UcMtn
ZierikzeeschB Hieowsboda
PUROL
TWEEDE BLAD
HERLEVING.
Uit Stad en Provinole.
behoorande Dl) da
via V' ijdag 3 Aoril 1931, *o. 12139
Het is alsof er van dat woord een
ontroerende bekoring uitgaat. Wij heb
ben in den herfst gezien hoe de gansche
natuur zich voorbereidde om te sterven
en daarna leek het, alsof op alles wat
eens groeide en bloeide beslag was ge
legd door den dood. Doch niet alleen
in de natuur was alles van een sombere
kilheid, ook in vele menschenharten
werd met het vergaan van de laatste
herfstbloem een gevoel van beklemming
gewekt. Men kwam te staan als voor
een berg, troosteloos van aanzien, en
al niochï daarbij gedacht worden, dat
aan de andere zijde het gouden zon
licht wederom zou fonkelen, dat het
vogelenheir en de flora, gelijk zooveel
eeuwen te voren, zouden wedijveren in
het uitbrengen van een loflied ter eere
van Hem, die alles nieuw maakte, men
moest er over heen trekken, men moest
als het ware door een doodendal om
te komen tot het licht der herleving.
Hoevelen is zulks niet meer gegeven
geworden. Zij hebben ook gestaan voor
dien troosteloozen berg, zij hadden ook
gehoopt op het aanschouwen van de
andere zijde daarvan, doch zij haalden
de reis niet.
Paschen! Vernieuwing, verjonging, op
standing. Verbroken worden op dat
woord de boeien, waarin de gansche
schepping gekluisterd lag. Weggevaagd
worden angst en sombere gedachten. Om
hoog gaan de oogen naar het wonder
bare licht van den Paaschmorgen. Het
is, alsof een geheimzinnige hand, een
onzichtbare macht alles en allen beroert
als bezielend met een nieuw leven.
Reeds eeuwen hebben de Paaschklok-
ken der menschheid de vreugdevolle
boodschap der herleving gebracht en even
zoovele eeuwen heeft de gansche natiur
haar jubelend en dankend begroet. Doch
is het niet ontstellend, dat door een
groot deel van het menschdom die jubel
nauwelijks wordt vernomen, terwijl voor
een ander deel de beteekenis ervan
reeds is vervaagd vóórdat de Paasch-
klokken ophielden te luiden? Voor de
zulken is het Paaschfeest niet veel meer
dan een geschikt tijdstip om 't winter-
pak te verwisselen voor meer passende
kleederen. Zij verheugen zich slechts op
de komende zoele lentedagen en den
daarop volgenden zomer, want meer heb
ben zij niet van noode.
Gelukkig degenen, die het: „Ziet, ik
maak het alles nieuw", mogen en kun
nen beluisteren in de vrije natuur, verre
van den menschen, waar het nauwelijns
met het bloote oog waarneembaar in
sect herleeft in dat wonderbare licht,
en waar slechts één groot loflied wordt
vernomen, maar dan ook door geen dis
sonant verstoord, ter eere van Hem, die
het alles nieuw maakte.
ZIERIKZEE. De heer J. M. Rotte Jz.
hulpbesteller bij de posterijen te Kerk-
werve, is met ingang van 4 April aange
steld tot besteller alhier.
Wij verwijzen naar de advertentie
van de Tilburgsche bijenmarkt, voorko
mende in dit nummer. Naar ons is mede
gedeeld, mag een flinke aanvoer ver
wacht worden. Deze markt is de aan
gewezen gelegenheid voor fruittelers en
zwermtelers om daar de benoodigde
bijenvolken te gaan koopen. Er wordt
een premie gegeven voor den grootsten
koop en wel volgens deze regeling: bo
ven BO korven f25, 41—50 korven f20,
Het Doorzitten bij Wielrijden
en een door de Zon Verbrande
Huid, verzacht en geneest men met
Dooa 30-60 en 90 cl. Tube 80 ct. Bil Apotb. en Oroaliten
31—40 korven f 15, 21—30 korven f 10.
Onder de aanvoerders worden mooie
geldpremies verloot. Inlichtingen: Spoor-
laan 50, Tilburg. Tel. 600.
OUD-VOSSEMEER. Van Vrijz. zijde zijn
als candidaten voor den Raad gesteld
de heeren M. A. Vermet (aftr.), J. L.
van Gorsel (aftr.), C. D. Ampt, M. v. d.
