier, boven het warrig, maar com
pacte groen kringelde rook omhoog,
maar het kon ook wel damp zijn,
dat opsteeg uit de rottende bodem
van de mangrovetoossen. Als de ri
vier diep zou zijn geweest, had het
gehavend groepje in de machine wel
hier kunnen wachten tot een hulp
ploeg arriveerde, maar de rivier was
niet diep, althans niet op die plaats,
een gegevenheid, die van bijkomstig
heid onder andere omstandigheden,
nu tot een belangrijke zaak werd.
Peter liet zich door de deur omlaag
zakken in het water, dat hem nau
welijks tot het middel reikte. Zich
schrap zettend tegen de toch vrij
sterke stroom begon hij, steun zoe
kend langs de romp van de lamge
slagen vogel, naar het staartstuk te
waden en het lukte hem op de oever
te klauteren. „Deze kant op"
schreeuwde hij, maar dat was over
bodig, want ineens was er een ge-
plons en gesjouw in de rivier als
nam een troep soldaten een collec
tief bad. Maar Peter was alweer op
de moeizame terugweg. Behendiger
dan hij na alle emotie voor mogelijk
had gehouden, klom hij weer in de
kabine, waar hij trefzeker zijn ge
wonde passagiere vond. „Had nou
niemand U...." begon hij meer te
gen zichzelf dan tegen haar. Voor
praten was niet veel tijd. Zich
schrap zettend tegen de helling van
de vloer vond hij de pantry en daar
in een doek met water. Terug naar
het gewonde meisje, maakte hij
voorzichtig haar riemen los en bette
haar gezicht en polsen. Zelfs deze
vrouw, gewend alleen te beslissen,
alleen te reizen, alleen te doen, ont
kwam niet aan de stereotype vraag:
„waar ben ik?", toen ze na een
perfekte zucht de donkere ogen op
sloeg en recht in het gezicht van
haar beschermer keek. „Op de be
gane grond in ieder geval, als je
dat zo noemen wilt. Maar we moeten
hier wel vandaan".
De omstandigheden als excuus
hanterend, pakte Peter haar stevig
onder de armen vast en begon zijn
tocht over de schuine vloer van het
vliegtuig, om daarna zijn, zo abrupt
geadopteerde beschermelinge, in het
water te tillen. „Je zult zelf ook een
beetje moeten proberen", drong hij
aan, maar die zachte aansporing had
niet veel effekt. Het meisje voelde
zich slap en ellendig en zag lijk
bleek. Half lopend door het drabbige
water, half glijdend, werd het een
moeizaam tochtje. Voorbij het staart
stuk, dat als een mal bijna abstract
ding 'hoog in de lucht stak, klemde
Peter zijn tanden op elkaar. Haar
hand stevig omknellend, hees hij
eerst zichzelf op de wal en trok
daarna krachtig, maar voorzichtig,
de geredde drenkelinge op het droge.
De groenstrook, die de ergste ca
lamiteit had voorkomen, bleek in
tussen te bestaan uit een hobbelig
en knobbelig terrein, begroeid met
buntgras en vol oneffenheden, om
het woord kuilen maar niet te ge
bruiken. Her en der verspreid zaten
of lagen de passagiers verspreid en
de vraag: „waar is de bemanning
eigenlijk?", was zo evident, dat Pe
ter snel om zidh heen zag en toen in
derdaad de captain ontdekte. Diens
uniform was gescheurd en bevlekt,
maar Chester leek verder zo gezond
als een vis. Hij trok alleen wat pijn
lijk met het linkerbeen. Peter liep
op hem toe en wilde vragen hoe of
wat, maar de piloot begon zelf al:
„sorry, maar aan die kant konden we
er niet uit" en hij maakte een ge
baar in de richting van de rivier.
De bemanning bleek door een an
dere deur aan de landzijde te zijn
ontsnapt uit de netelige situatie en
wilde nu wel alles doen om de pas
sagiers zoveel mogelijk te helpen.
Maar Peter luisterde maar half naar
het verhaal. Hij trok de piloot aan de
arm en liep alweer naar het water.
Aan de walkant zat de onbekende,
bleek, modderig, verfomfaaid, half
voorover in het piekerige gras.
Een ogenblik werd zijn aandacht
nog afgeleid door de majestueuze
pracht van de omringende wereld.
