DERDE BLAD
Uit Stad en Provinoie.
FEUILLETON.
Schsuwenaren van bHietonis
I
behoorandt bij da
aan Vrijdag 10 Jan 1930, as. 11950.
OUD-VOSSEMEER. Openbare raadsver
gadering, gehouden op Dinsdag 7 Jan.
De voorzitter wenscht in deze eerste ver
gadering van het jaar de raadsleden, hun
gezinnen en alle burgers een goed jaar,
en de gemeente in financieel opzicht een
beter jaar. dan 1929 is geweest. Voorts
deelt hij mede, dat deze vergadering in
December gehouden had moeten worden,
maar door omstandigheden eerst nu ge
houden wordt. De heer de Wilde, als
oudste wethouder, wenscht den voorzit
ter, diens gezin, zijn collega Daane, alle
leden van den Raad, den secretaris en
de geheele burgerij een gezegend jaar
1980 toe, en zegt, dat men niet ijdel moet
zijn op het goede dat is gedaan, doch
dat men een open oog en warm hart
moet houden voor datgene, dat nog te
verbeteren is, want we mogen ons op
niets laten voorstaan. Staat men goed
met zich zelf en stelt men zich op een
hoog voetstuk, dan komt soms nog het
lage in den mensch naar voren door leu
gen en bedrog, daalt men van dat nooge
voetstuk als een geschandvlekt mensch
in plaats .van hoogstaand. Daarom hoopt
hij, dat 1930 allen daarvoor bewaren mag
en dat de Heere allen in rechte spoor
zal leiden, in het belang van ons zelf en
van de gemeente. Met algemeene stem
men wordt besloten adhaesie te betuigen
aan het bekende adres van Hoorn inzake
Massificatie van de onderwijzersjaarwed-
den. Aan de orde komt het verzoek van
het Bestuur van de School met den Bij
bel om een bedrag ad f 7846, voor den
bijbouw van een schoollokaal. Over de
aanvraag en de noodige bescheiden, is
overleg gepleegd met den Inspecteur van
het L. O. Deze heeft geen bezwaren meer,
en adviseert gunstig, waarom B. en W.
voorstellen het verzoek toe te staan. De
heer Van Gorsel vraagt of dit lokaal nu
beslist noodig is. Het zou hem spijten nu
gelden toe te staan, als het lokaal later
leeg stond. Hij heeft gehoord, dat het
maar over enkele leerlingen loopt. De
voorzitter zegt, dat alles bij den Inspec
teur van het Lager Onderwijs te Goes is
geweest. Deze heeft natuurlijk de nood
zakelijkheid onderzocht en adviseert gun
stig. De gemeente kan er niet van tus-
schen de gelden toe te staan. De heer
Heijboer verklaart inlichtingen te hebben
ingewonnen bij den secretaris van het
schoolbestuur. Er zijn 137 leerlingen. De
school is geschikt voor 144 leerlingen.
Met den heer van Gorsel' meent hij, dat
als nu gebouwd wordt, over een of twee
jaren het lokaal leeg zal staan. De ge
boorten nemen af en het bevolkingscijfer
gaat achteruit. Daarmede wil hij reke
ning houden. Gaarne zou hij cijfers willen
zien, hoe of naar raming het aantal leer
lingen in 1930, '31 en '32 zal zijn. Daar
uit kan dan nagegaan worden of ook
voor de toekomst het lokaal noodig zal
zijn. Het is alles onderwijs, alles komt
op kosten van de gemeente. De kosten
zijn zóó hoog, dat bijna de H. Omslag er
aan op gaat. Dat het zoo gaat met de
onderwijzersuitgaven is de schuld van
de Liberalen en R.-K., die Gods Woord uit
de school gebannen hebben. De heer Daa
ne zegt, dat de heer Heijboer verwijst
naar Gods Woord, maar naast dat woord
tast de heer Heijboer te ver, en hij wil
er daarom niet op ingaan. Hij is voor
christelijk onderwijs en geeft toe, dat
de uitgaven groot zijn. B. en W. hebben
zooveel mogelijk beknibbeld. Aanvankelijk
vroeg men zelfs een docentenkamer, maar
daar is niet op ingegaan. Alles is onder
zocht door den Inspecteur. Deze advi
seert gunstig, en waar B. en W, nu voor
het onvermijdelijke staan, wordt ook voor
gesteld het verzoek te aanvaarden vol
gens de Wet. Het doet hem genoegen,
dat de heer Heijboer de onderwijsuitga
ven veel vindt, en daarom hoopt hij, dat
er in de toekomst geen vierde school zal
bijkomen. De heer de Wilde zegt, ver
moed te hebben, dat er actie zou zijn.
