UcMtn ZierikzeeschB Hieowsboda PUROL TWEEDE BLAD HERLEVING. Uit Stad en Provinole. behoorande Dl) da via V' ijdag 3 Aoril 1931, *o. 12139 Het is alsof er van dat woord een ontroerende bekoring uitgaat. Wij heb ben in den herfst gezien hoe de gansche natuur zich voorbereidde om te sterven en daarna leek het, alsof op alles wat eens groeide en bloeide beslag was ge legd door den dood. Doch niet alleen in de natuur was alles van een sombere kilheid, ook in vele menschenharten werd met het vergaan van de laatste herfstbloem een gevoel van beklemming gewekt. Men kwam te staan als voor een berg, troosteloos van aanzien, en al niochï daarbij gedacht worden, dat aan de andere zijde het gouden zon licht wederom zou fonkelen, dat het vogelenheir en de flora, gelijk zooveel eeuwen te voren, zouden wedijveren in het uitbrengen van een loflied ter eere van Hem, die alles nieuw maakte, men moest er over heen trekken, men moest als het ware door een doodendal om te komen tot het licht der herleving. Hoevelen is zulks niet meer gegeven geworden. Zij hebben ook gestaan voor dien troosteloozen berg, zij hadden ook gehoopt op het aanschouwen van de andere zijde daarvan, doch zij haalden de reis niet. Paschen! Vernieuwing, verjonging, op standing. Verbroken worden op dat woord de boeien, waarin de gansche schepping gekluisterd lag. Weggevaagd worden angst en sombere gedachten. Om hoog gaan de oogen naar het wonder bare licht van den Paaschmorgen. Het is, alsof een geheimzinnige hand, een onzichtbare macht alles en allen beroert als bezielend met een nieuw leven. Reeds eeuwen hebben de Paaschklok- ken der menschheid de vreugdevolle boodschap der herleving gebracht en even zoovele eeuwen heeft de gansche natiur haar jubelend en dankend begroet. Doch is het niet ontstellend, dat door een groot deel van het menschdom die jubel nauwelijks wordt vernomen, terwijl voor een ander deel de beteekenis ervan reeds is vervaagd vóórdat de Paasch- klokken ophielden te luiden? Voor de zulken is het Paaschfeest niet veel meer dan een geschikt tijdstip om 't winter- pak te verwisselen voor meer passende kleederen. Zij verheugen zich slechts op de komende zoele lentedagen en den daarop volgenden zomer, want meer heb ben zij niet van noode. Gelukkig degenen, die het: „Ziet, ik maak het alles nieuw", mogen en kun nen beluisteren in de vrije natuur, verre van den menschen, waar het nauwelijns met het bloote oog waarneembaar in sect herleeft in dat wonderbare licht, en waar slechts één groot loflied wordt vernomen, maar dan ook door geen dis sonant verstoord, ter eere van Hem, die het alles nieuw maakte. ZIERIKZEE. De heer J. M. Rotte Jz. hulpbesteller bij de posterijen te Kerk- werve, is met ingang van 4 April aange steld tot besteller alhier. Wij verwijzen naar de advertentie van de Tilburgsche bijenmarkt, voorko mende in dit nummer. Naar ons is mede gedeeld, mag een flinke aanvoer ver wacht worden. Deze markt is de aan gewezen gelegenheid voor fruittelers en zwermtelers om daar de benoodigde bijenvolken te gaan koopen. Er wordt een premie gegeven voor den grootsten koop en wel volgens deze regeling: bo ven BO korven f25, 41—50 korven f20, Het Doorzitten bij Wielrijden en een door de Zon Verbrande Huid, verzacht en geneest men met Dooa 30-60 en 90 cl. Tube 80 ct. Bil Apotb. en Oroaliten 31—40 korven f 15, 21—30 korven f 10. Onder de aanvoerders worden mooie geldpremies verloot. Inlichtingen: Spoor- laan 50, Tilburg. Tel. 600. OUD-VOSSEMEER. Van Vrijz. zijde zijn als candidaten voor den Raad gesteld de heeren M. A. Vermet (aftr.), J. L. van Gorsel (aftr.), C. D. Ampt, M. v. d. Stel, Joh.s Rijstenbil Pz., P. den En gelsman Marz, Mar.s van Vossen en