klein oponthouö 'Qlly czAmeling BI] kAARStlCht „Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk ten deel zal vallen: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here in de stad van David in pompeï Al is het donker in de wereld Al is er veel onenigheid Toeli, overal in vele hinden Ontsteken de devote handen De kaarsjes, die weer helder branden En aan het Feest zijn toegewijd. Al is het duister voor ons landje Op 't keerpunt van ons koninkrijk, Al is de toekomst vol met vragen, Toch zal ook nu de heilzon dagen, Wanneer de Kerst ons doet gewagen Van Christus Zijn genaderijk. Al is het moeilijk in ons leven. Al drukt de zorg ons dag en nacht, Is weinig vreugde ons beschoren, Wij mogen weer de boodschap horen: Het heilig Kind is ons geboren Dat vele eeuwen werd verwacht. Daarom is Kerst een feest vol vreugde, Vervulling van een diepste wens, Waarop men dankbaar mag aanvaarden Dit godsgeschenk van grote waarde, Dat vrede brengt op onze aarde En welbehagen in de mens. Wij zitten vol met vrcdespactcn En met verdragen, zonder tal; Hoe arm en ijdel is dit streven, Tenzij, zoals het staat beschreven, Wij ons met spoed op weg begeven Met blijde herders naar de stal. Al zijn er groten in de wereld, Waarop de aandacht is gericht, Hun dreigementen met atomen, Hun macht wordt hun weldra ontnomen Door Hem, die op de aard' gekomen, Als Koning slechts in doeken ligt. JAAP MIJDER WIJK Lucas 2:10 TOEN DE SOPRAAN ELLY AMELING in 1965 een Edison werd toegekend, betekende dat een meer dan verdiende onderscheiding voor de prachtige Bach- vertolkingen, waarmee zij in de jaren er voor grote naam heelt gemaakt. Deze zangeres behoort met Aatje Heynis en Erna Spoorenberg tot onze meest ver maarde vocallstes en zij heeft zich ook in het buitenland een grote reputatie opgebouwd. Vergeleken met Schwarzkopf Elly Ameling is een jonge, levens lustige, zeer gevatte vrouw, die enthou siast spreekt over alles wat met mu ziek heeft te maken, doch geneigd is haar eigen prestaties ietwat te relati veren. 9 I BACH-ZANGERES PAR EXCELLENCE Maar de Nederlandse en buitenland se pers heeft zich de afgelopen jaren in heel wat uitbundiger termen over haar vocale kwaliteiten uitgelaten. „Zeldzame zangkunst", „ideale Bach- vertolkster", „volmaakte beheersing der zangtechniek", „voor vele stijlen open staande muzikaliteit", ziedaar een sum miere bloemlezing uit de met vele su perlatieven bezaaide kritieken, die de kritici aan haar hebben gewijd. Elly, die als klein meisje het liefst achter de vleugel zat, later haar h.b.s.- diploma behaalde en vervolgens zang lessen nam bij Jo Bollenkamp en me vrouw Dresden, werd in 1956 voor het eerst algemeen bekend bij het Neder landse muziekpubliek. Toen won zij tij dens het Internationale Vocalistencon cours in Den Bosch de Aaltje Noorde- wierprijs. De jury wees haar met alge mene stemmen aan als winnares van dit sterk bezette toernooi aan. Alléén haar Hiermee waren de deuren van de concertzaal en de radiostudio wijd voor haar geopend. Evenals andere „Bos sche" winnaars, als Maria van Dongen en Anette de la Bije, werd zij over stelpt met aanbiedingen. Zij zong in Engeland, Duitsland. Zwitserland en Spanje en in Noorwegen werden de kritici zó geboeid door haar stralende zang, dat men haar met Elisabeth Schwarzkopf vergeleek. Er volgde een geslaagd toernee door Italië met het Rotterdams Philharmo- nisch Orkest en zij zong onder be roemde dirigenten als Eugen Jochum, Rafael Kubelik. Ernest Ansermet, Car lo Maria Giulini, Willem van Otterloo en Bernard Haitink. Tal van grammo foonplaten maakten haar in brede kring bekend. Op een goede dag hoorde prof. Karl Münchinger via radio Hilversum een re cital van Elly Ameling. Deze dirigent, die juist een opdracht van een Engelse platenmaatschappij had ontvangen om een nieuwe, complete opname van Ook liederen Dat was natuurlijk een geweldige eer voor deze zangeres. Van de cast van Münchinger maakten immers wereld beroemde vocalisten deel uit, zoals de Britse tenor Peter Pears en de Duitse bariton Hermann Prey. In dit uitgelezen gezelschap bleek Elly haar hoge ni veau zonder meer te kunnen handha ven. Het was zelfs, alsof haar stem hier nog aan kwaliteit won. De aria „Blute nur, du liebes Herz" zingt zij bijvoor beeld met een intensiteit, die het tot een der hoogtepunten van deze kwali teitsuitvoering maakte. Voor deze opname