Wie aan de historische beteekenis van
Schouwen denkt, komt in de verleiding,
allereerst den naam Cats uit te spreken.
Toch is het de groote vraag of Cats'
populariteit wel evenredig is aan zijn
verdiensten. Want ongetwijfeld is een
reeds lang vergeten man als Galenus de
Haan van ingrijpender beteekenis voor
het leven van zijn tijdgenooten geweest,
als het werk van den verafgoden Zeeuw-
schen dichter.
En er zijn nog verschillende andere
beroemde mannen, die Schouwen hun
bakermat moeten noemen.
We hoeven slechts te denken aan
namen als de Brune, Hofferus, de Huy-
bert, Baster, Telle en vele anderen om
ons een beeld te kunnen vormen van de
beteekenis der Schouwenaren in alle
tijden.
Van Telle iets meer.
Zooals men weet, bestond er in de
16e eeuw in Amsterdam een kring van
Doopsgezinde Collegianten, opgericht door
Galenus de Haan, Daniël van Breen en
enkele anderen.
Adam Boreel, ook een Zeeuw, huurde
een huis, waar bijeenkomsten der broe
Ook het zoontje van den heer Heijboer
behoort op een Chr. school. In verband
met zijn vermoeden, heeft hij eens geïn
formeerd. Bij Kon. besl. is uitgemaakt,
dat er voor ieder onderwijzer een lokaal
moet zijn en leest de uit de N.R.'damsche
Courant van 11 Dec. 1929 vermelde be
slissing voor inzake een dergelijk punt.
De heer Heijboer vindt, dat de heer de
Wilde insinueert. Tusschen den heer Heij
boer en den heer de Wilde ontwikkelt
zich een gesprek, waaraan met hamer-
geklop een einde wordt gemaakt. Met 3
tegen 3 stemmen valt inzake het voorstel
geen beslissing, zoodat door deze staking,
waar de Raad niet voltallig is, het punt
in een volgende vergadering weer aan de
orde komt. Na afdoening van nog enkele
punten, deelt de voorzitter aan 't eind
van de vergadering mede, dat hij een her
benoeming als burgemeester niet zal aan
nemen. Hij dankt alle burgers, die tegen
over hem welwillend zijn geweest, waar
na hij de vergadering sluit.
LANDBOUW EN VEETEELT.
PLANNEN VOOR EEN NIEUW
OOGSTJAAR.
7'hans is de beste tijd plannen te ma
ken voor het nieuwe oogstjaar. Zien wij
terug op het afgeloopen jaar, dan kun
nen wij over de resultaten niet bijzon
der tevreden zijn. Weliswaar was het
wee- goed, voor enkele streken te droog,
de opbrengsten hoog, maar de prijzen
van de meeste artikelen zijn te laag
om het landbouwbedrijf loonend te ma
ken. Het is dus wel zaak dat de land
bouwer bij het maken van zijn nieuwe
teelt plan er zich terdege rekenschap van
geeft, dat dit zoo voordeelig en goed
mogelijk zij 1 Hiervan hangt een goed of
minder goed slagen voor een groot deel
af. Wij willen hier slechts een paar
voo) name factoren noemen, waar ter
dege rekening mee dient gehouden te
worden de vrucntwisselmg, de keuze
van zaad- en plantgoed en de bemesting.
En dan zien wij dat vooral bij de laat
ste, bij de bemesting, nog al eens fou
ten worden gemaakt, zoo groot, dat zij
het bedrijf ongunstig beïnvloeden. Zien
wij b.v. nog geen kleigronden, welke door
gebrek aan kali slechts halve oogsten
geven? Had men op vele plaatsen door
een oordeelkundig gebruik van enkele
baaltjes Kalksalpeter IG of Zwavelzure
ammoniak of Leunasalpeter BASF (Am-
monsulfaatsalpeter) of Ureum BASF, in
den zomer niet veel meer veevoeder in
schuur of kuil kunnen hebben? Dit zijn
slechts een paar voorbeelden welke aan-
toonen, dat het met de bemesting nog
dikwijls niet in orde is. Een landbouwer
moet door proefnemingen vaststellen,,
welke planténvoedingsstoffen op zijn
grond en op zijn gewassen noodig zijn.
