D-Mineur Iinnewun D. B IJ VOEGSEL Rups en Kapel. FEUILLETON. 22 Uit Stad en Provinole behoorende bfl de yan Vrjjdag 14 Aug. 1925, no. 11273 De woorden die boven dit artikel ge schreven staan vormen den titel van een boekje, dat vrij lang geleden verschenen is als overdruk van een tijdschrift-artikel. Hét behandelde onderwerp is de vraag: Jtduurt na den dood het leven; voort". Hoe oud die vraag wel is valt moeielijk te beantwoorden. Ze zal wel ontstaan zijn, toen de tot bewustheid gekomen mensch ging peinzen, verbaasd door wat hij rondom zich zag gebeuren, als dat gene wat wij „dood'' noemen, ingreep in 't werken en streven van den mede- mensch of in het leven van dieren en planten en een algeheele verandering te weegbracht. Waar was de macht of kracht geble ven, die nog kort tevoren al die uitingen en verschijnselen bewerkte, welke men „leven'' pleegt te noemen? De oude natuurvolken, vertrouwd met de eigenaardigheden van dieren en plan ten, waarvan zij leefden, die door hen gekweekt werden, waartegen ze zich dik wijls moesten beschermen, zagen in het geheele zijn der hun omringende fauna en flora zooveel mensch-gelijkend, dat ze er toe kwamen, daarin de verdwenen machten en krachten te veronderstellen; die eens hunne natuurgenooten hadden bezield. Zoo kwamen ze waarschijnlijk tot de leer der zielsverhu'zing, vermoedelijk wel de oudste vorm, waarin denkers uit de vroegste tijden hun gelpof aan het voort bestaan van den geest of .van het ken merkende der menschelijke persoonlijk heid uitspraken. Zij gevoelden het be perkte hunner kennis en de onvoldane begeerte om de wonderbare raadselen van het wereldstelsel op te lossen en hun geloof werd waarschijnlijk versterkt door de ontplooiing van den meosche- lijken geest, welke zij hier op aarde konden waarnemen. Zij merkten op, hoe de onschuld der kinderjaren voerde naar een tijdperk uan bloei en kracht, waarrn het volle rijke leven tot ontwikkeling kwam, als een voorbereiding tot den ouderdom, met zijn eigenaardige hoop op een goede haven of bange vrees voor een treurige sch'pbreuk. In latere tijden, reeds bij de Grieken, wordt het zinrijke beeld van rups en kapel aangetroffen. Dit beeld, aan de na tuur ontleend, hebben alle dichters lief gehad. beeld van een leven in twee licha men, maar verheerlijkt in de tweede gestalte. In de schemering van het gebladerte kruipt de trage rups en spint zich einde lijk in, als om te sterven, in een duis teren hoek. Maar, blij verrassend wonder, als rups gestorven, vliegt in een wereld van zomerweelde, bloemen, licht en kleur, de mooie vlinder uit. Als eens ons leven, als van die arme rupsen, zal geëindigd zijn, en het lichaam verlaten en stil daar nederligt, als wij, zooals sommigen het nog beschouwen, die laatste groote duisternis zijn inge gaan, zal daar dan een ander licht rond om ons zijn, een andere wereld? Dit ;s de oude maar altijd nieuwe vraag; de vraag die de menschhe'd reeds eeuwen achtervolgd heeft en die altijd in an deren vorm-weer terugkeert. Hoe staat nu de mensch van den te- genwoordigen tijd voor die vraag. Wat is er, wachters van den nieuwen tijd, wat is er van den nacht des doods? Wij noemden boven aangeduid ge schriftje als een der vele uitingen, ook van een nieuwere beschouwing, over deze tfltijd belangwekkende vraag. En soms verkrijgen wij den indruk, dat er werkelijk nieuwe gezichtspunten gevonden zijn, wanneer wij ons de be perktheid onzer vijf zintuigen goed voor den geest brengen en daartegenover eene ruimte voor alle mogelijkheden ope nen, door eens het bezit van een