Bast. Quist, De heer M. K. de Wilde wenscht niet meer als raadslid bij de volgende stemming in aanmerking te komen, we gens gevorderden leeftijd. De heer de Wilde vervult ook de taak van weth. De oudste ingezetene onzer ge meente, de heer Jacobus Hommel, is op ruim 95-jarigen leeftijd overleden; ieder kende „Kootje" en hij stond in hooge achting. Indertijd bezocht hij als com missionair de markten te Roosendaal en Antwerpen te voet. Als Vlas-commission- nair had bij bij voorheen een uitsteken den naam. Openbare raadsvergadering, genou- den op 1 April. In verband met de door Ged. Staten gegeven afwijzende beschik king op het adres van den raad van Zaamslag, zal aan dat adres geen ad- haesie betuigd worden. Aan de heeren' S. J. Polderman, G. J. Polderman, W. J. van Engelen, M. K. van Nieuwen- huijzen en L. van de Zande, zal in de kosten van het bezoeken der school voor hun kinderen, volgens art. 13 der L. O. wet 1920, een tegemoetkoming worden uitgekeerd van f 15 en aan Anth. v. Poortvliet, een tegemoetkoming, bere kend naar 2 ct. per K.M. De voorzitter deelt mede, dat de financiëele positie van de eerste aanvragers niet van dien aard is, dat het volle bedrag moet wor den uitgekeerd. Het is jammer, dat de aanvragen zijn gekomen. De heer Van Gorsel meent, dat men moeilijk anders zal kunnen. Als ze nu maar genoegen nemen met f 15. De heer Den Engelsman zegt, dat ook zij recht hebben volgens de wet, maar acht in dit verband f 15 toch voldoende, zoodat de eerste aan vragers niet gelijk te stellen zijn met een arbeider. De heer Van Gorsel acht dit wel juist, maar als ze er geen genoe gen mede nemen, dan moeten we mis schien hooger. Hierop worden de hee ren M. C. Polderman, L. de Later, L. de Wilde en J. Nuts herbenoemd als leden van de schattingscommissie. No pens de havenverlichting deelt de voor zitter mede, dat bij den havenmeester geïnformeerd is. Wordt het lichtpunt bij den heer van der Vlies wat hooger aan gebracht, met een lamp van grootere lichtsterkte, dan is het goed. Ook schip per de Graaff is die meening toegedaan. De heer Heijboer zegt, dat dit dan in orde is. Maar hoe zit het dan met de coupure in verband met de vloedplanken? De voorzitter verklaart, dat de vloedY planken van den polder zijn; een ver* lichting voor die planken is dus polder- belang. De heer Heijboer, zou die kosten gaarne voor rekening der gemeente nemen. De polder beschermt met die planken toch ook de gemeente. De heer den Engelschman zegt, dat de heer Heij boer altijd op de uitgaven beknibbelt, en nu in eens wil hij polderuitgaven voor rekening van de gemeente nemen. Men betaalt toch ook polderlasten; uit die lasten kan de polder toch voor ver lichting zorgen? Hij is er tegen, dat de gemeente dit betaalt. De heer Daane ver klaart accoord te gaan met den heer den Engelsman. De vloedplanken is een zaak van den polder. De heer van Gor sel wijst er op, dat er geen belasting is op gebouwd; de vloedplanken be schermen de gemeente. De voorzitter zegt dat de gemeente genoeg doet voor den polder. De geheele Dorpsweg, die voor rekening van den polder was, nam de gemeente voor haar rekening. Ook is de gemeente ten opzichte van den pol der, nimmer kleinzielig geweest, Voor gesteld wordt om achter de houten be schoeiing naar de zijde van het Veer een betonnen muurtje te maken. De heer den Engelsman wijst er op, dat zoo iets broddelwerk wordt. De oude beschoeiing moet dan weg, en een nieuw vrij beton nen muurtje gebouwd. Bouwt men het muurtje achter de oude beschoeiing en gaat die beschoeiing nog verder weg, dan zal dit weinig afdoend werk geven. De heer van Gorsel stemt dit toe. Ook wordt door de voorgèstelde manier het havenplateau kleiner. De heer Daane