waar
heid
ZEVEN EEUWEN SCHOENEN
MARSEPEINVORMPJES
1620
I&50
mo
SINT BIJ DE JEUGD
In hout]gesneden
een verdwenen kunstvorm
komt
de legende
vervangen
Sint is gul met geschenken, maar ook mei handjes geven. De kleintjes
hebben ook al zo lang naar hem uitgezien.
Talloze legenden doen over Sint Nico-
laas de ronde en toch weet niemand
precies wie hij werkelijk was en of hij
zélf ooit een cadeau heeft gegeven.
Waarom wordt zijn feest in het ene
land niet, maar in andere landen wel
en bijna uitbundig gevierd? Er zijn vele
historische bijzonderheden over hem
verhaald, maar de waarheid is niet of
nauwelijks te achterhalen. Hij moet in
de vierde eeuw geleefd hebben en bij
zonder vroom, nader bepaald: bijzon
der „mededeelzaam" zijn geweest, want
hij gaf alles weg wat hij bezat. Maar
waar werd hij geboren? Waar leefde
hij? De geboorteplaats zou Patara in
Lycië zijn geweest, maar vele andere
plaatsen worden eveneens genoemd.
Dat zijn verering heel oud is, staat wel
vast, maar toch is die in onze streken
pas in de middeleeuwen doorgedron
gen. Omdat hij per schip een pelgrims
tocht naar Palestina gemaakt zou heb
ben, werd hij de schutspatroon vari
schippers en zeelieden. Daarom is hij
ook de „beschermheilige" van Amster
dam, waar een Sint-Nicolaaskerk aan
hem gewijd is en daarom komt hij offi
cieel nog steeds in deze stad aan.
Als bisschop van Myra was hij be
roemd en hij moet begraven liggen in
Bari. Maar hoe kwam men er toe zijn
jaardag tot een feest te maken, waar
bij men elkaar geschenken geeft? Deze
gewoonte moet na 1400 zijn ontstaan
en de verklaring is, dat men het goede
voorbeeld van de kerkheilige wenste
na te volgen.
Een figuur met vefe raadsels
Maar hoe komt men er toe hem te
paard over de daken te laten rijden?
Hoe komt hij aan zijn zwarte knecht,
die kinderen een pak rammel wil ver
kopen? Hoe komt hij aan zijn ramme
lende ketting (thans in onbruik geraakt)
en zijn gard, die óók al diende om onze
lieverdjes te straffen?
Deze dingen zou men alleen kunnen
verklaren door aan te nemen, dat onze
Sint Nicolaas helemaal geen bisschop,
maar een gekerstende Wodan is, die
op zijn achtvoetige ros Sleipnir het
luchtruim doorklieft en die niemand on
gestraft mocht aanschouwen. Dan zal
ook duidelijk worden, waarom dit feest
juist in december gevierd wordt: het
is een gekerstend midwinter-zonne-
wendefeest, want Wodan zorgde voor
de terugkeer van het licht en wel door
dat hij de dagen weer deed lengen.
Het bewijs voor het verband tussen
onze Sint Nicolaas en de heidense Wo
dan heeft men gemeend te kunnen vim
den in allerlei oude volkskunstmotie
ven. b.v. de figuren, gesneden in oude
koekplanken. Daarop ziet men inder
daad een ontwikkeling van de zonne
wagen (met raderen die acht spaken
hebben) tot Sint Nicolaas in de ons
bekende uitrusting. Het zij zo.
Geen kerstman
Zoals bekend is onze Sint Nicolaas wel
heel iets anders dan de angelsaksische
Santa Claus. Deze heeft alleen de naam
met onze heilige gemeen, maar hij is
een soort kerstmannetje.
Nu stuit alleen het woord „kerstman
netje" in ons land al op hevig verzet,
om van het gebruik maar te zwijgen.
Het kerstfeest is bij ons het Christus-
feest, Sint Nicolaas is een werelds, pro
faan feest en men doet er verstandig
aan deze twee niet te combineren.
Onze middenstand ziet dat ook wel in
en heeft trouwens liever twee feesten
waarbij geschenken worden gegeven,
dan één!