zintuig meer of van meerdere aan te nemen. door J. M. En nu wilde de Kerststemming niet komen!? Hij leunde 't hoofd achterover, en sloot de oogen. Toen zweefde stilonmerkbaar de Kerstengel binnen en beroerde even zijn voorhoofd. Zachte, enorme melodieën begonnen te zingen in zijn zliel. Schoon©, vriendelijke beelden zweefden voor zijn geestesoog. De melodieën zon gen van liefde, welbehagen in den men sehen, van de overwinning van het goe de, ze klonken als Gods stem zelve, welke iedere fijnbesnaarde ziel kan hoeren door heel de Natuur. De beelden deden hem zien, al het schoone en stralende van die Natuur, door God aan de menschen geschonken om er uit te leer en, als uit een groot, nooit eindigend wonderboek. Wel den gelukkige die hopren kan en jeziejL En, de uren vlogen om voor Otto, Onze zintuigen zijn in hun tegenWoor- digen staat niet alomvattend. Wij mogen met grond veronderstellen, dat de grens van ons zintuigelijk kennen en. kunnen nog lang niet bereikt is, een grens, die vermoedelijk telkens wijken zal, naar mate Wij haar naderen. Onze zintuigen doen ons nu slechts" een zeer klein gedeelte van het Al ken nen en dan nog wel op een wijze, die den twijfel rechtvaardigt of' wij, ook slechts bij benadering, zouden weten wat buiten en wat in ons voorvalt. Neem het zintu:g van het gezicht. Wat boven of beneden een aangenomen aantal lichttrillingen blijft, ontsnapt ons oog; deze spiegel "s slechts gevoelig voor die hoeveelheid lichtgolvingen, waar door de ons bekende kleuren zich ver- toonen. Wat daar buiten ligt en welk een onmetelijk gebied! ontsnapt ons oog te eenenmale of is- slechts voor een uiterst klein deel door gevoelige foto grafische platen of thermometers aan te toonen. De X-stralen, die de stof doordringen, de z.g.n. ultra-violette stralen, liggen in dat buitengebied, evenals de voor ons oog onwaarneembare warmtestralen, die zich aan een oog, anders bewerktuigd als het onze, als licht kunnen voordoen. Neem het zintuig van het gehoor. De trilling der lucht bereikt ons soms als geluid. Maar wat wederom boven of beneden een aangenomen aantal lucht trillingen per seconde valt en is ook dat gebied niet eindeloos? ontsnapt ons, omdat ons gehoor-orgaan alleen voor de trillingssehaal tusschen de aangeno men cijfers is ingericht. Zoo houdt de beperktheid der ons be kende zintuigen veel voor ons verbor gen, en juist de wetenschap dat er per ken, dat er grenzen aan ons geestes gebied zijn gesteld, waarborgt ons als het ware inst'nktmatig, dat achter die grenzen het terrein z:ch voortzet, even als onze geesteswerkzaamheid in het be kende heden zich zal voortzetten in de nog niet gekende toekomst. Elk menschenievem ook het lang durigste is zoo kort. En het is daar om door velen onwaarschijnlijk geacht, dat in één leven alle streven bij het i voor hem bereikbare doel zou aanlanden. Veel redelijker vinden sommigen de gedachte (ieder onzer moet dat natuur- lijk voor zichzelf al of niet gevoelen/, j dat er een opvolgend bestaan met aller- i lei toestanden en wisselingen noodig is, om het geheele levenskapitaal te ver garen. En wat de eigenlijke drijfkracht van ons bestaan, ons innerlijk,st wezen j aangaat, het is onzes inziens veel min Zij zullen met een traan in 't oog, maar met ongeschokt vertrouwen tevens, de woorden herhalen en beamen, die op onze Algemeene Begraafplaats gebeiteld zijn op eene zerk pnder de afbeelding van een opfladdereride vlinder en welke steen op eene zerk onder de afbeelding van een opfladderenden vlinder en welke steen een kindergraf bedekt, de