Een dag Westhoek
in de vreemde zomer
van 1966
PsRSFS
(Van onze redakteur)
..witte toetsen op bewegelijk paneel...
WESTHOEK, augustus. De wilde weerwinden ten spijt hadden we
de hoop niet verloren op één mooie dag Westhoek. Desnoods mocht het
een redelijke dag zijn, nog niet eens met warmtegolven, die een mens
zonder bezinning en overleg de zee doen inrennen, maar met wat vla
gen echte, onversluierende zon over de wijde omtrek, neerstralend van
een verder indigo blauwe hemel. De zomer-kinderhand van 1966 is gauw
gevuld en zon bijna ideale dag kwam en alsof daar niet de kolkende
regens waren geweest, bleek het vakantiehoudend volk ontwaakt en (na
tuurlijk) bereid onmiddellijk de zonninge breikous op te pakken, waar
die voorheen was blijven liggen.
De tenten werden eens lekker uitgezvvabberd, gelucht en gedroogd,
maar er werd wel haast gemaakt met het corvee, want een dag strand is
tenslotte een dag strand en men weet niet wat het morgen doet.
interpretatie van begrip „vol".
Rootl en geel
Het geel en het blauw van de tenten domineert de duinstreek. Waar
om het destijds voor de fabrikanten blauw en geel moest worden, in
plaats van een wat gedekter, groene kleur zal wel altijd een raadsel blij
ven, maar het werd - men kan zich er duizendvoudig van overtuigen -
blauw en geel en al die bungalowhutjes staan gestoken tussen wandjes
Afc*» iïfinra
van groen, compleet met op het „erf" de accessoires,tafeltje, stoel
tjes, emmertje, want de tijd van de mokkenboom en de boomstronk om
te zitten, zijn heel erg voorbij. De kampeerterreinen zijn vol en dat im
pliceert dat niet ieder zijn minimale portie groen heeft. Niet alle „cam
pings" overigens zijn gelijk. Er zijn er waar het ruimtelijk probleem niet
zo knelt en dat moet wel voortvloeien uit de dirigerende staf van de
leiding, die een wat strengere interpretatie geeft aan het begrip „vol".
„Stil" druk pad
Daar begint dan de uittocht naar het strand.
Om van de drukte een wat duidelijker beeld te krijgen, kozen we
een „stil" pad, maar dat bleek herinnering. Voorbij „Ginsterveld" en
de „Duinhoeve" vloeit het deels verharde pad naar een breed Sahara-
strand, waar de gebadpakten het dichter bij de waterlijn zoeken om
zich te installeren, want de duinvoet met de houtwalletjes is ver voor
een mens, die nat - de zee ontogen - zijn spulletjes weer moet opzoeken.
Dat „stille" pad is ook al een heel druk pad geworden, maar vooral
de zandstukken zijn breed en het passeren valt er niet moeilijk. De na
tuur rechts en links van het pad heeft nog de verrukkelijke symptomen
van het ongerepte. Er piekt wat geel, wit en paars tussen de wirwar van
de duinbegroeiing en de altijd dorstige bodem van de flankerende duin
pannen, heeft het water - zoveel is er gevallen - niet eens allemaal kun
nen opzuigen. Er zijn weer meertjes in de duinen en dat herinnert in
ieder geval wel sterk aan vroeger. Een paar jaar zo - jammer dat het uit
andere hoofde moeilijk valt te waarderen - en er komt langs de boor
den weer een heleboel moois groeien, want water is vooral voor het
duiii levenselixer.
Symbolisch jongetje
Laat voor de badgasten - ook voor de bikini-meisjes, die zo fleurig het
„Duinhoeve"-pad en het strand illustreren - toch in die onderhavige
Westhoeksector het jongetje Joost van Male als symbool voor het vrije
en onbezorgde vakantieleven mogen worden gebruikt. Men ziet het hem
na enkele weken duin en strand niet (meer) af, maar Joost is een Rot
terdams jongetje en zelden hebben wij een opofferender fotomodel voor
de lens gehad. Het moet een tevreden kereltje zijn, die met louter
prettige dingen in zijn nog zorgeloos zieltje daar wat rond zwerft, de
zon laat schijnen op zijn dikke buikje, „unverfroren" straks de zee in
duikt en al het zilte zand tot 's avonds in zijn ongecompliceerde kuif-
laat zitten.
Grens van land en water
Nou, en daar is de zee dan; groots, oneindig en woeliger wellicht dan
normaal in deze tijd van 't jaar, dagstormpjes in het velleden niet mee
gerekend. Er staat een felle branding, die witte toetsen zet op het
bewegelijk paneel van groen, grijs en blauw en kijkend in die spiegel
van de natuur, op de grens van land en water kan men zich nog ouder
wets klein gevoelen en is er een metafysisch vermoeden van het levens
mysterie. Daar kan het snel veranderend patroon van deze tijd, uiteinde
lijk toch geen invloed op hebben.
„Prent" van een mens
In het vochtige zand staat de „prent" van een mens, een voetafdruk
„die niet beklijft", want misschien straks al wordt het water opge
stuwd door de oerkrachten in de natuur, met als polen het hart van de
oceaan en de maan, die zich van een ruimtekar op zijn (niet stoffig)
lichaam echt niets aantrekt. Dat water dan, plet het strand weer zo het
wil en de voetstappen worden uitgewist. Daarin steekt best ook een
symbool, want wat blijft aards gezien over van een mens, als het stof
van de geschiedenis er op is neergedwarreld? Een vage herinnering
bij de levenden van een nieuw geslacht. Of misschien zelfs dat niet eens.
m**' ft
er zijn weer meertjes in de duinen
...een voetafdruk „die niet beklijft".
(Foto's: Zierikzeesche Nieuwsbode).
Joost is een Rotterdams jongetje
De zeumer van 66
Eiken ochen, nauwlijks wakker,
Kiek ik eest is nae de lucht,
Zwaer bewolkt, mist of regen,
Kruup terug in bed en zucht.
Eiken ochen staen 'k te luust'ren
Nae 't weerbericht van Ka en Mi,
't Is elke dag wï 't zelfde liedje,
Mè van zeumer worre oor je nie.
Ik gae zo graeg een eindje kuire,
Zo in m'n open boezeroen,
Mè 'k loop te rillen van de kouwe
En besluut mè om 't nie te doen.
Ook wï 'k graeg legge in de dunen
Vo 't nemen van een zunnebad.
Den aren dag moe 'k nae den dokter,
Ik eb een zwaere kou gevat.
Schient is een ienkle dag de zunne,
Dan bin ik daenig in m'n sas,
Gaen 'k een groote tippel maeke,
Mè nooit nie zonder regenjas.
Wan toen ik lest 'n keer gieng loope
En mien regenjas vergat,
Kwam ik 's aevens wï naer uus
Toet op m'n emde druup deurnat.
Toch laet ik de moed nie zakke,
Meuglijk neemt 't nog een keer
En kriege me nog vó October
Een paer daegen zeumerweer.
P. Frangois,
uut Aemstie
m