Kees redde
Sint Nicolaas
ONZE ST-NICOLAAS
WIN een
WAARDEBON
5 December
ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE dinsdag 2t november isw No. isoea
Een maand geleden, was Kees,
een flinke boerenjongen, met zijn
vader en moeder verhuisd naar de
stad. Kees vond het helemaal niet
prettig, de jongens in de stad wa
ren zo anders dan buiten. Er wa
ren er een heleboel, die zich niet
met hem wilden bemoeien, want hij
was maar een „boer". Kees trok
er zich weinig van aan en ging rus
tig zijn eigen gang, maar prettig
vond hij het niet.
Zo piekerende slenterde hij op 5
december door de natte straten.
Overal was het een drukte van be
lang. De mensen liepen allemaal
me vrolijke gezichten, in weerwil
van het slechte weer en de scherpe
wind. Koud en guur striemde je de
regen in het gezicht. Eigenlijk liep
Kees zich te vervelen. Vrienden had
hij nog niet en hij vermoedde, dat
hij die ook wel niet zou krijgen.
Op school deden de jongens zo ver
velend tegen hem. Ze vormden een
eigen groepje, waar je niet in kwam.
Ze kenden elkaar al zo lang en hij
was een vreemde. Oh ja, een paar
van die jongens woonden in zijn
straat, maar ook daar vormden ze
weer met de andere jongens een
groep, waar hij buiten stond. Broers
of zusters had Kees niet en dus was
hij op zichzelf aangewezen. Hij was
heus niet van plan om bij de an
dere jongens te smeken om in hun
groepje opgenomen te worden.
Wanneer ze zelf niet naar hem toe
kwamen, dan bleef hij wel alleen.
Maar in zijn hart was Kees ver
drietig. Evenals iedere andere jon
gen van zijn leeftijd had hij graag
vrienden, waar je zo gezellig mee
kon omgaan.
Ja, het was voor de jongen een
harde tijd. Vader en moeder werk-
Evenals vorige jaren vragen wij Uw
aandacht voor een Sint Nicolaasprijs-
vraag. Het is weer een gezellige
puzzle in twee delen. Eerst moet bo
venstaande figuur volgens de hieron
der volgende omschrijvingen worden
ingevuld. Bij juiste invulling verschijnt
dan op de horizontale nummers 24,
27 en 99 een regel uit en bekend
Sint Nicolaasliedje.
Hieronder volgen de omschrijvin
gen voor het invullen van de figuur:
Van links naar rechts:
1. rooldier
4. kloostervoogd
5. plaat; in Friesland
6. Frans lidwoord
7. gelijk
11. zangnoot
12. waardebriefje
15. vogelproduct
16. militaire rang
20. verdriet
34. keukengerei
35. de onbekende
36. titel (afk.)
37. slede
38. jongensnaam
39. meisjesnaam
41. Frans voegwoord
42. leeftijd (eng.)
44. wondvocht
47. Nederl. eiland
50. opschudding
52. bijwoord
53. voorbericht
55. soort onderwijs (afk.)
56. verharde huid
58. meer in Amerika
60. smalle opening
61. schrijver
63. langwerpig ronde
66. Frans voegwoord
69. voegwoord
70. graafdierlje
72. afgemat
74. welwillende lezer (laf. afk.)
75. steensoort
76. walm
77. heen en terug (lat. afk.)
79. uitroep
80. maand
82. eerstvolgende (afk.)
83. plaats in Griekenland
85. Frans lidwoord
87, boom
89. inhoudsmaat (afk.)
90. en anderen (afk.)
91. voorzetsel
92. bergweide
95, werktuig
97. eerste mens
98. strafwerktuig
101. foudraal
102. slede
103. geloffe
Van boven naar beneden:
1. voorzetsel
2. pronknaald
3. plek
5. 'zangnoot
8. kleur
9. houding
10. plaats in Utrecht
11. deel van een pan
12. mannelijk dier
13. in orde
14. aantekenen
17. Verenigde Naties (afk.)
18. boom
19. een der demensies
20. insect
21. voegwoord
22. meisjesnaam
23. deel van het been
25. lengtemaat
26. nauwe
28. volk
29. harteloze
30. Frans pers. vnw.
31. toiletartikel
32. vorm van naderen
33. nevel
40. waterhoogte (afk.)
