KRUISWOORDRAADSEL -RAADSELS- VOOR KLEINE KNUTSELAARS L r m B B B B B B B ril ir VI B w 9 B m B B B B B li ii> B k> iï B lö B B B 10 B -U ■ii B ti B 2a B u O p a v e Van boven naar onder. 1. Vulkaan in Italië. 2. Het beste van de melk. 3. Lastdier. 4. Gedeelte. 5. Mand. 6. Veelbesproken land. 8. Edel dier. 9. Bouwval. 10. Handelsgewicht (O.-I.). 11Beelden die in den slaap voor den geest komen. 14. Graanpakhuis. 15. Wedren (Eng.). 16. Tarwe. 17. 2 Pond. 20. Toevluchtsoord. 21. Peulvrucht Van Links naar rechts. 1. Ooievaar. 3. éénmaal. 5. Traliehok. 7. Deel van een molecule. 8. Worm. 10. Waarborg. 12. Afsluiting van kelder of zolder. 13. Vischnet.' 14. Knevel. 16. Opgekropte haat. 18. Telwoord. 19. Plakmiddel. 20. Handeling, bedrijvigheid. 22. Vruchtbare plaats in de woestijn. 23. Driestemmig gezang. 24. Vorm van een schoen. HET LATIJN VAN FRANS DE WIT. „Als je nu eens op zou houden met me op mijn hielen te volgen en een onverstaanbaar taaltje te brab belen, zou je me een heel groot plezier doen," zegt Marie, het meisje tegen Fransje, die al vanaf het ontbijt in de keuken is. „Brabbelen, mocht je willen," zegt Frans. ,,Ik leer mijn Latijnsche les. En die is reuze moeilijk!" „Latijn? Ik geloof er niets van!" zegt Marie ongeloovig. „Zeg dan eens een paar woorden!" Frans legt zijn wijsvinger tegen zijn voorhoofd, slaat zijn oogen op, schijnt een paar seconden diep na te denken en zegt dan: „Fiktoralsienlettu. gekomenisoaal Marie „Knap ben gaakweg! knikt 1 rug- gaaKwey K.IHKC bewonderend, je hoor Maar je kent I. 3, 7, 7, 8. dikwijls. 5, 7, 7, 8, tegenovergestelde van mis. 6, 7, 8, tam. 5, 1,6, een gedicht is op 8. 7, 6, waar we ons haar mee kam men. 3, 4, 5, niet dichtbij. 2, 6, 7, 7, 8, één der 5 zintuigen. Mijn geheel: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 7, 8, is iets waarvan we, dezen winter genoten hebben. II. x medeklinker. x afkorting voor moe der. s i x soort visch. s x trede. i s x een lach en een... x wereldbol, aardbol. b b x klaar om weg te zei len. xxxxxxxx iets, dat we met het nieuwe jaar noodig hebben. Op de kruisjeslijnen komt hetzelf de woord te staan. III. Verbrogen riviernamen. „Schel de meid eens!" b. „Ma, asperges lust ik graag 1" C. „Rij niet te vlug", d. „Rij op het ijs elkaar niet on derste boven'\ IV. Welke vijf vogels zijn dit? B, fa, ger, koen, kal, ooi, pa, rei, trijs, vaar, zant. V. x medeklinker. b x korenaar., x gehard metaal, x x x x x x x iets om op te lossen. x damp. b x onderricht, x medeklinker. Op de kruisjeslijnen komt hetzelf- M iwd te »Umu OPLOSSINGEN. I. Vaak, raak, mak, rijm, kam, ver, smaak; ijsvermaak. II. k m a a a 1 tree traan w e r e 1 d zei 1 ree kal e n d e r III. Verborgen riviernamen. „Schel de meid eens!" (Schelde). b. „Ma, asperges lust ik graag!" (Maas). c. „Rij niet te vlug!" (Rijn). d. „Rij op het ijs elkaar niet on derste boven". (IJsel). IV. Oievaar, reiger, kalkoen, patrijs, fazant. V. r aar staal raadsel wasem les 1 KRUIS WOORDRAADSBL Oplossing: Van onder naar boven Van links naar rechts. 1. Etna. 1. Eiber. 2. Room. 3. Eens. 3. Ezel. 5. Kooi. 4. Stuk. 7. Atoom 5. Korf. 8. Pier. 6. Irak. l(b Pand. 8. Paard. 12. Luik. 9 Ruïne. 13. Pulk. 10. Pikol. 14. Snor. 10. Plkel. 16. Wrol; 11. Droon 18. Drie. 14. Silo. 19. Lijm. 15. Race. 20. Actie. 16. Weil 22. Oase. 17. Kilo 23. Trio. 20. Asy) 24. Least. 