woorden„Onze blijdschap eens, .on^e hoop altijd"I IJmuiden aU badplaats. Het is merkwaardig zoo groot als dit jaar de trek naar IJmuiden 's. Niet al leen Zondags, maar iederen dag komen duizenden om het strand te bezoeken. Soms liggen er twee, drie booten tegelijk van de Alkmaar Packet, die met haar prachtig ingerichte schepen velen naar Velsen en Wijk-aan-Zee vervoert, maar waarmede nu ook zeer velen doorgaan naar IJmuiden. Men kan dan met aardige motorbooten, die :n deze dagen zelfs muziek aan boord hebben, naar het zee strand varen. Verschillende n:euwe dien sten brengen dagelijks vele menschen naar IJmuiden u't de hoofdstad. Men heeft dan een aardigen watertocht door het Noordzeekanaal, teruiiji men tot 5 uur aan het strand kan Vertoeven. IJmui den heeft tal van „attracties", als de Noordzeesluizen met :n- en uitvaren der groote zeeschepen, de visschershaven met het drukke gedoe in de v'schhalien en op de kade, hel hoogovenbedrijf, enz. I Zeer groot is daar het aantal katm- peerders, die als 't ware in de duinen een dorp vormen. I Vooral groote groepen schoolkinderen en buurt- en speeltuin vereen'gingen be zoeken IJmuiden en Velsen, waar ook het gemeentelijk park Velserbeek een heerlijke wandeling biedt. Zondag was het zeker een recorddag, wat de drukte aangaat. Aan het strand waren meer dan tienduizend menschen en de verschillende motor- en veerdiensten hadden het zóó druk, dat de politie een zware taak had, om het heen-en-weer-varen van de boo ten te regelen. fto*ehjatt*?8 Het Volk schrijft: Wij hebben bezoek gehad van een partijgenoot, die ons het volgende verhaal deed: Onlangs maakte ik op een Zondag een wandeling in het HaagsjJje bosch, toen een jongmensch naar mij toefietste hij zag eruit, alsof hij heel hard gefietst had en mij zeide, dat in het bosch een auto-ongeluk had plaats gehad, waaraan ii_ hij de vraag verbond, of ik wist, waar der de vraag of er vrees bestaat, dat dit j dat was geschied. Na een ontkennend zal vergaan, dan wel, of het wel ooit antwo0rd van mij te hebben ontvangen, zou kunnen worden vemiebgd. j st,apte hij weer op de fiets en reed J I hij weg, blijkbaar verder zoekende. Het beeld van rups en kapel of wel Korten tijd daarna zag ik een auto van van een enkel opfladderenden vlinder is den Eerste Hulpdienst, gevolgd door het door vele liefdevoile harten geplaatst op de zerken, die de graven dekken van teerbeminden. Dit diepzinnig en troostrijk zinnebeeld spreekt uit, wat wij instinktmatig gevoe len, n.l. dat het beste in ons niet ster ven zal en dat de dood slechts eene ge beurtenis is in het eeuwig voortgaande leven; dat vernietiging van het aardsche hulsel Slechts verandering is van levens vorm en dat voor de meesten die wijzi ging verbetering zal zijn. Er wordt wel eens beweerd, dat er veel menschen zijn, die voorgeven, dat de kwestie van een voortleven hun niet interesseert. Het is mogelijk. Maar het zullen dan ook personen zijn, aan wie ontbreekt wat den mensch tot waren mensch maakt: idealisme en een „liefde die sterker is dan de dood". Door het eerste blijft de mensch stre ven naar hooger, beter en volmaakter, zoowel in dit leven, als in een voller, fietsende jongmensch. Weldra had ook ik de plaats van het ongeval ontdekt. Er stond een auto, defect, en een heer had verwondingen opgeloopen. Terwijl hem de eerste hulp werd verleend, arriveerde een auto, waaruit twee heeren stapten, die met het jongmensch eenige woorden wisselden en vervolgens den gewonden heer aanboden, hem in hun auto mede te nemen en ook voor het vervoer en de reparatie