43. onmeetbaar getal
45. voorzetsel
46. tochtje
47. naamloze vennootschap (Duits)
48. bosje haar
49. luizenei
51. schaakstuk
54. voorschrift
ten allebei hard om het nodige geld
te verdienen en zij hadden dus wei
nig tijd om zich met hun zoon te
bemoeien. Daardoor slenterde Kees
altijd alleen doelloos rond. Zo ook
op dze Sint-Nicolaasmiddag. Vol
belangstelling bleef hij voor elke
etalage staan waar hij iets zag dat
zijn belangstelling opwekte. Hij
vond het allemaal wel erg mooi,
maar krijgen zou hij het nooit. Sint-
Nicolaas was al sinds jaren zijn
huis voorbijgegaan. Vol belangstel
ling keek hij naar een schitterende
meccanodoos. Stel je voor, dat hij
eens zoiets zou hebben. Dan had hij
geen vrienden nodig, dan zou hij
zich elke dag wel amuseren door
allerlei prachtige dingen te bou
wen. Langzaam slenterde hij ver-
dei-.
Het liep al tegen het einde van
de middag en Kees besloot maar
naar huis te gaan. Moeder zou wel
maanstand (afk.)
eerstvolgende (afk.)
grondsoort
liefdesgod
elkander
Spaans veldheer
indien
verlangen
als volgt (afk.)
inhoudsmaat
land door wafer omgeven
boomgaard
schaap
dun vel
persbureau
jongensnaam
rivier in Italië
teken van blijdschap
weerklank
zijrivier van de Donau
soort onderwijs (afk.)
pers. vnw.
vaartuig (afk.)
vragend vnw.
groet
de jongere
Oplossingen worden ingewacht
uiterlijk donderdag 6 december a.s.
bij: Redactie Zierikzeesche Nieuws
bode, Lange Nobelstraat 6, Postbus
1, Zierikzee. Op de briefkaart of en
veloppe vermelden: Sint Nicolaas-
prijsvraag. Als prijzen stellen wij be
schikbaar: een waardebon ad f 25,
een waardebon ad f 15, een waarde
bon ad f 10, een waardebon ad f 5
en 6 waardebonnen ad f 2,50, te be
sleden vóór 25 december a.s. bij een
der zaken op Schouwen-Duiveland,
die in dit nummer (dus van dinsdag
27 november) een advertentie heb
ben geplaatst.
Zij, die per pos! inzenden, worden
verzocht hun inzending te frankeren
met kinderpostzegels.
Wij wensen alle deelneemsters en
deelnemers gezellig puzzelen en veel
succes toe!
DE REDACTIE.
thuis zijn gekomen en voor het
avondeten zorgen. Zometeen kwam
vader thuis en dan moest er ge
geten worden.
Zo slenterde Kees de straat in
waar hij woonde. Plotseling bleef
hij staan. Wat was daar aan de
hand? Midden in de straat stond
een prachtig rijtuig, met twee
schimmels ervoor. Sint-Nicolaas
zat er in. Die was zeker op zijn
rijtoer door de stad ook door deze
straat gekomen. De zwarte Pieten
waren uitgestegen en strooiden on
der de juichende kinderen snoep
goed rond. Op een afstand stond
Kees te genieten. Wat hadden die
kleintjes een pret. Ook Sint-Nico-
laas had er plezier in en keek glim
lachend toe. De paarden stonden
dromerig met de kop naar beneden
en wachtten af tot ze weer aan het
werk zouden moeten gaan. Kees
bemerkte, dat er niemand op de
bok zat. Hij begreep het al, de ene
knecht was natuurlijk de koetsier
en de andere stond achterop het
rijtuig als palfenler, zoals dat
heette.
De rust in de straat duurde niet
lang, want terwijl het grabbelfeest
in volle gang was, daverde er een
jongeman op een motor voorbij en
die snorde vlak langs de paarden
hoofden. De dromerige dieren
schrokken op en voordat iemand
begreep wat er aan de hand was,
sloeg het span op hol, het rijtuig
hobbelend achter zich meesleurend.
Toen Kees zag wat er gebeurde,
sloeg hem de schrik om het hart.
In dolle ren kwamen de paarden
de straat uit rennen en Sint-Nico
laas had de grootste moeite om zich
vast te houden in de koets, waar
hij bijna uitgeslingerd werd. De
teugels kon hij niet grijpen, want
die sleurden over de natte straat.
Waar het span op aan stormde,
holden de mensen angstig weg en
drukten zich tegen de muren.