21. Erv. nog niet eens goed je Nederland- sche taal en moet je dan nu al Latijn leeren!" „Praat ik dan slechter dan jij, Marie?" „Dat niet; maar ik was ook al van school, toen ik 11 jaar was! „Wat heerlijk! En wat deed je toen den heelen dag, toen je van school was?" „Heusch niet stil zitten, hoor! Ik hielp mee op het land en in de moes tuin, ik sneed gras voor de konijnen, ik sprokkelde 's winter^Jiout en nog veel meer andere dingen!" „Wat knap ben je dan! En wat kun je veel!" „Ja, maar Latijn ken ik toch niet, hoor! Maar wat heb jij er eigenlijk aan, Frans?" „Och ik weet niet; alle geleerde mannen kennen Latijn. Alleen be grijp ik iets niet goed; het Latijn is een „doode taal", zie je!" „Nu denk je zeker, dat je me voor de gek kunt houden. Als het een doode taal was, zou niemand meer Latijn kunnen spreken." „Hoe het precies is, weet ik ook niet, Marie; maar het is heusch waar en luister nu maar naar mijn La tijnsche woordjes: fiktorals ienietturuggekomenis gaakweg!" En trotsch als een pauw verlaat hij de keuken. Den volgenden dag komt Frans met hoofdpijn uit school. Moeder brengt hem naar bed; hij wil niets eten. Marie stopt hem allerlei lek kere hapjes toe; maar hij neemt niets. In de gang mompelt ze: „Die arme kleine; waarom laten ze dat kind ook niet met rust! Nu moet hij weer Latijn leeren. Ik zal het toch eens tegen mijnheer zeggen, dat het niet goed is voor den jon gen!" Op datzelfde oogenblik komt de vader van Frans door de gang en hoort wat Marie mompelt. „Wat zul je tegen mijnheer zeg gen, Marie?" „Ach, mijnheer, nu is die arme kleine uit school gekomen met zware hoofdpijn; maar dat is ook geen won der, als hij nu al Latijn moet leeren. Frans is per slot nog zoo jong en dan is het niet goed voor hem, als hij zooveel moet leeren Mijnheer heeft met verwondering geluisterd. „Frans Latijn leeren? Maar Marie, hoe kom je er bij. Geen WIE ZOEKT ER MEE? Zoek de hoed en de pijp van dezen wandelaar. sprake van, dat hij nu al Latijn leert. Maar ik denk, dat hij je voor de gek heeft gehouden en dat jij er in gevlogen bent!" „Voor de gek gehouden?" vraagt Marie boos. „Ik kan heusch wel La tijn van Nederlandsch onderschei den. En anders moet u het hem zelf maar gaan vragen, dan zal hij de woordjes wel weer opzeggen!" Mijnheer verdwijnt in de kamer, waar Frans in bed ligt en komt een poosje later weer glimlachend terug. „Net zoo als ik dacht, Frans heeft je te pakken gehad, Marie. Zijn hoofdpijn komt doordat hij te veel gesnoept heeft en zijn Latijnsche woordjes beteekenen in het Hol- landsch vertaald: Victor, als hij niet terug gekomen is, ga ik weg!" SPELEN BUITENSHUIS. Nu het mooi weer geworden is, spelen jullie natuurlijk allemaal bui ten. Het gebeurt dan wel eens, dat je op een gegeven oogenblik niet meer Weet, welk spelletje te doen. Daarom zal ik jullie hier een paar spelletjes opgeven, die heel goed en leuk te spelen zijn, met een paar vriendjes of vriendinnetjes. Daar heb je het spelletje „koord dans." Daarvoor moet een van jullie een touw nemen, waaraan aan het eene einde een zakje zand vastgemaakt wordt. Dat moet je op de hoogte van de knieën rond sli-ngeren. De anderen, die in een kring om de eer ste heen staan, moeten nu over dat touw heen springen. Je kan het spel nog moeilijker ma ken, door aan hem of haar, die het koord, dat niet te dik mag zijn, vast houdt, een zakdoek te ontnemen, die