Maar uit een en ander vloeit voort, dat
het echte sinterklaasfeest alleen op het
vasteland van Europa gevonden wordt,
plus op die plaatsen waar lieden uit
deze landen zich gevestigd hebben en
dan nog in hoofdzaak in Nederland,
België en vooral ook Duitsland. In de
romaanse landen is de sinterklaas-
drukte bepaald niet zo hevig als bij
ons. Zou Wodan er nog steeds achter
zitten? 't Is mogelijk, maar waarom hij
dan in Engeland geen voet aan de
grond heeft gekregen, waar Wednesday
toch evenals woensdag Wodansdag is,
kan niemand zeggen. Zuinigheid? Of
religieuze overwegingen? Wellicht alle
twee.
Geen boerenfeest!
Intussen is het Sint Nicolaasfeest na
1400 maar heel, heel langzaam op het
platteland doorgedrongen, behalve in
de rooms-katholieke streken dan. Tot
1800 vierde geen enkele boer boven de
grote rivieren dit feest en zelfs nu nog
zijn er Veluwse boeren die om princi
piële redenen deze dag strikt gelijk
houden aan de voorgaande en de vol
gende.
De geschiedenis heeft daar heel wat
merkwaardige voorbeelden van be
waard. In het noorden en in Zeeland
is het feest nergens doorgedrongen of
er is een eeuwen lang durende tegen
stand overwonnen. De meesten van hen
die Sint Nicolaas begonnen te vieren,
deden dat niet om een heilige te ver
eren, maar om een gezellig familie
feest te houden. De tegenstanders wa
ren echter van mening dat dit geen pas
gaf. Dat kon men doen op een verjaar
dag van de familie of op een erkend
christelijke feestdag (oorspronkelijk
vierde men drie kerstdagen, drie paas
dagen en drie pinksterdagen!), maar
niet op een heiligendag. Pas in de vo
rige eeuw begon de tegenstand te ta
nen en begon Sint Nicolaas ook bij de
boerenbevolking ingang te vinden, het
allerlaatst wel op de Veluwe. Van deze
strijd voorbeelden te geven is erg moei
lijk, omdat enerzijds de aangevoerde ar
gumenten thans een ietwat komische
indruk maken en anderzijds het hoog
staande personen waren (b.v. bekende
theologen, die de paapse zeden be
streden. Het zou de schijn wekken als
of wij deze mensen belachelijk wilden
maken door hun strijd uitvoerig te ver
melden. Maar toch moest men P. A. de
Génestet heten en een liberaal dichter
zijn om een gedicht als „De Sint-Niko-
laasavond" te schrijven. Voor serieuze
lieden als Bilderdijk, Da Costa, Tollens
of Helmers zou zoiets ongehoord zijn!
Trouwens, De Génestet begint zich al
in de eerste regel te verontschuldigen:
„Wie heeft daar ooren voor een dwaas,
ondeugend lied? Wien belgt een losse
scherts en ronde waarheid niet?"
Een droef verhaal
Maar „De Sint-Nikolaasavond" was
„Eene Amsterdamse vertelling" en geen
plattelandsverhaal. Wèl plattelandsver-
haal is het volgende, dat zich juist in
die tijd (1850) in een Drents dorp af
speelde en dat aantoont, dat velen toen
nog lang niet ingenomen waren met de
Sint. Een rechtschapen boerenzoon had
verkering met een van de dochters van
de dorpsherbergier. De laatste had, be
halve een gelegenheid om paarden te
stallen, ook nog enige koeien en var
kens, zodat er wel enige agrarische
binding was tussen de twee families..
Nu was het in de herbergiersfamilie al
de gewoonte (er waren daar nogal wat
kinderen) om Sint Nicolaas te vieren en
dat stond de vader van de jongen niet
aan. Zijn vader en ook andere dorps
genoten waren fel tegen „dat paapse
gedoe". De jongen liet zich echter over
halen om op de bewuste avond voor
goede bisschop te spelen. Het beno
digde kostuum werd klaar gelegd in
een oud schuurtje, achter op het erf
van de herbergier en er was afgespro
ken dat de jongeman dat om acht uur
zou gaan aantrekken. Als hij dan even
later aan de deur van de herberg ver
scheen, zou er een zwarte helper aan
wezig zijn. De jongeman durfde thuis
niets vertellen van wat hij moest doen
en toen hij van huis ging zei hij, dat
hij zijn meisje een bezoek ging bren
gen. Edoch, toen hij verkleed als Sint
over het donkere erf schreed, werd hij
aangevallen door drie potige kerels, die
hem dermate toetakelden dat hij be
wusteloos bleef liggen. Pas toen hij
een dag later bij kennis kwam, kan hij
vernemen dat het zijn eigen broer, zijn
eigen vader en een buurman geweest
waren die de onwelkome Sint een lesje
hadden willen geven. De jongeman is
zijn hele leven ongelukkig blijven lopen
en heeft sindsdien geen voet meer op
vaders erf gezet,
Voor de verbreiding van het feest op
het platteland hebben tenslotte de scho
len, de verenigingen en de talrijker
wordende contacten met dorp en stad
zorggedragen. En uiteraard de actieve
middenstand. Want tegen steevast te
rugkerende reclame is geen mens op
gewassen!
