S>s vocfcló vluchten voor cle winter
ZlERIKZEESCilE NIEUWSBODE Vrijdag 2S oktober 1966 Nr. 19683
A v
'v "v «•-
■aC- Or X V
JV
"V -v A v v
-v* -■><>» v:
\- v>r- on *1 -
•v - v' V O - - v
V <<v .- -"A» "V v %-V -
V V - V-"* -& -w v»-~ V
- A- -- A J^JN* a A' -
•Vwv - ^W V v- ac ft':
3»^ i V C+ .a v V
"T A M-
V 1 0" j
>T* v A - 'M*'^ "*v
•v v Vv a /V a k *<H
- - "D A^- gy. "a k ff
r j j-.y y
jr*
Vogeltrek in de Verenigde Staten.
In grote troepen strijken de wilde
eenden neer in hun overwinterings-
gebied in Californië.
routes en overwinteringsgebied van
de vogels. Nederlandse ringers hou
den ieder jaar zo'n 100.000 keer een
klein, trillend vogellijftje in hun be
hoedzame handen. Dikwijls zijn het
nestvogels, die worden geringd kort
voor het uitvliegen.
Bij het vogeltrekstation, in ons
land gevestigd te Arnhem, worden
de gegevens over de betreffende vo
gels en het ringnummer zorgvuldig
aangetekend. En dan is het wachten
op de terugmeldingen. Dat zijn er
verhoudingsgewijs vrij weinig.
Slechts 3 van het totale aantal
ringen wordt naar Arnhem opge
stuurd. 97 van de ringen wordt
nooit teruggevonden.
Een stip op cle kaart
Elke terugmelding betekent een
stipje op een kaart: zo-en-zover is
die-en-die vogel gekomen. Zo'n en
kele melding geeft op zichzelf nog
maar weinig informatie, maar komen
er meer gegevens binnen, dan be
ginnen trelcroute en verspreidings
gebied zich steeds duidelijker af te
tekenen.
Als een vogel enkele dagen na het
ringen vanuit het buitenland wordt
teruggemeld, kan men daaruit iets
concluderen ever de treksnelheid.
Een klein pimpelmeesje bijvoorbeeld
haalde de 270 km in drie dagen. De
vendst van een gele kwikstaart wees
op een daggemiddelde van 100 km.
Een pijlstaart - een ranke, snélle
eendesoort met pijlvormige staartve
ren - werd zes dagen na het ringen
2000 km verder teruggevonden.
Een enkele keer kan uit ringvond-
sten worden afgeleid, hoe oud de
vogels kunnen worden. Sterke vogels
zoals meeuwen halen soms de 30
jaar. Een kievit is dikwijls ouder
dan de jongens die zijn eieren ra
pen. Maar voor zangvogels is 4 a 5
jaar al een hele leeftijd. Hun leven
wordt voortdurend bedreigd en
vooral de trektijd is een gevaarlijke
tijd. In Zuid-Europa wordt er veel
jacht op hen gemaakt en ook storm
en slecht weer eisen steeds weer tal
van slachtoffers. Tegen de broedtijd
zijn de gelederen dan ook belang
rijk gedund. Toch mogen we aanne
men dat juist dank zij de trek zo
veel vogels de winter goed doorko
men.
De halve wereld rond
De prestaties van vogels als lange-
afstandsvliegers grenzen soms aan
het ongelofelijke. De tapuit uit Alas
ka vliegt heel Azië over op weg naar
zijn overwinteringsgebied in Cen-
traal-Afrika. Noordse sterns - ze
broeden vooral in Noord-Europa,
maar ook op ons eiland Schouwen! -
overwinteren bij voorkeur in de zui
delijke poolzeeën.
De Noordse sterns die in Canada
thuishoren steken in de herfst dood
gemoedereerd de Atlantische Oceaan
ever, velgen dan de Europese en
Afrikaanse kustlijn en trekken naar
de Zuidelijke IJszee, om daar een
tweede poolzomer mee te maken.
Dat wil zeggen dat die sierlijke
kleine meeuw elk jaar een wereld
reis maakt van 40.000 kmhele
maal op eigen kracht!
Wat drijft de vogels
Onbeantwoord is intussen nog
steeds de vraag, wat de vogels in de
nazomer en de herfst het broedge
bied doet verlaten. Het is niet de
dalende temperatuur zonder meer,
want een paar koude zomerdagen
brengen de herfsttrek niet eerder
op gang. Ook acuut voedselgebrek
is niet de oorzaak. Lang vóór het
eten schaars wordt, zijn de vogels
al verdwenen.