Wat van bovenaf gezien deelsgewijs
tooh nog vrij eenvormig had ge
schenen, bleek beneden rijk gescha
keerd naar vorm en 'kleur. Dit was
het Afrika zoals filmproducenten
het gebruiken als achtergrond voor
hun soms gekunstelde verhalen. Als
een muur van groen rees aan de an-
dere zijde van de rivier het oerwoud
op; de compacte verstrengeling van
bomen en planten, het schemerduis
tere woud, de grond waarvan door
het zonlicht over grote oppervlakten
nimmer wordt bereikt. Aan de oever
van de stroom, waar de passagiers
het vege lijf hadden gered, begon
even verder een landschap, gemar
keerd door een lage struikachtige
begroeiing, die zich in het oneindige
scheen voort fe zetten. De velden
buntgras onderbraken dit patroon,
dat wel driedimensionaal leek. Op
welk punt men ook ging staan, elk
detail had altijd die achtergrond
van een bijna volmaakte dieptewer
king.
Peter had al veel Afrikaans schoon
gezien, maar opnieuw en hevig werd
hij er door gefascineerd. Andere,
onrustig makende gedachten speel
den hem nu echter door het hoofd.
Hij voelde iets van de spanning, die
in deze situatie school; niet louter
opgeroepen door het ongeluk, dat,
hij besepte het scherp, even goed
anders had kunnen aflopen.
Hoe en wanneer zij zouden worden
gered uit dit afgesloten wereldje
van bomen, planten en dieren, wist
hij op dit moment niet, maar het
was alsof hij voor zichzelf alleen
dit boeiende kader nodig had voor
aansluitend, een heel bijzonder per
soonlijk avontuur.
Ook de situatie zelf leek wel drie
dimensionaal. Er was die groep ver
schrikte en verfomfaaide mensen; er
was de stewardess, die helemaal
achter naar de staart van het toestel
was gerend toen het mis ging. Zij
scheen ongedeerd, maar was ver
strikt in een zenuwachtig uithuilen,
dat maar geen einde scheen te ne
men. Maar de derde dimensie van de
situatie was voor Peter de onbeken
de vrouw, wier lot hij zich aantrok,
gedreven door de wil tot helpen,
dpor hoffelijkheid, maar ook door
een ander gevoel, dat omhoog ko
mend uit het vlak van het onbe
wuste, nu scherpere en duidelijker
lijnen kreeg.
Er steekt overigens niets toeval
ligs in dit verhaal. Er waren geen
negerkralen in de buurt, waar de
vermoeide, dorstige en gekwetste
passagiers aich althans onderdak
konden verschaffen; er werd geen
.helder drinkwater in de buurt ge
vonden en de troostertjes waren
voorlopig het nog aan boord zijnde
voedsel en de verbandmiddelen.
Hoop gaf ook dat de tweede piloot
bezig was terug te klimmen in de
cockpit, om te gaan prutsen aan de
defekte radio, want het was lang
niet zeker, dat zijn laatste seinen op
de grond waren opgevangen. De
passagiers deden, wat de Engelsen
noemen „the make the best of it".
Natte kleren werden uitgetrokken
en te drogen gehangen en er werd
druk eerste hulp toegepast; de ver
banddoos ging van groepje naar
groepje. De geestelijken doken met
een de savannah-achtige omgeving
in op zoek naar water.
Peter had zijn beschermelinge
neergelegd' op een wat samengeraap
te verzameling van dunne takjes,
buntgras en een vreemd soort riet,
dat hele stroken langs de rivier grijs
-wit kleurde.
„Gaat het nu wat?" vroeg hij. Ze
glimlachte flauw en noemde haar
naam Annette. Peter van Lemeler,
eens vlotte sportjongen op het lyce-
De tijilen veranderen
(Slot)
OOSTERLAND, december. Uien
en vroege aardappelen zijn voor ie
dere boer produkten met een specu
latief karakter, de wüze van ver
koop gebeurt met handslag tussen de
boer en de commissionnair, de laat
ste honderd jaar is hier praktisch
niets veranderd. Men accepteert het
dat de Coöp. Telers Ver. of de C.A.
V. de produkten opslaat in een pool,
vooral graan, men levert op afroep
de bieten aan industriereuzen als
Suikerunie of C.S.M. Ook in de vee
teelt en de veeafzet kent en erkent
men de schaalvergroting. Boter, kaas
zuivclproduktcn z'ij kunnen in de E.
E.G. een vuist maken, omdat enkele
grote zuivelfabrieken In de sector de
dienst uitmaken.