Veel tijd om te denken had Kees
niet, want het span was bijna aan
het einde van de straat waar hij
stond, maar de jongen van buiten
was gewend om met paarden om
te gaan, dus was hij niet zo bang
als de andere mensen. Snel bekeek
hij de toestand en stormde op het
span af, Midden op de straat bleef
hij staan. De mensen gilden. Ze
dachten dat de jongen door de die
ren vertrapt zou worden en dat de
koets over hem heen zou rollen,
maar Kees versaagde geen ogen
blik. Welgemikt greep hij de dieren
elk met een hand bij de teugel, vlak
bij het hoofd en liet zich, stevig
vasthoudend, meesleuren.
Nog steeds holden de paarden
door en de jongen voelde hoe zijn
benen schaafden tegen de keien,
maar hij liet niet los. Krachtig trok
hij zoveel mogelijk de hoofden van
de paaralen naar elkaar toe en het
duurde niet lang of hij had succes.
De dieren verminderden hun vaart
en even later stonden ze stil, nog
zenuwachtig snuivend. Snel krab
belde Kees overeind en klopte de
paarden vriendelijk op de hals( ter
wijl hij geruststellende woordjes
tot hen sprak.
Sint-Nicolaas klom uit het rij-
uig en stapte op de flinke jongen
toe. En dadelijk waren er ook een
heleboel mensen om hen heen. „Had
je dat gedacht van Kees?" hoorde
hij een paar jongens van zijn school
tegen elkaar zeggen. Als in een
droom stond Kees daar en moest
zelf nog een beetje bijkomen van
de schrik.
„Dank je wel, beste jongen",
sprak de Sint, terwijl hij hem op
de schouder klopte, ,je bent een
dappere vent!" Kees hoorde het
nauwelijks. „Hoe heet je en waar
woon je?" informeerde de bisschop
verder, maar Kees gaf geen ant
woord. Hij voelde zich ineens vre
selijk verlegen worden tussen al
die mensen die hem aanstaarden
alsof hij iets bizonders was. Snel
glipte hij weg en holde zo hard hij
lopen kon naar huis. Daar wachtten
zijn ouders al met ongeduld.
Vader was boos omdat hij zo laat
thuis was en moeder met het eten
had laten wachten. „Jongen, wat
zien je schoenen er uit!" klaagde
zijn moeder, toen ze de kaalge-
schuurde neuzen zag. „Je denkt ze
ker dat het geld ons op do rug
groeit hè, en dat we elke keer
nieuwe schoenen voor je kunnen
kopen om je netjes naar school te
laten gaan?" bromde vader, die
toch al uit zijn humeur was. Kees
zei niets. Hij was te onthutst om
iets te zeggen.
Zonder dat er ene woord gespro
ken werd, at men. Maar nauwelijks
was de laatste hap naar binnen en
wilde moeder de tafel afruimen of
er werd gebeld. Vader stond op en
liep naar de voordeur. „Dag me
neer, ik kwam uw zoon even be
zoeken", klonk een zware stem in
de gang. Kees keek op en vroeg
zich af waar hij die stem meer ge
hoord had. Lang behoefde hij niet
te wachten, want de deur ging open
en Sint-Nicolaas in eigen persoon
stapte naar binnen.
,U hebt een dappere zoon, me
neer", zei de goede Sint. Kees
kreeg een kleur. Vader en moeder
keken niet-begrijpend. Toen ver
telde de Sint wat er aan het eind
van de middag in de straat was ge
beurd. Moeder streek haar jongen
over zijn krullen en ze vergaf hem
graag zijn kapot geschuurde schoe
nen. En ook vader stond glim
lachend te luisteren. „Zo'n dekselse
jongen toch hè", gromde hij zacht.
Maar trots was hij wel.
Het mooiste kwam nog, want
even later werd op de deur ge
bonsd en kwamen de twee zwarte
knechten binnen. „Kees, jongen, je
vrienden uit de straat hebben me
verteld wie je was en waar je
woonde, want zelf wilde je het mij
niet zeggen. En nu kom ik je be
danken voor je dappere daad, want
wanneer jij de paarden niet had
vastgegrepen, weet ik niet wat vöor
ongelukken er hadden kunnen ge
beuren".
De beide lachende zwarte Pieten
kwamen op de tafel toe en legden
er een groot pak op. „Een cadeautje
van Sint-Nicolaas", grijnsde een
Hoe KLEINER,
hoe GROTER
lu de zware houten klompen,
In de kleine kinderschoen,
In de plompe jongenslaarzen,
Zonder vorm, model, fatsoen,
In de opgelapte trappers,
In de sloffen van de meid,
Zelfs in tantes tyg-bottines
Doet de Sint een kleinigheid.
In die klompen komt iets stevigs
In die kinderschoen iets zoets
In die plompe jongenslaarzen
Komt iets nuttigs en iets goeds.