Stel, Joh.s Rijstenbil Pz., P. den En
gelsman Marz, Mar.s van Vossen en Bast.
Quist,
De heer M. K. de Wilde wenscht
niet meer als raadslid bij de volgende
stemming in aanmerking te komen, we
gens gevorderden leeftijd. De heer de
Wilde vervult ook de taak van weth.
De oudste ingezetene onzer ge
meente, de heer Jacobus Hommel, is op
ruim 95-jarigen leeftijd overleden; ieder
kende „Kootje" en hij stond in hooge
achting. Indertijd bezocht hij als com
missionair de markten te Roosendaal en
Antwerpen te voet. Als Vlas-commission-
nair had bij bij voorheen een uitsteken
den naam.
Openbare raadsvergadering, genou-
den op 1 April. In verband met de door
Ged. Staten gegeven afwijzende beschik
king op het adres van den raad van
Zaamslag, zal aan dat adres geen ad-
haesie betuigd worden. Aan de heeren'
S. J. Polderman, G. J. Polderman, W.
J. van Engelen, M. K. van Nieuwen-
huijzen en L. van de Zande, zal in de
kosten van het bezoeken der school voor
hun kinderen, volgens art. 13 der L. O.
wet 1920, een tegemoetkoming worden
uitgekeerd van f 15 en aan Anth. v.
Poortvliet, een tegemoetkoming, bere
kend naar 2 ct. per K.M. De voorzitter
deelt mede, dat de financiëele positie
van de eerste aanvragers niet van dien
aard is, dat het volle bedrag moet wor
den uitgekeerd. Het is jammer, dat de
aanvragen zijn gekomen. De heer Van
Gorsel meent, dat men moeilijk anders
zal kunnen. Als ze nu maar genoegen
nemen met f 15. De heer Den Engelsman
zegt, dat ook zij recht hebben volgens
de wet, maar acht in dit verband f 15
toch voldoende, zoodat de eerste aan
vragers niet gelijk te stellen zijn met
een arbeider. De heer Van Gorsel acht
dit wel juist, maar als ze er geen genoe
gen mede nemen, dan moeten we mis
schien hooger. Hierop worden de hee
ren M. C. Polderman, L. de Later, L.
de Wilde en J. Nuts herbenoemd als
leden van de schattingscommissie. No
pens de havenverlichting deelt de voor
zitter mede, dat bij den havenmeester
geïnformeerd is. Wordt het lichtpunt bij
den heer van der Vlies wat hooger aan
gebracht, met een lamp van grootere
lichtsterkte, dan is het goed. Ook schip
per de Graaff is die meening toegedaan.
De heer Heijboer zegt, dat dit dan in
orde is. Maar hoe zit het dan met de
coupure in verband met de vloedplanken?
De voorzitter verklaart, dat de vloedY
planken van den polder zijn; een ver*
lichting voor die planken is dus polder-
belang. De heer Heijboer, zou die kosten
gaarne voor rekening der gemeente
nemen. De polder beschermt met die
planken toch ook de gemeente. De heer
den Engelschman zegt, dat de heer Heij
boer altijd op de uitgaven beknibbelt,
en nu in eens wil hij polderuitgaven
voor rekening van de gemeente nemen.
Men betaalt toch ook polderlasten; uit
die lasten kan de polder toch voor ver
lichting zorgen? Hij is er tegen, dat de
gemeente dit betaalt. De heer Daane ver
klaart accoord te gaan met den heer
den Engelsman. De vloedplanken is een
zaak van den polder. De heer van Gor
sel wijst er op, dat er geen belasting
is op gebouwd; de vloedplanken be
schermen de gemeente. De voorzitter zegt
dat de gemeente genoeg doet voor den
polder. De geheele Dorpsweg, die voor
rekening van den polder was, nam de
gemeente voor haar rekening. Ook is
de gemeente ten opzichte van den pol
der, nimmer kleinzielig geweest, Voor
gesteld wordt om achter de houten be
schoeiing naar de zijde van het Veer
een betonnen muurtje te maken. De heer
den Engelsman wijst er op, dat zoo iets
broddelwerk wordt. De oude beschoeiing
moet dan weg, en een nieuw vrij beton
nen muurtje gebouwd. Bouwt men het
muurtje achter de oude beschoeiing en
gaat die beschoeiing nog verder weg,
dan zal dit weinig afdoend werk geven.