Dit is een eerste vereischte. Op deze ba
sis voortbouwende en in het bezit zijnde
van de noodige kennis over de samen
stelling en het .gebruik der meststoffen
zullen fouten in het bedrijf tot een mi
nimum beperkt blijven. Wij zagen de
zen zomer in verschillende deelen van
ons land zulke schitterende bemestings-
proehelden, dat wij wel wenschten, dat
iedere landbouwer deze bezichtigd had.
Wat kan men van zulke proefvelden toen
veel leeren. In ieder geval verzuime nie
mand de uitslagen van deze proefvel
den, zoomede de leerzame brochures op
bernestingsgebied aan te vragen. Men
neeft in dezen tijd zoo'n mooie gelegen
heid deze te bestudeeren. Men zal er
zeker veel uit leeren wat in het be
drijf te pas komt. Wij twijfelen er niet
aan dat bij een oordeelkundige gebruik
making der kunstmeststoffen de uitkom
sten in het bedrijf aanmerkelijk verbe
terd zullen worden. Verzuime de land
bouwer daarom niet zich van de ge
boden voorlichting en hulp gebruik tc
maken, opdat hij zijn teeltplan voor hel
volgend jaar zoo voordeelig en goed
mogelijk in elkander zet. Hopen wij dan
dat de financieele uitkomsten het vol
gende jaar beter zullen zijn dan nu het
geval is; zorg echter dat het begin goed
is en koop de meststoffen in de goede
en goedkoope vormen aan; bij de stik
stofmeststoffen zal men dan een keuze
moeten doen uit de reeds genoemde stik-
stofmeststoffen, dus uit Kalksalpeter IG,
met 151/2 ,°/o stikstof, zwavelzure am-
ders werden gehouden. Er kwamen daar
soms tot 400 bezoekers. Tot dezen kring
behoorde Reinier Telle, vóór 1610 rector
te Zierikzee.
In dat jaar ging hij naar Amsterdam
en kwam daar in betrekking met de
Haan en Robbert le Canu, den bekenden
schoolmeester in de zeevaartkunde, die
onze beroemdste zeevaarders als Hout
man, Heemskerck, de Rijp en anderen,
heeft opgeleid.
Telle was een zeer heftig man. Hij
was een gezworen vijand der Contra-
Remonstranten en gaf daarvan blijk in
een aantal pamfletten en ander dichter
lijk werk. Hij ergerde zich aan 't Conser
vatisme der Contra-Remonstranten, spe
ciaal aan de predestinatie leer en gaf
in zijn ergernis lucht in verzen als:
Ghij hebt het met u biecht wel drock,
Maer vrienden, wij zijn wijser;
Wij hebben een goe kerref-stock
Die nimmermeer wort ijzer,
Daerop wij moghen kerven
Om niet, totdat wij sterven,
Slaen andre vroech hant aen de ploech,
Wij komen tijds ghenoech.
Een andere Schouwenaar van groote
beteekenis was Jan de Brune de Jonge.
Hij was een neef van den meer beken
den Jan de Brune, raadpensionaris van
Zeeland, en leefde van 1616 tot 1649.
Wel was zijn vader, Is. de Brune, een
Middelburger, maar we mogen hem met
J een gerust hart Schouwenaar noemen.
moniak met 20,6 o/q stikstof, Leunasal-
pater BASF met 26 ó/0 stikstof en Ureum
BASF met 46 ^0 stikstof. Bovendien
komt in den laatsten tijd ook Kalkam-
monsalpeter IG, met 20y* 0/0 ^stikstof in
aanmerking en eveneens Nitrophoska IG.
de volledige meststof met stikstof, fos-
forzuur en kali.
Ook bij lage prijzen stikstof gebruiken?
Men weet wel dat stikstof, naast vol
doende fosforzuur en kali bijna altijd
hooger opbrengst geeft, doch bij lage
productieprijzen is de belangrijkste vraag
of stikstof ook goedkoopere productie
geeft. Welnu, dit is inderdaad het ge
val, zoodat stikstof, dikwijls genoemd:
„de oorzaak van leven en dood", in het
volgende jaar kan zijn „de redder in
den nood'
KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.
PIETER LENAERTS VAN DER GOES.
Zou het op Schouwen niet zijn, als
elders in Zeeland? De Zeeuwen houden
van het lied, dat op winteravonden ge
zamenlijk gezongen kan worden tot
vreugd of stichting. Hiervan getuigt het
bestaan van talrijke volksliedjes. Maar
ook het liedboek heeft vroeger een groo
te plaats ingenomen in de harten der
Zeeuwen.
