D-Mineur
Iinnewun D.
B IJ VOEGSEL
Rups en Kapel.
FEUILLETON.
22
Uit Stad en Provinole
behoorende bfl de
yan Vrjjdag 14 Aug. 1925, no. 11273
De woorden die boven dit artikel ge
schreven staan vormen den titel van een
boekje, dat vrij lang geleden verschenen
is als overdruk van een tijdschrift-artikel.
Hét behandelde onderwerp is de vraag:
Jtduurt na den dood het leven; voort".
Hoe oud die vraag wel is valt moeielijk
te beantwoorden. Ze zal wel ontstaan
zijn, toen de tot bewustheid gekomen
mensch ging peinzen, verbaasd door wat
hij rondom zich zag gebeuren, als dat
gene wat wij „dood'' noemen, ingreep
in 't werken en streven van den mede-
mensch of in het leven van dieren en
planten en een algeheele verandering te
weegbracht.
Waar was de macht of kracht geble
ven, die nog kort tevoren al die uitingen
en verschijnselen bewerkte, welke men
„leven'' pleegt te noemen?
De oude natuurvolken, vertrouwd met
de eigenaardigheden van dieren en plan
ten, waarvan zij leefden, die door hen
gekweekt werden, waartegen ze zich dik
wijls moesten beschermen, zagen in het
geheele zijn der hun omringende fauna
en flora zooveel mensch-gelijkend, dat
ze er toe kwamen, daarin de verdwenen
machten en krachten te veronderstellen;
die eens hunne natuurgenooten hadden
bezield.
Zoo kwamen ze waarschijnlijk tot de
leer der zielsverhu'zing, vermoedelijk wel
de oudste vorm, waarin denkers uit de
vroegste tijden hun gelpof aan het voort
bestaan van den geest of .van het ken
merkende der menschelijke persoonlijk
heid uitspraken. Zij gevoelden het be
perkte hunner kennis en de onvoldane
begeerte om de wonderbare raadselen
van het wereldstelsel op te lossen en
hun geloof werd waarschijnlijk versterkt
door de ontplooiing van den meosche-
lijken geest, welke zij hier op aarde
konden waarnemen. Zij merkten op, hoe
de onschuld der kinderjaren voerde naar
een tijdperk uan bloei en kracht, waarrn
het volle rijke leven tot ontwikkeling
kwam, als een voorbereiding tot den
ouderdom, met zijn eigenaardige hoop
op een goede haven of bange vrees voor
een treurige sch'pbreuk.
In latere tijden, reeds bij de Grieken,
wordt het zinrijke beeld van rups en
kapel aangetroffen. Dit beeld, aan de na
tuur ontleend, hebben alle dichters lief
gehad. beeld van een leven in twee licha
men, maar verheerlijkt in de tweede
gestalte.
In de schemering van het gebladerte
kruipt de trage rups en spint zich einde
lijk in, als om te sterven, in een duis
teren hoek. Maar, blij verrassend wonder,
als rups gestorven, vliegt in een wereld
van zomerweelde, bloemen, licht en kleur,
de mooie vlinder uit.
Als eens ons leven, als van die arme
rupsen, zal geëindigd zijn, en het lichaam
verlaten en stil daar nederligt, als wij,
zooals sommigen het nog beschouwen,
die laatste groote duisternis zijn inge
gaan, zal daar dan een ander licht rond
om ons zijn, een andere wereld? Dit ;s
de oude maar altijd nieuwe vraag; de
vraag die de menschhe'd reeds eeuwen
achtervolgd heeft en die altijd in an
deren vorm-weer terugkeert.
Hoe staat nu de mensch van den te-
genwoordigen tijd voor die vraag. Wat is
er, wachters van den nieuwen tijd, wat
is er van den nacht des doods?
Wij noemden boven aangeduid ge
schriftje als een der vele uitingen, ook
van een nieuwere beschouwing, over deze
tfltijd belangwekkende vraag.
En soms verkrijgen wij den indruk,
dat er werkelijk nieuwe gezichtspunten
gevonden zijn, wanneer wij ons de be
perktheid onzer vijf zintuigen goed voor
den geest brengen en daartegenover
eene ruimte voor alle mogelijkheden ope
nen, door eens het bezit van een zintuig
meer of van meerdere aan te nemen.
door J. M.