De heer van Gorsel stemt dit toe. Ook
wordt door de voorgèstelde manier het
havenplateau kleiner. De heer Daane zegt,
dat het voorgestelde overeenkomstig het
advies van den heer Vriens is. Hij voelt
dat het zoo niet gaat. Bij de uitvoering
is geen haast, zoodat dit punt kan wor
den aangehouden. De heer Vriens moet
het dan nog eens opnemen. De heer den
Engelsman vraagt of er al antwoord is
op het adres der gemeente aan den
Minister, inzake de Waterleiding? Dit
punt kan toch niet op de lange baan
geschoven worden tot 1 Januari 1933,
De tarieven zijn hoog genoeg. De voor
zitter zegt, dat het een goede gewoonte
is om antwoord te geven. Antwoord op
het adres van Augustus 1930 is nog niet
ingekomen. Hierop wordt de vergadering
gesloten.
ONDER WIJSc
In een der lokalen van School A te
Zierikzee werd Woensdagavond de eer
ste ouderavond gehouden. Het hoofd dier
school, de heer G. H. Breetvelt, heette
de vele aanwezigen welkom, speciaal de
burgemeester en echtgenoote, benevens
de ouders der schoolgaande jeugd. Spr.
wees op 't feit, dat voor deze school
reeds tweemaal is getracht een oude'*-
commissie in het leven te roepen, doch
met negatief resultaat. Waar nu zoo
vele ouders bijeen waren, was spreker
overtuigd, dat de tot standkoming nu
vrijwel zeker was. Met nadruk wees spr.
op het nut dier commissies, die de
band tusschen de ouders, de school en
't personeel nauwer aanhaalt in het be
lang van 't kind. Met vreugde deelde
spr. mede, dat binnenkort het vak han
denarbeid op School A zal worden in
gevoerd, de eerste school in de onder
wijsinspectie Goes. Tijdens het uur, dat
aan de meisjes handwerkonderwijs wordt
gegeven, krijgen de jongens les in han
denarbeid. De Rijkskweekschool, waar 't
vak handenarbeid onderwezen wordt,
stond voor dezen avond verschillende
voorwerpen af, om eens te kunnen zien,
wat in de toekonïst door de jongens
zal kunnen worden gemaakt. Wanneer
de jeugd liefde voor dit vak krijgt,
dan hoopt spr., dat ze 's avonds thuis
zullen blijven om hun tijd nuttig en aan
genaam te kunnen besteden.
Hierop werd overgegaan tot de ver
kiezing van een oudercommissie, waarin
zitting krijgen W. F. v. d. Ende, C. Fol-
mer, Lokker, mej. v. Beveren, mej. Al-
burg.
De burgemeester sprak daarop de ver
gaderde ouders gemoedelijk toe. Z.E.A.
was verheugd eens contact met de vaders
en moeders te kunnen hebben, om hen
bij deze gelegenheid eens nadrukkelijk
te wijzen op 't schoolverzuim, waardoor
de kinderen tekort komen in ontwik
keling, wat zich in hun later leven
wreekt. Met genoegen constateerde spr.,
dat het vak handenarbeid op School zal
worden ingevoerd, want jongens, die later
in een vak gaan, zullen daarvan profijt
hebben.
Mevr. Klein Wassink sprak speciaal
tot de moeders over het handwerk
onderwijs, dat beter gegeven zal kun
nen worden, wanneer in den voormid
dagschooltijd de kleinsten kwart over elf
naar huis gaan, in plaats van 12 uur.
Deze regeling verwierf reeds de goed
keuring van den Inspecteur en van B.
en W.; ook de ouders hechtten aan deze
regeling hunne goedkeuring.
Na de pauze, waarin een kopje thee
met biscuits werden geserveerd, ver
kreeg de heer J. Dik het woord, welke
een zeer interessante lezing hield over
het onderwijs in 't algemeen, en over
het vak handenarbeid in 't bizonder.
Zeer duidelijk zette spr. de opvoedkun
dige waarde daarvan voor de kinderen
uiteen en liet zien wat door de jongens
op de lagere school, die handenarbeid
worden onderwezen, kunnen vervaardigen
en dat is heusch niet onaardig. Reeds
is een begin gemaakt op deze school
met het eenvoudigste.
Met groote aandacht werd deze uit
eenzetting gevolgd.
De heer N. A. Quist wees op de z. i.
te weinig deelname door de kinderen
van School A aan de Schooltuintjes. 9
bedjes zijn nog beschikbaar en die hoop
te hij aan even zooveel kinderen van
deze school te kunnen uitgeven, wan
neer zij zich spoedig aanmelden.