zegt, dat het voorgestelde overeenkomstig het advies van den heer Vriens is. Hij voelt dat het zoo niet gaat. Bij de uitvoering is geen haast, zoodat dit punt kan wor den aangehouden. De heer Vriens moet het dan nog eens opnemen. De heer den Engelsman vraagt of er al antwoord is op het adres der gemeente aan den Minister, inzake de Waterleiding? Dit punt kan toch niet op de lange baan geschoven worden tot 1 Januari 1933, De tarieven zijn hoog genoeg. De voor zitter zegt, dat het een goede gewoonte is om antwoord te geven. Antwoord op het adres van Augustus 1930 is nog niet ingekomen. Hierop wordt de vergadering gesloten. ONDER WIJSc In een der lokalen van School A te Zierikzee werd Woensdagavond de eer ste ouderavond gehouden. Het hoofd dier school, de heer G. H. Breetvelt, heette de vele aanwezigen welkom, speciaal de burgemeester en echtgenoote, benevens de ouders der schoolgaande jeugd. Spr. wees op 't feit, dat voor deze school reeds tweemaal is getracht een oude'*- commissie in het leven te roepen, doch met negatief resultaat. Waar nu zoo vele ouders bijeen waren, was spreker overtuigd, dat de tot standkoming nu vrijwel zeker was. Met nadruk wees spr. op het nut dier commissies, die de band tusschen de ouders, de school en 't personeel nauwer aanhaalt in het be lang van 't kind. Met vreugde deelde spr. mede, dat binnenkort het vak han denarbeid op School A zal worden in gevoerd, de eerste school in de onder wijsinspectie Goes. Tijdens het uur, dat aan de meisjes handwerkonderwijs wordt gegeven, krijgen de jongens les in han denarbeid. De Rijkskweekschool, waar 't vak handenarbeid onderwezen wordt, stond voor dezen avond verschillende voorwerpen af, om eens te kunnen zien, wat in de toekonïst door de jongens zal kunnen worden gemaakt. Wanneer de jeugd liefde voor dit vak krijgt, dan hoopt spr., dat ze 's avonds thuis zullen blijven om hun tijd nuttig en aan genaam te kunnen besteden. Hierop werd overgegaan tot de ver kiezing van een oudercommissie, waarin zitting krijgen W. F. v. d. Ende, C. Fol- mer, Lokker, mej. v. Beveren, mej. Al- burg. De burgemeester sprak daarop de ver gaderde ouders gemoedelijk toe. Z.E.A. was verheugd eens contact met de vaders en moeders te kunnen hebben, om hen bij deze gelegenheid eens nadrukkelijk te wijzen op 't schoolverzuim, waardoor de kinderen tekort komen in ontwik keling, wat zich in hun later leven wreekt. Met genoegen constateerde spr., dat het vak handenarbeid op School zal worden ingevoerd, want jongens, die later in een vak gaan, zullen daarvan profijt hebben. Mevr. Klein Wassink sprak speciaal tot de moeders over het handwerk onderwijs, dat beter gegeven zal kun nen worden, wanneer in den voormid dagschooltijd de kleinsten kwart over elf naar huis gaan, in plaats van 12 uur. Deze regeling verwierf reeds de goed keuring van den Inspecteur en van B. en W.; ook de ouders hechtten aan deze regeling hunne goedkeuring. Na de pauze, waarin een kopje thee met biscuits werden geserveerd, ver kreeg de heer J. Dik het woord, welke een zeer interessante lezing hield over het onderwijs in 't algemeen, en over het vak handenarbeid in 't bizonder. Zeer duidelijk zette spr. de opvoedkun dige waarde daarvan voor de kinderen uiteen en liet zien wat door de jongens op de lagere school, die handenarbeid worden onderwezen, kunnen vervaardigen en dat is heusch niet onaardig. Reeds is een begin gemaakt op deze school met het eenvoudigste. Met groote aandacht werd deze uit eenzetting gevolgd. De heer N. A. Quist wees op de z. i. te weinig deelname door de kinderen van School A aan de Schooltuintjes. 