•Vrouw De ingesneeuwde Kabouter EEN GRAM0F00N ALS REDDER. PROMOTHEA-VLINDER. MANNENKLEEDING VROEGER EN NU. ~m JSs lSfefcnSn'ode Is wel een van de lastigste ^problemen op het gebied der mode. De fines- 'aes ervan zijn haast niet te ontdekken. De kleeding der mannen is tooh Immers zoo fcionotoon. De geheele variatie der mode in het eene jaar of in het ander schuilt slechts in e'en paar rijen knoopen, het strikken van een das, de lengte en de uitsnijding van een vest, de kleur der sokken of den vorm van een hoed. En de man-van-heden weet niet beter en schikt zich wonderwel in zijn weinig fantas tische kleeding. En toch is djt niet altijd zoo geweest. Er was eens een tijd, dat de man statig en rijk uitgedoscht zloh ten pronk stelde. In 1600 verschenen de edellieden in een flu welen buis van diep-warme kleur met een zijden pofbroek in dezelfde tint en een breed geplooide kraag. De degen, die zij op zij droegen, gaf hun een strijdlustig voorko men. Ir. "EJ3U de tijd van Lodewijk XIV droe gen zij een kostbaar groen costuum, waarbij 't dikke golvende haar zeer flatteus was. Wit zijden kousen bedekten de beenen. In 1700 liepen de heeren met een korte cape en hadden groote, witte pleureuses op hun hoeden. Zeer gracieus was de dracht in den tijd van Lodewijk .XVI, met de witte krullepruik, de witte kousen, de fijne kantien fichu en het dito zakdoekje. In 1820 droegen de mannen de eerste lange broek! Het was toen de Bledemeijer-jonker zijn entrée maakte. Toen reeds begon de groote verandering te komen. De broek was wit en er werd een lichtgrijze jas bij gedra gen. Maar de vreeselijke en afschuwelijke hooge hoed verscheen en bedierf alles. Welk een verschil die zwarte of grijze lompe kachelpijp met de fleurige baret of hoed met struisveer. Later, in ongeveer 1850 werd de kleeding der heeren zwart, maar de pantalon was grijs, de hooge hoed werd ^vergezeld van een paar bakkebaardjes. Het allersmakeloost was de heerenmode in 1890. Een akelig bruin jasje, dat hoog dicht geknoopt werd en den indruk wekte dat de drager van dit moois hooge schouders had, was uniedracht. Tot overmaat van wan smaak werd een broek met groote ruiten gedragen! O, koningin Mode, wat hebt gij door alle tijden heen de mannen zoowel als de vrouwen tot uw slaven gemaakt. Genera tie na generatie heeft U blindelings gehoor zaamd, ook al waart ge zoo wreed van uw volgelingen karikaturen te maken. En de mode van thans? Durven wij er wel op te vertrouwen, dat wij geen slaafsche vol gelingen zijn van een heerscheres, die vol grillen en nukken is? De mode van 1934 maakt onze mannen jong! De demie-saison, de slappe hoed, de omgeslagen broekspijp, de chique handschoe nen en gedistingeerde wandelstok geen iets jeugdigs, zelfs aan een zestiger, als hij maar niet in overdrijving vervalt. SPEELPAKJES VOOR KLEINTJES van 1—3 Jaar. 8010 Rood flanel, liefst een stevige kwaliteit, leent zich het best voor een speeüpak- je, vooral omdat dit waschbaar Is. Het voorgedeelte bestaat uit twee stukken met een naad ln het mid den, evenals de rugzijde, waaraan banden gezet zijn, die aan den voor kant opgeknoopt worden De om trek wordt met 'n biesje afgewerkt, dat aan den buiten kant met onzichtbare steekjes wordt opge- zoomd. Patronen voor dien leeftijd van 1 tot 8 jaar kan men bestellen onder nr, 8010. door ANNIE VERSGHAAR Een arm boerenmeisje liep op een morgen in een groot bosch. Telkens veegde ze met een vuilen zak doek een traan van haar wangen, want ze was erg verdrietig. Een jaar geleden was haar moeder dood gegaan en daar ze al lang geen vader meer had en oom's of tante's zich niets van haar aantrokken, was ze door een paar vreemde heeren bij een boer en een boerin in den kost gedaan. Deze hadden haar van het begin af aan slecht behandeld: ze kreeg weinig eten en dan nog wat er van den vorigen dag was overgebleven, terwijl ze daar entegen zeer hard moest werken. Aller lei zwaar en vervelend werk, waar de boerin zelf geen zin in had, moest het arme meisje doen en o wee! als ze niet genoeg opschoot! Dan kreeg zo slaag, pijnlijke klappen in het gezicht, stom pen overal of striemende slagen met 'n leeren zweep. Dan moest ze des avonds nog langer dan anders blijven doorwer ken en werd tenslotte zonder eten naar bed gestuurd. s Ze kon vaak niet slapen van de pijn, terwijl ze bibberde van kou, want ze sliep op planken en had slechts een dunne deken waar ze zich zoo dik mo gelijk in rolde. 1 Ook dezen morgen had ze weer veel slaag en geen eten gehad. Daarna had men haar, ondanks het hevig sneeuwde, naar het bosch gestuurd om hout te sprokkelen. Geen wonder dus, dat het arme kind nu liep te huilen. Ze dacht aan een jaar geleden, toen ze nog bij moedor was. Waf haddon ze beiden heer-lijk gesmuld van pannekoeken met siroop' en als het koud was, zaten ze j?ij het vuur lekker te warmen. Ze liep steeds dieper het. bosch in, al verder en verder, en werd tenslotte zoo vermoeid, dat ze maar even op den stam van een omgewaaiden boom g;ing zitten. Toen ze daar zoo een oogenblikje zat, hoorde ze ineens een fijn stemmetje roepen: „Hei daar." Ze keek rond, maar zag niets en dacht al dat ze zich vergist moest hebben, toen ze weer hoorde: „Hei daar, hei daar". Nu zag ze plotseling in den kuil, waar de wor tels van den omgevallen boom in geze ten hadden, de lange muts en het hoofd van een klein mannetje. Zijn lichaam en zijn baard zaten geheel onder de sneeuw bedolven en hij kon er blijkbaar niet uitkomen. „Zou je mij niet willen bevrijden?" klonk zijn stemmetje weer. „ik zit met mijn voet beklemd in den bevroren grond. Gisteravond op weg naar mijn koning, voor wien ik een be langrijke opdracht volbracht had, rust te ik even uit in dezen kuil; er kwam toen een kwaadaardige heks voorbij, die me slaappoeder in de oogen strooide en tijdens mijn slaap den grond deed be vriezen. Nu zit ik vastgevroren en als je me niet helpt, zal ik geheel insneeu wen en misschien van kou omkomen." Het meisje, was ondertusschen al op gestaan en krabde met haar handen de sneeuw rondom het mannetje weg. Het moeilijkste was echter den bevroren grond los te hakken, maar met een zwa- ren steen met. scherpe punt lukte het haar eindelijk, waarna de kleine gevan gene verheugd uit den kuil sprong. Zij zag nu, dat het een echte kabou ter was, zoo klein, dat, hij met de punt van zijn muts maar net tot haar knieën reikte. Wat een leuk kereltje was hij' Laarsjes aan zijn voeten, een roode muts, een lange witte baard, alles pre cies zooals ze altijd gedacht had, dat 'n kabouter zijn moest. Het nieuwe vriendje was natuurlijk erg dankbaar voor zijn redding, daar om vroeg hij haar met hem mee te gaan naar zijn koning :als deze hoorde wat ze voor één van zijn onderdanen ge daan had, zou hij haar stellig een prachtig cadeau en een heerlijken maal tijd aanbieden. GEKLEEDS BLOUSE. 3013 Hoewel het model zeer eenvoudig is, geeft het materiaal, dat we gebruiken, n.l. veloura of velours transpa rant, een gekleed aanzien aan deze blouse. Indien de halsuitsnijding een weinig te ver open mocht vallen, maakt men een zacht rose crêpe georgette vest, dat op de onderjurk gespeld wordt. Heeft men een on derjurk met een kanten bovenstuk, dan is het niet noodig een apart vest te dragen. De ruimte aan de schouders is ingerimpeld terwijl de blouse met een of twee mooie knoopen sluit. Patronen tot en met maat 48 kan men aanvragen onder nï. 3013. HYGIèNE BIJ DEN KAPPER. Iets onmisbaars in een kapperssalon, dat tevens de hygiëne zeer ten goede komt, is de papieren mantel. Dit onmisbare voorwerp