Daar is b.v. om alleen van den late-
ren tijd te spreken het liedboek „De
Zeeuwsóhe Duinvreugd", dat in 1841 bij
A. de Vos te Zierikzee werd uitgegeven.
Daarin vindt men allerlei liedjes, die op
bekende wijzen gezongen kunnen worden.
Zooals de „Zeeuwsche Duinvreugd" zelf
op de wijs: „De kermis komt maar eens
in 't jaar
De vreugde die is algemeen,
't Genoegen kan ons streelen,
Men danst, men springt daar lustig heen,
Wie zou zulks toch vervelen?
Met volle bekers in de hand,
Drinkt men aan Zeeland's sneeuwwit
strand,
't Welzijn van 't Vaderland!
Zulke liedjes blijven niet altijd in om
loop; 't is als met de mode: ze ver
slijten en worden vergeten. En, als een
vriendin me juist heeft ingelicht, zingt
men tegenwoordig op de Zierikzeesche
kermis meer in den geest van:
Kraantje, kraantje, lek, lek, lek,
Jenevertje, jenevertje!
Kraantje, kraantje, lek, lék, lek,
Jenever geen gebrek!
Maar dat komt op 't Zelfde nper.
Echter zijn er ook oudere liedboeken;
waarvan sommige door éen persoon ver
vaardigd zijn. Een daarvan is: „Den Druy-
ventros der Aipoureus heyt", vervaar
digd door den Zeeuwschen dichter Pie-
ter Lenaerts van der Goes.
Pieter Lenaerts was, zooals zijn naam
aanduidt, waarschijnlijk een Goesenaar.
Meer weet men niet van hem. In 1602
verscheen de genoemde bundel, die een
aantal liedjes met muziek bevatte. Het
zijn alle minneliedjes; Pieter Lenaerts
schijnt zijn heele leven lang aan een
ruk door verliefd te zijn geweest en,
zo,pals de liedjes doen veronderstellen,
is hij in de liefde niet erg gelukkig ge
weest. Maar het is ook mogelijk, dat
wanneer zijn liefde wel beantwoord werd,
zijn gemoed te vol was, om zich te
uiten.
Maar daarin kunnen we ons niet langer
verdiepen.
Mij zij voldoende op te merken, dat
Pieter Lenaerts verzen ook voor onzen
tijd nog waarde bezitten.
Menig bedrogen minnaar kan het Pie
ter nog nazeggen:
Van mijn kintsche dagen
Heeft zij mij verheucht:
In mijn zins behagen i
Slont geen liever Jeucht,
Die mij mocht verblijden gans.
Lijf, goet en leven.
Was haer gegeven, f
Maer zij gaet nochtans
Met een ander aan den dans.
Zooiets blijft dan alle tijden heen van
toepassing!
Hoewel Vader Cats in vele opzichten
Jan werd onder leiding geplaatst van
zijn oom, den bekenden geleerde Vossius.
Hij was echter ongedurig van aard en
leidde een ongeregeld leven. Na zijn stu
die in Amsterdam vertrok hij in 1638
naar Engeland. In dien tijd begon hij te
schrijven, o. a. een bundel minneliederen
van zijn hand. Hij bleef zwerven in het
buitenland tot 1641. Toen kwam hij terug
om de uitgave le bezorgen van een werk
van zijn oom Janius. In 1643 verscheen
het eerste gedeelte van het werk, dat
hem bekend zou maken, de „Wetsteen
der Vernuften". Daarna een deeltje „Jok
en Ernst". Beide werken maakten op
gang. Echter is deze veelbelovende dich
ter voor het voleindigen van 't tweede
deel van den Wetsteen, in 1649 gestorven.
Zijn werk is lang populair geweest; het
beleefde meerdere herdrukken.
Het is dan ook vreemd, dat deze dich
ter bijna geheel vergeten is, niet alleen
door het volk, maar ook door de be
oefenaars en liefhebbers der letterkunde.
Prof. Prinsen is de eenige die hem weet
te waardeeren, maar ook hij schat hem
hij schat hem nog niet naar waarde.
Dit, is te meer vreemd, omdat aan Cats
in aile handboeken een groote plaats
is ingeruimd. Een te groote plaats. Want
Cats is toch meestal niet meer dan een
oppervlakkige rijmelaar, die van het
echter, bruisende leven niet veel be
grijpt en voelt.