Merkwaardige voorstellingen
We zouden niet in de 17de eeuw zijn
als dc grotere vormen niet een veel
ingewikkelder en minutieuzer be
werkt patroon te bieden hadden. En
Zin voor detail
Ook het dagelijks leven komt bij
zonder levendig „uit de verf". Een
schrijnwerker treffen we aan in een
werkplaats waar zo letterlijk aan
alles is gedacht dat het wel een ple-
Sinterklaas Kapoentje, gooi wat in
mijn schoentje, gooi wat in mijn
laarsje, dank u Sinterklaasje!"
Hoeveel kinderen zingen dit zeer
oude Sint-Nicolaas-bedelversje in
deze tijd, wanneer zij hun schoentjes
bij de gashaard of de radiator plaat
sen? Duizenden en nog eens duizen
den kleintjes dóen dit omstreeks
eind november, begin december.
Met een hart vol verwachting zingen
zij hun liedjes, Dan gaan ze naar bed
endaar staan ze, de schoentjes!
Zo ging het door de eeuwen heen.
Jaar in jaar uit stonden de schoen
tjes bij de haard. Schoentjes vol
verwachting. Schoentjes, die hope
lijk de volgende morgen gevuld zou
den worden weergevonden, gevuld
met zoete gaven, waarmee de goed
heiligman in deze tijd van het jaar
zo gul is.
We weten, dat ook onze ouders
dit deden en onze grootouders in de
vorige eeuw en zo zouden we enige
honderden jaren terug kunnen gaan.
We zien ze in onze verbeelding,
schoentjes uit die vervlogen tijden,
staande bij het potkacheltje, de
schouw, het open vuur, kortom
schoentjes van die tijden in hun
passend milieu.
In diepste wezen is er een grote ge
lijkenis met het heden. Van het mo
ment af dat de mens tot het inzicht
kwam dat het lopen op de blote voet
zekere nadelen inhield en dat men
er verstandiger aan deed die kwets
bare voetzool op de een of andere
manier te beschermen, werd de
schoen geboren, die steeds een be
scherming van de voet bleef.
zierig ruggesteuntje geweest moet
zijn voor de kunsthistorici met be
trekking tot het interieur van die
periode. Hetzelfde mag gezegd wor
den van een voorstelling als hond
en kat, die we vredig uit een bak
etend in een keuken verrassen,
waarin geen pollepel ontbreekt.
Dat in dit licht bezien ook de afde
ling heraldiek volledig tot zijn recht
komt, behoeft nauwelijks gezegd te
worden. Het is bij deze soms ver
bluffende zin voor detail' niet ver
wonderlijk dat een object dat ineens
voor een uitzondering op de regel
zorgt, direkt opvalt. Zulks is het ge
val met de sobere en bijzonder in
dringende Christuskop, die in enkele
„lijnen" en een bepaald zwaarder
aangzeéte plastiek naar voren
springt.
We kunnen na het beschouwen van
deze unieke kunstvorm, dan ook ai-
leen maar diep respect hebben voor
de kunstenaars, die in de voorbije
eeuwen bereid waren hun „nobel
handwerk" in dienst te stellen van
de vervaardiging van het schijn
baar zo simpele marsepeinba'kje.
Een woord dat prozaïsch, om niet
te zeggen huishoudelijk klinkt, maar
dat zulk een wereld van onvermoe
de verfijning achter zich verbergt.
H. G. de Vieux-Rlün.
Het begin van de schcenenmode
Wel heeft de mode door de eeuwen
heen het uiterlijk van de schoen
sterk beïnvloed. Daar waar de
schoen het stadium van de sandaal
is ontgroeit, begint de mode.
