I.,» 1 d ttit l r itu ^et c\p5ikAc\nse o uöej aars Avon t u ur van peteR van LemeleR 1 Zich wijzigende situatie in de afzet van landbouwprodukten ZlEllIKZEESCHE NIEUWSBODE Vrijdag 29 december 1967 Nr. 19922 Gek, maar nu stak de piloot zijn duim niet op, zoals hij al tijd deed. Hij zwaaide met zijn hand naar het grondpersoneel, dat klein en nietig, gezien uit de hoge cockpit, bij de betonnen startbaan nog even wachtte tot de machine was vertrokken. Het was één van de schaarse toestellen, die waren neergestreken op het vliegveld van Brazzaville en nu verder via Koeka, Tripolis naar Zürich vloog. Het was een viermotorig toestel, dat zijn bes te dagen achter de rug had, maar nog vlot meekon en „lekker in de hand'1 lag, zoals de Engelse piloot Chester Phi 1-1 Brinkgrave telkens weer constateerde en dat dan ook zei tegen de tweede piloot, een ge moedelijke Schote die thuis welis waar een akilt droeg en alleen een goede Johnny Walker kon waarde ren, maar zich overigens zo interna tionaal gedroeg, dat hij van die Schotse eigenschappen niet verve lend was. Toen het rijtje van handelingen bij het stijgen achter de rug was en de machine zich boven een vrij zwaar Afrikaans wolkenveld, in noordelijke richting boorde, zei Chester meer tegen zichzelf dan te gen zijn lotgenoot in de cockpit: „nou, ginds zitten ze straks aan de punch". Dat was een duidelijke indikatie met betrekking tot de oudejaars avond. Een jaar zaït er weer bijna op, met alle vluchten, die gladjes verliepen, met andere, waarbij het wel eens boos en bar toeging. Vlie gen over Afrika en frekwent dalen en stijgen- heeft zo zijn eigen beko ring, maar ook een hele stoot risiko's. Soms lijkt het er wel op of natuur en bevolking met elkaar correleren. Chester wilde van discriminatie nu en nooit iets weten. Hij had zo zijn eigen gedachten daarover, maar fei ten zijn feiten. Die Afrikaanse sa menleving zit toch soms onthutsend wonderlijk in elkaar en de natuur is er ook niet zo gladjes bijgeschaafd als in het oude Europa, waar ieder stroompje schijnt gekanaliseerd, el ke berg zijn kabelbaantje heeft en elke afgrond zijn beschermend hekje. Toen hij daaraan dacht en ook aan de glinsterlichtjes langs het Zü- richer meer, die als een fraai gere gen kralensnoer over hoe weinig tijd onder hem door zouden glijden, rek te in de passagierskabine Peter van Lemeler zich lekker uit, want hij geloofde dat hij na zo'n opwindend jaar recht had op wat rust. Hij liet zich nu maar wegglijden, zonder problemen aan het hoofd en met het gave vooruitzicht straks thuis te zijn in Amsterdam, want het moest wel dwaas zijn als op dit toestel geen K. L.M.-ertje bestemming Schiphol zou aansluiten. Peter had het een jaar geprobeerd bij een grote handels maatschappij en hij stelde, overi gens zonder spijt, vast dat het hard werken was geweest, om juist zoveel ervaring op te doen, dat men hem hier blijvend zou kunnen gebruiken. De „men" waren de heren van de directie in Nairobi. Of het hem was gelukt? Hij begon er aan te geloven, toen hij zijn zakentripje naar Braz zaville mocht verlengen met een Europees winterverlofje van drie weken. Er waren nog meer „Afrikaanse Europeanen" aan boord; mensen van de ontwikkelingshulp, handelsagen ten en een tweetal priesters, die er al heel wat jaren tropisch Afrika moesten hebben opzitten, bedacht Peter, want deze mensen vereenzel vigen zich zo sterk met land en volk, dat ze verlof bijna als een kwaad gaan zien. Behalve de stewardess was er nog een