werd tot nu toe van katoen of linnen vervaardigd. Liet een oliènte zich kappen, dan kreeg zij een kap mantel om, die reeds om de schouders van haar voorgangster had gehangen en dit ging zoo voort van de een op de andere, totdat eenige keeren per week, de mantel door een sohoone moest worden vervangen. Doch er is een uitkomst. Voor geringen prijs kan men bij den kapper een papieren mantel aan schaffen, die met den naam der cliënte wordt voorzien en alleen door haar wordt gedragen. Deze papieren mantel gaat tame lijk lang mee. Vooral waar deze papieren mantel voor den kapper geen extra onkosten meebrengt, doet U goed er op te staan dat hij ze U kan leveren. Br is ook nog een andere mogelijkheid, ml. dat U een eigen kapmantel laat maken en die steeds weer mee naar huis terug neemt. U weet dan zeker, dat'U de eenlgste bent, die hem gebruikt, terwijl het meebren gen op zichzelf geen. last is. daar U toch een speciale rei* moet maken om naar den kapper te gaan, de haarbehandeling duurt meestal zoo lang <yatjag&.Bg/t nie* gauw kan laten doen. JAPON VOOR A.8. MOEDERS. Bijgaande Japon van weer nauwer maken, gedeeltelijk opgestikt, De mooie, smal toe shawlltraag geeft een geheel. Patronen in alle gw men aanvragen onder &- •oepale wfctlén *04, leent aioh uitste kend om door a.s. &oeders gedragen té worden. De beide groepen plooitjes aan het lijfje, worden met de hand met een kleine rijgsteek aan den binnenkant ge naaid. De japon sluit met twee knoopen, terwijl de sluiting aan de rok met drukknoopen ge- sohiedt. Zoo noo dig kan men de knoopen aan het lijfje naar het mid den toe verzetten. De plooien aan den rok worder, niet gestikt, doch goed geperst. Wil men de japen later an worden de plooi ?r. Ioopende vorm v n goede lijn aan het ■enschte maten kan nr. 3014. ERWTENSOEP. Een echte ouderwetsche pot erwtensoep is ia de wintermaanden een ware tractatie, die zeer in den smaak valt. Men kan deze nee? eenvoudig bereiden, door een stukje magei pekelspek en even voor het opdienen een paar knakworstjes mede te koken of een stuk versche worst, doch men kan de soep ook be reiden door bijvoeging van een flinke kluif- (bovenpoot) geldersche worst, krabbetjes varkenspooten, ooren, ja, wat al niet! We rekenen op 1% pond groene of split- erwten 4 Liter water, 2 a 3 boschjes prei, 2 bossen selderij en 1 kleine selderij-knol en vullen het aan met de vleeschsoort, spek of worst, wat wij het smakelijkst vinden en wat tevens met onze beurs overeenkomt. Naarmate erwtensoep langer kookt, zal de ze smakelijker worden en velen koken de soep zelfs daags te voren. .Groene en ook spliterwten, worden flink gewassohen en een dag te voren in water set om te weken, daarna zachtjes gaar ge kookt met het water en noui, hetgeen onge veer 2 k 2.5 uur duurt Naar verkiezing wor den de groene erwten al dan niet bezeefd, spliterwten koken vanzelf gaar. De soep wordt weer opgezet met de fijnge hakte soepgroenten, de knolselderij, die aan blokjes ls gesneden, af en toe roeren wij. om te vóórkomen, dat ze aan de bodem der pan vast gaan zitten, en plaatsen er zoonoodig 'a asbest plaatje onder. Is de groente gaar, dan laten wij varkens- vleesch, b.v een uur meekoken, evenals het spek; versche worst daarentegen een half uurtje en de knakworstjes niet mèêr dan 10 minuten. Kookt de soep teveel ln, zoodat deze te dik wordt, dan voegen we van tijd tot tijd wat water bij, terwijl we in geval de soep ge noeg gebonden is, een paar rauwe aardappe len ln róspen. Even voor .het opdienen worden spek en worst aan plakjes gesneden en rond gediend met plakjes rogge- of bruinbrood, terwijl eventueel kluif enz. eveneens ln nette stuk jes wordt verdeeld. -if:- BIJ HET INKOOPEN DOEN. Bij het koopen van weefsels moet men er op letten dat: linnen gelijk van draad en glanzig is. terwijl het in een warme hand een zekere koelte te weeg brengt; dat het bij goede katoen slechts op gelijk heid van draad en soepelheid aankomt; dat men bij het koopen van wollen stoffen een stukje tusschen de handen neemt en kreukt; hoe meer de wol dan kreukt, dos te meer katoen zit er door geweven. Ditzelfde geldt voor zijde hoe minder kreukels, hoe zuiverder de zijde, zij moet zacht en buig zaam zijn. 