In de vroege middeleeuwen droegen
de edelen en de rijke poorters schoe
nen of laarzen uit verschillende .ma
terialen, die zich bij de vorm van
de voet geheel aansloten. In de loop
van de 13de eeuw werden de vormen
iets puntiger. In de 14de eeuw werd
dit nog sterker. We zien dan puntige
schoenen van over het algemeen zeer
soëpel materiaal, dat zich naar de
voet vormt, waarbij de schoen uit
niet meer bestaat dan een zool, met
een verhoogd hakstuk en ivaarvan
het voorste puntige deel een lange
lip over de wreef voert, welke lip
via banden met het hakstuk is ver
bonden (zie schoen van 3250).
Naar gelang in de loop der tijden
de schoenen nog puntiger worden,
ontstaat de behoefte ook de zijkan
ten van de schoen te sluiten hetgeen
we duidelijk zien in de „tootschoen"
van 1450, het zeer puntige niodel,
waarbij de gehele voet bedekt is en
de schoen opzij gesloten wordt door
een veter.
Als reactie op de bijzonder puntige
schoenen krijgen we dadelijk aan
het begin van de zestiende eeuw, in
overeenstemming met de geheel an
dere stylering van de menselijke fi
guur, platte brede schoenen, met af
geplatte neuzen, de zogenaamde
„koeiemuïlen" in het Duits „Och-
senmüuler" genaamd.
De eerste versiering
Aan het begin van de zeventiende
eeuw ontstaat er als het ware een
soort revolutie in de schoenenmode.
We zien weer een meer sierlijke
schoenvorm en daarboven meer ver
siering. De schoen van 1600 toont
dit duidelijk. We gaan het tijdperk
binnen van het decoratievesier
lijke en sterk modieuze. De schoen
van 1600 geeft hiervan het voorbeeld
doch dit is toch nog een schoen die
in zeker opzicht aan de oude vorm
vasthoudt wantdeze heeft nog
geen hak!
De hak zien we zich ontwikkelen in
de zeventiende eeuw, terwijl de ver
siering in onze ogen soms overdre
ven vormen aanneemt. Schoenen.
met strikken, fraai gestyleerde lip
pen en rozetten zijn schering en in
slag in die tijd evenals trouwens in
de volgende eeuw.
Het spel met de hak is in die tijd
begonnen en gaat nog steeds voort,
ook in onze tijd. We behoeven daar
bij maar te denken aan de vrij snelle
wijzigingen in bakvormen alleen al
in onze eeuw, vooral bij de dames
schoenen.
Het sportieve model
De heren- en jong ens schoen en heb
ben veel van hun vroegere opschik
verloren. Sinds de vorige eeuw wor
den deze schoenen eenvoudiger en
minder opvallend, om tenslotte ze
ker wat de jongensschoenen betreft
- via de soliede, sportieve modellen
terug te keren naar sierlijker schoei
sel met brede neus en nieuwe op
schik in diverse opvallende kleuren.
Zo stonden ze daar bij de haard ge
durende al die honderden jaren, de
eenvoudige kinderstappertjes zonder
hak van enige honderden jaren ge
leden, de, tot in het overdrevene
versierde schoentjes van jongens en
meisjes uit de zeventiende en acht
tiende eeuw en tenslotte de stevige
trappers, stoer en dikwijls bescha
digd, avachtend op de gaven van de
goede Sint, die net als in al die ver
vlogen eeuwen omstreeks begin de
cember door weer en wind over de
daken rijdt en door zijn zwarte
knecht de kleine geschenken in de
kinderschoentjes laat deponeren.
De schoentjes by de haard, door
zeven eeuwen heen.
aanstonds vallen ook hier de voor
stellingen weer in enige vertrouwde
hoofdgroepen uiteen: de bijbelse
historie, het dagelijks leven, de he
raldiek en een alleszins merkwaar-
dage groep „diversen".
Dat deze laatste een wijds terrein
omvat wordt ons duidelijk als we
terloops onderwerpen noteren als:
Hetleven uit het lichaam ontsprui
tend, Dans en Muziek, Engel die een
vrouw de vrede schenkt en Symbo
liek van de wijn. Dit laatste uitge
beeld door een jolig heer die, in
fraaie 16de eeuws kostuum gestoken
- compleet met zwaard, pofbroek en
pluimenhoed - fier het glas heft, een
en ander tegen een achtergrond van
enorme, decoratief slingerende bloe
men.
