Zierikzeesche Nieuwsbode B IJ VOEGSEL KERSTDAG. FEUILLETON. Henny's Klok, KERSTFEEST. behoorende bi] de van Vrijdag 24 Dec. 1926, no. 11483. Hoe zal ik U ontvangen, Hoe wilt gij ziijn ontmoet? Zaterdag is het weer Kerstdag. Met hoeveel verlangen wordt dit feest door j-ong en oud van verschillenden stand tegemoet gezien! Welkd verschillende ver wachtingen worden er van gekoesterd en welke uiteenloopende stemmingen worden door den naderenden hoogdag gewekt! Maar toch, ieder verwacht er iets vande werkman eenige dagen rust, een welkome onderbreking en verpoozing van den veel tijds zwaren, dagelijks terugkeerenden ar beid; de reizende koopman enkele dagen van kalm vertoeven in den te vaak voor hem onbereikbaren huiseüjken kring; de man van. zaken de gelegenheid om zich ongestoord te kunnen wijden aan te dik- wij's noode verwaarloosde huiselijke plich ten, om zich over te kunnen geven aan de zoete genietingen aan den huiseüjken haard. De dienstbare verwacht van het naderende feest de vrijheid om te gaan, waar hij of zij wil, om familie te bezoe ken, wellicht daar eenigen tijd te vertoe ven; de studeerende jongelieden, die van huis zijn, zien de komende Kerstvacantie met verlangen tegemoet als een tijd van ontspanning, van uitspanning, Van weer onder familie en oude vrienden te zijn; de schooljeugd heeft de dagen, de uren afgeteld, welke haar nog scheiden van de heerlijk lang verbeide Vacantie, als een aangename afwisseling in de eentonig terugkeerende schooltijden, als een tijd van vrijheid, v,an ontslagen zijn vanj dwang en tucht. En ook de anderen, zij die altijd thuis bij de hunnen kunnen zijn, die niet meer haken naar rust of jagen naar een nog te bereiken doel, omdat zij de rust reeds genieten of het doel al hebben be reikt, ook zij verwachten Van de Kerst dagen een of -ander. Er zijn ouders, die hun kinderen^ of kleinkinderen thuis ver wachten of zich vooraf reeds verheugen in het Zoete wederzien. Er zijn er, die zich de gezellige Kerstdagen voorstellen in de nabijheid van b'oedverwanten of oude vrienden, met wie ze zich zullen verdiepen in - en genieten van herinnerin gen uit het weleer. Er zijn er, die reeds den voorsmaak hebben van een heerlijk kerstmaal, van een feestje, van een uit voering, gevolgd door een danspartij, van een mooien kerstboom en prachtige kerst geschenken. Inderdaad, ook uit dit oog punt bezien, beschouwd dus als een tijd van vroolijkheid en genot van stoffelijken aard, heeft het Kerstfeest beteekenis en waarde voor het menschenleven. Dat leven is voor ve'en zoo kleurloos, zoo eentonig en somber; ve'er bestaan is zoo arm aan genot, zoo vol van zorgen van materiëelen aard, dat er wel wat afwisseling, blijd schap en ontspanning noodig is om de veerkracht te herstellen, weer wat gloed en warmte te brengen in den uitdooven- door J. MIDDELBEEK ^Hoofdstuk V. De Klok. Kort voor middernacht iwerd Hanny wakker. Buiten was het opnieuw gaan regenen. Ze luisterde naar het vallen der droppels en naar het suizen van 't bloed in haar aderen, dat koortsachtig snel stroomde. De aandoeningen der laatste dagen hadden het overgevoelige gestel van het kind overspannen. Plots, als haid een voor menschen on- hooTbaire stem het bevolen, hield de regen op té vallen. Wat stil, wait naargeestig stil was dat opeens. Nu hoorde Henny ha-ar kwel geest, de klok, langzamer en luider tikken dan ooit. Tik-tak, tik-takv en toen ze er naar keek, grijnsde haar uit de koperen wijzerplaat, in 't va'e nacht-schemerlicht, een boosaardig gezicht aan, terwijl voor haar star-turende oogen de s'inger twee beentjes