De heer Breetvelt dankte aan 't slot
den burgemeester en de ouders voor
hunne tegenwoordigheid, mevr. KI. Was
sink en de heeren Dik en Quist voor
hunne uiteenzetting, waarbij hij tevens
gelegenheid vond de aandacht te vesti
gen op den dit najaar te openen cursus
huisvlijt-onderwijs. Hierop volgde sluiting.
DE GOLD-RUSH.
Velen onzer hebben de film gezien
van den dorst naar het goud, waarin
Charley Chaplin zulk eene meesterlijke
creatie geeft van een eenzamen zwerver,
die wordt medegesleept in den wedloop
naar het gele metaal, waarvan de sleu
tels worden gesmeed, die de deuren
openen, welke de schatkamers van over-
overvioed en weelde voor ons afsluiten.
De aanbidding van het gouden kalf is
van alle tijden en zal zich onder veler
lei gestalten herhalen, zooals Saïdjah's
buffel werd weggenomen door 't dis
trictshoofd van Parang-Koeda, het aan
doenlijke verhaal uit Multatuli's Max Ha-
velaar. De volgende geschiedenis speel
de zich echter niet af op Java, maar
in het binnenland van Sumatra en is
geen louter fantasie. Een kleine dertig
jaren geleden werd Djambi onder Ne-
derlandsch gezag gebracht, waarna men
op verschillende markante punten posten
oprichtte om dat gezag te schragen. Een
daarvan lag op de grens van Korintji,
diep het binnenland in. Per hekwieler
moest men dagen lang de Batang Hari
opvaren, vervolgens de Tambesi, tot waar
bij Banko de Mesoemei wordt opgeno
men, om daarna met meerdere dagmar-
schen den post te bereiken, die daar
in de wildernis lag als een vooruitge
schoven schildwacht van 't Nederl.-Indi-
sche gouvernement. Die post was bezet
door 2 brigades, elk 20 Europeesche
fuseliers sterk, onder commando van een
jeugdig luitenant, die zich het Djambisch
tamelijk eigen had gemaakt om gemak
kelijker met de hoofden te kunnen con
verseeren. Het klimaat was er mild, de
omgeving vol afwisseling, groene heu
vels en heldere bergstroompjes, maar de
eenzaamheid werkte verlammend en
enerveerend op de mannen. Contact met
de Inlandsche bevolking was er zoo goed
als niet, hoewel moeite was gedaan om
eenige kennis van de inlandsche taal
aan de bezetting bij te brengen, maar
de Amsterdamsche tongval zat hun in
den weg. Er werd wel een regelmatige
patrouilledienst ingesteld, maar deze be
paalde zich tot het opdoen van terrein
kennis en het vervaardigen van een
voudige schetskaarten en ook daarmee
was men vrij gauw uitgepraat. De ver
veling maakte de mannen balloorig en
prikkelbaar. Men zat daar in de rimboe
zichzelfen en anderen te vervelen, te
midden van eene tropische natuur, die
altijd groen was, terwijl het in Holland
sneeuwde. De jonge luitenant, die het
hoofd was van deze 40 gezagsvertegen-
woordigers van diverse pluimage, zocht
naar een middel om hun in deze een
zaamheid aan eenige sensatie te helpen.