van zijn defecte auto zorg te dragen. De heer, die niet ernstig gewond was, antwoordde, dat hij zich wel op andere wijze de hülp zou ver schaffen, die hij noodig had. Ik vend het voorval eenigszins zouderling, en kon niet nalaten den heeren te vragen: of« zij van hulp. verleening 'n dergelijke ge vallen een beroep maakten. Uit hun ant woord bleek mij, dat dit 'nderdaad het. geval was. Zij vertelden mij, dat zij te Wassenaar gevestigd waren en z'ch erop toelegden, om zoo spoedig mogelijk te rijker én heerlijker bestaan, waarop hij i vernemen de eventueele auto-ongelukken, hoopt; door het laatste blijft hij ver bonden met degenen, die zijn voorge gaan, met ouders en kinderen, echtgenoo- ten en vrienden. En zoolang nog liefde tot een heer lijk ideaal en piëteit tegenover degenen die ons verlaten hebben, kenmerken zijn van het hoogere in den mensch, zoolang ook zullen zij bemoedigd en getroost worden, die :h het beeld van rups en kapel het diepzinnig symbool zien eener onvergankelijke waarheid. totdat er in, zij'n droomende ziel een vreemde blijde verwachting kwam, van iets gelukigs dat gebéuren zou. Boven lang Bertha in verkwikkenden sluimer. De regen bleef stroomen, de wind bruischte. i Veerkrachtige vlugge stappen klonken daarbuiten in de laan, ze wierden lichter naarmate ze 't groote huis van den schil der naderbij kwamen. Een sLanke figuur, in lange regenjas gehuld, een vioolkist in zeemleeren over trek onder den arm. Otto bleef droomen, en Bertha slui merde. De gestalte gleed langs 't huis, sloop stil binnen de zijdeur, en»... Otto droomde mag, en Bertha sluimerde gerust. Daar werd de stilte in 't donkere huis verbroken door wonderzoete tonen, een zacht-begonnen melodie, die al blijder, jubelender werd. Met een schok vloog Otto overeind en Bertha zat plots rechtop in bed. Zóó kon slechts één spelen. Werktuigelijk rukte Otto de deur van 't atelier open. 't Schijnsel van 't haard vuur viel op een rijzige gestalte, een schoon, manlijk gelaat, en op 't glanzend bruine hout van een viool, de witte schitterstreep van een strijkstok. Ernst, Ernst, ben je 't waarlijk? die 's Zondags in -het Haagsche bosch of de nabijheid daarvan plaats hebben. Hoorden zij van een ongeval, dan spoe den zij zich naar de plaats van het ge beurde, om hun diensten aan de men schen, die voor zich en hun wagen hulp noodig hebben, aan te b'eden. De heeren voegden erbij, dat zij zich altijd moesten haasten, omdat zij.... een concurrent had den, eveneens te Wassenaar gevestigd en die op dezelfde wijze probeerde, zich een inkomstc te verzekeren. RENESSE. Vergadering van den ge meenteraad. Aanwezig alle leden. Voor zitter de heer W. H. Scholder. Deze ver gadering was voornamelijk belegd om alsnog eens te hooren den heer V. d. Weijde, voorzitter Raad v. Beheer Drink waterleiding, mede was aanwezig een ingenieur van het rijksbureau voor Drink watervoorziening. Nadat door den bur gemeester het doel dezer samenkomst was uiteengezet, verleende hij 't woord aan dhr. v. d. Weijde, die trachtte de be zwaren in Renesse tegen verplichte aan sluiting te weerleggen, hetgeen hem ge zien het verweer van de heeren Fasol, de Roo, Verboom, Hoogenboom en Koo- man slechts gedeeltelijk gelukte. Door den heer Hoogenboom werd nogmaals een lans gebroken om voo.r die gemeenten welke door hun natuurlijke ligging meest al in het nadeel zijn nu toch eens te prófiteeren nu .zij zoo dicht bij het wa ter liggen. Al h'eld hij hierover een langdurig pleidooi, hij kon geen enkele toezegging verkrijgen en kreeg ten ant woord van den