kreeg mevrouw Ameling, die met een technicus is ge trouwd, het vorig jaar een Edison. Hoewel Bach haar lievelingscompo nist is en zij vooral naam heeft ge maakt als oratoriumzangeres, heeft zij zich inmiddels ook als een groot ver tolkster van het lied doen kennen. Zij maakte enkele Schubert-opnamen (o.a. het prachtige „Die Hirt auf den Fel sen"), die voor de luisteraar een ont roerende belevenis is. Een prachtig geluid, een gave tech niek, een intelligentie, die zich van de kleinste nuance rekenschap geeft, maakt ook haar liedkunst tot een muzi kale ervaring, die men niet graag zou willen missen. Deze zangeres, wier zang nog voort durend aan warmte en innigheid wint, staat thans op het hoogtepunt van haar kunnen. Haar stralende stem zal in de komende jaren hopelijk nog vele mu ziekminnaars verkwikken. Bach's Mattheuspassion te maken, was zo verrukt over haar zang, dat hij zich direct met Nederlandse instanties in verbinding stelde. Hij wilde haar en niemand anders voor de sopraanpartij engageren. Voor mij was er perfectie in de klank van de namen van die lieflijke paradijsgelijke plaatsjes aan de Middellandse Zee. De conducteur riep ze af uit een hart zo boordevol zonnenschijn en levensvreugde, dat wij elkaar steeds moesten aankijken en instemmend glimlachten. Ik ruik nog de geur van de bloeiende en vruchtdragende citroenbomen, die door de treinraampjes naar binnen woei, en ieder nieuw plaatsje was een verrassing voor oog en oor: Santa Margherita, Civita Vecchia.... Het was alsof de conducteur bij het uitspreken van de woorden een zo over weldigend geluk ervoer, dat hij ze nadrukkelijk en met liefde moest uit zingen. Santa Margheritaalsof hij de smaak proefde van de goede Lac- rimae Christi, de wijn van de wijnstokken die op de hellingen van de Vesuvius groeien. Een klein lokaaltreintje bracht ons gezellig en op z'n dooie gemakje naar Pompeï. Wij kwamen terecht op een heet stationspleintje, dat leeg was op een paar aapjes na, waarvoor levensmoede paarden stonden die treurig het hoofd lieten hangen. Niet zo echter de koetsier. Zijn zuidelijke rapheid en welbespraaktheid kwamen dadelijk in actie bij het zien van een handvol passagiers in spe. llij liet zijn gehele vocabulaire op ons los en bleef, hoewel wij hem steeds verzekerden dat wij van plan waren te wandelen, naast ons rijden on ons met sierlijke gebaren uitnodigen toch vooral in te stappen. De tocht in de hete zon was vermoeiend, het aanhoren en weerspreken van de aapjeskoetsier niet minder en de weg veel langer dan wij dachten en dus stapten wij tenslotte maar in, hetgeen hij met een vanzelfsprekend heid aanvaardde omdat hij vanaf het begin wel had geweten dat het zo zou gaan. Het voze bezit „Pompei" schrijft Goethe in zijn „Italiaanse Reis" doet iedereen ver baasd staan door zijn engheid en kleinheid: smalle straten, kleine huizen zonder vensters," en wat verderop zegt hij, dat wat hij ziet „wijst op een zin voor kunst van een geheel volk, waarvoor tegenwoordig (1787) de grootste bewonderaar begrip noch gevoel heeft en waaraan hij ook geen behoefte heeft." Het uitzicht bekoorde Goethe bovenmate. Ook op mij maakte deze stille stad, die 1900 jaar bedolven is geweest, een wonderlijke, half onaangename indruk. Men kan niet nalaten steeds te trachten te reconstrueren en bij voortduring nieuwsgierig en verwon derd te zijn. Verwonderd over alle mooie dingen waaraan mensen hadden gewerkt en die zij zich hadden verworven: zij hadden het bezit er van op prijs gesteld, gestreefd naar nog meer bezit, en velen van hen werden gevonden met kostbaarheden tussen de vingers geklemd. Gouden haar- spangen, armbanden en ringen met juwelen en gouden munten Deze voorwerpen bezitten nog de schoonheid en waaide van eeuwen geleden, maar van de bezitters is niet meer gebleven dan wat beenderen en een afdruk in de bij het blootbrengen snel hardgeworden lava-as. Het naakt Men vond het overschot van een jonge en zeer zeker schone vrouw. Zij had het fijne linnen gewaad over het hoofd geslagen om dit te bescher men tegen as en lapilla (kleine vulkanische steentje). „Zij had," zo leert ons een beschrijving „daardoor het schoongevormde bovenlichaam, de jeugdige boezem, de fraaie armen, benen en voeten ontbloot: de as heeft de tere vormen tot op de huidige dag bewaard." Het beschrijven van alle soorten kunstwerken laat ik graag over aan meer