En nu wilde de Kerststemming niet
komen!?
Hij leunde 't hoofd achterover, en sloot
de oogen.
Toen zweefde stilonmerkbaar de
Kerstengel binnen en beroerde even zijn
voorhoofd.
Zachte, enorme melodieën begonnen te
zingen in zijn zliel.
Schoon©, vriendelijke beelden zweefden
voor zijn geestesoog. De melodieën zon
gen van liefde, welbehagen in den men
sehen, van de overwinning van het goe
de, ze klonken als Gods stem zelve, welke
iedere fijnbesnaarde ziel kan hoeren door
heel de Natuur.
De beelden deden hem zien, al het
schoone en stralende van die Natuur,
door God aan de menschen geschonken
om er uit te leer en, als uit een groot,
nooit eindigend wonderboek.
Wel den gelukkige die hopren kan en
jeziejL
En, de uren vlogen om voor Otto,
Onze zintuigen zijn in hun tegenWoor-
digen staat niet alomvattend. Wij mogen
met grond veronderstellen, dat de grens
van ons zintuigelijk kennen en. kunnen
nog lang niet bereikt is, een grens, die
vermoedelijk telkens wijken zal, naar
mate Wij haar naderen.
Onze zintuigen doen ons nu slechts"
een zeer klein gedeelte van het Al ken
nen en dan nog wel op een wijze, die
den twijfel rechtvaardigt of' wij, ook
slechts bij benadering, zouden weten wat
buiten en wat in ons voorvalt.
Neem het zintu:g van het gezicht.
Wat boven of beneden een aangenomen
aantal lichttrillingen blijft, ontsnapt ons
oog; deze spiegel "s slechts gevoelig
voor die hoeveelheid lichtgolvingen, waar
door de ons bekende kleuren zich ver-
toonen. Wat daar buiten ligt en welk
een onmetelijk gebied! ontsnapt ons
oog te eenenmale of is- slechts voor een
uiterst klein deel door gevoelige foto
grafische platen of thermometers aan te
toonen.
De X-stralen, die de stof doordringen,
de z.g.n. ultra-violette stralen, liggen in
dat buitengebied, evenals de voor ons
oog onwaarneembare warmtestralen, die
zich aan een oog, anders bewerktuigd als
het onze, als licht kunnen voordoen.
Neem het zintuig van het gehoor.
De trilling der lucht bereikt ons soms
als geluid. Maar wat wederom boven of
beneden een aangenomen aantal lucht
trillingen per seconde valt en is ook
dat gebied niet eindeloos? ontsnapt
ons, omdat ons gehoor-orgaan alleen voor
de trillingssehaal tusschen de aangeno
men cijfers is ingericht.
Zoo houdt de beperktheid der ons be
kende zintuigen veel voor ons verbor
gen, en juist de wetenschap dat er per
ken, dat er grenzen aan ons geestes
gebied zijn gesteld, waarborgt ons als
het ware inst'nktmatig, dat achter die
grenzen het terrein z:ch voortzet, even
als onze geesteswerkzaamheid in het be
kende heden zich zal voortzetten in de
nog niet gekende toekomst.
Elk menschenievem ook het lang
durigste is zoo kort. En het is daar
om door velen onwaarschijnlijk geacht,
dat in één leven alle streven bij het i
voor hem bereikbare doel zou aanlanden.
Veel redelijker vinden sommigen de
gedachte (ieder onzer moet dat natuur-
lijk voor zichzelf al of niet gevoelen/, j
dat er een opvolgend bestaan met aller- i
lei toestanden en wisselingen noodig is,
om het geheele levenskapitaal te ver
garen. En wat de eigenlijke drijfkracht
van ons bestaan, ons innerlijk,st wezen j
aangaat, het is onzes inziens veel min
Zij zullen met een traan in 't oog, maar
met ongeschokt vertrouwen tevens, de
woorden herhalen en beamen, die op onze
Algemeene Begraafplaats gebeiteld zijn
op eene zerk pnder de afbeelding van
een opfladdereride vlinder en welke steen
op eene zerk onder de afbeelding van een
opfladderenden vlinder en welke steen
een kindergraf bedekt, de woorden„Onze
blijdschap eens, .on^e hoop altijd"I
IJmuiden aU badplaats.