Pas wanneer de vogels, maar vraagt
u niet hoe! - innerlijk gedisponeerd
zijn voor het trekken, gaan ze re
ageren op uitwendige factoren zo
als het korten van de dagen, het
killer worden van de omgeving en
het minderen van de voedselvoor
raad.
Hoe ze de weg weten te vinden
naar het overwinteringsgebied is
nog steeds een raadsel. Want het is
natuurlijk geen oplossing om dat
merkwaardige navigatie vermogen
met het woord „trekinstinct" af te
doen!
Sommige jonge vogels „leren" de
trekroute wellicht van de volwassen
soortgenoten. Zo maken jonge kraan
vogels hun eerste tocht naar de oe
vers van de Witte Nijl steeds onder
de hoede van hun ouders. Maar
jonge koekoeken schijnen tijdens de
herfsttrek noch hun ouders, noch
hun pleegouders te missen. Op ei
gen gelegenheid vliegen ze naaf het
overwinteringsgebied in Afrika. De
drang om in het najaar een bepaal
de trekrichting te volgen is hen in
geschapen.
Proeven met spreeuwen
naar liet zuiden?
Dat er een vernuftig navigatie
systeem in die 'vogelkopjes huist,
bewijzen oriëntatieproeven met
spreeuwen.
Bij een van deze proeven werden
in de herfst een aantal door Neder
land trekkende spreeuwen gevan
gen en geringd, snel naar Zwitser
land getransporteerd en daar losge
laten (jong en oud gescheiden!). Uit
terugmeldingen is nu gebleken, dat
de oudere spreeuwen toch het „ge
wone" deisdoel (Zuid-Emgeland) wis
ten te bereiken. De jonge vogels
echter hielden de zuidwestelijke
richting aan die ze ook boven Ner
derland hadden gevolgd, en kwa
men in Zuid-Frankrijk en in Spanje
terecht. Conclusie: jonge spreeuwen
zonder reiservaring bezitten wél al
leen de drang om in een bepaalde
richting te vliegen. Oriënteren kun
nen ze zich nog niet - dat komt
blijkbaar later pas! Deze proef is in
andere landen ook gedaan, met een
soortgelijke uitkomst.
Het lijkt erop, dat veel trekvogels
zich op de zon oriënteren, proeven
wijzen althans in die richting. De
nachtelijke trekkers oriënteren zich
misschien op de sterren. Proeven
met vogels, uitgevoerd onder een
kunstmatige sterrenhemel (in het
Zeiss-planetarium), ondersteunen
die theorie.
Ga eens naar de duinen
Voor ornithologen valt er op het
gebied van de vogeltrek nog heel
wat te onderzoeken, dat is wel dui
delijk. Maar ook zonder veel van
vogels af te weten, kunnen we in
het najaar genieten van de rijkdom
aan vogelleven in ons land.
De herfsttrek komt juist in deze
weken tot een spectaculair hoogte
punt. Want als het weer een beetje
meewerkt en de wind uit het zuid
westen waait, vliegen ze soms bij
honderden en duizenden over de
eerste duinenrij naar het zuiden*
spreeuwen en vinken, roeken en
goudhaantjes. Aanvliegend over heel
de breedte van ons land krijgen ze
als echte landvogels plotseling de
schrik te pakken voor het onver
wacht opdoemende, onafzienbare wa
teroppervlak van de Noordzee, en
die schrik bezorgt ons een imposant
schouwspel. En bloc veranderen de
vogels hun oorspronkelijke zuidwest
trekrichting en gaan de kustlijn vol
gen. Pas bij het Nauw van Calais
zullen de vogels die hun overwin
teringsgebied in Engeland hebben
de oversteek wagen.
Hoevéél vogels er te zien zijn op
zo'n herfstmorgen? Dat valt niet te
voorspellen. Probeert u zélf eens die
groepjes dansende vinken, die troe
pen nietige goudhaantjes en die wol
ken spreeuwen te tellen. De ene dag
zijn er meer dan de andere, maar
boeiend is het schouwspel van trek
kende vogels altijd!
Even boeiend als het observeren
van de talloze wintergasten onder
de vogels. Want doortrekkers en ge
vederde wintergasten geven Neder
land een aanzien waar heel Europa
ons om benijdt. Dr. Jac. P. Thijsse
heeft het eens raak getypeerd:
„In het najaar is Nederland
één grote vogeltuin!"
