DERDE BLAD Uit Stad en Provinoie. FEUILLETON. Schsuwenaren van bHietonis I behoorandt bij da aan Vrijdag 10 Jan 1930, as. 11950. OUD-VOSSEMEER. Openbare raadsver gadering, gehouden op Dinsdag 7 Jan. De voorzitter wenscht in deze eerste ver gadering van het jaar de raadsleden, hun gezinnen en alle burgers een goed jaar, en de gemeente in financieel opzicht een beter jaar. dan 1929 is geweest. Voorts deelt hij mede, dat deze vergadering in December gehouden had moeten worden, maar door omstandigheden eerst nu ge houden wordt. De heer de Wilde, als oudste wethouder, wenscht den voorzit ter, diens gezin, zijn collega Daane, alle leden van den Raad, den secretaris en de geheele burgerij een gezegend jaar 1980 toe, en zegt, dat men niet ijdel moet zijn op het goede dat is gedaan, doch dat men een open oog en warm hart moet houden voor datgene, dat nog te verbeteren is, want we mogen ons op niets laten voorstaan. Staat men goed met zich zelf en stelt men zich op een hoog voetstuk, dan komt soms nog het lage in den mensch naar voren door leu gen en bedrog, daalt men van dat nooge voetstuk als een geschandvlekt mensch in plaats .van hoogstaand. Daarom hoopt hij, dat 1930 allen daarvoor bewaren mag en dat de Heere allen in rechte spoor zal leiden, in het belang van ons zelf en van de gemeente. Met algemeene stem men wordt besloten adhaesie te betuigen aan het bekende adres van Hoorn inzake Massificatie van de onderwijzersjaarwed- den. Aan de orde komt het verzoek van het Bestuur van de School met den Bij bel om een bedrag ad f 7846, voor den bijbouw van een schoollokaal. Over de aanvraag en de noodige bescheiden, is overleg gepleegd met den Inspecteur van het L. O. Deze heeft geen bezwaren meer, en adviseert gunstig, waarom B. en W. voorstellen het verzoek toe te staan. De heer Van Gorsel vraagt of dit lokaal nu beslist noodig is. Het zou hem spijten nu gelden toe te staan, als het lokaal later leeg stond. Hij heeft gehoord, dat het maar over enkele leerlingen loopt. De voorzitter zegt, dat alles bij den Inspec teur van het Lager Onderwijs te Goes is geweest. Deze heeft natuurlijk de nood zakelijkheid onderzocht en adviseert gun stig. De gemeente kan er niet van tus- schen de gelden toe te staan. De heer Heijboer verklaart inlichtingen te hebben ingewonnen bij den secretaris van het schoolbestuur. Er zijn 137 leerlingen. De school is geschikt voor 144 leerlingen. Met den heer van Gorsel' meent hij, dat als nu gebouwd wordt, over een of twee jaren het lokaal leeg zal staan. De ge boorten nemen af en het bevolkingscijfer gaat achteruit. Daarmede wil hij reke ning houden. Gaarne zou hij cijfers willen zien, hoe of naar raming het aantal leer lingen in 1930, '31 en '32 zal zijn. Daar uit kan dan nagegaan worden of ook voor de toekomst het lokaal noodig zal zijn. Het is alles onderwijs, alles komt op kosten van de gemeente. De kosten zijn zóó hoog, dat bijna de H. Omslag er aan op gaat. Dat het zoo gaat met de onderwijzersuitgaven is de schuld van de Liberalen en R.-K., die Gods Woord uit de school gebannen hebben. De heer Daa ne zegt, dat de heer Heijboer verwijst naar Gods Woord, maar naast dat woord tast de heer Heijboer te ver, en hij wil er daarom niet op ingaan. Hij is voor christelijk onderwijs en geeft toe, dat de uitgaven groot zijn. B. en W. hebben zooveel mogelijk beknibbeld. Aanvankelijk vroeg men zelfs een docentenkamer, maar daar is niet op ingegaan. Alles is onder zocht door den Inspecteur. Deze advi seert gunstig, en waar B. en W, nu voor het onvermijdelijke staan, wordt ook voor gesteld het verzoek te aanvaarden vol gens de