Het is merkwaardig zoo groot als dit
jaar de trek naar IJmuiden 's. Niet al
leen Zondags, maar iederen dag komen
duizenden om het strand te bezoeken.
Soms liggen er twee, drie booten tegelijk
van de Alkmaar Packet, die met haar
prachtig ingerichte schepen velen naar
Velsen en Wijk-aan-Zee vervoert, maar
waarmede nu ook zeer velen doorgaan
naar IJmuiden. Men kan dan met aardige
motorbooten, die :n deze dagen zelfs
muziek aan boord hebben, naar het zee
strand varen. Verschillende n:euwe dien
sten brengen dagelijks vele menschen
naar IJmuiden u't de hoofdstad. Men
heeft dan een aardigen watertocht door
het Noordzeekanaal, teruiiji men tot 5
uur aan het strand kan Vertoeven. IJmui
den heeft tal van „attracties", als de
Noordzeesluizen met :n- en uitvaren der
groote zeeschepen, de visschershaven met
het drukke gedoe in de v'schhalien en
op de kade, hel hoogovenbedrijf, enz.
I Zeer groot is daar het aantal katm-
peerders, die als 't ware in de duinen
een dorp vormen.
I Vooral groote groepen schoolkinderen
en buurt- en speeltuin vereen'gingen be
zoeken IJmuiden en Velsen, waar ook
het gemeentelijk park Velserbeek een
heerlijke wandeling biedt. Zondag was
het zeker een recorddag, wat de drukte
aangaat. Aan het strand waren meer dan
tienduizend menschen en de verschillende
motor- en veerdiensten hadden het zóó
druk, dat de politie een zware taak had,
om het heen-en-weer-varen van de boo
ten te regelen.
fto*ehjatt*?8
Het Volk schrijft: Wij hebben bezoek
gehad van een partijgenoot, die ons het
volgende verhaal deed:
Onlangs maakte ik op een Zondag een
wandeling in het HaagsjJje bosch, toen
een jongmensch naar mij toefietste
hij zag eruit, alsof hij heel hard gefietst
had en mij zeide, dat in het bosch een
auto-ongeluk had plaats gehad, waaraan
ii_ hij de vraag verbond, of ik wist, waar
der de vraag of er vrees bestaat, dat dit j dat was geschied. Na een ontkennend
zal vergaan, dan wel, of het wel ooit antwo0rd van mij te hebben ontvangen,
zou kunnen worden vemiebgd. j st,apte hij weer op de fiets en reed
J I hij weg, blijkbaar verder zoekende.
Het beeld van rups en kapel of wel Korten tijd daarna zag ik een auto van
van een enkel opfladderenden vlinder is den Eerste Hulpdienst, gevolgd door het
door vele liefdevoile harten geplaatst
op de zerken, die de graven dekken van
teerbeminden.
Dit diepzinnig en troostrijk zinnebeeld
spreekt uit, wat wij instinktmatig gevoe
len, n.l. dat het beste in ons niet ster
ven zal en dat de dood slechts eene ge
beurtenis is in het eeuwig voortgaande
leven; dat vernietiging van het aardsche
hulsel Slechts verandering is van levens
vorm en dat voor de meesten die wijzi
ging verbetering zal zijn.
Er wordt wel eens beweerd, dat er
veel menschen zijn, die voorgeven, dat
de kwestie van een voortleven hun niet
interesseert. Het is mogelijk. Maar het
zullen dan ook personen zijn, aan wie
ontbreekt wat den mensch tot waren
mensch maakt: idealisme en een „liefde
die sterker is dan de dood".