meisje aan boord. Vluchtig had Peter haar op het vliegveld gezien. Het gezicht ver ried de spanning van een solide, maar intens geleefd leven; wils krachtige kin, sterke ogen, maar grappig nonchalant haar dat het ge heel een milder stempel opdrukte. Zoals te verwachten was trad zij duidelijk zelfstandig en gedecideerd op. Zij zat vier stoelen verder. Een enkele maal keek zij terzijde op van haar tijdschrift en Peter wist dat dit profiel hem merkwaardig sterk boeide. Hij wilde wel kennismaken met deze eenzame op reis in Afrika, maar welke aanleiding hij ook kon verzinnen, hij wist bij voorbaat dat het of belachelijk of ongeloofwaar dig zou klinken. Beneden gleden eindeloze velden groen onder het vliegtuig door, ge lardeerd met het blauw-wit van verre, onbekende rivieren en soms met het staalgrijs van hoog naar de hemel reikende toppen. Als zag hij het voor het eerst, zo was hij weer geboeid door dit wilde en ruige we relddeel, weliswaar, zij het moei zaam en steunend, op weg naar een nieuwe tijd, maar nog zo sterk in de ban van het magische en onbegre- pene, van het ongecultiveerde en on- gebrijdelde ook. In Kenya had hij hetzelfde ervaren. Veel infiltratie van westerse vormen, maar de ziel van land en volk bleef dezelfde, on grijpbaar en onbegrijpelijk vaak ook. Toen in de kabine 'het licht op rood sprong en het „Fasten the seat- belts" als een abrupt bevel oplichtte wist iedere passagier dat de machine nog op geen stukken in Koeka kon zijn. De verbazing golfde door de ruimte, maar op hetzelfde moment ging de 'deur van de cockpit open en de zorgelijke trekken van de tweede piloot werden zichthbaar. „No dan ger" (geen gevaar) begon hij en met korte zinnetjes deed hij zijn nogal bedremmelde boodschap, zij het niet zonder zin voor diplomatie afge zwakt. „Er is voldoende benzine aan boord en 'de piloot heeft een rijke ervaring", maar het gif zat in de staartnoodlanding. Mensen in zo'n situatie voelen het dadelijk fiks in hun maag krampen, want hoe moet men in zo'n baaierd beneden een geschikt vierkantje vin den om de machine neer te zetten. Eén der motoren was uitgevallen. Ieder hoorde nu het afwijkend ritme van het zachte gegons buiten. De tweede motor sputterde een enkele keer en bij elkaar zou dat de piloot wel tot zijn moedige en riskante noodsprong dwingen. Het toestel be gon snel hoogte te verliezen. De contouren van alles daar beneden werden duidelijker. Peter -kon niet zeggen onmiddellijk hels angstig te zijn geworden. Daar was hij de man niet naar, maar hij voelde wel dat vage, onbestemde gevaar naderbij sluipen. Hij slikte enkele malen snel achter elkaar, trok zijn riemen nog wat steviger aan en plukte een stuk je kauwgum uit zijn zak. „Hij klaart het wel", daoht hij nog, doelend op de piloot, maar vlak daarop was er een schurend ge luid onder de huid van de machine en een plotselinge scherpe zwenking gaf ieder het gevoel met een reu- zenhand van zijn plaats te worden geschoven. Als de kabine een kamer zou zijn geweest, ging het nu kalk en stof regenen, maar een blikkerig geluid vulde de passagiersruimte en overal verschoof en viel wel wat. Het was nog maar het bescheiden preludium op hetgeen een „crash" leek te worden. Alles wat ademde en daoht in het toestel voelde de ontzaggelijke dreun nabij en zag in de voorafgaande schrikseconden al de vuurtongen uit de versplinterde romp slaan. Zo gaat dat vaak, maar deze keer niet, want de dekselse Chester Phill Brinkgrave kreeg toch nog een uitloop