NICOLAAS van MYRA en de overlevering HOE ZIT DAT Nachtelijke tocht per tractor naar Zierikzee ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE ZATERDAG 4 DECEMBER 1954 No. 17654 In Madrid „Gaan we dit jaar naar Schou- wen-Duiveland?" had Piet aan Sint gevraagd, toen ze nog volop bezig waren spullen te pakken in het hoofdbureau aan de Avenida Peper- notla te Madrid. Sint is niet slaan- derig aangelegd, maar dit keer kreeg Piet toch een oorvijg, die hem heu gen zal. Zijn baret stond zo scheef als een scheepsmast bij storm en Sint had er een zwarte hand van, zó had hij doorgeslagen. „Jou lelijke zwartzak", had de ouwe gezegd, „hoe durf je het te vragen!" „Luister Piet", zei Sint. „Als er nergens op de wereld meer prijs gesteld wordt op onze komst - maar ik geloof niet dat het ooit zo ver zal komen - dan gaan we toch nog naar Schouwen-Duiveland". „Want", zei Sint, en hij wees met zijn witgehandschoende hand naar zijn hartstreek, ,„hier, hier steekt het zo als ik aan dat eiland denk. Daar mogen we zeker wel naar toe, versta je, Piet?" „Het komt safe Sint", zei Piet, die van snelle omschakelingen houdt, maar eerlijk gezegd een beetje de damp aan het water had. Hij wist maar al te goed hoe gemeen de boot in de Zeeuwse stromen kan dobberen en hoe bijtend koud het aan het Luitje kan zijn. „Je doet maar een paar extra borstrokken aan en ik zal wel zor- gen voor wat anti-zeeziekte-tablet ten" zei Sint, die zowaar alweer een traan uit zijn baard schudde. Avontuurlijke vaart Het s.s. „Taaipoppio" lag te stam pen in het Veerse Gat. Sint lag wasbleek op zijn kooi en Piet dook geregeld in een klein zakje, waarin hij wat deponeerde, net als in vliegtuigen. Soms bolderde de tafel door de hut en kwam een deel van het serviesgoed in de kombuis om laag rinkelen. Piet zei niets, maar keek de baas altijd maar licht-ver- wijtend aan. Sint was niet van zijn stuk te brengen. „We zetten gewoon door" en toen gaf de kapitein ter zee, Don Francos Betalos, een machtige slinger aan de telegraaf, die opeens „volle kracht vooruit" aansloeg. Het was vliegend weer, althans zo leek het voor landrotten en muren van water sloegen soms over 't scheeps dek, dat glimmend in het maan licht lag. Bij Colijnsplaat kwam de loods aan boord. „Weliswaar ligt „Le vensstrijd" daar en zijn de gaten in de Westhavendijk gestopt, maar ik vertrouw het toch niet", zei Don Betalos. Sint stond op en ging naar de brug. Lange tijd smoesde hij met de kapitein en die wendde zich toen tot de loods in het Engels, dat hij slechts matig beheerste. Ten slotte hoorde Sint „allright" en dat was een opluchting voor hem. Met een opgetogen gezicht dook hij in de hut, waar Piet toch zo goed en zo kwaad als het ging aan het sor teren van pakjes was begonnen. Sint deed erg geheimzinnig en plot seling zei hij tot Piet: „Iramos Borrendamme", hetgeen niet anders betekende dan „we gaan naar Bor rendamme". „Dus toch?" vroeg Piet, want hij was al bang dat het verrassings plan in duigen zou vallen door de harde wind. Maar gelukkig ging het minutieus uitgedachte plan toch nog door. Alweer kreeg het schip de lichten van het Zierikzeese ha venhoofd aan bakboord en plotse ling werden de machines op half gezet. Donker avontuur Voorzichtig draaide het schip bij. Gelukkig was het hoog water. De machines waren nu geheel stopge zet. Flauwtjes tekende de kustlijn zich af aan de horizon. Plotseling was het een en al bedrijvigheid aan dek. De katapultinstallatie werd schietklaar gemaakt en achtereen volgens gingen tien enorme pakken het luchtruim in. Later zou blijken dat ze slechts vijf meter van de dijk waren terecht gekomen. Nadien werd een stevige stalen kabel af geschoten, die bleef hangen aan enkele toch verdorde bomen op een blok land bij Borrendamme. Sint werd in een grote zak gedaan en met een ring aan de lijn bevestigd. Zo werd hij domweg naar de wal geschoten. Juist boven de basalt glooiing brak de draad en Sint kwam onzacht terecht in de bran ding. Gelukkig was het niet diep, maar heel zijn baard zat vol kwal len toen hij eindelijk zich op de dijk had gehesen, waar juist Piet aan een nieuwe lijn voorbij snorde. „Die moet natuurlijk weer boffen" dacht Sint niet zonder spijt zijn natte plunje bevoelend. Na een kwartier stonden beide mannen in het donkere land, maar in de