'n- S&i! HET AANVRAGEN VAN KNIP PATRONEN. Om het onze lezeressen gemakkelijk te ma ker. kunnen patronen voortaan ook per bi «ef onder bijsluiting van f0.58 in postzegels vorr japonnen en f0.30 voor breipatronen worden aangevraagd bij de moderedactrice van dit blad, Muzenstraat 5 b, 's Gravenhage. Patronen worden ook toegezonden na over schrijving van het bedrag op postrekening 191919 ten name van den knippatronendienst De maat en het nummer van het patroon met uw volledig adres vooral duidelij; ver melden. Dat leek het meisje natuurlijk wel, want ze had heel erge honger; ze stem de dus toe en toog met den kabouter op weg. Ze liepen door bosschen en over dwergen en door donkere dalen en als ze soms een rivier over moesten, floot de kabouter drie keer op een fluitje; dan kwam er een prachtige zwaan, die hen één .voor één naar den anderen over bracht. Eindelijk kwamen ze in de hoofdstad van het rijk der dwergen. Toen de koning hoorde, hoe één zij ner eerste kabouters door het arme meisje geréd was, liet hij haar bij zich brengen en vroeg haar bij hem en de koningin aan tafel te komen eten. Het was een zeer vriendelijke koning. Ver nemende hoe bedroefd zij zich voelde onder de slechte behandeling bij de boerin, had hij erg medelijden met het aardige meisje en wilde haar o zoo graag helpen. Nadat ze al een heelen dag aan het hof geweest was en het avond begon te worden, liet de koning haar weer bij zich komen en zei, dat ze als belooning een wensch mocht doen. Even dacht ze toen na. Ze had het zoo goed nu en dacht met schrik terug aan de zweepslagen, die ze dien morgen nog had gekregen. v Juist wou ze wenschen nooit weer naar de wreede vrouw terug te hoeven, toen ze dacht aan moeder: Ja, nu wist ze het ineens, ze zou vragen, moe der terug te mogen hebben. En ze vroeg het den koning. Deze antwoordde: „Jo hebt een goede keuze gedaan, m'n kind je wensch zal verhoord worden. Daarna beval hij mooie kleeren voor het meisje te brengen en de hof kap per moest ko men om heur haar met zijn geheime middelen een prachtigen glans te geven zoodat het op het laatst leek of het zui ver goud was. Een groote gouden koel.- kwam voor de stoep van het. paleis rij den; de mooie paarden trappelden on geduldig en de koetsier was zóó glinste rend en statig, dat hij licht afgaf en hel soms leek of hij 'n engel was. Een beet je verlegen stapte het meisje, dat nu in haar mooie kleeren heelemaal geen boerenkind meer was, in, terwijl ze den koning nog eens hartelijk bedankte. Toen rolde het rijtuig weg in het licht van de maan, ver weg, ver weg, den hee len nacht, totdat ze eindelijk door een gouden poort reden, waar moeder haar meisje al met open armen wachtte. On dertusschen had do goede kabouterko ning één zijner dienaren uitgezonden met de oude kleeren van zijn klein be- srJici-mclingetje, om ze in het bosch hij den omgevallen boom te leggen, waar ze wel zullen worden gevonden door den boer en de boerin. Een ontdekkingsreiziger in Afrika was met eenige medereizigers in open booten de Nfjl opgevaren. Tegen den avond landden zij, en sloegen hun ten ten op aan den oever. Plotseling kwam een inboorling op de tenten af, en beduidde door gebaren, dat de reizigers op zijn terrein waren en dat zij er hem vergoeding voor ge ven moesten. Kralen en andere blinken de voorwerpen, die wilden doorgaans gretig aannemen, weigerde hij en 't was duidelijk, dat hij geweren hebben wilde. Nu waren de reizigers zoo ongelukkig geweest om hun geweren, op drie na, te verliezen, doordat een der booten was omgeslagen. De drie afstaan, dat was gevaarlijk, dan hadden zij niets meer om zich te verdedigen. De inboorling toonde zich heel boos over de weigering. Hij vertrok, en de reizigers vermoedden dat hij wraak zou nemen. Daarom zouden zij om beurten de wacht houden. 