op een hobbelige groene strook, dicht bij een rivier, die voorbestemd scheen bij regen weer te bandjirren, maar die nu traag en saai bijna een weg zocht dieper het land in, waar het een zaam is en de grote bosgeest zijn met geheimzinnige tekens gemar keerd terrein heeft, dat alleen de medicijnman eens per jaar mag be treden. Het duurde een verschrikkelijke lange tijd, voordat de mensen in de kabine het gevoel kregen „we halen het", want zo gemakkelijk ging het nu ook weer niet. Het toestel strui kelde letterlijk bij een nog wel 100-mijlsvaart over een verzameling boomstronken, die, aangevreten door de witte mieren en de rot, nog juist voldoende weerstand bood om het toestel uit zijn schamele kadans te halen. De machine kreeg een stoot zijwaarts, waardoor het in een wer veling van geweld afgleed naar de rivier en met een alles doordringen de stoot eindelijk tot stilstand kwam. Wat binnensijpelend water bracht de passagiers tot het besef, dat zij, zij het hier en daar vrij ernstig ge blutst en beschadigd, tot nu toe dit nachtmerrie-avontuur hadden over leefd. De deur naar de cockpit bleek muurvast te zitten; de stewardess was nergens te zien. Peter smeet zijn riemen los en strompelde in de richting van de nooddeur, waar hij met fors geweld tegen aan duwde. In een flits had hij gezien dat het meisje voor hem slapjes in haar fauteuil hing. Zij had een rode bloed streep over de wang. Als die ellen dige deur nu maar open wilde, dan zou hij, zo wist hij, haar het eerst helpen. Dat was puur egoisme, maar in ieder geval een niet doorzichtig mo tief met haar te contacten, wat zo moeilijk bleek toen het toestel nog veilig in de lucht hing en de piloot leefde in de ondermijnd gebleken zekerheid wel op tijd in Zürich te zijn. Eindelijk kierde de deur toch wat en toen waren er opeens meer mannenschouders, die zich schrap zetten. Het toestel maakte een hel ling van zeventien graden met het water. Wie lopen kon en zich niet al te geruineerd voelde kon dus uitstappen, maar dan was er nog altijd wel het water, dat zich zeker honderd meter ver uitstrekte tot de overkant, een lome, groenige stroop leek het wel, die moeizaam weg vloeide. Over land en water trilde een klammige hitte; de lucht was vol insecten en aan de overkant van de rivier, boven het warrig, maar com pacte groen kringelde rook omhoog, maar het kon ook wel damp zijn, dat opsteeg uit de rottende bodem van de mangrovetoossen. Als de ri vier diep zou zijn geweest, had het gehavend groepje in de machine wel hier kunnen wachten tot een hulp ploeg arriveerde, maar de rivier was niet diep, althans niet op die plaats, een gegevenheid, die van bijkomstig heid onder andere omstandigheden, nu tot een belangrijke zaak werd. Peter liet zich door de deur omlaag zakken in het water, dat hem nau welijks tot het middel reikte. Zich schrap zettend tegen de toch vrij sterke stroom begon hij, steun zoe kend langs de romp van de lamge slagen vogel, naar het staartstuk te waden en het lukte hem op de oever te klauteren. „Deze kant op" schreeuwde hij, maar dat was over bodig, want ineens was er een ge- plons en gesjouw in de rivier als nam een troep soldaten een collec tief bad. Maar Peter was alweer op de moeizame terugweg. Behendiger dan hij na alle emotie voor mogelijk had gehouden, klom hij weer in de kabine, waar hij trefzeker zijn ge wonde passagiere vond. „Had nou niemand U...." begon hij meer te gen zichzelf dan tegen haar. Voor praten was niet veel tijd. Zich schrap