werden, die beurtelings naar bui ten gebogen en weer gestrekt werden. Het hart bonsde tot in haar keel. Zweet droop langs 't bleeke voorhoofd, en de opeengeklemde lippen verdroogden. Ver dwenen was iedere gedachte aan ge'uk, slechts de oude loodzware angst, het ont zettende gevoel van raderend onheil was nog over. Zoo kropen de minuten uren gelij kende en ze wachtte sidderend tot de den haard van het gemoed, nieuw Vuur in het verdoofde oog, nieuwe kracht in den verslapten geest. Maar daartoe kan vooral medewerken de beschouwing van het Kerstfeest uit een geeste'ijk oogpunt. Welk een troost, ja vreugde, geeft niet de gedachte, dat het naderend feest vailt omstreeks den kortsten dag, dat de dagen dam weer gaan lengen, dat het licht het gaat winnen van het duister. Al z)al het nog eenigen tijd duren, eer het licht de; overhand heeft, het zal triomfeeren, dat weten wij en dat geeft ons hoop in den vaak treurig somberen winter, dat geeft ons moed om verder te gaan. Het licht zal overwinnen, het goede zal zegevieren, het heeft reeds overwonnen: Er is uit 's werelds dustre wolken een Licht der lichten opgegaan! juicht de Christenheid over de gansche aarde, het rijzende Licht, dat de schaduwen zal ver drijven en troost zal brengen in duizen den harten. Het geloof aan de zegepraal van het goede over het kwade, aan het bestaan van het goede in den mensch en in de samenleving, aan onbaatzuchtige liefde, dat licht moge op het Kerstfeest neder dalen in veler hart, daar doen smelten de koude ijskorst die het omsluit, de kilheid en donkerheid er uit verdrijven, als bij Scrooge, den held van Dickens' „Christmas Carol". Mochten velen op den Kerstdag ook be zocht en bezield worden door den geest van barmhartigheid, milddadigheid, ver gevingsgezindheid, door den geest van Christeijke liefde! Dan zullen zij niet alleen een prettig Kerstfeest hebben, maar ook een zoodanig, dat blijvende vruchten zal dragen, ten zegen voor anderen en voor henze'.Ven. De gedachte aan het Kerstfeest heeft ten allen tijde de kunstenaars geïnspi reerd. Hoeveel beeldhouwers, schilders, dichters, en schrijvers vooral, hebben niet het eeuwenoude verhaal van den Kerst nacht tot uitgangspunt genomen? Het heeft een hoogere beteekenis dan het Sinterklaasfeest, hoewél we dat niet graag zouden missen, maar van het Kerstver haal, de geschiedenis van Christus ge boorte, gaat meer wijding uit. Herinne ren we aan onzen grootmeester der dich ter, Vondel, die in zijn rei uit de Gijs- brecht van Amstel de clarissen laat zin gen: O Kerstnacht, schooner dan de daegem, Hoe kan Herodes 't licht verdiragén, Dat in uW duisternissen b-linc-kt, Er wordt gevierd en aangebeden? De geboorte van het Christuskindje is ook met innige liefde in de litteratuur be handeld. Van de {Middeleeuwen (tot in onze dagen vindt men in boeken, schetsen en verzen deze Wondere gebeurtenis ver haald. In de duistere ihiddeleeu'Wen zijn het de beschrijvende kerstliederen, die door hun naïviteit ons ontroeren en be koren door de eenvoud van uitdrukking. Een groote mate van verheffing, een echt dichterlijke verrukking, stoute ge- dachtencombinafies en als gevolg daar van een rijkdom van taal en levendig be- meedoogenlooze klok zou slaan, of dan dat grijnzende gezicht verdwijnen zou. Eindelijk, een heesch gekraak, toen 12 doffe slagen. Tege'ijkertijd hoorde ze de voordeur openen, een stap, wankelend en zwaair. Dat was vader! Kwam hij dan nu pas thuis? 