Hunne gedachten zweefden des avonis
over bergen en Oceanen naar het verre
vaderland, waar het bonte leven bruischte
en hunne gesprekken waren daar de
neerslag van. Maar wanneer zouden ze
dat lage land aan de Noordzee en den
Westertoren van Amsterdam ooit terug
zien? Ze zaten hier in midden-Sumatra
dagen reizens van de hoofdplaats Djam
bi, waar je ook op een -houtje kon
bijten. Men zat te pandoeren, te kruis
jassen, te hengelen en te pruimen, mus
kieten, vliegen en verveling te verjagen,
maar daar kon zelf9 een Europeesch
i
fuselier op den duur geen bevrediging
in vinden. En de jonge officier piekerde,
piekerde om een bron van afwisseling
en sensatie aan te boren en eindelijk
had hij de oplossing gevonden. Hij kende
Djambisch en kwam aan de weet, dat
de Djembiërs vroeger hunne bedevaarten
naar Mekka financierden met goud, dat
ergens uit een zijrivier van de Mesoemei
werd opgevischt. Men vertelde hem den
naam en de juiste ligging, maar meende,
dat de goudwinning al sedert jaren aan
haar lot was overgelaten wegens uit
putting der voorraden. Maar, zoo dacht
hij, wellicht was in den loop der jaren
de voorraad aangegroeid of ergens een
plaatsje vergeten, waar het metaal nog
voor het grijpen lag. Hij maakte de man
nen deelgenoot van zijne ontdekking en
alsof er een wonder gebeurd was, zoo
sloeg de stemming om.., De beide brigades
zouden loten, wie de eer te beurt moest
vallen om dit tweede Klondike te ver
overen. De loting was al een sensatie op
zich zelf en de thuisblijvenden werden
getroost met het vooruitzicht op een
deel van de buit. Men zag weer verge
noegde gezichten, men hoorde weer de
oud-Hollandsche gezangen als: „We gaan
verhuizen, wie gaat er mee?" of „Dan
zegt de fourier, geef je rommeltje maar
hier" en de lucht daverde van 't feest-
gedruisch. Men zag overal goud, men
keek het uit de boomen, men speurde
het in de nevels, men snoof het op uit
den ochtenddauw, men bouwde lucit-
kasteelen van het zuiverste goud. De
brigade toog op weg, luitenant en ser
geant voorop, de fuseliers er achter,
voorspits, achterspita met kettingjongens
AANBESTEDINGEN.
SCHERPENISSE. Bij de gehouden aan
besteding van grint enz., ten behoeve
van het Cal. Waterschap „Scherpenisse",
werd ingeschreven voor steenslag door
,De Hoop", Terneuzen f 3,94; Jac. de
Dreu, Goe, f 3,80; C. Kieboom, Slie-
drecht, f 4,79; H. H. de Waal, Slie-
dreeht, f 4,10; per scneepston; voor grint
door C. Kieboom, Gorkum, f 2,84; H.
H. de Waal, Werkendam, f 2,85; per
M3. Het steenslag lossen door: M. v.
Gorsel, f 0,60; het grint lossen door
M. van Gorsel, f 0,70; per scheepston.
Het vervoer door L. Jansens, f 0,40 p.
scheepston; f 0,48 per M3.; J. Quaarf,
voor steenslag, f 0,50 per scheepston;
f 0,65 per M3.; G. Anthonisse, vöor steen
slag, f 0,42 per scheepston; f 0,72 per
M3.
YRRSCMIELSNBE B1MCETEN.
ZEETIJDINGEN.
GEEN BELEEFD RAADSLID. Voor di
arrondissements-rechtbank te Maastricht
heeft terecht gestaan een raadslid te
Stein, die op 8 October 1930 in een
raadsvergadering bij de rondvraag toen
hij den voorzitter vroeg, waarom deze
hem uit een commissie gezet had en
hij daarop geen voldoende antwoord
kreeg, hem de woorden toevoegde: „Je
bent een prul, je kent niets, je hoort
beter thuis achter een mestkar".
Het O.M., overwegende, dat de termen
beleedigend zijn en dat het in dien raad
te erg toegaat, eischte f30 boete of 30
dagen hechtenis.
ZIERIKZEE, 1 April. Uitgeklaard: S.s.
„Zeester", kapt. J. L. de Groot, geladen
met zaaioesters naar Limfjord.
OPSTANDING.
Paschen 1931.
Weer brengt de Paschen 't jong ont
luikend leven,
Dat naar het stralend, gouden zonlicht
streeft,
Wanneer natuur de velden gaat door
weven,
En door de luchten de belofte zweeft
Van nieuwe gaven voor de blijde
menschen,
Die vol verwachting aan den ingang
staan
Met hun opnieuw ontwaakte levens-
wenschen,
Die luid en luider door de wereld gaan!
Weer kiemt de hoop, na vele donk're
dagen,
Wat is de jonge, blijde wereld mooi
Nu lente met haar schatten aan komt
dragen,
En kleuren schept in rijken voorj aars-
tooi!
De hooge boomen wuiven langs de
wegen,
Zóó wordt de komst der lentebruid
bericht,
Een stille koest'ring spreidt alom haar
zegen,
En van den hemel daalt het levend licht!
Zal zoo dit Pascha ons verblijd doen
hopen
Op alles, wat een nieuwe kiem ont
vouwt,
Bloeit rijker ook het geest'lijk leven
open,
Dat sterk van kern den waren vrede
bouwt?!