zettend tegen de helling van de vloer vond hij de pantry en daar in een doek met water. Terug naar het gewonde meisje, maakte hij voorzichtig haar riemen los en bette haar gezicht en polsen. Zelfs deze vrouw, gewend alleen te beslissen, alleen te reizen, alleen te doen, ont kwam niet aan de stereotype vraag: „waar ben ik?", toen ze na een perfekte zucht de donkere ogen op sloeg en recht in het gezicht van haar beschermer keek. „Op de be gane grond in ieder geval, als je dat zo noemen wilt. Maar we moeten hier wel vandaan". De omstandigheden als excuus hanterend, pakte Peter haar stevig onder de armen vast en begon zijn tocht over de schuine vloer van het vliegtuig, om daarna zijn, zo abrupt geadopteerde beschermelinge, in het water te tillen. „Je zult zelf ook een beetje moeten proberen", drong hij aan, maar die zachte aansporing had niet veel effekt. Het meisje voelde zich slap en ellendig en zag lijk bleek. Half lopend door het drabbige water, half glijdend, werd het een moeizaam tochtje. Voorbij het staart stuk, dat als een mal bijna abstract ding 'hoog in de lucht stak, klemde Peter zijn tanden op elkaar. Haar hand stevig omknellend, hees hij eerst zichzelf op de wal en trok daarna krachtig, maar voorzichtig, de geredde drenkelinge op het droge. De groenstrook, die de ergste ca lamiteit had voorkomen, bleek in tussen te bestaan uit een hobbelig en knobbelig terrein, begroeid met buntgras en vol oneffenheden, om het woord kuilen maar niet te ge bruiken. Her en der verspreid zaten of lagen de passagiers verspreid en de vraag: „waar is de bemanning eigenlijk?", was zo evident, dat Pe ter snel om zidh heen zag en toen in derdaad de captain ontdekte. Diens uniform was gescheurd en bevlekt, maar Chester leek verder zo gezond als een vis. Hij trok alleen wat pijn lijk met het linkerbeen. Peter liep op hem toe en wilde vragen hoe of wat, maar de piloot begon zelf al: „sorry, maar aan die kant konden we er niet uit" en hij maakte een ge baar in de richting van de rivier. De bemanning bleek door een an dere deur aan de landzijde te zijn ontsnapt uit de netelige situatie en wilde nu wel alles doen om de pas sagiers zoveel mogelijk te helpen. Maar Peter luisterde maar half naar het verhaal. Hij trok de piloot aan de arm en liep alweer naar het water. Aan de walkant zat de onbekende, bleek, modderig, verfomfaaid, half voorover in het piekerige gras. Een ogenblik werd zijn aandacht nog afgeleid door de majestueuze pracht van de omringende wereld. Wat van bovenaf gezien deelsgewijs tooh nog vrij eenvormig had ge schenen, bleek beneden rijk gescha keerd naar vorm en 'kleur. Dit was het Afrika zoals filmproducenten het gebruiken als achtergrond voor hun soms gekunstelde verhalen. Als een muur van groen rees aan de an- dere zijde van de rivier het oerwoud op; de compacte verstrengeling van bomen en planten, het schemerduis tere woud, de grond waarvan door het zonlicht over grote oppervlakten nimmer wordt bereikt. Aan de oever van de stroom, waar de passagiers het vege lijf hadden gered, begon even verder een landschap, gemar keerd door een lage struikachtige begroeiing, die zich in het oneindige scheen voort fe zetten. De velden buntgras onderbraken dit patroon, dat wel driedimensionaal leek. Op welk punt men ook ging staan, elk detail had altijd die achtergrond van een bijna volmaakte dieptewer king. Peter had al veel Afrikaans schoon gezien, maar opnieuw en hevig werd hij er door gefascineerd. Andere, onrustig