't Hooren van een levend wezen nam de angst niet weg van het kind. Deze groeide nog, tot ze ondraaglijk scheen. Ze hoorde moeder's deur openrukken, zeker had vader 't lic'ht gezien, dan een heldere, maar wat trilende stem: goeden avond, Johannes! Een ruw schor geluid antwoordde: „Dui vels, mijn lieve vrouw thuis? wat een zeldzame eer". Henny is jarig, Johannes, en ik wilde je spreken over haar, maar 't is beter te wachten tot morgenochtend, 't is nu zoo laat". „La-ha-ha-'laat, het is vroeg vrouwtje, spreek op". „Zet dan die flesch weg, Johannes, dan zal ik spreken". „Spreek op", schreeuwde hij, en er was iels iin zijn stem, dait Henny trof als een knuppelslag, iets van duistere ontketende machten, iets onmensche ijks. „Sluit de deur, Jonannes, en, om Gods wil, drink toch niet méér". „Spreek op!" „Welnu, Johannes, ik wil je van de zorg voor het zieke kind bevrijden, en haar meenemen". „Waarom?" „Wel de poging der zilveren Vrou wenstem om kalm en rustig te kinken martelde 't luisterende kind wel Jo hannes. Aagje wordt al zoo oud, en van jou, een man. is het toch niet te vergen, dat je op Henny let, dus wogen rhythme, mogeji we echter nog minder dan bij andere soorten van volks poëzie verwachten, schrijft dr. Kanstel in zijn belangwekkend boek over het geeste lijk lied tin de Nederlanden, voor' de Kerk hervorming. Felix Timmermans laat het Kerstver haal in het Vlaamsche land spelen, waar nog meer dan hier het oude vertelsel leeft. De bekende schrijver-schilder, die kort geleden hier optrad, herinnert eraan, dat zijn vader hem allerlei verhalen deed en ook van de geboorte van Jezus ver telde. Deze verhalen en de Kerstvertel ling speelden allemaal in Viaanderen. De geboorte van Christus liet de vader van Timmermans plaats hebben in een huis dat de zoon kende en gezien had. Daar door leefden die vertellingen feller voor de verbeelding van den knaap. Wanneer de stem' van het kanon over zijn land weerklinkt en de schrijver met zijn vrouw en haar moeder zonder licht aan tafel zit, herinnert hij zich de vertellingen en verbeeldingen van zijn vader. „Oude liederen zongen om mijn ooren, vergeten kleuren glansden weer op. Ik Was weer het verbeeldingskind in mijn binnenste; en stilaan borduurde ik al de tafereelen in gedachten aan fdkaar. Die bezigheid k'w'am als een fortuin van ge nade over mijn treurig hart gespreid. De afgrijselijke oorlogsvisioenen schoven op zij. 'kZag wieer oneindige sneeuwland schappen, w"aarin de herders bij 't vuur waakten, de drie Koningen gingen, en de vlucht naar Egypte plaats greep; 'k zag weer geurige lentedreven, waarin het van God verloren maagdeken, door den En gel "de boodschap hoorde zingen. „En 'k zag het in ons land, in mijn om geving; in het vette Brabant, in de 'wee moedige Kempen, en het zachte Viaan deren. (i,'k Zag het in ons land, zooals het mijn vader mij had laten zien, zooals ik het op oude tellooren had benaderd, zooals het Breughel en de primitieven het had- Jen uitgedroomd. Visioenen van frissche kleuren ont vouwden zich voor mijn geest. En 't geval overmeesterde mij zoeiekens, werklust kittelde in mijn vingeren, en weldra was ik genoopt het uit te schrijven." r Ziedaar hoe het Kinderen Jezus in Vlaanderen van Felix Timmermans ont staan is. Misschien mogen wé hier nog even her inneren aan den Engelschen schrijver Dickens, en diens Kerstlied in proza; het verhaal van den vrekkigen Scrooge en hoe die door de geesten bekeerd wordit „Nonsens", zegt Scrooge, als zijn arme neef hem een vroolijke Kerstmis wienseht. „Vroolijke Kerstmis! Weg met vroolijke Kerstmis. Wat beteekent Kersttijd voor jou anders dan een tijd, waarin je reke ningen moet betalen, zonder dat je er geld voor hebt; een tijd, dat