Wet. Het doet hem genoegen, dat de heer Heijboer de onderwijsuitga ven veel vindt, en daarom hoopt hij, dat er in de toekomst geen vierde school zal bijkomen. De heer de Wilde zegt, ver moed te hebben, dat er actie zou zijn. Wie aan de historische beteekenis van Schouwen denkt, komt in de verleiding, allereerst den naam Cats uit te spreken. Toch is het de groote vraag of Cats' populariteit wel evenredig is aan zijn verdiensten. Want ongetwijfeld is een reeds lang vergeten man als Galenus de Haan van ingrijpender beteekenis voor het leven van zijn tijdgenooten geweest, als het werk van den verafgoden Zeeuw- schen dichter. En er zijn nog verschillende andere beroemde mannen, die Schouwen hun bakermat moeten noemen. We hoeven slechts te denken aan namen als de Brune, Hofferus, de Huy- bert, Baster, Telle en vele anderen om ons een beeld te kunnen vormen van de beteekenis der Schouwenaren in alle tijden. Van Telle iets meer. Zooals men weet, bestond er in de 16e eeuw in Amsterdam een kring van Doopsgezinde Collegianten, opgericht door Galenus de Haan, Daniël van Breen en enkele anderen. Adam Boreel, ook een Zeeuw, huurde een huis, waar bijeenkomsten der broe Ook het zoontje van den heer Heijboer behoort op een Chr. school. In verband met zijn vermoeden, heeft hij eens geïn formeerd. Bij Kon. besl. is uitgemaakt, dat er voor ieder onderwijzer een lokaal moet zijn en leest de uit de N.R.'damsche Courant van 11 Dec. 1929 vermelde be slissing voor inzake een dergelijk punt. De heer Heijboer vindt, dat de heer de Wilde insinueert. Tusschen den heer Heij boer en den heer de Wilde ontwikkelt zich een gesprek, waaraan met hamer- geklop een einde wordt gemaakt. Met 3 tegen 3 stemmen valt inzake het voorstel geen beslissing, zoodat door deze staking, waar de Raad niet voltallig is, het punt in een volgende vergadering weer aan de orde komt. Na afdoening van nog enkele punten, deelt de voorzitter aan 't eind van de vergadering mede, dat hij een her benoeming als burgemeester niet zal aan nemen. Hij dankt alle burgers, die tegen over hem welwillend zijn geweest, waar na hij de vergadering sluit. LANDBOUW EN VEETEELT. PLANNEN VOOR EEN NIEUW OOGSTJAAR. 7'hans is de beste tijd plannen te ma ken voor het nieuwe oogstjaar. Zien wij terug op het afgeloopen jaar, dan kun nen wij over de resultaten niet bijzon der tevreden zijn. Weliswaar was het wee- goed, voor enkele streken te droog, de opbrengsten hoog, maar de prijzen van de meeste artikelen zijn te laag om het landbouwbedrijf loonend te ma ken. Het is dus wel zaak dat de land bouwer bij het maken van zijn nieuwe teelt plan er zich terdege rekenschap van geeft, dat dit zoo voordeelig en goed mogelijk zij 1 Hiervan hangt een goed of minder goed slagen voor een groot deel af. Wij willen hier slechts een paar voo) name factoren noemen, waar ter dege rekening mee dient gehouden te worden de vrucntwisselmg, de keuze van zaad- en plantgoed en de bemesting. En dan zien wij dat vooral bij de laat ste, bij de bemesting, nog al eens fou ten worden gemaakt, zoo groot, dat zij het bedrijf ongunstig beïnvloeden. Zien wij b.v. nog geen kleigronden, welke door gebrek aan kali slechts halve oogsten geven? Had men op vele plaatsen door een oordeelkundig gebruik van enkele baaltjes Kalksalpeter IG of Zwavelzure ammoniak of Leunasalpeter BASF (Am- monsulfaatsalpeter) of Ureum BASF, in den zomer niet veel meer veevoeder in schuur of kuil kunnen hebben? Dit zijn slechts een paar voorbeelden welke aan- toonen, dat het met de bemesting nog dikwijls niet in orde is. Een landbouwer moet door proefnemingen vaststellen,, welke