makende gedachten speel den hem nu echter door het hoofd. Hij voelde iets van de spanning, die in deze situatie school; niet louter opgeroepen door het ongeluk, dat, hij besepte het scherp, even goed anders had kunnen aflopen. Hoe en wanneer zij zouden worden gered uit dit afgesloten wereldje van bomen, planten en dieren, wist hij op dit moment niet, maar het was alsof hij voor zichzelf alleen dit boeiende kader nodig had voor aansluitend, een heel bijzonder per soonlijk avontuur. Ook de situatie zelf leek wel drie dimensionaal. Er was die groep ver schrikte en verfomfaaide mensen; er was de stewardess, die helemaal achter naar de staart van het toestel was gerend toen het mis ging. Zij scheen ongedeerd, maar was ver strikt in een zenuwachtig uithuilen, dat maar geen einde scheen te ne men. Maar de derde dimensie van de situatie was voor Peter de onbeken de vrouw, wier lot hij zich aantrok, gedreven door de wil tot helpen, dpor hoffelijkheid, maar ook door een ander gevoel, dat omhoog ko mend uit het vlak van het onbe wuste, nu scherpere en duidelijker lijnen kreeg. Er steekt overigens niets toeval ligs in dit verhaal. Er waren geen negerkralen in de buurt, waar de vermoeide, dorstige en gekwetste passagiers aich althans onderdak konden verschaffen; er werd geen .helder drinkwater in de buurt ge vonden en de troostertjes waren voorlopig het nog aan boord zijnde voedsel en de verbandmiddelen. Hoop gaf ook dat de tweede piloot bezig was terug te klimmen in de cockpit, om te gaan prutsen aan de defekte radio, want het was lang niet zeker, dat zijn laatste seinen op de grond waren opgevangen. De passagiers deden, wat de Engelsen noemen „the make the best of it". Natte kleren werden uitgetrokken en te drogen gehangen en er werd druk eerste hulp toegepast; de ver banddoos ging van groepje naar groepje. De geestelijken doken met een de savannah-achtige omgeving in op zoek naar water. Peter had zijn beschermelinge neergelegd' op een wat samengeraap te verzameling van dunne takjes, buntgras en een vreemd soort riet, dat hele stroken langs de rivier grijs -wit kleurde. „Gaat het nu wat?" vroeg hij. Ze glimlachte flauw en noemde haar naam Annette. Peter van Lemeler, eens vlotte sportjongen op het lyce- De tijilen veranderen (Slot) OOSTERLAND, december. Uien en vroege aardappelen zijn voor ie dere boer produkten met een specu latief karakter, de wüze van ver koop gebeurt met handslag tussen de boer en de commissionnair, de laat ste honderd jaar is hier praktisch niets veranderd. Men accepteert het dat de Coöp. Telers Ver. of de C.A. V. de produkten opslaat in een pool, vooral graan, men levert op afroep de bieten aan industriereuzen als Suikerunie of C.S.M. Ook in de vee teelt en de veeafzet kent en erkent men de schaalvergroting. Boter, kaas zuivclproduktcn z'ij kunnen in de E. E.G. een vuist maken, omdat enkele grote zuivelfabrieken In de sector de dienst uitmaken. In de Tweede Kamer vraagt anno 1967 als de boer met zijn aardappelen blijft zitten een vrouwelijke afge vaardigde aan de minister, maatre gelen te nemen tegen de opdrijving van de prijs in het aanstaande voor jaar. Of onze volksvertegenwoordi gers ook op de hoogte zijn van wat zich afspeelt in land- cn tuinbouw. We kunnen in de land- en tuin bouw geen vuist maken, juist omdat wordt vastgehouden aan verouderde methoden. De romantiek moet ver dwijnen, verkopen op handslag en de produkten bewaren tot we een prijs krijgen die ons zint, een prijs die soms