9 bedjes zijn nog beschikbaar en die hoop te hij aan even zooveel kinderen van deze school te kunnen uitgeven, wan neer zij zich spoedig aanmelden. De heer Breetvelt dankte aan 't slot den burgemeester en de ouders voor hunne tegenwoordigheid, mevr. KI. Was sink en de heeren Dik en Quist voor hunne uiteenzetting, waarbij hij tevens gelegenheid vond de aandacht te vesti gen op den dit najaar te openen cursus huisvlijt-onderwijs. Hierop volgde sluiting. DE GOLD-RUSH. Velen onzer hebben de film gezien van den dorst naar het goud, waarin Charley Chaplin zulk eene meesterlijke creatie geeft van een eenzamen zwerver, die wordt medegesleept in den wedloop naar het gele metaal, waarvan de sleu tels worden gesmeed, die de deuren openen, welke de schatkamers van over- overvioed en weelde voor ons afsluiten. De aanbidding van het gouden kalf is van alle tijden en zal zich onder veler lei gestalten herhalen, zooals Saïdjah's buffel werd weggenomen door 't dis trictshoofd van Parang-Koeda, het aan doenlijke verhaal uit Multatuli's Max Ha- velaar. De volgende geschiedenis speel de zich echter niet af op Java, maar in het binnenland van Sumatra en is geen louter fantasie. Een kleine dertig jaren geleden werd Djambi onder Ne- derlandsch gezag gebracht, waarna men op verschillende markante punten posten oprichtte om dat gezag te schragen. Een daarvan lag op de grens van Korintji, diep het binnenland in. Per hekwieler moest men dagen lang de Batang Hari opvaren, vervolgens de Tambesi, tot waar bij Banko de Mesoemei wordt opgeno men, om daarna met meerdere dagmar- schen den post te bereiken, die daar in de wildernis lag als een vooruitge schoven schildwacht van 't Nederl.-Indi- sche gouvernement. Die post was bezet door 2 brigades, elk 20 Europeesche fuseliers sterk, onder commando van een jeugdig luitenant, die zich het Djambisch tamelijk eigen had gemaakt om gemak kelijker met de hoofden te kunnen con verseeren. Het klimaat was er mild, de omgeving vol afwisseling, groene heu vels en heldere bergstroompjes, maar de eenzaamheid werkte verlammend en enerveerend op de mannen. Contact met de Inlandsche bevolking was er zoo goed als niet, hoewel moeite was gedaan om eenige kennis van de inlandsche taal aan de bezetting bij te brengen, maar de Amsterdamsche tongval zat hun in den weg. Er werd wel een regelmatige patrouilledienst ingesteld, maar deze be paalde zich tot het opdoen van terrein kennis en het vervaardigen van een voudige schetskaarten en ook daarmee was men vrij gauw uitgepraat. De ver veling maakte de mannen balloorig en prikkelbaar. Men zat daar in de rimboe zichzelfen en anderen te vervelen, te midden van eene tropische natuur, die altijd groen was, terwijl het in Holland sneeuwde. De jonge luitenant, die het hoofd was van deze 40 gezagsvertegen- woordigers van diverse pluimage, zocht naar een middel om hun in deze een zaamheid aan eenige sensatie te helpen. Hunne gedachten zweefden des avonis over bergen en Oceanen naar het verre vaderland, waar het bonte leven bruischte en hunne gesprekken waren daar de neerslag van. Maar wanneer zouden ze dat lage land aan de Noordzee en den Westertoren van Amsterdam ooit terug zien? Ze zaten hier in midden-Sumatra dagen reizens van de hoofdplaats Djam bi, waar je ook op een -houtje kon bijten. Men zat te pandoeren, te kruis jassen, te hengelen en te pruimen, mus kieten, vliegen en verveling te verjagen, maar daar kon zelf9 een Europeesch i fuselier op den duur geen bevrediging in vinden. En de jonge officier piekerde, piekerde om een bron van afwisseling en sensatie aan te boren en eindelijk had hij de oplossing gevonden. Hij kende Djambisch en kwam aan de weet, dat de Djembiërs vroeger hunne bedevaarten naar Mekka financierden met goud, dat ergens uit een zijrivier van de