je jezelf een jaar ouder weet, en geen uur rijker; een tijd om je balans op te maken en al zijne posten van twaalf maanden zich te gen je te zien keeren! Als ik kon doen, 'wat ik wou. zou iedere idioot, die rond loopt met „vroolijke Kerstmis" op zijn lippen, gekookt worden met zijn eigen pudding en 'begraven Worden met een hulsttak door zijn hart. Dat zou ie!" Maar de neef laat zich niet van zijn 'stuk brengen„ik weet zeker" zoo „Er hoeft niet op haar gelet, wat is er aan het wurm gelegen, ze had een jongen moeten zijn". Het was vreeselijk, om beurten zijn'vree- se'ijk schor geluid en haar zilverige stem te hooren. Henny kromde zich als vanna- melooze pijn, en vaag ging het door haar geest: die twee stemmen hadden nooit tezamen mogen klinken, nooit! JuÜane's stem trilde, toen ze hernam: „Juist omdat er niets aan haar gelegen is, wil ik je van haar verlossen en mee nemen". „Dat gebeurt niet", brulde hij. „Om Gods wil, Johannes, nu niet meer, morgen". „Johannes, dee weg toch die flesch". „Het gebeurt niet, schreeuwde hij weeT als een zinnelooze, 't klonk als van een woest, grauwend dier. ,,Het gebeurt niet. Hij is lïler geweest, niet waar, die ellen dige bedelaar, die armoedzaaier, 'k heb hem gezien, is hij hier geweest? Geef antwoord". Zijn gekrijsch scheurde de nachtstilte uiteen, In 't oude vreemde huis, en in Henny's kamer zat een wit figuurtje recht op in bed, de handjes op de borst ge klemd, met stoAkende adem; en de klok tikte door die VTeeselijke stem heen: nu zal 't ge-beu-ren. Angstgekreun wrong zich uit Henny's borst. „Johannes, om Godswil toch, wien be doel je?" „Je weet dat, wijf, jouw liefste! „Hij is mijn liefste niet", riep ze hart stochtelijk, „al was ons huwelijk een ver gissing, een misstap. Ik heb het ja ge sproken en ik ben geen echtbreekster, en hij, denkt niet meer aan me". „Je liegt, wijf, je liegt. Ik ga naar den duivel en jij wiilt voorttrekken rpet hem zegt hij „dat. ik aan Kersttijd als hij 'Weder daar was nog afgezien van den eerbied verschuldigd aan zijn heiligen •naam en oorsprong altijd gedacht heb als aan een goeden tijd; een gelukkigen, vergevenden, liefderijken, aangenamen lijd; den eenigen tijd dien ik in den lan gen jaarkalender ken, Waarop mannen en vrouwen als bij onderlinge overeenkomst hunne gesloten harten vrijelijk openen, en danken aan lieden beneden hen als aan (werkelijke medereizigers naar het graf, en niet als aan een ander ras van schep selen, dat naar een ander einddoel reist. En daarom', oom, al heeft Kersttijd nooit een greintje goud of zilver in mijn zak gébracht, geloof ik toch, dat het mij goed gedaan hééft en mij goed zal doen; en ik zeg, God zegene hem." Ziehier door Scrooge's neef, heel dui delijk het karakter aangegeven van het Kerstfeest. KERSTVLOEDEN. De geschiedenis van onze lage landen bij de zee maakt melding van zes hooge watervloeden, die op Kerstdag Ve'en en daarom bekend zijn gebleven als Kerst vloeden. In de jaren 1277, 1357.; 1516, 1598, 1637 en 1717 richtten zij hunne verwoestin gen aan. In het kort volgt hier datgene, waar door ze berucht werden. De Kerstvloed van 1277 deed het begin van den Dollard entstaan en Van Oost- Friesland gingen toen vruchtbare lande rijen en ve'e dorpen Verloren. Taliooze mensehen en dieren verdronken en er wordt gesproken van 33 dorpen en 2 kloosters, we'.ke verzwolgen zouden zijn, zoo niet onmiddellijk, dan toch na langer of korter tijd, nadat eenmaai de bres in het land door het 'water gemaakt was. De tweede Kerstvloed Viel Voor in 1357. De wateren van de Noordzee overdekten de Vier Ambachten