ingenieur, dat het water via Zierikzee naar Renesse vervoerd, zoodat het water naar Renesse .grooter afstand aflegt, dan het water naar Bruinisse. De heer Kooman zou gaarne zekerheid hebben met een lager percentage van aansluiting te kunnen vol staan, kon hier echter ook geen toezeg ging op verkrijigen. Door de andere raadsleden de Roo, Verboom, en Fasol werd gewezen'op de zware lasten die bp| 3 a 4000 gulden komen per jaar, af-» gezien nog van de kosten van inwendige inrichting, onderhoud, enz.; zij verklaar den dat 't gezien de geringe behoefte veel te groote offers van de minder gegiaede ingezetenen vraagt. Nadat de heer v. d. Weijde alle sprekers op zeer nette en humane wijze had beantwoord, vroeg de voorzitter of men een beslissing in deze vergadering zou nemen. De heer Padj- mos stelde voor, niog maar te wachten en eerst eens te zien wat andere g5h meenten doen. De heer Hoogenboom wil-' de nu maar beslissen; ook dhr. De Rooi wenschte dit; hierop bracht do voor zitter in stemming het voorstel-Padmos,' om niet te beslissen; dit werd verwor pen met 4—3 st. Toen deed zich echter het eigenaardige geval voor, n.l. dat dhr. Hoogenboom, die zelf de beslissing uit lokte, zijn stem introk en de zaak wenschte aan te houden, zoodat de be- sliss'ng wederom op de lange baan is geschoven. Hierna verbeten de burge meester, de heer v. d. Weijde en de ingenieur de vergadering; het voorzitter schap werd aanvaard door den heer M. Steur, die verzocht aan de commissie belast met het nazien der gemeentel- rekening en van het Burgerlijk Armbe stuur, den heer de Roo, die namens de commissie rapporteerde, dat het hun is opgevallen, de polis van het archief een bedrag aangeeft van f 8000, hetwelk hun zeer hoog voorkomt en .het meubilair f 400, hetwelk te laag is; ook dat bij de begrooting in October 1923 is be sloten, indien de kosten niet hooiger wa ren dan f 30 een bliksemafleider op de kerk té plaatsen en nu bij het nazien der rekening bleek, dit maar te zijn uit gevoerd, zonder opgaaf van kpsten en bleek dit f 61,36 te bedragen, zoodat in dit geval het raadsbesluit is overtreden Verder adviseerde de commissie een post voor oninbaar te verklaren t|0»t een be drag Van f 3,75, evenals 't vorige jaar De begrooting slotot met een batig1 saldo van f 2103,66; verder werd alles in zeer goede orde bevonden. De rekening van het burgerlijk armbestuur gaf geen re denen tot op- of aanmerkingen, en sloot met een batig, saldo van f 332,651/2; De heer Steur dankte de commissie voor hun werkzaamheden en deelde nog mede, dat door B. en W. is besloten den raad voor te stellen een 16-tal bommen langs de lange reek te rooien en een gedeelte dier straat te vernieuwen. Niemand meer het wioord verlangende sloot ide wd. voor zitter de vergadering. DREISCHOR. Vergadering van den ge meenteraad, gehouden op Dinsdagmid dag j.l. Alle leden aanwezig. Voorzitter de burgemeester. Mede zijn ter vergade ring uitgenoodigd de heeren A. van der Weijde, voorzitter van de Raad van Be- Otto, mijn beste Otto! Een half uur later schitterde 't groote oude huis van licht. En in de warme, gezellige suite zaten ze, met hun drieën, Otto en Ernst in de fauteuils, Bertha op een divan, in haar morgenjapon, *t goe dige 'gezicht nog vochtig van tranen, maar stralend van blijdschap. Zij en haar man, konden geen oog afwenden van dat jonge intelligente ge zicht; hunne ooren dronken en't ge luid van die volle heldere stem „En, zoo kwam het, dat ik jullie nooit, meer schreef. Ik moest een tijdlang ge heel brekén met 't verleden, om mie zelf weer te