onredelijk hoog is. Er zijn geen afstanden meer, wat de Neder landse markt niet kan of wil leve ren. wordt uit het buitenland gehaald Albert Heijn zit niet op ons te wach ten en onze buitenlandse afnemers evenmin. De landbouwer zal afstand moeten kunnen doen van zijn pro- dukt. Aan het begin van het seizoen had 'n grote order uien geplaatst kun nen worden tegen 9 cent per kg, maar do Nederlandse landbouwer wilde niet leveren, de order ging verloren. Nu is 9 cent geen aantrekkelijke prijs maar nu zouden we dezelfde uien graag voor die prijs leveren. We kunnen niet meer speculeren met ons produkt. In Israël is de gehele handel van citrusprodukten (sinaasappelen enz.) georganiseerd in cén groot concern de Citrus Board, die zyn predukt in eigen schepen naar Europa stuurt. De stelling vani de regelmatige aan voer heeft zichzelf overleefd, nog eer zij goed kon worden toegepast. Snelle ontwikkeling We hebben geen kans meer als in dividu, de ontwikkeling gaat razend snel, we moeten zorgen de boot niet te missen. Dit jaar kwam het voor het eerst voor, dat zowel Noord- Duitsland als Frankrijk eerder met hun appels op de Engelse markt wa ren dan Nederland. Er zijn enkele grote afnemers van landbouwprodukten als- tussen schakel, de C.A.V., de Nedato, die veilingen. Wie het produkt weg werkt is de vraag niet, de vraag is' dat het weg gaat Alle gezamenlijke ondernemers moeten in één organisatie alle on dernemers vormen, pools voor hun produkten, zoals dit nu al bij granen gebeurt (daar komt de beurtsohipper ook niet meer met de monsterzakjes). Het zijn twee noodzakelijke maatre gelen. Er zwermen handelsmissies uit, naar Qost-Europese en andere lan den, waarvan industriëlen en grote bankdirecteuren deel uit maken, maar er, zijn geen landbouwers bü- Er zijn markten te maken. Kunnen we reclame maken op de telesvisie, voor onze appels, zoals ook voor de sinaasappels gebeurt? De citrus vruchten worden (door de Citrus Board) tegen vaste prijzen op de markt gebracht, maar als onze fruit kwekers voelen dat de markt voor Golden Delicious iets aantrekt hou den ze hun voorraad vast. Nederland heeft thans 80.000 ton Golden Deli cious (38.000 ton meer dan vorig jaar) die we niet zelf allemaal kunnen op eten. Ze moeten weg, maar waarheen De markt in Engeland is nu openge broken, maar dat kan alleen wanneer de fruittelers de exporteurs daartoe in staat stellen. Pools kunnen zelf gevormd, daar moet het naar toe. Er zijn markten te maken, ook buiten de E.E.G., maar dat kan niet meer, door het speculatieve element mee te laten spreken. De landbouwer, de fruitkweker, ze zullen zich aan de nieuwe toestand moeten aanpassen, of ze zullen achter aan komen. De causerie van de heer Van Cam- pen maakte wel indruk op de aanwe zigen, maar het zal niet meevallen voor de Schouwenduivelandse boer, het speculatieve element in de zich daarvoor lenende produkten los te laten. Advertentie urn, bevriend met alle meisjes van de klas, de kop vol dromen van avontuur en bezeten van de wil er wat van te pakken te krijgen, zat nu bedremmeld en verlegen bijna, er gens op een onmogelijk plekje op de landkaart, met naast zich een onbe kend meisje, dat zijn vrouw zou wor den. Die wetenschap sprong niet meer als een vermetele gedachte door zijn 'hoofd; ze werd in deze vreemde minuten tot zekerheid. An nette zei hij toonloos en nog eens Annette. Toen opeens zakelijk; maar jij kunt ook niet zo blijven liggen. An nette beaamde het .Een stijve arm belette haar