Door het eerste blijft de mensch stre
ven naar hooger, beter en volmaakter,
zoowel in dit leven, als in een voller,
fietsende jongmensch. Weldra had ook
ik de plaats van het ongeval ontdekt. Er
stond een auto, defect, en een heer had
verwondingen opgeloopen. Terwijl hem
de eerste hulp werd verleend, arriveerde
een auto, waaruit twee heeren stapten,
die met het jongmensch eenige woorden
wisselden en vervolgens den gewonden
heer aanboden, hem in hun auto mede
te nemen en ook voor het vervoer en
de reparatie van zijn defecte auto zorg
te dragen. De heer, die niet ernstig
gewond was, antwoordde, dat hij zich
wel op andere wijze de hülp zou ver
schaffen, die hij noodig had. Ik vend
het voorval eenigszins zouderling, en kon
niet nalaten den heeren te vragen: of«
zij van hulp. verleening 'n dergelijke ge
vallen een beroep maakten. Uit hun ant
woord bleek mij, dat dit 'nderdaad het.
geval was. Zij vertelden mij, dat zij te
Wassenaar gevestigd waren en z'ch erop
toelegden, om zoo spoedig mogelijk te
rijker én heerlijker bestaan, waarop hij i vernemen de eventueele auto-ongelukken,
hoopt; door het laatste blijft hij ver
bonden met degenen, die zijn voorge
gaan, met ouders en kinderen, echtgenoo-
ten en vrienden.
En zoolang nog liefde tot een heer
lijk ideaal en piëteit tegenover degenen
die ons verlaten hebben, kenmerken zijn
van het hoogere in den mensch, zoolang
ook zullen zij bemoedigd en getroost
worden, die :h het beeld van rups en
kapel het diepzinnig symbool zien eener
onvergankelijke waarheid.
totdat er in, zij'n droomende ziel een
vreemde blijde verwachting kwam, van
iets gelukigs dat gebéuren zou.
Boven lang Bertha in verkwikkenden
sluimer.
De regen bleef stroomen, de wind
bruischte. i
Veerkrachtige vlugge stappen klonken
daarbuiten in de laan, ze wierden lichter
naarmate ze 't groote huis van den schil
der naderbij kwamen.
Een sLanke figuur, in lange regenjas
gehuld, een vioolkist in zeemleeren over
trek onder den arm.
Otto bleef droomen, en Bertha slui
merde.
De gestalte gleed langs 't huis, sloop
stil binnen de zijdeur, en»...
Otto droomde mag, en Bertha sluimerde
gerust.
Daar werd de stilte in 't donkere huis
verbroken door wonderzoete tonen, een
zacht-begonnen melodie, die al blijder,
jubelender werd.
Met een schok vloog Otto overeind en
Bertha zat plots rechtop in bed.
Zóó kon slechts één spelen.
Werktuigelijk rukte Otto de deur van
't atelier open. 't Schijnsel van 't haard
vuur viel op een rijzige gestalte, een
schoon, manlijk gelaat, en op 't glanzend
bruine hout van een viool, de witte
schitterstreep van een strijkstok.
Ernst, Ernst, ben je 't waarlijk?
die 's Zondags in -het Haagsche bosch
of de nabijheid daarvan plaats hebben.
Hoorden zij van een ongeval, dan spoe
den zij zich naar de plaats van het ge
beurde, om hun diensten aan de men
schen, die voor zich en hun wagen hulp
noodig hebben, aan te b'eden. De heeren
voegden erbij, dat zij zich altijd moesten
haasten, omdat zij.... een concurrent had
den, eveneens te Wassenaar gevestigd
en die op dezelfde wijze probeerde, zich
een inkomstc te verzekeren.
RENESSE. Vergadering van den ge
meenteraad. Aanwezig alle leden. Voor
zitter de heer W. H. Scholder. Deze ver
gadering was voornamelijk belegd om
alsnog eens te hooren den heer V. d.
Weijde, voorzitter Raad v. Beheer Drink
waterleiding, mede was aanwezig een
ingenieur van het rijksbureau voor Drink
watervoorziening. Nadat door den bur
gemeester het doel dezer samenkomst
was uiteengezet, verleende hij 't woord
aan dhr. v. d. Weijde, die trachtte de be
zwaren in Renesse tegen verplichte aan
sluiting te weerleggen, hetgeen hem ge
zien het verweer van de heeren Fasol,
de Roo, Verboom, Hoogenboom en Koo-
man slechts gedeeltelijk gelukte. Door
den heer Hoogenboom werd nogmaals
een lans gebroken om voo.r die gemeenten
welke door hun natuurlijke ligging meest
al in het nadeel zijn nu toch eens te
prófiteeren nu .zij zoo dicht bij het wa
ter liggen. Al h'eld hij hierover een
langdurig pleidooi, hij kon geen enkele
toezegging verkrijgen en kreeg ten ant
woord van den ingenieur, dat het water
via Zierikzee naar Renesse
vervoerd, zoodat het water naar Renesse
.grooter afstand aflegt, dan het water
naar Bruinisse. De heer Kooman zou
gaarne zekerheid hebben met een lager
percentage van aansluiting te kunnen vol
staan, kon hier echter ook geen toezeg
ging op verkrijigen. Door de andere
raadsleden de Roo, Verboom, en Fasol
werd gewezen'op de zware lasten die
bp| 3 a 4000 gulden komen per jaar, af-»
gezien nog van de kosten van inwendige
inrichting, onderhoud, enz.; zij verklaar
den dat 't gezien de geringe behoefte veel
te groote offers van de minder gegiaede
ingezetenen vraagt. Nadat de heer v. d.