op zijn of haar schouder ligt. Je moet dan heen en weer loopen, zon der door het touw getroffen te wor den. Een ander spel is het volgende: de spelers vormen een kring. Twee van hen worden met geblinddoekte oogen in het midden gezet. De eene blinde is Jacob, dé ander stelt den heer voor, die in het donker zijn knecht zoek. Zoo dikwijls de heer vraagt: „Jacob, waar ben je?" moet de ander antwoorden: „hier!" Op het geluid afgaand, moet de heer nu probeeren zijn knecht te vinden. Je kan dit spel ook spelen, door aan de twee geblinddoekten een touw van een paar meter lengte te geven, waarvan ieder een einde in de hand houdt. De heer heeft dan een zak doek met een knoop en moet trachten zijn knecht te treffen. VERRASSING. Als van bovenstaand wirwar van lijntjes, die vakjes met potlood of inkt invult, waarin je een punt ziet staan, krijg je een aardig silhouet. Probeer maar I WETENSWAARDIGHEDEN. Ook in Amerika steken schooljongens vaak heel onvoorzichtig over en brengen daardoor niet alleen hun eigen leven, maar ook dat van andere menschen in gevaar. Want de chauffeurs probeeren op het aller laatste oogenblik te remmen, verliezen daar door de macht over hun stuur en rijden andere voorbijgangers aan. De jongens, die door hun onvoorzichtigheid de schuld dra gen van het ongeluk, maken zich meestal snel uit de voeten, of krijgen hoogstens een paar scheldwoorden naar het hoofd geslin gerd. In Chicago heeft onlangs echter zoo'n jongen zijn gerechte straf gekregen. Hij stak heel onvoorzichtig over. Maar een politie agent, die hem had gadegeslagen, greep hem in zijn kraag en bracht hem naar 't bureau. Daar veroordeelde de commissaris hem om een opstel van 500 woorden te maken over „veilig verkeer"! Ik denk dat de jongen nu we] wat voorzichtiger zal zijn, als hl] over moet steken. Denken jullie ook niet? de stevigte nog tegen aan geslagen. Hoe de groote dwarsbalk, waaraan de schommel komt te hangen en die dus het heele lichaamsgewicht te dragen krijgt, op de zijbalken ge maakt wordt, kun je op de teekening eveneens duidelijk zien. Het zit- plankje is een tamelijk dikke plank, waardoor aan iedere zijde 2 gaten geboord zijn. Daar wordt het touw door gehaald en hoe dat dan verder bevestigd wordt, laat de illustratie eveneens duidelijk zien. Onder iedere poot schroef je een klein dwarsplankje, dat naar alle kanten een stuk uitsteekt. Dan graaf je vier gaten in den grond van on geveer 50 centimeter diep en plaatst de pooten daarin. Je hoeft dan niet bang te zijn, dat de schommel niet stevig staat. En dan maar: „schom melen, schommelen, heen en weer"„ EEN SCHOMMEL. Welk kind schommelt er niet graag? Ik geloof, dat dat een der spelen in de open lucht is, die door iedereen, klein of groot, even graag beoefend worden. Maar om de schommel te gaan maken, die je hier op onze afbeelding ziet, moet je je eerst verzekeren van de hulp van je vader; want alleen kun je de zware balken en planken, die je noodig hebt, niet hanteeren. Het eenige, wat je dan eigenlijk nog verder te doen hebt, is de tee kening van de schommel aan je va der te laten zien en hem te vragen, of hij het benoodigde hout heeft. Als dat zoo is, kunnen juli aan dc ga 7 gaan. De steunbalken aan de zijkanten zijn in de vorm van de letter A ge timmerd; een dwarsbalk is er voor

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1936 | | pagina 6