worden. Ik bedacht niet, hoe ik jullie daarmee verontrustte, ik meende dat je, evenals ik, zoudt voelen, dat er een gelukkig en vrooiijk weerzien volgen zou. En, ik geloof dat liet goed en nopd! voor mij was, overdreven dweeper en idealist die ik was, om uit mijn droom wereld te worden gerukt. Nu zie ik leven en de wereld zooals ze zijn, en kan me er toch gelukkig in voelen. Dat is een beter, sterker geluk, dan 't denk beeldige van vroeger." Hij praatte, vertelde, tot laat in den nacht, van al de ellende die hij had ge zien, en de zonde, van de ontberingen die hij gekend, de avonturen die hij be leefd had, van zijn ondervindingen en van zijn steeds ruimer geworden blik. heer van het waterleiding-comité Schou wen en Duiveland, benevens de heer Ir. Krul, directeur der Rijksdrinkwater voor ziening. Aan de orde wordt -gesteld op voorstel van B. en W. de toetreding der gemeente tot aansluiting bij de te bou wen waterleiding en vooral een artikel in de bouwverordening op te nemen, Waarbij voor ieder bewoond pand de aansluiting verplichtend wordt gestéld. In verband hiermee zijn bovengenoemde hee ren tot voorlichting uitgenoodigd en met eenigd welgemeende woorden door den voorzitter verwelkomd. De heer v. d. Weijde schetst in 't kort de dringende behoefte aan goed drinkwater en een lei ding ter voorziening daarvan; de op richting van een N.V. waarvan de ge meenten als aandeelhouders zullen deel nemen en het maken van winst is uit gesloten. Hij hoopt dat na de voorlich ting door den heer Krul vele misverstan den zullen vervallen en de Raad den geest van den tijd begrijpend, de finan- oieele offers niét zoo onoverkomelijk zul- i len achten, dat ze de toetreding in den i Weg staan. De heer W. v. d. Linde, dn i beginsel zeer voor waterleiding, ,acht dit lat nei waier ^^ter juist het moedelijkste punt, de moet worden jnv^one,rs deze lasten op te durven leg gen. De heer Krul geeft daarop een uit gebreide toelichting en een schema, van kosten berekend naar het aantal kamers, waaruit de woningen bestaan en waar door deze vanzelf in ldassen worden verdeeld. Bij een Woning-aarttal van 277 in deze gemeente komt de prijs per aan sluiting op een jaarlijks bedrag van f 21,44. Het grootste pet. der bevolking echter komt op een bedrag van 35 ct. per week, zelfs 10 pet. nog op 25 ct. De heer A. P. der Weduwen, geeft eenigje prijzen en beschouwingen der leiding op Z.-Beveland en St.-Filipsland, waarbij 'bo vengenoemde bedragen goed de vergelij king kunnen doorslaan en verklaart, zich mede voor de leiding. De heer v. Lange- raad vraagt inlichtingen aangaande het meterstelsel, wat door den heer Krul wordt ontraden, als meer bedoeld om op plaatsen van verspilling te worden toe gepast, wat met eenige voorbeelden uit hedendaagsche gebeurtenissen door hem Wordt aangetoond; waaraan de heer van der Weijde de aandacht nog vestigt op de dure aanschaffing der meters. De heer de Waal betreurt het, dat er voor de vorige behandeling in de Raad van de Waterleiding, achteraf zooveel anti pathie tegen de leiding as verwekt, ge tuige nog de lijsten die juist met dat doel gecirculeerd hebben. Een en ander wiordt echter door de heeren der We duwen en W. v. d. Linde zeer bestreden. Den heer Doeleman doet het genoegen, dat de stemming der leden zoozeer in het voordeel der totstandkoming is ver anderd, vooral ook daar hij bij de vo rige behandeling de eenige vóórstemmer was. Hierna wordt het voorstel van B. en W. in stemming gebracht met alge meene stemmen aangenomen en brengt de voorzitter de heeren v. d. Weijde en