„Het leven uit het lichaam ontsprui
tend" geeft deze aangelegenheid bij
na letterlijk weer door een sluime
rende grijsaard te vertonen uit wiens
borst een grillige plant omhoog
schiet. Op liefst zes plaatsen ver
toont de plant een soort eikeldop-
achtige vruchtjes, waaruit als staan
de in een scheepje, kleine mensfi
guurtjes parmantig tevoorschijn ko
men.
Detaillering
„Muizek en Dans" vertoont binnen
zijn 'kleine oppervlakte liefst acht
dansende, zingende en musicerende
figuurtjes, waaronder een nar met
doedelzak. Denkt men echter hier
mee het summum aa:i detaillerings
mogelijkheden gehad te hebben,
dan komt men bedrogen uit, want
in de afdeling Bijbelse Historie vin
den we op een gegeven moment een
voorstelling van de hemel waarin
naast een sprookjesachtig, roman
tisch landschap, compleet met boöm-
groepen, waterput, kastelen en al,
zich ook nog een stoet kameelrui-
ters bevindt, een en ander temidden
van welig wuivend gras vol kleine
bloemetjes met daarboven nog im
posante wolkenpartijen. Alsof dit
nog niet genoeg vaardigheid van de
maker verried', is het geheel nog
eens gevat in een lijst van sierlijke
bladeren. Deze zelfde verfijning
vinden we trouwens terug bij een
aanbidding van het kind en een
Adam en Eva, waar de plastiek van
de figuren en het dckor de beste
penningkunst uit 'die tijd naar dc
kroon streeft.
Voorstelling van de ivijn
Er kan vrijwel geen sinterklaasfeest
voorbij gaan of ergens in de talrijke
kranten en periodieken die ons land
rijk is duikt een artikel op over
koekplanken of koekvergulden. In
derdaad een onderwerp dat er op
dat moment meestal wel als koek
ingaat gezien „de gewoonten rond
om het doe wat in m'n schoentje".
Mogen wij echter dit maal uw aan
dacht eens vragen voor een aanver
wante kunstvorm want een kunst
vorm moeten we het houtsnijden
toch zeker noemen - namelijk de
marsepeinbak?
Dat deze in onze streken minder be
kend is, is niet verwonderlijk. Bij
ons weten worden ze tegenwoordig
niet meer vervaardigd en zijn de in
ons land bekende specima vrijwel
alleen nog te bewonderen in het mu
seum Princessehof te Leeuwarden.
Het betreft hier zonder uitzonde
ring zeldzame werkstukken uit de
16de of 17de eeuw, afkomstig uit
zuid-Duitsland en Zwitserland, waar
deze kunst een grote verfijning be
reikte.
Uitex-aard leent de samenstelling van
mai'sepein zich beter voor fijnere
details bij de afwerking dan de gro
vere bestanddelen van de taai.
Gietvormen
Dit vinden we dan ook direkt tei*ug
bij de vormgeving van de figuren in
de marsepeinbakjes (niet marsepein-
planken dus, die tot op vandaag nog
wel, ook in ons land worden ge
bruikt). De naam marsepeinbakje
spreekt voor zichzelf, het zijn feite
lijk de „gietvormen", waarin de
marsepein werd gedaan om al afkoe
lend de vormen van het bakje over
te nemen.
En wat die vormen betreft zouden
we wel een krant vol kunnen schrij
ven. Niet over de hoofdvorm: deze
is zonder uitzondering cirkelvormig,
zodat alle bakjes op een soort kun
stig bewerkte penning gelijken,
waarin in „negatief" de voorstelling.
Nee, de grote bekoring gaat uit van
de op uiterst verfijnde wijze ver
vaardigde figux-aties die een waar
scala van onderwerpen bieden.
Zoals dit ook bij de koekplanken
het geval is, vinden we bij de een
voudiger bakjes één enkel motief,
voornamelijk dieren zoals vissen,
een zwaan of een hondje, maar ook
bloemen in een ornamentaal lijstje
gevat en bekende symbolen als het
hart. gekruiste ankers enz.