In de Tweede Kamer vraagt anno
1967 als de boer met zijn aardappelen
blijft zitten een vrouwelijke afge
vaardigde aan de minister, maatre
gelen te nemen tegen de opdrijving
van de prijs in het aanstaande voor
jaar. Of onze volksvertegenwoordi
gers ook op de hoogte zijn van wat
zich afspeelt in land- cn tuinbouw.
We kunnen in de land- en tuin
bouw geen vuist maken, juist omdat
wordt vastgehouden aan verouderde
methoden. De romantiek moet ver
dwijnen, verkopen op handslag en
de produkten bewaren tot we een
prijs krijgen die ons zint, een prijs
die soms onredelijk hoog is. Er zijn
geen afstanden meer, wat de Neder
landse markt niet kan of wil leve
ren. wordt uit het buitenland gehaald
Albert Heijn zit niet op ons te wach
ten en onze buitenlandse afnemers
evenmin. De landbouwer zal afstand
moeten kunnen doen van zijn pro-
dukt. Aan het begin van het seizoen
had 'n grote order uien geplaatst kun
nen worden tegen 9 cent per kg, maar
do Nederlandse landbouwer wilde
niet leveren, de order ging verloren.
Nu is 9 cent geen aantrekkelijke prijs
maar nu zouden we dezelfde uien
graag voor die prijs leveren. We
kunnen niet meer speculeren met ons
produkt.
In Israël is de gehele handel van
citrusprodukten (sinaasappelen enz.)
georganiseerd in cén groot concern
de Citrus Board, die zyn predukt in
eigen schepen naar Europa stuurt.
De stelling vani de regelmatige aan
voer heeft zichzelf overleefd, nog
eer zij goed kon worden toegepast.
Snelle ontwikkeling
We hebben geen kans meer als in
dividu, de ontwikkeling gaat razend
snel, we moeten zorgen de boot niet
te missen. Dit jaar kwam het voor
het eerst voor, dat zowel Noord-
Duitsland als Frankrijk eerder met
hun appels op de Engelse markt wa
ren dan Nederland.
Er zijn enkele grote afnemers
van landbouwprodukten als- tussen
schakel, de C.A.V., de Nedato, die
veilingen. Wie het produkt weg
werkt is de vraag niet, de vraag is'
dat het weg gaat
Alle gezamenlijke ondernemers
moeten in één organisatie alle on
dernemers vormen, pools voor hun
produkten, zoals dit nu al bij granen
gebeurt (daar komt de beurtsohipper
ook niet meer met de monsterzakjes).
Het zijn twee noodzakelijke maatre
gelen.
Er zwermen handelsmissies uit,
naar Qost-Europese en andere lan
den, waarvan industriëlen en grote
bankdirecteuren deel uit maken,
maar er, zijn geen landbouwers bü-
Er zijn markten te maken. Kunnen
we reclame maken op de telesvisie,
voor onze appels, zoals ook voor de
sinaasappels gebeurt? De citrus
vruchten worden (door de Citrus
Board) tegen vaste prijzen op de
markt gebracht, maar als onze fruit
kwekers voelen dat de markt voor
Golden Delicious iets aantrekt hou
den ze hun voorraad vast. Nederland
heeft thans 80.000 ton Golden Deli
cious (38.000 ton meer dan vorig jaar)
die we niet zelf allemaal kunnen op
eten. Ze moeten weg, maar waarheen
De markt in Engeland is nu openge
broken, maar dat kan alleen wanneer
de fruittelers de exporteurs daartoe
in staat stellen. Pools kunnen zelf
gevormd, daar moet het naar toe. Er
zijn markten te maken, ook buiten
de E.E.G., maar dat kan niet meer,
door het speculatieve element mee te
laten spreken. De landbouwer, de
fruitkweker, ze zullen zich aan de
nieuwe toestand moeten aanpassen,
of ze zullen achter aan komen.
De causerie van de heer Van Cam-
pen maakte wel indruk op de aanwe
zigen, maar het zal niet meevallen
voor de Schouwenduivelandse boer,
het speculatieve element in de zich
daarvoor lenende produkten los te
laten.
Advertentie
urn, bevriend met alle meisjes van
de klas, de kop vol dromen van
avontuur en bezeten van de wil er
wat van te pakken te krijgen, zat nu
bedremmeld en verlegen bijna, er
gens op een onmogelijk plekje op de
landkaart, met naast zich een onbe
kend meisje, dat zijn vrouw zou wor
den. Die wetenschap sprong niet
meer als een vermetele gedachte
door zijn 'hoofd; ze werd in deze
vreemde minuten tot zekerheid. An
nette zei hij toonloos en nog eens
Annette.