verte zagen ze toch enkele gaslantaarns van Zierikzee. „Veel licht brandt daar ook niet 's nachts, Piet", zei Sint, maar Piet was niet erg spraakzaam. Het avontuur aan de lijn had hem heel timide ge maakt. „Op naar de boer" zei Sint, die wat kortaf was geworden. Via de koeienstoep kwam Sint aan de achterdeur en reeds bij het eerste kloppen werd het bovenraam van het boerenhuis geopend en riep een stem „ik kom!" Sint had zijn zaakjes weer wel keurig voorbe reid. De boer wist al van zijn komst en de goedheilig man en zijn knecht waren maar drie en een halve minuut op het tijd schema achter, dat ze naar Borren damme hadden opgestuurd. ,,'k Bin blie da j'ur wï bin, Sin- terkloas", zei de boer, die daarop regelrecht naar de schuur liep en de tractor startte. „Noe, 't restje kü je zaalf wê vlnde zei de boer en zo reden Sint en Piet met de ouwe aan 't stuur naar de koekestad. In het Steen „Jammer dat we niet overdag kunnen aankomen", schreeuwde Sint boven het lawaai van de motor uit. Maar Piet vond het niets erg, want hij had nog legio dingen te doen en daarom werd direct koers gezet naar het Steen. Sint's rok zat helemaal onder het slik, dat vlijtig opspatte van onder de rups banden. In 't vroegere cachot werd daarop alles opgeborgen. Piet voelde aan de ring, waaraan eens de gevangenen werden vastgeketend hij dacht: nu, daar weet ik nog wel een paar klantjes voor. Toen alles was uitgeladen werd de tractor op het Havenplein neergezet en keer den Sint en Piet terug naar het cachot, waar het helaas ritselde van de muizen. „Sinneklaas, daar zit een muis in uw jabot", grapjaste Piet, maar Sint reageerde er niet op, want hij had inmiddels al het ventiel van een luchtbed aan de mond gezet en begon bolwangig te blazen. Piet haalde snel twee de kens uit zijn rugzak en samen heb ben ze daar toen de hele nacht doorgebracht en de ochtend van de volgende dag. Bij het ontwaken was het eerste wat Sint zei: „Palingbrood" en Plet werd er op uit gestuurd om achter langs bij de bakker alvast wat broodjes in te slaan. Nou en of het smaakte. Het vet droop Sint langs baard en vingers en de ouwe wreef eens over zijn buik. „Het is toch wel bijzonder lekker Piet", zei hij. „Wat mij betreft kunnen ze de hele zoete santekraam aan de apen op voeren. Geef mij maar aalbanket". Piet beaamde het vlot, want hij glom van het paling vet. Na de middag is de goed-heilig man toen uit zijn hol gekropen en begon hij, omstuwd door grote me nigten, zijn tocht door de stad, tel kens zijn eksterogen bezerend, want het viel niet mee. „Au" brulde Sint op een gegeven moment en fluks schoot een agent toe om te zien of daar soms een aanslag op de tab berd van Sinterklaas was gepleegd. Maar gelukkig niet. De ouwe kreeg weer zo'n extra teenscheut, midden in een wegdal, waarvan er zovele waren op zijn route. In de Visstraat strooide Piet met peper bollen en op dat moment draaide Sint zich plotseling om en de omstanders hoorden hem zeg gen: „heb ik dat nu goed gezien?" De ouwe liep regelrecht naar het Havenplein terug en toen zag ieder een zilte robijn in de linkerooghoek van Sinterklaas. „De bomen", uitte hij kreunend, „de bomen, waar zijn de bomen? Hier is toch maar een maal water geweest? Wie heeft die al aardig vattende bomen gekapt?" Een al wat oudere man heeft Sint ingelicht. Een afdeling ongeorgani seerde wild-west kappers heeft de bijl in de bomen gezet, omdat zij dachten op eigen houtje, dat de helicoptères zo maar in de bomen zouden blijven hangen". Sinter klaas was ontroostbaar, maar ein delijk beurde hij het moede hoofd wat op en gelukkig viel toen zijn oog op het fraaie Havenpark. „Ha", riep hij toen opeens weer enthou siast, „dat is beter!" Intussen was Piet ergens op een stoep gaan zit ten en lonkte naar de aardige Zierikzeese meisjes, die - zoals be kend - nogal ruim zijn gezaaid. Het dakwerk Langzaam begon de avond te val len en Sint keek op zijn horloge. ,,'t Is tijd voor het dakwerk, Piet", zei Sint en zachtjes kwam daar toen een paard aanstappen, zomaar een paard en niemand weet van waar. Ook gek als niemand zo iets weet. Er werd nog een kopje koffie ge dronken, maar Piet nam een glaasje bier. „Heb ik minder hoogtevrees", zei ie. 