planténvoedingsstoffen op zijn grond en op zijn gewassen noodig zijn. Dit is een eerste vereischte. Op deze ba sis voortbouwende en in het bezit zijnde van de noodige kennis over de samen stelling en het .gebruik der meststoffen zullen fouten in het bedrijf tot een mi nimum beperkt blijven. Wij zagen de zen zomer in verschillende deelen van ons land zulke schitterende bemestings- proehelden, dat wij wel wenschten, dat iedere landbouwer deze bezichtigd had. Wat kan men van zulke proefvelden toen veel leeren. In ieder geval verzuime nie mand de uitslagen van deze proefvel den, zoomede de leerzame brochures op bernestingsgebied aan te vragen. Men neeft in dezen tijd zoo'n mooie gelegen heid deze te bestudeeren. Men zal er zeker veel uit leeren wat in het be drijf te pas komt. Wij twijfelen er niet aan dat bij een oordeelkundige gebruik making der kunstmeststoffen de uitkom sten in het bedrijf aanmerkelijk verbe terd zullen worden. Verzuime de land bouwer daarom niet zich van de ge boden voorlichting en hulp gebruik tc maken, opdat hij zijn teeltplan voor hel volgend jaar zoo voordeelig en goed mogelijk in elkander zet. Hopen wij dan dat de financieele uitkomsten het vol gende jaar beter zullen zijn dan nu het geval is; zorg echter dat het begin goed is en koop de meststoffen in de goede en goedkoope vormen aan; bij de stik stofmeststoffen zal men dan een keuze moeten doen uit de reeds genoemde stik- stofmeststoffen, dus uit Kalksalpeter IG, met 151/2 ,°/o stikstof, zwavelzure am- ders werden gehouden. Er kwamen daar soms tot 400 bezoekers. Tot dezen kring behoorde Reinier Telle, vóór 1610 rector te Zierikzee. In dat jaar ging hij naar Amsterdam en kwam daar in betrekking met de Haan en Robbert le Canu, den bekenden schoolmeester in de zeevaartkunde, die onze beroemdste zeevaarders als Hout man, Heemskerck, de Rijp en anderen, heeft opgeleid. Telle was een zeer heftig man. Hij was een gezworen vijand der Contra- Remonstranten en gaf daarvan blijk in een aantal pamfletten en ander dichter lijk werk. Hij ergerde zich aan 't Conser vatisme der Contra-Remonstranten, spe ciaal aan de predestinatie leer en gaf in zijn ergernis lucht in verzen als: Ghij hebt het met u biecht wel drock, Maer vrienden, wij zijn wijser; Wij hebben een goe kerref-stock Die nimmermeer wort ijzer, Daerop wij moghen kerven Om niet, totdat wij sterven, Slaen andre vroech hant aen de ploech, Wij komen tijds ghenoech. Een andere Schouwenaar van groote beteekenis was Jan de Brune de Jonge. Hij was een neef van den meer beken den Jan de Brune, raadpensionaris van Zeeland, en leefde van 1616 tot 1649. Wel was zijn vader, Is. de Brune, een Middelburger, maar we mogen hem met J een gerust hart Schouwenaar noemen. moniak met 20,6 o/q stikstof, Leunasal- pater BASF met 26 ó/0 stikstof en Ureum BASF met 46 ^0 stikstof. Bovendien komt in den laatsten tijd ook Kalkam- monsalpeter IG, met 20y* 0/0 ^stikstof in aanmerking en eveneens Nitrophoska IG. de volledige meststof met stikstof, fos- forzuur en kali. Ook bij lage prijzen stikstof gebruiken? Men weet wel dat stikstof, naast vol doende fosforzuur en kali bijna altijd hooger opbrengst geeft, doch bij lage productieprijzen is de belangrijkste vraag of stikstof ook goedkoopere productie geeft. Welnu, dit is inderdaad het ge val, zoodat stikstof, dikwijls genoemd: „de oorzaak van leven en dood", in het volgende jaar kan zijn „de redder in den nood' KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. PIETER LENAERTS VAN DER GOES. Zou het op Schouwen niet zijn, als elders in Zeeland? De Zeeuwen houden van het lied, dat op