Weijde alle sprekers op zeer nette en
humane wijze had beantwoord, vroeg de
voorzitter of men een beslissing in deze
vergadering zou nemen. De heer Padj-
mos stelde voor, niog maar te wachten
en eerst eens te zien wat andere g5h
meenten doen. De heer Hoogenboom wil-'
de nu maar beslissen; ook dhr. De Rooi
wenschte dit; hierop bracht do voor
zitter in stemming het voorstel-Padmos,'
om niet te beslissen; dit werd verwor
pen met 4—3 st. Toen deed zich echter
het eigenaardige geval voor, n.l. dat dhr.
Hoogenboom, die zelf de beslissing uit
lokte, zijn stem introk en de zaak
wenschte aan te houden, zoodat de be-
sliss'ng wederom op de lange baan is
geschoven. Hierna verbeten de burge
meester, de heer v. d. Weijde en de
ingenieur de vergadering; het voorzitter
schap werd aanvaard door den heer M.
Steur, die verzocht aan de commissie
belast met het nazien der gemeentel-
rekening en van het Burgerlijk Armbe
stuur, den heer de Roo, die namens de
commissie rapporteerde, dat het hun is
opgevallen, de polis van het archief een
bedrag aangeeft van f 8000, hetwelk hun
zeer hoog voorkomt en .het meubilair
f 400, hetwelk te laag is; ook dat bij
de begrooting in October 1923 is be
sloten, indien de kosten niet hooiger wa
ren dan f 30 een bliksemafleider op de
kerk té plaatsen en nu bij het nazien
der rekening bleek, dit maar te zijn uit
gevoerd, zonder opgaaf van kpsten en
bleek dit f 61,36 te bedragen, zoodat in
dit geval het raadsbesluit is overtreden
Verder adviseerde de commissie een post
voor oninbaar te verklaren t|0»t een be
drag Van f 3,75, evenals 't vorige jaar
De begrooting slotot met een batig1 saldo
van f 2103,66; verder werd alles in zeer
goede orde bevonden. De rekening van
het burgerlijk armbestuur gaf geen re
denen tot op- of aanmerkingen, en sloot
met een batig, saldo van f 332,651/2;
De heer Steur dankte de commissie voor
hun werkzaamheden en deelde nog mede,
dat door B. en W. is besloten den raad
voor te stellen een 16-tal bommen langs
de lange reek te rooien en een gedeelte
dier straat te vernieuwen. Niemand meer
het wioord verlangende sloot ide wd. voor
zitter de vergadering.
DREISCHOR. Vergadering van den ge
meenteraad, gehouden op Dinsdagmid
dag j.l. Alle leden aanwezig. Voorzitter
de burgemeester. Mede zijn ter vergade
ring uitgenoodigd de heeren A. van der
Weijde, voorzitter van de Raad van Be-
Otto, mijn beste Otto!
Een half uur later schitterde 't groote
oude huis van licht. En in de warme,
gezellige suite zaten ze, met hun drieën,
Otto en Ernst in de fauteuils, Bertha op
een divan, in haar morgenjapon, *t goe
dige 'gezicht nog vochtig van tranen,
maar stralend van blijdschap.
Zij en haar man, konden geen oog
afwenden van dat jonge intelligente ge
zicht; hunne ooren dronken en't ge
luid van die volle heldere stem
„En, zoo kwam het, dat ik jullie nooit,
meer schreef. Ik moest een tijdlang ge
heel brekén met 't verleden, om mie
zelf weer te worden. Ik bedacht niet,
hoe ik jullie daarmee verontrustte, ik
meende dat je, evenals ik, zoudt voelen,
dat er een gelukkig en vrooiijk weerzien
volgen zou.