Toen opeens zakelijk; maar jij
kunt ook niet zo blijven liggen. An
nette beaamde het .Een stijve arm
belette haar zelf te doen, wat Peter
'bedoelde. Die wist dat men een
vrouw bijna alles vragen mag, als
het maar gaat op de juiste wijze, on
der de geëigende omstandigheden en
met 'n subtiel gevoel voor nuancering
in woordkeus en toon.
„Mag ik dan wel?" zei hij zacht.
„Natuurlijk", antwoordde ze vlot en
Peter hees haar uit het witte deux-
piece, dat nat en hier en daar met
bloed besmeurd was.
Verder op had een man al veel te
lang op de verbanddoos beslag ge
legd. Peter sprong op en kwam met
een hanidvol spullen terug; wat ver
bandgaas, een flesje waterstofper-
oxyde en de onvermijdelijke jodium.
Annette ihad een stevige snede on
der het linker voorhoofdsholtebeen.
„Arts?" vroeg ze. Hij schudde het
hoofd. „Er was geen dokter aan
boord, maar ik wil je alleen maar
opknappen en voor de rest wachten
we maar af".
Met vaste hand legde Peter een
verband; „en dan je arm, ik vrees
dat ik daar niet veel aan kan doen".
„Het betert wel", meende ze. Toen
Peter opstond werd hij zich bewust
dat Annette's schoonheid zich niet
beperkte tot haar ogen en dat grap
pig accentje van 'het haar, dat nu
wat plakkerig om haar hoofd zat.
Hij raadde moeiteloos de lijn van
haar lichaam onder de dunne tro-
pen-dessous. Met een gebaar van te
derheid schoof hij met de vinger een
weerbarstig lokje van haar voor
hoofd' weg.
„Weet je Annette", zei hij zonder
aanloop. „Ik wil het jaar goed be
sluiten". „Zo, en hoe dan wel?",
veinsde ze, vermoeid lachend.
Hij vermande zich: „Nou, ik geloof
dat dit best het begin van ons du
rend samenzijn zou kunnen wor
den". „Je loopt wel hard van stapel
jongetje", plaagde ze. „Moet ik wel,
want het jaar is bijna om", stelde hij
vast, nuchter bijna, maar hij hield
haar ogen stevig gevangen en in die
eeuwigheidsseconden, waarin het
menszijn nog altijd zijn diepste reliëf
krijgt, las hij de bevestiging, die niet
meer behoefde te worden gezegd.
Op dat moment stak de piloot zijn
duim wél op. In de verte had hij een
groeiend donker stipje waargeno
men. Helikopter", stelde hij vast.
„Ze krijgen ons wel in het snotje.
We blijven hier niet een nieuw jaar
lang kamperen".
Later hebben twee mensen in Nai
robi de details van dit bizarre avon
tuur elkaar nog vaak verteld. Na
tuurlijk in 'Nairobi, want - zegt Peter
altijd - „ons geluk lag in de jungle".
„Als het dan maar tegen een nood
landing kan", vult zijn vrouw aan,
want, Peter had haar destijds goed
getaxeerd, zij is gedecideerd in haar
optreden enhaar uitspraken.
M. J. Bij de Vaate.
Man vluchtte van kerkhof
LEUSDEN, 28-12. Opzichter Jan
sen van de begraafplaats „Rusthof'
te Leusden sloeg in de nacht van
woensdag op donderdag om één uur
alarm toen hij een man over het hek
van het kerkhof zag klimmen. De
man rende naar een auto en reed vol
gas en met gedoofde lichten weg.
Het was te donker om mérk, kleur
of kenteken van de auto te onder
scheiden, waardoor het voor de po
litie onmogelijk werd de man op te
sporen, 's Morgens leerde een in
spectie dat geen enkel graf was ge
schonden of vernield.
Nieuwjaarstoespraak
minister-president
DEN HAAG, 28-12. In een NRU-
programma van 17.25-17.30 via Hil
versum I en van 17.55-18.00 uur via
Hilversum II zal minister-president
P. J. S. de Jong op maandag 1 ja
nuari zijn nieuwjaarstoespraak hou
den.
LONDEN. In de vijfdaagse kerst
periode in Engeland hebben 98 men
sen het leven verloren bij verkeers
ongelukken - 60 minder dan het ver_
gelijkbare totaal voor vorig jaar.
i