winteravonden ge zamenlijk gezongen kan worden tot vreugd of stichting. Hiervan getuigt het bestaan van talrijke volksliedjes. Maar ook het liedboek heeft vroeger een groo te plaats ingenomen in de harten der Zeeuwen. Daar is b.v. om alleen van den late- ren tijd te spreken het liedboek „De Zeeuwsóhe Duinvreugd", dat in 1841 bij A. de Vos te Zierikzee werd uitgegeven. Daarin vindt men allerlei liedjes, die op bekende wijzen gezongen kunnen worden. Zooals de „Zeeuwsche Duinvreugd" zelf op de wijs: „De kermis komt maar eens in 't jaar De vreugde die is algemeen, 't Genoegen kan ons streelen, Men danst, men springt daar lustig heen, Wie zou zulks toch vervelen? Met volle bekers in de hand, Drinkt men aan Zeeland's sneeuwwit strand, 't Welzijn van 't Vaderland! Zulke liedjes blijven niet altijd in om loop; 't is als met de mode: ze ver slijten en worden vergeten. En, als een vriendin me juist heeft ingelicht, zingt men tegenwoordig op de Zierikzeesche kermis meer in den geest van: Kraantje, kraantje, lek, lek, lek, Jenevertje, jenevertje! Kraantje, kraantje, lek, lék, lek, Jenever geen gebrek! Maar dat komt op 't Zelfde nper. Echter zijn er ook oudere liedboeken; waarvan sommige door éen persoon ver vaardigd zijn. Een daarvan is: „Den Druy- ventros der Aipoureus heyt", vervaar digd door den Zeeuwschen dichter Pie- ter Lenaerts van der Goes. Pieter Lenaerts was, zooals zijn naam aanduidt, waarschijnlijk een Goesenaar. Meer weet men niet van hem. In 1602 verscheen de genoemde bundel, die een aantal liedjes met muziek bevatte. Het zijn alle minneliedjes; Pieter Lenaerts schijnt zijn heele leven lang aan een ruk door verliefd te zijn geweest en, zo,pals de liedjes doen veronderstellen, is hij in de liefde niet erg gelukkig ge weest. Maar het is ook mogelijk, dat wanneer zijn liefde wel beantwoord werd, zijn gemoed te vol was, om zich te uiten. Maar daarin kunnen we ons niet langer verdiepen. Mij zij voldoende op te merken, dat Pieter Lenaerts verzen ook voor onzen tijd nog waarde bezitten. Menig bedrogen minnaar kan het Pie ter nog nazeggen: Van mijn kintsche dagen Heeft zij mij verheucht: In mijn zins behagen i Slont geen liever Jeucht, Die mij mocht verblijden gans. Lijf, goet en leven. Was haer gegeven, f Maer zij gaet nochtans Met een ander aan den dans. Zooiets blijft dan alle tijden heen van toepassing! Hoewel Vader Cats in vele opzichten Jan werd onder leiding geplaatst van zijn oom, den bekenden geleerde Vossius. Hij was echter ongedurig van aard en leidde een ongeregeld leven. Na zijn stu die in Amsterdam vertrok hij in 1638 naar Engeland. In dien tijd begon hij te schrijven, o. a. een bundel minneliederen van zijn hand. Hij bleef zwerven in het buitenland tot 1641. Toen kwam hij terug om de uitgave le bezorgen van een werk van zijn oom Janius. In 1643 verscheen het eerste gedeelte van het werk, dat hem bekend zou maken, de „Wetsteen der Vernuften". Daarna een deeltje „Jok en Ernst". Beide werken maakten op gang. Echter is deze veelbelovende dich ter voor het voleindigen van 't tweede deel van den Wetsteen, in 1649 gestorven. Zijn werk is lang populair geweest; het beleefde meerdere herdrukken. Het is dan ook vreemd, dat deze dich ter bijna geheel vergeten is, niet alleen door het volk, maar ook door de be oefenaars en liefhebbers der letterkunde. Prof. Prinsen is de eenige die hem weet te waardeeren, maar ook hij schat hem hij schat hem nog niet naar waarde. Dit, is te meer vreemd, omdat aan Cats in aile handboeken een groote plaats is ingeruimd. Een te groote plaats. Want Cats is toch meestal niet meer dan een oppervlakkige