zelf te doen, wat Peter 'bedoelde. Die wist dat men een vrouw bijna alles vragen mag, als het maar gaat op de juiste wijze, on der de geëigende omstandigheden en met 'n subtiel gevoel voor nuancering in woordkeus en toon. „Mag ik dan wel?" zei hij zacht. „Natuurlijk", antwoordde ze vlot en Peter hees haar uit het witte deux- piece, dat nat en hier en daar met bloed besmeurd was. Verder op had een man al veel te lang op de verbanddoos beslag ge legd. Peter sprong op en kwam met een hanidvol spullen terug; wat ver bandgaas, een flesje waterstofper- oxyde en de onvermijdelijke jodium. Annette ihad een stevige snede on der het linker voorhoofdsholtebeen. „Arts?" vroeg ze. Hij schudde het hoofd. „Er was geen dokter aan boord, maar ik wil je alleen maar opknappen en voor de rest wachten we maar af". Met vaste hand legde Peter een verband; „en dan je arm, ik vrees dat ik daar niet veel aan kan doen". „Het betert wel", meende ze. Toen Peter opstond werd hij zich bewust dat Annette's schoonheid zich niet beperkte tot haar ogen en dat grap pig accentje van 'het haar, dat nu wat plakkerig om haar hoofd zat. Hij raadde moeiteloos de lijn van haar lichaam onder de dunne tro- pen-dessous. Met een gebaar van te derheid schoof hij met de vinger een weerbarstig lokje van haar voor hoofd' weg. „Weet je Annette", zei hij zonder aanloop. „Ik wil het jaar goed be sluiten". „Zo, en hoe dan wel?", veinsde ze, vermoeid lachend. Hij vermande zich: „Nou, ik geloof dat dit best het begin van ons du rend samenzijn zou kunnen wor den". „Je loopt wel hard van stapel jongetje", plaagde ze. „Moet ik wel, want het jaar is bijna om", stelde hij vast, nuchter bijna, maar hij hield haar ogen stevig gevangen en in die eeuwigheidsseconden, waarin het menszijn nog altijd zijn diepste reliëf krijgt, las hij de bevestiging, die niet meer behoefde te worden gezegd. Op dat moment stak de piloot zijn duim wél op. In de verte had hij een groeiend donker stipje waargeno men. Helikopter", stelde hij vast. „Ze krijgen ons wel in het snotje. We blijven hier niet een nieuw jaar lang kamperen". Later hebben twee mensen in Nai robi de details van dit bizarre avon tuur elkaar nog vaak verteld. Na tuurlijk in 'Nairobi, want - zegt Peter altijd - „ons geluk lag in de jungle". „Als het dan maar tegen een nood landing kan", vult zijn vrouw aan, want, Peter had haar destijds goed getaxeerd, zij is gedecideerd in haar optreden enhaar uitspraken. M. J. Bij de Vaate. Man vluchtte van kerkhof LEUSDEN, 28-12. Opzichter Jan sen van de begraafplaats „Rusthof' te Leusden sloeg in de nacht van woensdag op donderdag om één uur alarm toen hij een man over het hek van het kerkhof zag klimmen. De man rende naar een auto en reed vol gas en met gedoofde lichten weg. Het was te donker om mérk, kleur of kenteken van de auto te onder scheiden, waardoor het voor de po litie onmogelijk werd de man op te sporen, 's Morgens leerde een in spectie dat geen enkel graf was ge schonden of vernield. Nieuwjaarstoespraak minister-president DEN HAAG, 28-12. In een NRU- programma van 17.25-17.30 via Hil versum I en van 17.55-18.00 uur via Hilversum II zal minister-president P. J. S. de Jong op maandag 1 ja nuari zijn nieuwjaarstoespraak hou den. LONDEN. In de vijfdaagse kerst periode in Engeland hebben 98 men sen het leven verloren bij verkeers ongelukken - 60 minder dan het ver_ gelijkbare totaal voor vorig jaar. i

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1967 | | pagina 15