Anders is dat met de Brune. In hem
misschien meer dichter is geweest dan
Pieter, is de laatste mij toch sympa
thieker. Want hij -komt er eerlijk voor
uit, dathij graag de meisjes ziet; hij
beklaagt zichzelf alleen over z'n blauw
tjes en de kortstondigheid van de liefde,
Maar Cats treurt om de liefde, omdat
hij in zijn hart erg bang is voor het
hiernamaals. Hij wil er ook wel van
genieten, maar hij doet het toch nooit
openlijk; vooral in zijn latere leven heeft
hij een preektoon aangenomen, die hem
niet al. te best afgaat.
Hoe dit zij, de liedjes van Pieter Le
naerts zouden wel voorgoed vergeten
zijn, als niet een Zeeuwsch geleerde, Drs.
P. J. Meertens te Utrecht, zorg had ge
dragen voor een nieuwe uitgave, die de
zer dagen van de pers is gekomen.
Deze uitgave geschiedde vanwege de
Koninklijke Vereeniging „Het Nederland-
sche Lied". Met de liedjes is de muzi
kale tekst ook afgedrukt, zoodat ze weer
naar hartelust gezongen kunnen worden.
Natuurlijk is de taal van Pieter Lenaerts
niet zóó maar te begrijpen.
Daarom heeft drs. Meertens de- liedjes
voorzien van verklarende aanteekeningen,
Er dus nu maar flink op los gezongen.
Een belangrijk Zeeuwsch werk meer
op de boekenmarkt, waarvoor we de
heer Meertens onze oprechte hulde bren
gen! LEO VAN BREEN.
KORT EN BONDIG.
Vele menschen maken van hun leven
eene tragedie en geven het noodlot de
schuld.
Doe voortdurend goed, zonder tijd* te
verspillen met dank te verwachten.
Als ge in tweestrijd verkeert, vraagt
dan niet aan verschillende menschen raad,
maar doe wat gij het moeilijkste vindt,
dat zal uw plicht zijn.
Het gaat met de liefde als met een
boot. Wie de eerste verzuimt, moet met
de tweede genoegen nemen.
In 't kind aanschouwt men reeds den
mensch, zooals men in het morgenrood
den dag ziet.
BOEKENNIEUWS.
„CEMENT", Fjodor Gladkow, Am
sterdam. Holkema Waren-
dorf.
In „Cement" van Gladkow schildert
deze. een stuk sovjet-leven, waarin twee
thema's naast elkaar worden ontwikkeld:
de wederopleving van een fabriek, sym
bool voor de herleving van het ver
woeste sociaal bestaan van het land van
moedertje Wolga; en de geschiedenis van
de wederzijdsche verhouding tusschen dc
hoofdfiguren: Gleb en Dasja; de onder
gang van hun huwelijk en het stage
zoeken naar nieuwe vormen voor het
verstoorde gezinsleven en de verhouding
der sexen. Gleb en Dasja, de vrouw
gist en kookt het. Evenals Cats is hij
een Christen, maar hoeveel eerlijker, dan
Cats, zoowel voor zichzelf als voor an
deren! Hij zegt alles, zooals het hem
voor den mond komt, houdt niet van
omwegen. Hij komt op tegen de voor-
oordeelen van zijn tijd; hij geeft de aard-
sche genietingen een ruime jriaats,maar
verwaarloost toch aan den anderen kant
zijn geestelijk belangen niét.
Men vind in zijn „Wetsteen" alleraar
digste verzen diepgevoeld, meestal.
Een er van heet: Aan de mond van
sijn beminde.
Montje'n vol van zoetigheden,
Vraagt gij mij hier na de reden
Waar door ik ben zoo belust,
Dat gij wert door mij gekust?
Wanneer ik U kusjes geve
Reken ik alleen te leve,
Al de rest en is maar druk,
Smert, verdriet en ongeluk.
Elk een zoekt, met groot begeeren,
't Geen van hem de dood kan weren.
En gij weert dien af van mijn.