's Avonds en al de andere nog resterende avonden is Sint toen op de daken geweest. Een machtig werk temidden van schoorstenen en poezen. Het is allemaal zonder tuimelingen afgelopen, al kan men natuurlijk de dag niet prijzen voor het avond is. Het was weer een feest in de roetkokers. Dasjes voor de pa's en nylons voor de moe's. Suikerbeesten voor Pietje en popjes voor Jantje. Ieder keer als het ge schenk zakte weende Sint als een ouwe zeerob die afmonstert, zo greep het hem weer aan, al dat wel doen. Maar Piet liet telkens een liedje huppelen over de zwijgende daken van de stad. Onder die da ken bloosden de wangen en schit terden de ogen en dachten mensen aan het oneindige wonder van het weldoen, van de sublieme verras sing in papier gewikkeld, van het bonzende kinderhart en het twin kelen van ogen, die begrijpen, waarom het allemaal door de schoorsteen kwam en komen zal ieder jaar opnieuw weer. Nlcolaas van My ra - in de volks- en vooral in de kindermond beter bekend onder de naam Sinterklaas - wiens verjaardag op 6 December we leder jaar met Oudhollandse hardnekkigheid op 5 December vie ren, is een van de heiligen die zo wel niet- als weigelovigen iets te zeggen heeft. Een van die belang rijke heiligenfiguren tevens waar over zich begrijpelijkerwijs een ware legendensehat heeft ontwik keld, legenden waarvan we in dit kort bestek zullen trachten enige merkwaardige kanten te belichten. Er is namelijk uit de diverse overleveringen gebleken dat de symbolen waarmee de figuur van Nicolaas van Myra omringd en af gebeeld wordt, aanleiding hebben gegeven tot totaal verschillende uitleg. Om tot een beter begrip van de persoon van Sint Nicolaas te komen, is het goed ons te verdiepen in de ons ter beschikking staande (spaarzame) biografische gegevens. Deze volksheilige, bisschop van het kleinaziatische Myra, die zowel in het Oosten als in het Westen vermaardheid geniet, leefde naar alle waarschijnlijkheid in de vierde eeuw en wordt vaak vereenzelvigd met de bischop van het nabij Myra gelegen Pindara, die eveneens Ni colaas heette en in 564 overleed. Practisch niets is historisch te boek staven over het leven van Nicolaas van Myra en men helt daarom al gemeen over tot de mening dat de levensbizonderheden, aan de bis schop van Myra toegeschreven, een samenvatting zijn van de bekend zijnde feiten uit het leven van belde genoemde blschoppen. Verering en legende Sinds de uit Zuid-Italië afkom stige zeelieden in 1087 zijn relieken uit Myra naar Bari (Italië) over brachten, begon de verering van Sint Nicolaas, die reeds in het Oos ten een hoge vlucht had genomen, ook in het Westen. Door de han delsvloot der Hanze werd het Noorden bereikt, waar Amsterdam Sint Nicolaas als beschermheilige verhief. Het merkwaardige is, dat vrijwel onmiddellijk in de hier verbreide Nicolaaslegenden Spanje de plaats innam van Italië. Hierin moeten we ook de verklaring zien van het optreden van een zwarte (Moorse) knecht. In de figuur van deze „Zwarte Piet" ziet men wel de fi guur van de (zwarte) duivel, door de heilige tot dienstbare gemaakt. Op diverse afbeeldingen staat de knecht toegerust met ketenen: „de in boeien geslagen boze". Het rijden te paard over de da ken kan beschouwd worden als een kerstening van de sage over de Germaanse god Wodan, die zich op zijn schimmel Sleipnir door de lucht bewoog. Ook in de diverse gewoonten om een schoentje met hooi te zetten en hiervoor een (al of niet) smakelijke surprise terug te ontvangen, bemerkt men het ri tueel van de goden gunstig stem men, het aanvaarden van het offer en de uiteindelijk verkregen gunst. In de beeldende kunst In de kunst nu vinden we de bis schop afgebeeld met diverse attri buten als: het anker, drie gouden ballen op een boek o£ een kuipje met drie kinderen erin. Het anker duidt op zijn patroonschap van ma trozen en schippers. In verband met dit patronage verhaalt een der oudste legenden over Nicolaas van Myra dat hij eens drie schipbreukelingen, die onschuldig ter dood veroordeeld waren, zou hebben gered. Deze drie zeelieden worden ook vaak aan zijn voeten afgebeeld, zittend in een klein bootje. Men ziet direct hoezeer deze le gende doet denken aan die welke in omloop is omtrent het wonder dat hij verricht zou hebben t.a.v. drie knapen, welke door een mis dadige herbergier onthalsd en in gezouten waren en welke door de bisschop weer tot leven werden ge bracht. Het is zeer