En die opgelapte trappers
Worden met iets warms verrast,
Kortom: Sint doet in èlk schoeisel
Wat daarin het béste past.
Konsekwent is d'oude Sint niet,
Want, hoe kleiner damesvoet,
Des te gróter kleinigheidje
Hij in 't kleine schoentje doet.
CLINGE DOORENBOS.
(Nadruk verboden).
van hen. Met kloppend hart en een
vuurrood hoofd maakte Kees het
pak open en haalde er een schit
terende meccanodoos uit. Wat was
de jongen blij!
Sint-Nicolaas schudde hem de
hand en buiten voor het raam
stonden de jongens uit de straat en
juichten hem toe. „Hiep, hiep,
hoera, voor Kees!" riepen ze.
Het was de fijnste Sinterklaas
viering die Kees ooit beleefd had.
En in de volgende dagen bemerkte
hij ook, da de jongens van school
en die uit de straat hem met heel
andere ogen bekeken. Ze waren
aardig tegen hem en het duurde
niet lang of hij had vrienden ge
noeg, want ze hadden gezien, dat
hij een flinke kerel was, die wat
durfde.
(Nadruk verboden).
Laat onze brandende tijd feitelijk wel ruimte
voor het Sint Nicolaasfeest Een begrijpelijke,
maar toch ook een domme vraag, want wij ge
loven dat het leven eerst echt onmogelijk zou
worden, indien er geen tijd meer zou zijn over
gebleven voor het sprookje. Het sprookje van
Sint Nicolaas herinnert er ons aan dat de mens
het in deze, voor een groot deel verzakelijkte
maatschappij, toch niet stellen kan zonder poëzie.
Met die poëzie doelen wij uiteraard niet op hei-
vaak kreupelige rijm, dat vloeit uit niet altijd
welversneden pennen, maar aan de sfeer, aan
het zoet geheim van de trappelende paarden
voeten en de verrukking van de genegenheid
van de ene mens jegens de ander, zichtbaar ge
maakt door een groot of klein cadeau. Deze
dingen houden hun onvergankelijke waarde, ook
al zullen velen op 5 december - omringd met
aardse zorgvuldigheden - moeten denken aan
anderen, die door allerlei kwaadaardigheid en
leed zelfs niet in hun nooddruft kunnen voor
in.
Dit maakt misschien het probleem uit rond
Sint Nicolaas 1956, maar het zou fout zijn de
Sint Nicolaasviering daarom achterwege te laten.
Nimmer kan het immers fout zijn, als het gulle
hart spreekt. Daarvoor dient altijd gelegenheid
te zijn en sinds eeuwen kent ons land geen betere
dan op het heerlijk avondje, dat met geschenken
en een regen van pepemoten tot ons komt. Die
zaken hebben waaide voor iedereen, maar Sint
Nicolaas is toch wel bij uitstek het feest van de
jeugd, die van veel wereldleed gelukkig nog geen
weet heeft en wier prille harten openstaan voor
het sprookje van de Sint, dat voor hen eens per
jaar werkelijkheid worden kan en mag.
De jeugd ziet ons aan en juist in deze tijd
lijkt het nuttiger nog - als dit even kan - hun
dromen in vervulling te doen gaan, want straks
zal ook in het leven der jongeren het sprookje
wijken voor een harde werkelijkheid, die zij
slechts tegemoet kunnen treden als daar in hun
herinnering leeft de gedachte aan het zoet van
hun kinderjaren, dat op Sint Nicolaasavond zo'n
wonderlijk hartelijk en teer accent kreeg.
Wij zijn het dan. ook heel erg oneens met de
mening van sommigen, dat het verkeerd is de kin
deren „leugens" te vertellen, zoals het dan wordt
uitgedrukt. Het is dom het 5jdecember-sprookje
als een „leugen" voor te stellen, want wie enthou
siaste jeugd heeft gezien, met de gloed van op
winding op de stralende gezichtjes, zal begrijpen
dat zo'n sprookje nimmer kwaad kan doen. In
tegendeel, al te vroeg vaak is de jeugd wijs en
dan wordt de betovering verbroken. Maar zelfs
dat gaat zonder schokken.
Trouwens, Sint is een echte, ouwe goeierd,
een soort super-opa, terwijl 'Pietnou ja, hij
rammelt wel Gens met de ketting en - het is
waar - hij heeft een zak bij zich, maar heus daar
is veel „show" bij. In wezen is het een vlotte,
sportieve jongen, hij heeft zijn diploma's en kent
zijn vak Van de Pietenschool. En op die school
moet paedagogie minstens voldoende zijn om te
slagen