En, ik geloof dat liet goed en nopd!
voor mij was, overdreven dweeper en
idealist die ik was, om uit mijn droom
wereld te worden gerukt. Nu zie ik
leven en de wereld zooals ze zijn, en
kan me er toch gelukkig in voelen. Dat
is een beter, sterker geluk, dan 't denk
beeldige van vroeger."
Hij praatte, vertelde, tot laat in den
nacht, van al de ellende die hij had ge
zien, en de zonde, van de ontberingen
die hij gekend, de avonturen die hij be
leefd had, van zijn ondervindingen en
van zijn steeds ruimer geworden blik.
heer van het waterleiding-comité Schou
wen en Duiveland, benevens de heer Ir.
Krul, directeur der Rijksdrinkwater voor
ziening. Aan de orde wordt -gesteld op
voorstel van B. en W. de toetreding der
gemeente tot aansluiting bij de te bou
wen waterleiding en vooral een artikel
in de bouwverordening op te nemen,
Waarbij voor ieder bewoond pand de
aansluiting verplichtend wordt gestéld. In
verband hiermee zijn bovengenoemde hee
ren tot voorlichting uitgenoodigd en met
eenigd welgemeende woorden door den
voorzitter verwelkomd. De heer v. d.
Weijde schetst in 't kort de dringende
behoefte aan goed drinkwater en een lei
ding ter voorziening daarvan; de op
richting van een N.V. waarvan de ge
meenten als aandeelhouders zullen deel
nemen en het maken van winst is uit
gesloten. Hij hoopt dat na de voorlich
ting door den heer Krul vele misverstan
den zullen vervallen en de Raad den
geest van den tijd begrijpend, de finan-
oieele offers niét zoo onoverkomelijk zul-
i len achten, dat ze de toetreding in den
i Weg staan. De heer W. v. d. Linde, dn
i beginsel zeer voor waterleiding, ,acht dit
lat nei waier ^^ter juist het moedelijkste punt, de
moet worden jnv^one,rs deze lasten op te durven leg
gen. De heer Krul geeft daarop een uit
gebreide toelichting en een schema, van
kosten berekend naar het aantal kamers,
waaruit de woningen bestaan en waar
door deze vanzelf in ldassen worden
verdeeld. Bij een Woning-aarttal van 277
in deze gemeente komt de prijs per aan
sluiting op een jaarlijks bedrag van
f 21,44. Het grootste pet. der bevolking
echter komt op een bedrag van 35 ct.
per week, zelfs 10 pet. nog op 25 ct.
De heer A. P. der Weduwen, geeft eenigje
prijzen en beschouwingen der leiding op
Z.-Beveland en St.-Filipsland, waarbij 'bo
vengenoemde bedragen goed de vergelij
king kunnen doorslaan en verklaart, zich
mede voor de leiding. De heer v. Lange-
raad vraagt inlichtingen aangaande het
meterstelsel, wat door den heer Krul
wordt ontraden, als meer bedoeld om op
plaatsen van verspilling te worden toe
gepast, wat met eenige voorbeelden uit
hedendaagsche gebeurtenissen door hem
Wordt aangetoond; waaraan de heer van
der Weijde de aandacht nog vestigt op
de dure aanschaffing der meters. De
heer de Waal betreurt het, dat er voor
de vorige behandeling in de Raad van
de Waterleiding, achteraf zooveel anti
pathie tegen de leiding as verwekt, ge
tuige nog de lijsten die juist met dat
doel gecirculeerd hebben. Een en ander
wiordt echter door de heeren der We
duwen en W. v. d. Linde zeer bestreden.