't Bleef stil tot. middernacht. Toen speurde de schildwacht gevaar. Hij wekte de anderen. Zij zagen iets heel vreemds. Een lange rij doornstruiken kroop op de zandvlakte langzaam na derbij- Door scherp turen zagen de rei zigers achter die doorstruiken speren flikkeren. Het vreemde verschijnsel was opgelost, 't Waren gewapende inboor lingen, die nader kropen en zich on zichtbaar hadden gemaakt, door een doornstruik in de hand te houden. Wat konden de reizigers met drie geweren uitrichten tegen zoo'n bende! Zij besloten te vluchten en de tenten achter te laten. Toen kreeg de ontdek kingsreiziger een goede gedachte. Een koffergramofoön, die hij meegenomen had tot opvroolijking van het gezel schap. zette hij buiten zijn tent. Hij bracht de gramofoon op gang. Er stond een plaat op van een gezelschap, dat om beurten een grap vertelde, ge volgd door gelach. Dit moest de inboor lingen doen denken dat het reisgezel schap elkaar grappen zat te vertellen, onbewust van het gevaar, dat hen dreigde. En werkelijk gelukte het de reizigers om onopgemerkt in hun booten te ko men, die onhoorbaar de rivier afgleden. Het stukje van de gramotoon was uit. Toen weerklonk een woest krijgs geschreeuw, de inboorlingen hadden de tenten aangevallen en ontdekten al gauw dat ze leeg waren. Woedend lie pen zij naar de rivier, maar de booten waren al buiten bet bereik van hun werpsperen. Toen de reizigers de koffergramofoon tot opvroolijking hadden meegenomen, dachten zij niet dat die hun tevens het leven zou redden. -Wr~ Uit het eitje van de Promethea-vlin- der komt een kleine rups. die het best gedijt op de bladereu van de wilde kers, of seringenboomen. Nadat de rups: zich eenige dagen dik en rond heeft gègeten, zoekt hij een geschikt plaatsje op een flink blad, waar hij zich begint in Ie te spinnen, in een cocon. Hij trekt daar bij het blad als een bootje samen. Na eenigen tijd komt uit de cocon de vlin der te voorschijn, die soms zeer groot is, als de vleugels uitgespreid zijn soms wel vijf centimeter. Aan den bovenkant van iedere vleugel zit een zwarte vlek. alsof dit een oog was, doch dat is niet het geval. De vlinder heeft oogspn^en, waamee zij als met'een telescoop naar alle kanten kan zien. Er zijn mannelijke en vrouwelijke vlinders, dc mannetjes zijn kleiner en vlugger, ook veel mooier en kleuriger geteekend, terwijl de wijf jes grooter ziju, en niet de glans op hun vleugels hebben. De rups is blauwgroen met zwarte stippen. Twee paar stompjes doen dienst als zuiguapjes, waarmee het diertje zich op de bladeren en langs de takken voortbeweegt. Bij zijn staart heeft hij een oranje vlek, terwijl het net lijkt, alsof de rups twee koppen heeft. Daar de rupsen zeer vraatzuchtig zijn, zij eten per dag soms vier maal hun eigen gewicht aan 'voedsel op, doen zij ontzettende schade aan de boomen, waarop zij leven en men doet alle moei te om de eieren te verdelgen, door de boomen in het voorjaar te bespuiten met een doodend vocht, dat echter de boo men en de knoppen niet aantast. -m- Een langen tijd. Geschiedenisleraar: Zoo Jan, ik ben blij, dat je weer beter bent, je zult wel een massa lessen moeten inhalen Hoe lang ben je weg geweest? Jan: Vanaf Willem de Veroveraar, meneer.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1934 | | pagina 6