in Zeeuwsch Vlaan deren en ook toen verloren ongetelde menschen en vee het leven. De derde Kerstvlced, ten jare 1516s werd door een Zuid westelijken storm opge zweept en den volgenden dag, 26 Decem ber, stormde het uit het Noordwesten zoo hevig, dat de golven in Groningerland over alle dijken spoelden en verschrikke lijke schade aanrichtten. Vóór de 16e eeuw ten einde was, werd Rome door een vreeseüjke cverstrooming op Kerstdag 1598 geteisterd, veroorzaakt door den ver buiten zijne oevers getreden Tiber. Einde'ooze regens en opstuwende Zuidewinden veroorzaakten deze ramp. Het jaar 1637 bracht op Kerstnacht een hoogen vloed, opgestuwd door krachtige Noordwester stormbuien. Te Amsterdam voer men met schuiten door verscheiden straten. Tegelijk trad in Gelderland de Rijn buiten zijn boorden, opgestopt door het ijs, welke ramp ook het onder water geraken van het land tusschen Maas en Waal, een deel van Utrecht, Overijsel en Holland tengevolge had. De 18e eeuw bracht op 24 en 25 Dec. 1717 een buitengewoon zwaren vloed. In Oost-Friesland spoelden ruim 1000 huizen weg, werden meer dan 1800 huizen be schadigd, verdronken 2787 menschen en ruim 15000 stuks paarden, hoornvee, scha pen en varkens. Groningen, Friesland, N.- en het kind, het gebeurt niet. het gebeurt niet, het gebeurt niet". Hij gilde het in haar gezicht, met de flesch in de hand zwaaiend, en te hoor de in zijn stem, zag in zijn oogen: waan zin, alcohol-waanzin. „Johannes, houdt op. Felle angst schril- de in de vrouwenstem. Hij borst uit in een afschuwelijk ge lach. „Wees maar sti\ vrouwtjeliief, wij blijven bij elkaar, wij beiden, en de bede laar mag het zieke wurm". Met een gil van ontzetting week Liane achteruit. Toen veranderde het lachen weer in die huiveringwekkende kreet, 't gebeurt niet, 't gebeurt niet, ve'e malen achtereen her haald, zooals waanzinnigen doen. En de klok tikte: Nu zal 't gebeuren. Een doffe kreet pijnigde de keell van het luisterend kind, haar leden waren stijf en machte'oos zooveel malen beproefde ze al op te staan, maar nu moest het, o meesje, moesje. Ze gleed uit het bed, era sleepte zich als een half verlamde naar de deur. Eindelijk was ze m de gang en teen zag ze haar vader met verwarde haren en bloeddoorloopen oogen, drinkend uit zijn flesch, die p'ots in duizend scherven op den steenen vloer lag en dan zag ze haar vader, dansend om de half bezwijm de moeder. Een seconde hie'd het Zieke kind zich aan den deurpost vast, en in die seconde brandde dat beeld a's met gloeiend ijzer in haar ziel, voor altijd. Daar weTd Juüane haar gewaar. Een hartverscheurende kreet. „Henny, ach God, Henny. Ga terug, ga, in je kamer. Ze wilde op het kiind toeijlen, maar met een gebrul als van een dol geworden beest, sloeg Johannes haar met zijn mo Holland leden geducht door dezen vloed» die zelfs in Engeland schade aanrichtte. Zuid-Holland en Zeeland kwamen erover 't geheel beter af. Toch ondervond ook Schouwen schade van dezen zeer hoogen vloed en storm. In totaal werden ruim 8200 huizen beschadigd of weggespoeld» verdronken 40.000 hoornbeesten, 9900 paar den, 9700 varkens. 35000 schapen en 12000 menschen. Hoewel niet juist een Kerst vloed, maar toch zeer nabij dien datum, herinneren wij ten slotte nog aam den watervloed van 22 op 23 December 1894-, den hoogsteni die op den vloed Van 1825 tot dusver volgde. Door een Westelijken wind, wel ke later Noordwestelijk werd, bereikte het water te Zierikzee des avonds 11 uur eene hoogte van 2.10 M. H.W. eö tegen 1 uur van 2.45 -f- H.W. Ofschoon het te 101/4 uur alhier hoog water had moeten zijn, vloeide het te dezer plaatse tot 1 uur 's nachts. Door geheel Zeeland was de schade belangrijk. Maar ze had ongetwijfeld grooter kunnen zijn, als de windkracht, toen het water op zijn hoogst was, niet aanmerkelijk! was afgenomen. In Schouwen brak de zeedijk van de inlaag van Groot-St.