competente lieden; de fresco's, mozaïeken en beeldhouwwerken, de grote bronzen beelden. Mij boeide hoofdzakelijk de dag van gisteren, die nog aan de muren kleeft. Een spijskaart in mozaiek, een aanduiding voor een herberg.... het brood, de noten, de vijgen en de tarwe; de oven, het eetgerei. De aan de straat gelegen gaarkeuken waar men warme en koude dranken en spijzen verkocht: in een luchtdicht gesloten ketel be vond zich, toen de stad werd blootgelegd, een nog niet geheel opgedroogde vloeistof uit het jaar 79. In de muren zijn meisjesnamen gekrast, die er op wijzen dat'de gewone geneugten ook daar niet ontbraken. Het bronzen vaatwerk staat er nog en het geld waarmee de laatste klant betaald moet hebben, ligt op tafel. Muren beklad Er is overigens niet veel veranderd, ook toen kraste men op muren: de muren' van de basilisk, het forum van Pompeï, theater en amfitheater. Dat gaf de overkalkers veel werk, maar dat zij zelf niet zo veel beter waren, bewijst het volgende opschrift: „Sos'ius heeft geschreven, Onesius de steen weer wit gekalkt." Men schreef schimpscheuten, groeten, ver liefde zuchten, maar ook rechtuit beledigingen, neer: de muur was geduldig. „Samius wenst Cornelius toe, dat hij zich moge ophangen." Ernaast een vrolijk: „Hartelijk gegroet, wij zijn vol als wijnzakken"een vervloe king aan het adres van een wijnverkoper: „Dat ge aan uw streken ten gronde moogt gaan, gij verkoopt ons drank zo slap als water en drinkt zelf de zuivere wijn." En de liefde betreffende: „Wie minnenden tracht te scheiden, kan wel trachten de wind tegen te houden." Iemand die zich ver van de geliefde ophoudt, verzucht: „Victoria wees gegroet, waar je je ook moogt bevinden, wees gelukkig." Maar ook in de liefde is niet alles koek en ei. Een trotse schone laat haar aanbidder een blauwtje lopen: „Mijn waarde Tertius, gij zijt mij te lelijk" en Livia meldt Alexander: „Aan üw welzijn is mij niet veel Geplaveide straten met bekraste kolommen... Wasserijen, wijnhuizen, bakkerijen en bordelen. gelegen, gaat gij ten gronde, zo verheugt mij dit nog." En het wordt nog lelijker: „Lucilla verdient met haar lichaam klinkende munt." Ja, men vervloekt zelfs de goden in het openbaar: „Ik zal Venus de ribben met knuppels kapotslaan en de godin de lendenen lam geselen Luxe De voorwerpen voor dagelijks gebruik waren niet zo verschillend van de onze, maar de haarspelden, reukdoosjes, lepeltjes en schaartjes der da mes waren kunstig versierd, evenals de dolken, messen en het scheergerei van de mannen. Men dronk uit zilveren drinkgerei en uit schone bewerk te glaze bokalen. Enige zeer luxueuze huizen hadden reeds glazen ven sters en in de huizen der rijken vond men badkamers, gymnastieklokalen, waterleiding en een soort centrale verwarming. Men vond er opschriften zoals: „Hier Woont het geluk", of „Mijn deuren zijn voor dieven gesloten, voor vrienden wijd open" en meestal was bij de ingang in mozaïek het woord „Salve" gelegd, maar ook soms de waarschuwing „Cave canem" - wacht u voor de hond. In het amfitheater vonden gladiatorengevechten plaats die door de toe schouwers met hartstochtelijke belangstelling werden gevolgd en zij tvaren het die met „duimpje op" of duimpje neer*' over leven of dood van een gewonde gladiator beslisten. Zij wonden zich op over verkiezingen, bestreden elkaar, beoefenden spel en muziek, bemindenWasserijen, wijnhuizen, bordelen, bakkerijen met het brood nog in de oven werden blootgelegd. Onmacht En overal vond men dc slachtoffer die hadden getracht te vluchten met zoveel mogelijk van hun kostbaarheden. Het leven van alle dag is hier plotseling versteend, dat men zou denken dat het weer kan worden opgenomen en verder geleefd. Een van ons zei, peinzend starend naar wat schamele menselijke res ten: „maak je er maar niet druk om, ze zouden nu toch al bijna net zo lang dood zijn geweest." Maar het was niet de dood waarover ik mij verwonderde: het was het hulpeloze verweer in hun houdingen, het be wijs van onmacht en vergankelijkheid. De mens geplaats tegenover hoge re machten. Ach, hoe dikwijls hebben daarna andere mensen tegenover rampen ge staan zonder zich te kunnen redden. Er verandert eigenlijk zo weinig: lava, oorlog, storm en water.Het mensdom zou cr tenslotte aan gewend dienen te raken. CHRISTINE HILSUM.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1966 | | pagina 6