rijmelaar, die van het echter, bruisende leven niet veel be grijpt en voelt. Anders is dat met de Brune. In hem misschien meer dichter is geweest dan Pieter, is de laatste mij toch sympa thieker. Want hij -komt er eerlijk voor uit, dathij graag de meisjes ziet; hij beklaagt zichzelf alleen over z'n blauw tjes en de kortstondigheid van de liefde, Maar Cats treurt om de liefde, omdat hij in zijn hart erg bang is voor het hiernamaals. Hij wil er ook wel van genieten, maar hij doet het toch nooit openlijk; vooral in zijn latere leven heeft hij een preektoon aangenomen, die hem niet al. te best afgaat. Hoe dit zij, de liedjes van Pieter Le naerts zouden wel voorgoed vergeten zijn, als niet een Zeeuwsch geleerde, Drs. P. J. Meertens te Utrecht, zorg had ge dragen voor een nieuwe uitgave, die de zer dagen van de pers is gekomen. Deze uitgave geschiedde vanwege de Koninklijke Vereeniging „Het Nederland- sche Lied". Met de liedjes is de muzi kale tekst ook afgedrukt, zoodat ze weer naar hartelust gezongen kunnen worden. Natuurlijk is de taal van Pieter Lenaerts niet zóó maar te begrijpen. Daarom heeft drs. Meertens de- liedjes voorzien van verklarende aanteekeningen, Er dus nu maar flink op los gezongen. Een belangrijk Zeeuwsch werk meer op de boekenmarkt, waarvoor we de heer Meertens onze oprechte hulde bren gen! LEO VAN BREEN. KORT EN BONDIG. Vele menschen maken van hun leven eene tragedie en geven het noodlot de schuld. Doe voortdurend goed, zonder tijd* te verspillen met dank te verwachten. Als ge in tweestrijd verkeert, vraagt dan niet aan verschillende menschen raad, maar doe wat gij het moeilijkste vindt, dat zal uw plicht zijn. Het gaat met de liefde als met een boot. Wie de eerste verzuimt, moet met de tweede genoegen nemen. In 't kind aanschouwt men reeds den mensch, zooals men in het morgenrood den dag ziet. BOEKENNIEUWS. „CEMENT", Fjodor Gladkow, Am sterdam. Holkema Waren- dorf. In „Cement" van Gladkow schildert deze. een stuk sovjet-leven, waarin twee thema's naast elkaar worden ontwikkeld: de wederopleving van een fabriek, sym bool voor de herleving van het ver woeste sociaal bestaan van het land van moedertje Wolga; en de geschiedenis van de wederzijdsche verhouding tusschen dc hoofdfiguren: Gleb en Dasja; de onder gang van hun huwelijk en het stage zoeken naar nieuwe vormen voor het verstoorde gezinsleven en de verhouding der sexen. Gleb en Dasja, de vrouw gist en kookt het. Evenals Cats is hij een Christen, maar hoeveel eerlijker, dan Cats, zoowel voor zichzelf als voor an deren! Hij zegt alles, zooals het hem voor den mond komt, houdt niet van omwegen. Hij komt op tegen de voor- oordeelen van zijn tijd; hij geeft de aard- sche genietingen een ruime jriaats,maar verwaarloost toch aan den anderen kant zijn geestelijk belangen niét. Men vind in zijn „Wetsteen" alleraar digste verzen diepgevoeld, meestal. Een er van heet: Aan de mond van sijn beminde. Montje'n vol van zoetigheden, Vraagt gij mij hier na de reden Waar door ik ben zoo belust, Dat gij wert door mij gekust? Wanneer ik U kusjes geve Reken ik alleen te leve, Al de rest en is maar druk, Smert, verdriet en ongeluk. Elk een zoekt, met groot begeeren, 't Geen van hem de dood kan weren. En gij weert dien af van mijn. Hoe moet ik dan tot u zijn?