Mesoemei werd opgevischt. Men vertelde hem den naam en de juiste ligging, maar meende, dat de goudwinning al sedert jaren aan haar lot was overgelaten wegens uit putting der voorraden. Maar, zoo dacht hij, wellicht was in den loop der jaren de voorraad aangegroeid of ergens een plaatsje vergeten, waar het metaal nog voor het grijpen lag. Hij maakte de man nen deelgenoot van zijne ontdekking en alsof er een wonder gebeurd was, zoo sloeg de stemming om.., De beide brigades zouden loten, wie de eer te beurt moest vallen om dit tweede Klondike te ver overen. De loting was al een sensatie op zich zelf en de thuisblijvenden werden getroost met het vooruitzicht op een deel van de buit. Men zag weer verge noegde gezichten, men hoorde weer de oud-Hollandsche gezangen als: „We gaan verhuizen, wie gaat er mee?" of „Dan zegt de fourier, geef je rommeltje maar hier" en de lucht daverde van 't feest- gedruisch. Men zag overal goud, men keek het uit de boomen, men speurde het in de nevels, men snoof het op uit den ochtenddauw, men bouwde lucit- kasteelen van het zuiverste goud. De brigade toog op weg, luitenant en ser geant voorop, de fuseliers er achter, voorspits, achterspita met kettingjongens AANBESTEDINGEN. SCHERPENISSE. Bij de gehouden aan besteding van grint enz., ten behoeve van het Cal. Waterschap „Scherpenisse", werd ingeschreven voor steenslag door ,De Hoop", Terneuzen f 3,94; Jac. de Dreu, Goe, f 3,80; C. Kieboom, Slie- drecht, f 4,79; H. H. de Waal, Slie- dreeht, f 4,10; per scneepston; voor grint door C. Kieboom, Gorkum, f 2,84; H. H. de Waal, Werkendam, f 2,85; per M3. Het steenslag lossen door: M. v. Gorsel, f 0,60; het grint lossen door M. van Gorsel, f 0,70; per scheepston. Het vervoer door L. Jansens, f 0,40 p. scheepston; f 0,48 per M3.; J. Quaarf, voor steenslag, f 0,50 per scheepston; f 0,65 per M3.; G. Anthonisse, vöor steen slag, f 0,42 per scheepston; f 0,72 per M3. YRRSCMIELSNBE B1MCETEN. ZEETIJDINGEN. GEEN BELEEFD RAADSLID. Voor di arrondissements-rechtbank te Maastricht heeft terecht gestaan een raadslid te Stein, die op 8 October 1930 in een raadsvergadering bij de rondvraag toen hij den voorzitter vroeg, waarom deze hem uit een commissie gezet had en hij daarop geen voldoende antwoord kreeg, hem de woorden toevoegde: „Je bent een prul, je kent niets, je hoort beter thuis achter een mestkar". Het O.M., overwegende, dat de termen beleedigend zijn en dat het in dien raad te erg toegaat, eischte f30 boete of 30 dagen hechtenis. ZIERIKZEE, 1 April. Uitgeklaard: S.s. „Zeester", kapt. J. L. de Groot, geladen met zaaioesters naar Limfjord. OPSTANDING. Paschen 1931. Weer brengt de Paschen 't jong ont luikend leven, Dat naar het stralend, gouden zonlicht streeft, Wanneer natuur de velden gaat door weven, En door de luchten de belofte zweeft Van nieuwe gaven voor de blijde menschen, Die vol verwachting aan den ingang staan Met hun opnieuw ontwaakte levens- wenschen, Die luid en luider door de wereld gaan! Weer kiemt de hoop, na vele donk're dagen, Wat is de jonge, blijde wereld mooi Nu lente met haar schatten aan komt dragen, En kleuren schept in rijken voorj aars- tooi! De hooge boomen wuiven langs de wegen, Zóó wordt de komst der lentebruid bericht, Een stille koest'ring spreidt alom haar zegen, En van den hemel daalt het levend licht! Zal zoo dit Pascha ons verblijd doen hopen Op alles, wat een nieuwe kiem ont vouwt, Bloeit rijker ook het geest'lijk leven open, Dat sterk van kern den waren vrede bouwt?! Opstanding uit de dreigende gevaren, Nu nog 't geweld het hoogste recht bestiert, De donk're dagen door de wereld waren, Omdat het egoïsme hoogtij viert?! Opstanding uit het economisch lijden, Dat velen in