Rotganzen op Texel. De Wadden zijn
bij deze Noordeuropese broedvogels
's töinters bijzonder in trek.
(Van een medewerker)
Oktober 1966. Wiekslag na wiek
slag brengt de kleine zwanen uit de
toendra's van Noord-Rusland dichter
bij de plek waar ze de winter hopen
dcor te brengen: het Nederlandse
IJsselmeer. Rtganzen, afkomstig van
Spitsbergen, zoeken gastvrijheid op
c'e Wadden. Maar terwijl deze Ncord-
Eurcft.se broed vcgels zich hier 's win
ters kenrrlijk thuisvoelen, trekken
veel Nederlandse brcedvogels in de
herfst juist weg uit ons land. Vin
ken en goudhaantjes, spreeuwen en
rceken verlaten in grote aantallen de
vertrouwde ^'c'erlandse bessen en
werden, op weg naar warmere stre
ken. De najaarstrek van de vcgels is
;n veile gang.
Lange-afstandsvliegers
Startklaar voor een oefenvlucht. En
kele weken later was de voltallige
ooievaars-familie op weg naar de
Witte Nijl.
De ooievaars zijn hun iochl naar
de overwinteringsgebieden al heel
vroeg begonnen: in augustus ziin
ze al uit Nederland vertrokken. Er
zijn twee trekroutes. De ooievaars
die hun nesten bouwen beneden de
grote rivieren kiezen hun weg naar
Afrika over Gibraltar en de Sahara.
De Noordnederlandse ooievaars -
en die zijn in de meerderheid - slaan
een zuidoostelijke richting en
trekken via c'e Ba'kan naar Ista->-
boel. Daar verlaten r.e Eurona door
de Bosporus over te steken. Met rus
tige vleugelslag zoeken ze hun weg
over Turkije. Moskeeën en minaret
ten glijden onder hen weg, kleine
dorpen met stoeiende, donkerogige
kinderen en waterdragende vrouwen
verdwijnen een voor een uit het ge
zicht.
Voortvliegend in een rechte lijn
tekenen de ooievaars zich kort daar
op af tegen de Israëlische hemel.
Eén dag later strijken de slanke,
roodgesnavelde vogels soms neer aan
de oevers van de Nijl, om trots
voortstappend in het slik voedsel te
zoeken.
Na een verblijf van een of meer
dagen in de Nijldelta gaan de ooie
vaars op een vroege morgen weer
op de wieken. Stroomopwaarts vol
gen ze de traagvloeiende rivier diep
beneden hen, tot ze eindelijk neer
strijken in het waterrijke gebied
waar de Nijl zijn oorsprong heeft.
Daar ontmoeten ze de ooievaars die
het Atlasgebergte hebben getrot
seerd. Sommige vogels vliegen nóg
verder. Voor hen is Natal in Zuid-
Afrika een geliefd overwinterings
gebied.
Nachtelijke uittocht
Wanneer er ooi vaars of bijvoor
beeld ganzen overvliegen, valt dat
meteen op. Het zijn grote vogels, ze
vliegen vaak in een karakteristiek
patroon enze vliegen overdag.
De herfsttrek van zangvogels valt
veel moeilijker waar te nemen, want
die gebeurt hoofdzakelijk 's nachts.
Vrijwel ongemerkt verdwijnen ze uit
de Nederlandse bossen en tuinen,
op weg naar Zuid-Europa
Niet alle zangvogels vinden Zuid-
Europa ver genoeg. Sommige soor
ten trekken net als de ooievaars door
naar het zuidelijk halfx*ond. Zelfs
een heleboel kleintjes-onder-de-
zangvogels weten van geen ophou
den. De Tjiftjaf bijvoorbeeld, een
vogeltje van nog geen 10 gram, kent
de oerwouden van Afrika even goed
als het kleine Nederlandse park
waar hij vroeg in het voorjaar zijn
nestje bouwt.
Het ringen van vogels
In 1899 kwam een Deense leraar.
Mortensen, op de gedachte om ge
vangen vogels te merken met een
aluminium pootring, voorzien van
een nummer en een adres.
Nog steeds is het „ringen" de enige
bruikbare methode om iets te we
ten te komen over broedgebied, trek-
Kraanvogels boven de Peel. Met forse wiekslag trekken deze Scandinavische
vogels langs. een vaste route naar het zuiden, naar Centraal-Afrika.
Trekroute van de ooievaars (naar Rüppell). De Noordnederlandse ooievaars
vliegen via Turkije, de Zuidnederlandse via Gibraltar.