Hoe moet ik dan tot u zijn?^
Maar onze minnedichter is een ge-
loovig mensch. Hij voelt de aardsche ver-
ganke/ijk/ieid zeer sterk, en uit deze
in menig vers. Zooals in het mooie: Je
zus aan 't Kruis:
Hier ziet gij den grooten God
Aan het kruijs tot veeier spot.
kameraad, zijn karakteristieke vertegen
woordigers van dezen tijd, typische pio
niers van het huidige Rusland, dat Glad
kow meesterlijk beschrijft en geen blad
voor den mond neemt wanneer hij sov
jetbureaucraten onderhanden neemt, hoe
wel de schrijver niet afkeerig schijnt van
't sovjetregime. Wie zich op de hoogte
wil stellen wat kort geleden, na de
eigenlijke revolutie, in Rusland afspeel
de, leze dezen roman, een grootsch op
gezette, realistische schildering van het
nieuwe Rusland!
VOOR DE HUISVROUW-
IV aspraaije.
Er zijn nog vele huisvrouwen, die er
de voorkeur aan geven om zelf haar
wrijf was te maken. Vooral in den schoon
maaktijd, wanneer groote hoeveelheden
„verwreven"- worden. Er zijn allerlei
soorten was: roode, witte, bruine wrijf-
was, om de linoleumwas nog niet te ver
geten. Maar wat voor soort was men
ook zelf wil maken, er komt altijd ter
pentijn bij te pas, en daarom moet al
lereerst deze leuze goed ingeprent wor
den: Houdt de terpentijn altijd ver van
het vuur verwijderd! Want terpentijn is
hoogst licht ontvlambaar! Nooit terpen
tijn op het vuur bijvoegen dus, nooit ter
pentijn op het vuur warm maken, breng
onder geen enkele voorwaarde terpen
tijn bij het vuur!
En omdat de terpentijn zoo licht ver
dampt (en daardoor zoo licht vlam vat}
spreekt het dus van zelf, dat men de
potjes zelfgemaakte was bij het weg
zetten heel goed moet afsluiten. Daar
om is het ook raadzaam, de was in
kleine potjes te bewaren. Men spreekt
dan bij het werk telkens maar een klein
beetje aan, en de rest blijft in de goed
afgesloten potjes. Is door onvoorzichtig
heid de was in een potje toch wat uit
gedroogd en dus te dik geworden, dan
Vfidunt men die met wat terpentijn, ter
wijl men de was week maakt, door het
potje in een kom warm water te zetten.
Witte was maakt men van witte ge
schraapte bijenwas, die men in een
emaille pannetje smelt, vervolgens van
het vuur neemt, en er dan witte ter
pentijn bijdoet (i/i. L. op elke 100 gram
was). Roode was krijgt men door roode
terpentijn en gele was te gebruiken, ter
wijl men voor zwarte wrijfwas twee
eetlepels zwartsel toevoegt, en dan een
kopje meer terpentijn neemt. Voor lino
leumwas geeft men het volgende re
cept: Men kookt 11/0 kopje water met
1 ons potasch en 1/2 ons talkpoeder
waarbij men 2 ons gele (of witte, voor
licht gekleurd zeil) was doet. Nadat het
een minuut of tien doorgekookt heeft
(vooral niet laten overkoken!) neemt men
de pan van het vuur en doet er een
flesch witte terpentijn bij. Wanneer men
deze vloerwas gebruikt, moet men ze
eerst omroeren.
HUISVROUW.
Ah! hoe queelt het aangezicht
Waar uit schiep de Son haar licht.
Ah. nu dat het leven sterft,
En nu 't sijne klaarheit derft,
Wat zal 't leven, seg doch mijn,
Anders dan een sterven zijn.
'Tot slot nog iets over A. Hofferus, in
leven burgemeester van Zierikzee. Hij
stemde uit een der oudste Schouwsche
geslachten.
In 1610 studeerde hij te Leiden; daar
na keerde hij naar Zierikzee terug. Hij
was een vriend van Cats en Boxhorn.
Zijn werk bestaat o.a. uit vertalingen
uit 't Latijn van Heinsius en Beza, en
een bundel gedichten „Nederduijtsche
Poëmata" geheeten. Dit werk is vooral
interessant omdat men er gravures, voor
stellende de gezichten in Schouwen en
Duiveland, in vindt.
Hij herinnert sterk aan Cats, hetgeen
moge blijken uit het volgende fragment:
Een Rechter die wil hebben prijs,
Moet hebben kennis, en sijn wijs,
Daar bij soo moet hij hebben macht
Opdat sijn vonnis werd volbracht.
Rechtveerdigheijd is 't derde goed
Dat hij oock bij hem hebben moet.
En in dezen trant gaat het verder.
Over andere beroemde Schouwenaren
een volgend maal.
LEO VAN BREEN.