zijn sterke netten strikt, Dat uiterlijk de menschen weet te scheiden, En innerlijk den goeden geest verstikt, Dat duisternis in veler hart doet dalen, Ook nu daarbuiten de natuur herleeft, Die door de dorheid van dit leven dwalen; Omdat hun zon te weinig warmte geeft! O, moog' dit Paaschfeest ons harmo nisch schenken Het nieuwe leven van den vredesgeestj, De opbloei, die de zwakken zal gedenken, Die steunt en zegent en 't gezin geneest. Natuur en stof en geest als kostb're waarde Verbonden om ten leven op te gaan, Eerst dan is voor een blij verjongde aarde Opnieuw 't grootsche waarlijk opgestaan! (Nadruk verboden). als dragers fungeerende gestraften mondvoorraad voor zes dagen. Het ge weer leek wel een wandelstok, de ran sel een city-bag en de soldaat-zieken verpleger, die beweerde vroeger aan het hot te hebben gediend, moest ook mee, want in zijn verbandtrommel kon heel wat goud worden opgeborgen en als de jongens eens ruzie kregen over de verdeeling van de buit, dan kon hij het noodverband leggen. Daar zat vuur in de brigade, men had er wel naar toe willen vliegen, naar dat beloofde land. Een ieder had zoo zijn eigen idealen, de luitenant greep het hoogst, hij meen de aan den Velperweg een passende villa te kunnen vinden en de sergeant wou in zijn geboorteplaats een groot huis aankoopen en "er roozen kweeken. De fuseliers meenden meer heil te zien in eene weduwe met een herberg, waar ze zich gratis konden bedienen. De zie kenverpleger veronderstelde, dat een mooi kasteel met een huisknecht zooal het minste was, dat hem toekwam. De weg was lang, heuvel op, heuvel af, de zon brandde op hunne schedels, maar het gele metaal verlichtte den rimboe-tocht. Men sliep in net hótel den blooten hemel op roozen en droomde van het vaderland, dat hen zou ontvan gen als ongekroonde koningen en men zou de heele buurt op stelten zetten met die rijkdommen in de rimboe, die des nachts een heirleger van zingende, schreeuwende, gillende insecten herbergt, leek hun nu een kapel van gewijde mu ziek. Men liep zich drie dagen het vuur uit de met spijkers gewapende schoenen en daar zou dan eindelijk da rivier, de goud-rivier, hare schatten vertoonen. Men daalde langzaam en vol spanning de laat ste heuvel af en de man van de spits gat een gil, hij zag plotseling goud, wat... goud, neen gouden tientjes,, het lag daar maar voor het grijpen. Maar de luitenant, die wat meer ervaring bezat, had al gauw begrepen, dat het pyriet was, dat wel een goudschijn had, maar geen schijntje goud. Die gladde Djambiers hadden blijkbaar vroeger alles in de wacht gesleept. Men zocht nog een groot deel van de bedding af, maar men had er graag die oude Djambiërs ingegooid. En weg waren alle illusies. Men begon den terugtocht, „den Weg zurück", naar het oord der verveling en gooide onderweg villa's, herberg en we duwen en alles, wat men zich had toe gedacht, in het diepe ravijn om de ba gage wat te verlichten. Op den post zag men al reeds uit de verte, dat de brigade geen goud transport bewaakte, het leek wel een begrafenisstoet. Later maakte een geoloog van het NederL- Indische gouvernement denzelfden tocht, toen de bezetting reeds lang verdwenen was, maar ook deze vond geen goud in loonende hoeveelheid. Maar de een zame post had nog dagen lang stof voor sarkasme over deze gold-rush. De bezetting keerde eveneens naar 't vader land terug, als ze het verlaten had. Toch had deze „rêve aux millions" daar in de binnenlanden van Sumatra, zij het ook voor korten tijd, een schare man nen getrokken in den ban van heer lijke idealen en wellicht waren deze schooner dan de werkelijkheid zou zijn geweest

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1931 | | pagina 5