^ Maar onze minnedichter is een ge- loovig mensch. Hij voelt de aardsche ver- ganke/ijk/ieid zeer sterk, en uit deze in menig vers. Zooals in het mooie: Je zus aan 't Kruis: Hier ziet gij den grooten God Aan het kruijs tot veeier spot. kameraad, zijn karakteristieke vertegen woordigers van dezen tijd, typische pio niers van het huidige Rusland, dat Glad kow meesterlijk beschrijft en geen blad voor den mond neemt wanneer hij sov jetbureaucraten onderhanden neemt, hoe wel de schrijver niet afkeerig schijnt van 't sovjetregime. Wie zich op de hoogte wil stellen wat kort geleden, na de eigenlijke revolutie, in Rusland afspeel de, leze dezen roman, een grootsch op gezette, realistische schildering van het nieuwe Rusland! VOOR DE HUISVROUW- IV aspraaije. Er zijn nog vele huisvrouwen, die er de voorkeur aan geven om zelf haar wrijf was te maken. Vooral in den schoon maaktijd, wanneer groote hoeveelheden „verwreven"- worden. Er zijn allerlei soorten was: roode, witte, bruine wrijf- was, om de linoleumwas nog niet te ver geten. Maar wat voor soort was men ook zelf wil maken, er komt altijd ter pentijn bij te pas, en daarom moet al lereerst deze leuze goed ingeprent wor den: Houdt de terpentijn altijd ver van het vuur verwijderd! Want terpentijn is hoogst licht ontvlambaar! Nooit terpen tijn op het vuur bijvoegen dus, nooit ter pentijn op het vuur warm maken, breng onder geen enkele voorwaarde terpen tijn bij het vuur! En omdat de terpentijn zoo licht ver dampt (en daardoor zoo licht vlam vat} spreekt het dus van zelf, dat men de potjes zelfgemaakte was bij het weg zetten heel goed moet afsluiten. Daar om is het ook raadzaam, de was in kleine potjes te bewaren. Men spreekt dan bij het werk telkens maar een klein beetje aan, en de rest blijft in de goed afgesloten potjes. Is door onvoorzichtig heid de was in een potje toch wat uit gedroogd en dus te dik geworden, dan Vfidunt men die met wat terpentijn, ter wijl men de was week maakt, door het potje in een kom warm water te zetten. Witte was maakt men van witte ge schraapte bijenwas, die men in een emaille pannetje smelt, vervolgens van het vuur neemt, en er dan witte ter pentijn bijdoet (i/i. L. op elke 100 gram was). Roode was krijgt men door roode terpentijn en gele was te gebruiken, ter wijl men voor zwarte wrijfwas twee eetlepels zwartsel toevoegt, en dan een kopje meer terpentijn neemt. Voor lino leumwas geeft men het volgende re cept: Men kookt 11/0 kopje water met 1 ons potasch en 1/2 ons talkpoeder waarbij men 2 ons gele (of witte, voor licht gekleurd zeil) was doet. Nadat het een minuut of tien doorgekookt heeft (vooral niet laten overkoken!) neemt men de pan van het vuur en doet er een flesch witte terpentijn bij. Wanneer men deze vloerwas gebruikt, moet men ze eerst omroeren. HUISVROUW. Ah! hoe queelt het aangezicht Waar uit schiep de Son haar licht. Ah. nu dat het leven sterft, En nu 't sijne klaarheit derft, Wat zal 't leven, seg doch mijn, Anders dan een sterven zijn. 'Tot slot nog iets over A. Hofferus, in leven burgemeester van Zierikzee. Hij stemde uit een der oudste Schouwsche geslachten. In 1610 studeerde hij te Leiden; daar na keerde hij naar Zierikzee terug. Hij was een vriend van Cats en Boxhorn. Zijn werk bestaat o.a. uit vertalingen uit 't Latijn van Heinsius en Beza, en een bundel gedichten „Nederduijtsche Poëmata" geheeten. Dit werk is vooral interessant omdat men er gravures, voor stellende de gezichten in Schouwen en Duiveland, in vindt. Hij herinnert sterk aan Cats, hetgeen moge blijken uit het volgende fragment: Een Rechter die wil hebben prijs, Moet hebben kennis, en sijn wijs, Daar bij soo moet hij hebben macht Opdat sijn vonnis werd volbracht. Rechtveerdigheijd is 't derde goed Dat hij oock bij hem hebben moet. En in dezen trant gaat het verder. Over andere beroemde Schouwenaren een volgend maal. LEO VAN BREEN.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1930 | | pagina 9