Krul, dank voor hun moeite, terwijl deze de Raad met het genomen besluit geluk- wenschen en met den heer v. Langeraad de vergadering verlaten.. De voorzitter deelt mee, dat de vernieuwing en ver legging van bestrating op Beldert f 327 heeft gekost, en op de Begroeting door wijziging van posten een verhooging van f 67,34 voorkomt, hetwelk door den Raad wordt goedgekeurd. Bij de rondvraag vraagt de heer P. v. d. Linde, waartoe voor de vacanties de kinderen reeds des Vrijdagsmiddags 3 uur vrij Wordt ge geven, wat door den voorzitter wordt toegelicht. Verder verzoekt hij uitvoering van den gegeven last door B. en W. aan handelaars in petroleum en benzine, deze in de voorgeschreven brandvrije bergplaatsen ten onder te brengen, het welk tot dusver zijns inziens nogal te wenschen overlaat. Daarna sluiting. NIEUWERKERK. Vergadering van den gemeenteraad op Woensdag 5 Augustus. Tegenwoordig alle leden. De -notulen dier vorige vergadering worden vastgesteld na opmerking vajn den heer Geleijnse, dat hij niet heeft verklaard, niet tegen de verplichte aansluiting te zijn, doch heeft gezegd, dat de verplichte aanslui ting niet het grootste bezwaar voor hem is, doch wel het dure tarief. Aan P. C. Geluk wordt ontheffing verleend van hon denbelasting voor een half jaar, indien Otto moest telkens denken aan de woorden die R'chard Stein een sprak: Heb geen zorg óver hem, eens zal je hem terugzien als een pracht-man. Richard had goed voorspeld. Ernst vertélde hun hoe hij Erna Raben had teruggezien. Joan de Latier had haar, toen 't geld op was, in den steek gelaten. Ernst vond j haar, voor eenige weken, in een Duit- sche stad, zingend voor zeer gemengd j publiek, -n een vijfderangs concertgebouw. Ze hadden elkaar ontmoet, en, ze had hem met heftig berouw om vergeving gesmeekt. i Vreemd, heel vreemd had 't hem ge leken, dat die vertnoe-'de, reeds verwelkte j vrouw, snakkend naar rust en reiner le ven, zijn aangebeden verloofde van yoior vier jaren was. Hij had met veel moeite haar uit schaamte voortkomenden tegenstand over wonnen, en haar met haar nog steeds smartelijk, treurende ouders in verbinding gesteld. Deze waren nu reeds bezig al hun bezittingen te verkoopen, om zich dan met hun - verloren en nu hervonden kind in Zwitserland te gaan vestigen. Aan zijn spreken bemerkten Otto en Bertha, dat Erna Raben hem niets, niets meer yvas, dat hij alleen maar mede lijden voelde met haar. Ernst speelde, en-'t kostte hun alle drie moeite om, lang na middernacht zich van elkanders gezelschap los te rukken om te gaan slapen. Maar, 't was hoog noodig voor alle drie, vooral voor Bertha, die eigenlijk nog 't bed moest houden. We moeten een kerstboom hebben mor gen, riep Otto met jeugdig vuur, een pracht van een kerstboom, want 't zal een heerlijke blijde Kerstmis Worden, i Toen Otto opschrikte uit zijn dnoomerij veroorzaakt door de thuiskomst van Ernst, zweefde de Kerstengel verder, verder langs prachtige rijke huizen en armelijke woningen. Hier en daar keek de Engel naar bin nen om te zien wat de menschen deden, dien avond voor Kerstmis, en luisterde naar wat degenen die op straat liepen, te vertellen hadden. Wat de Engel zag en hoorde? In een klein popperig net vertrekje waren een klein d'k mannetje en een even klein én d'k vrouwtje gezeten. Het Vulkaeheltje brandde niet al te hard, want de brandstof was duur en schaarsch, en de kleine menschjes niet rijk. (Wordt óeriizlgd). Dit- fifUiheton had aan -dat van Woens* dag moeten voorafgaan.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1925 | | pagina 1