Opstanding uit de dreigende gevaren,
Nu nog 't geweld het hoogste recht
bestiert,
De donk're dagen door de wereld
waren,
Omdat het egoïsme hoogtij viert?!
Opstanding uit het economisch lijden,
Dat velen in zijn sterke netten strikt,
Dat uiterlijk de menschen weet te
scheiden,
En innerlijk den goeden geest verstikt,
Dat duisternis in veler hart doet dalen,
Ook nu daarbuiten de natuur herleeft,
Die door de dorheid van dit leven
dwalen;
Omdat hun zon te weinig warmte geeft!
O, moog' dit Paaschfeest ons harmo
nisch schenken
Het nieuwe leven van den vredesgeestj,
De opbloei, die de zwakken zal
gedenken,
Die steunt en zegent en 't gezin geneest.
Natuur en stof en geest als kostb're
waarde
Verbonden om ten leven op te gaan,
Eerst dan is voor een blij verjongde
aarde
Opnieuw 't grootsche waarlijk opgestaan!
(Nadruk verboden).
als dragers fungeerende gestraften
mondvoorraad voor zes dagen. Het ge
weer leek wel een wandelstok, de ran
sel een city-bag en de soldaat-zieken
verpleger, die beweerde vroeger aan het
hot te hebben gediend, moest ook mee,
want in zijn verbandtrommel kon heel
wat goud worden opgeborgen en als
de jongens eens ruzie kregen over de
verdeeling van de buit, dan kon hij het
noodverband leggen. Daar zat vuur in
de brigade, men had er wel naar toe
willen vliegen, naar dat beloofde land.
Een ieder had zoo zijn eigen idealen,
de luitenant greep het hoogst, hij meen
de aan den Velperweg een passende
villa te kunnen vinden en de sergeant
wou in zijn geboorteplaats een groot
huis aankoopen en "er roozen kweeken.
De fuseliers meenden meer heil te zien
in eene weduwe met een herberg, waar
ze zich gratis konden bedienen. De zie
kenverpleger veronderstelde, dat een mooi
kasteel met een huisknecht zooal het
minste was, dat hem toekwam.
De weg was lang, heuvel op, heuvel
af, de zon brandde op hunne schedels,
maar het gele metaal verlichtte den
rimboe-tocht. Men sliep in net hótel den
blooten hemel op roozen en droomde
van het vaderland, dat hen zou ontvan
gen als ongekroonde koningen en men
zou de heele buurt op stelten zetten met
die rijkdommen in de rimboe, die des
nachts een heirleger van zingende,
schreeuwende, gillende insecten herbergt,
leek hun nu een kapel van gewijde mu
ziek. Men liep zich drie dagen het vuur
uit de met spijkers gewapende schoenen
en daar zou dan eindelijk da rivier, de
goud-rivier, hare schatten vertoonen. Men
daalde langzaam en vol spanning de laat
ste heuvel af en de man van de spits
gat een gil, hij zag plotseling goud, wat...
goud, neen gouden tientjes,, het lag daar
maar voor het grijpen. Maar de luitenant,
die wat meer ervaring bezat, had al
gauw begrepen, dat het pyriet was,
dat wel een goudschijn had, maar geen
schijntje goud. Die gladde Djambiers
hadden blijkbaar vroeger alles in de
wacht gesleept. Men zocht nog een groot
deel van de bedding af, maar men had
er graag die oude Djambiërs ingegooid.
En weg waren alle illusies.
Men begon den terugtocht, „den Weg
zurück", naar het oord der verveling en
gooide onderweg villa's, herberg en we
duwen en alles, wat men zich had toe
gedacht, in het diepe ravijn om de ba
gage wat te verlichten. Op den post
zag men al reeds uit de verte, dat de
brigade geen goud transport bewaakte,
het leek wel een begrafenisstoet. Later
maakte een geoloog van het NederL-
Indische gouvernement denzelfden tocht,
toen de bezetting reeds lang verdwenen
was, maar ook deze vond geen goud
in loonende hoeveelheid. Maar de een
zame post had nog dagen lang stof
voor sarkasme over deze gold-rush. De
bezetting keerde eveneens naar 't vader
land terug, als ze het verlaten had. Toch
had deze „rêve aux millions" daar in
de binnenlanden van Sumatra, zij het
ook voor korten tijd, een schare man
nen getrokken in den ban van heer
lijke idealen en wellicht waren deze
schooner dan de werkelijkheid zou zijn
geweest