-Jacobs Nieuw- land bij Brouwershaven door, in Noord- Beveland inumdeerde de Sophia-polder en ging ver'.oTen, terwijl ook de Amna-polder inliep en ,op verschi lende plaatsen stroom de het water over de zeedijken. Over het geheel werd in Zee'and aan duinen en dijken belangrijke schade toegebracht. HET KERSTNUMMER, door J. VAN SABBINGE. Heeft de post vandaag ook iets voor me gebracht? vroeg de heer Martinus Bosch aan zijn hospita, die in de half uitgedoofde vulkachel morrelde. Voor U, meneer? informeerde de aan gesprokene. Even nadenken. Nee, voor U niets. Stommerikken, 'barste de heer {Marti nus los. Stommerikken zijn het! Daar 'be stel ik ruim veertien dagen geleden, nota bene nog wel per aangeteekeaide brief kaart, een kerstnummer van het Orgaan en nog vergeten die ezels het te zenden. Nou zit ik voor het plezier van die lum- tmels al de feestdagen zonder lectuur. Opgehangen (moesten ze 'w'ordein! En dan, als bij ingeving zich 'weer tot zijn hospita richtend, vroeg hij met eenige hoop in zijn stem. Is de laatste post al voorbij? Hoe laat is het? Half tien. Ja, dan is hij' aï geweest. Wil ik even voor U gaan zien? En zonder antwoord af te wiachten dribbelde de gedienstige de kamer uit. De heer Bosch had zich inmiddels in een fauteuil laten vallen, deed verwoede trekken aan zijn sigaar en ging, waar zijn auditorium verdwenen was, in ge dachten voort met de be'wlerkers van zijn zoo treurig lot de meest uiteenloopende en aller-onmenschelijkste straffen toe te 'w'enschen. Een gestommel op de traip bracht hem wleer tot de werkelijkheid terug, en na op een bescheiden klopje aan de deur „bannen" te hebben geroe pen, zag hij zijn hospita andermaal ver schijnen. kervuist. Zonder geluid viel ze en het snerpende anestgescfiei. dat weerklonk, werd geuit door de oude Aagje, welke in haar nachtjaik de trappen af kwam wan kelen. Ilmenrode keek om en zijn bloeddoor- loopende oogen zagen de oude vrouw. Zonder zich verder om Liane te bekom meren, stormde hij grollend op haar af en beukte met zijn vuisten het weer- looze lichaam, terwijl schuim om zijn mond kwam, en een akeüg gegil zijn keei ontsnapte. Hij merkte niet eens, dat Henny's teere handen poogden zijn armen tegen te houden, bleef blindelings slaan en tieren, tot ook Aagje kermend neer viel, Toen stormde hij razend de gang door en smakte op den grond, waar hij gillend en stuiptrekkend liggen bleef. Eenige minuten, toen werd het stil en slechts de stuipachtige trillingen van ar men en beenen toonden aan, dat de ellen dige nog leefde. En 't kind, dat hij met reuzenkracht van zich af geslingerd had, stond tegen den muur geleund, en staarde met steeds grooter wordende oogen naar de drie gestalten. O God, o God kwam 't langgerekt krij tend van de witte lippen, nu is het ge komen, nu is 't gekomen. Maar, nu viel Henny niet in zwijm, zooals dien dag tweemalen door zwakte en overspanning. Nu bleef de geest helder en nam met folterende duidelijkheid alles in zich op. Ze wankelde naar Juüane, en knielde bij haar neder. Moesje, o moesje doe je oogen toch los, je bent toch niet dood, nee. nee. Ze overdekte 't bleeke gelaat met kussen, maar de zware wim pers bleven stil rusten op de wangen. (Wordt voroolgd),

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1926 | | pagina 5