wel waarschijn lijk dat de knapenlegende een va riatie is van de zeeliedenlegende of wel dat hier een sterke wisselwer king van motieven heeft plaats ge had. Nu is het eigenaardig te consta teren dat een dergelijke gang van zaken eveneens is te bespeuren bij de overige symbolen. De drie gou den ballen nl. worden algemeen aangezien als symbool voor de hu welijksgift, welke de bisschop aan drie dochters van een edelman deed toekomen. Deze edelman nl. was zó arm, dat hij persoonlijk het voor een huwelijk benodigde geld niet kon opbrengen en dit beduidde in die dagen nog steeds een schande voor het uit te huwen meisje. Ge lukkig bracht Nicolaas van Myra ook hier uitkomst door een beurs met goudstukken door het raam naar binnen te werpen. De kunstenaar die voor het eerst de bisschop met voornoemde drie beurzen heeft afgebeeld, is er ech- ter waarschijnlijk niet geheel in geslaagd om tot een ideale stofuit drukking te komen, d.w.z. de drie bollen werden prompt voor broden aangezien en van dat ogenblik af werd Sint Nicolaas vrijwel auto- matisch schutspatroon der bakkers. Dit alles werkt er aan mee om van Sint Nicolaas de populaire kin dervriend bij uitstek te maken. Im mers: een bisschop komt per schip uit een vreemd land (vergelijk: pa tronage over zeelieden en herinne ring aan het overbrengen van zijn relieken van Myra naar Bari), hij is een vriend van de jeugd van bei derlei kunne (vergelijk: de knapen in het vat, de dochters van de be- rooide edelman), hij gooit voor hen geschenken en lekkers te grabbel (vergelijk: het door het raam wer pen van de goudstukken), hij be loont de braven (de onschuldige zeelui) en straft de kwaden (de duivel tot knecht). met het Sinterklaasfeest Kortom: ondanks alle verwarring en verwisseling bij de symbolen en de verschillende legenden, zelfs bij alle twijfel die bestaat omtrent de rol die Nicolaas van Myra bij dit alles gespeeld zou hebben, geloven wij niet dat deze heilige ooit ook maar iets aan zijn populariteit zal inboeten, hetgeen maar goed is ook, want wat voor excuus tot jaar lijkse verlanglijstjes zouden we an ders hebben? G. DU VIEUX RHIN. OVER DE OORSPRONG van het Sinterklaasfeest lopen de meningen nog al uiteen. Enerzijds zijn er onderzoekers, die dit feest voor een geker stend Germaans feest houden, met daartegen over anderen die geen verband vinden tussen het Germaanse en het Christelijke feest. VAST STAAT EVEN- wel, dat van oudsher de bisschop van 't plaatsje Myra in Klein-Azië, Ni colaas, vereerd wordt als de goedheiligman. NAAST DE BESCHER- mer van de kinderen is St. Nicolaas ook nog de patroon van de trouw lustigen, de jonge meis jes, de zeevaarders en bakkers, de wijnhande laars en bankiers, de ad vocaten en gerechtsdie naren, de kruideniers en manufacturers, de apo thekers en vrachtrijders en de gevangenen en verdrukten. DAARNAAST HADDEN nog tal van godsdien stige broederschappen uit de middeleeuwen zich aan St. Nicolaas toegewijd. DE OORSPRONG VAN het Sinterklaasfeest ligt in ieder geval in Frank rijk, waar een oude Pa- rljse universiteit zijn naam droeg en een Franse monnik voor de eerste maal vermomd als bisschop Nicolaas, z'n medebroeders op hun dagelijkse fouten wees en hen met geschenken verraste. IN DE VEERTIENDE eeuw verschijnt het Sin terklaasfeest voor het eerst in Nederland, toen de scholieren geschen ken ontvingen op de feestdag van hun pa troon, wat men heeft kunnen concluderen uit de stedelijke archieven. WAS OORSPRONKE- lijk het Sinterklaasfeest een feest van heiligen verering, later vei-kreeg het meer burgerrecht als folkloristisch feest, maar toen dit feest meer en meer een braspartij werd ontstond er aan 't einde van de 17de eeuw, mede door het opkomend Pro testantisme, een strijd tussen voor- en tegen standers en werd in ste den als Amsterdam en Den Haag heftige strijd gevoerd tussen predi kanten en gerechtsdie naren, waardoor ten slotte buitenissige uit spattingen werden ver boden. DESONDANKS HEEFT het folkloristische Sin terklaasfeest zich tot op heden gehandhaafd en al is er ook veel van de oorspronkelijke beteke nis verloren gegaan, toch is het voor jong en oud op de jaarlijkse strooi en pakjesavond 'n amu sante vraag, wie het lek kers krijgt en wie de roe

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1954 | | pagina 5