Den heer Doeleman doet het genoegen,
dat de stemming der leden zoozeer in
het voordeel der totstandkoming is ver
anderd, vooral ook daar hij bij de vo
rige behandeling de eenige vóórstemmer
was. Hierna wordt het voorstel van B.
en W. in stemming gebracht met alge
meene stemmen aangenomen en brengt
de voorzitter de heeren v. d. Weijde en
Krul, dank voor hun moeite, terwijl deze
de Raad met het genomen besluit geluk-
wenschen en met den heer v. Langeraad
de vergadering verlaten.. De voorzitter
deelt mee, dat de vernieuwing en ver
legging van bestrating op Beldert f 327
heeft gekost, en op de Begroeting door
wijziging van posten een verhooging van
f 67,34 voorkomt, hetwelk door den Raad
wordt goedgekeurd. Bij de rondvraag
vraagt de heer P. v. d. Linde, waartoe
voor de vacanties de kinderen reeds des
Vrijdagsmiddags 3 uur vrij Wordt ge
geven, wat door den voorzitter wordt
toegelicht. Verder verzoekt hij uitvoering
van den gegeven last door B. en W.
aan handelaars in petroleum en benzine,
deze in de voorgeschreven brandvrije
bergplaatsen ten onder te brengen, het
welk tot dusver zijns inziens nogal te
wenschen overlaat. Daarna sluiting.
NIEUWERKERK. Vergadering van den
gemeenteraad op Woensdag 5 Augustus.
Tegenwoordig alle leden. De -notulen dier
vorige vergadering worden vastgesteld
na opmerking vajn den heer Geleijnse,
dat hij niet heeft verklaard, niet tegen
de verplichte aansluiting te zijn, doch
heeft gezegd, dat de verplichte aanslui
ting niet het grootste bezwaar voor hem
is, doch wel het dure tarief. Aan P. C.
Geluk wordt ontheffing verleend van hon
denbelasting voor een half jaar, indien
Otto moest telkens denken aan de
woorden die R'chard Stein een sprak:
Heb geen zorg óver hem, eens zal je
hem terugzien als een pracht-man.
Richard had goed voorspeld.
Ernst vertélde hun hoe hij Erna Raben
had teruggezien.
Joan de Latier had haar, toen 't geld
op was, in den steek gelaten. Ernst vond j
haar, voor eenige weken, in een Duit-
sche stad, zingend voor zeer gemengd j
publiek, -n een vijfderangs concertgebouw.
Ze hadden elkaar ontmoet, en, ze had
hem met heftig berouw om vergeving
gesmeekt. i
Vreemd, heel vreemd had 't hem ge
leken, dat die vertnoe-'de, reeds verwelkte j
vrouw, snakkend naar rust en reiner le
ven, zijn aangebeden verloofde van yoior
vier jaren was.
Hij had met veel moeite haar uit
schaamte voortkomenden tegenstand over
wonnen, en haar met haar nog steeds
smartelijk, treurende ouders in verbinding
gesteld.
Deze waren nu reeds bezig al hun
bezittingen te verkoopen, om zich dan
met hun - verloren en nu hervonden kind
in Zwitserland te gaan vestigen.
Aan zijn spreken bemerkten Otto en
Bertha, dat Erna Raben hem niets, niets
meer yvas, dat hij alleen maar mede
lijden voelde met haar.
Ernst speelde, en-'t kostte hun alle
drie moeite om, lang na middernacht
zich van elkanders gezelschap los te
rukken om te gaan slapen.
Maar, 't was hoog noodig voor alle
drie, vooral voor Bertha, die eigenlijk
nog 't bed moest houden.
We moeten een kerstboom hebben mor
gen, riep Otto met jeugdig vuur, een
pracht van een kerstboom, want 't zal
een heerlijke blijde Kerstmis Worden,
i
Toen Otto opschrikte uit zijn dnoomerij
veroorzaakt door de thuiskomst van Ernst,
zweefde de Kerstengel verder, verder
langs prachtige rijke huizen en armelijke
woningen.
Hier en daar keek de Engel naar bin
nen om te zien wat de menschen deden,
dien avond voor Kerstmis, en luisterde
naar wat degenen die op straat liepen,
te vertellen hadden.
Wat de Engel zag en hoorde?
In een klein popperig net vertrekje
waren een klein d'k mannetje en een
even klein én d'k vrouwtje gezeten. Het
Vulkaeheltje brandde niet al te hard,
want de brandstof was duur en schaarsch,
en de kleine menschjes niet rijk.
(Wordt óeriizlgd).
Dit- fifUiheton had aan -dat van Woens*
dag moeten voorafgaan.