bijvoegsel behoorende by de het onderhouden moeten zorgen en ht met het bespreken van hande- ën van het kerkbestuur o.a. met het laten schrappen van leden dier kerk, firop de voorzitter hem echter tot de roept. De voorzitter wijst op het 'jemeen belang, o.m. het klokluiden om Tan Maandag 19 Nor. 1923, no. Il0t)7en 12 uur. Dhr. C. W. den Boer is het 7.. 1 1 J dit punt eens met dhr. Ringelberg, Uit Stad Oil PrOVinolOtreff€nde het onderhoud van den to- 1en. Dhr. van Schelven vraagt of het de iooq 'n2an& van 21 Noiedoeüng is ieder jaar f 100 te geven 1923 is de heer PSonke, kommies 2e bf alleen voor dit jaar? De voorz. zegt te Brouwershaven, verplaatst, als zoodjaarlijks niet meer te geven als het on- nig naar 's Gravenhage, inspectie le qderhoud van den toren kost, maar tot een maximum van f 100. Het voorstel van B. en W. wordt daarna verworpen met 4 tegen 3 stemmen. Tegen de le den C. W. den Boer, H. Verhoeff, P. y®n Jbij BROUWERSHAVEN. Vrijdag 9 vember vergaderde de raad dezer meente. Afwezig de burgemeester, v< dhr. N. van Sluis. De secretaris hierna de notulen der vorige verg ring voor, waar ongeveer een half mee heen gaat. De voorzitter hoordf volgens de notulen besloten was benzinelamp aan te schaffen, maar dat zulks niet is geschied. De nt worden in verband hiermede gew nadat de secretaris echter eerst zen heeft op het feit, dat deze vefe notuleering hem niet zoo euvelte duiden, daar zelfs een der leden raad niet meer wist aan welk bej' had medegewerkt, wat bleek i*" gesprek na afloop dier vergaderi^r- Ringelberg (de bovenbedoelde?-ent echter nog dat de notulen op £ere punten niet volledig zijn, nl. de de ruiling van den grond met der Weele en over de uitbetaling1 hst joon door den gem.-ontv. aan aiders in dienst der gemeente, waaror controle van B. en W. was fraude van de zijde van bedoelden >teoaar niet onmogelijk zou zijn. Dé"6*®"3 leest bij herhaling de notulepgmaals voor, waaruit blijkt, dat be.de Pun' ten wel omschreven zijn. al het daa dat hij voor de notuleering - zooveel woorden noodig had, als Ringel berg meende te moeten gaiken. De voorzitter gelooft, dat als aa.an wensch vaq dhr. Ringelbergvoldaarverd men stenografische noitulen zouoete" ma' ken. Dhr. C. W. den Boerilooft ech* ter, dat de notulen reeds èr dan ,ao8 genoeg zijn, waarna de v®ilter de dis' cussies over de notulen sJ- notulen worden daarna m.t*.s. vaesteld- In8e" komen o.a. is een verzo van dhr- P- D. Bos, betreffende ond«andsche Pacht gemeentegrond. B. en stellen voor, afwijzend op het verzc te beschikken en het land volgend ar voor korten lijd in het openbaar teerPachten waar door het dan mogeli; wordt dat alle pacht termijnen van c' gemeente-lande- rijen gelijk vallen. Dl Ringelberg wijst er op dat ook aan f Klaasse een stuk grond onderhandsch s verpacht, wat z.i. niet had moeten -laats hebben. Dhr. Verhoeff vraagt nar de verpachting van een stukje grasettilg bij het pachtland van Bos, wat (fczfc gratis in gebruik schijnt te hebben Dhr. Ringelberg zegt, dat Bos die grastting indertijd van den gemeenteraad veAreeg, en daarvan be wijs heeft, maar/de hoeren C. W. den Boer en de voor/ weten daar niets van. waarna dhr. Rmgelberg de opmerking maakt, dat het dan van B. en W. zal geweest zijn, wfat de voorzitter doet op merken, dat BÓs in dien tijd zelf wet houder was (kan dat en waarom is toen art. 24 der gemeentewet niet toegepast?) Ten slotte wordt het voorstel van B. en W. aangenomen. Van het Kerkbestuur der Ned. Herv. Kerk is een verzoek in gekomen om een subsidie tot een maxi mum van f 100, voor bijdrage in het onderhoud van deir toren, daar de toren ook gebruikt wordt ten dienste van het algemeen belang. B. en W. stellen voor de gevraagde subsidie toe te staan. Dhr. Ringelberg ziegt dat de leden der kerk Ringelberg en A. Platteschorre—van Den- ge. Van dhr. C. H. de Jonge is een ver zoek ingekomen om in aanmerk'ng te mogen komen voor de levering vap pe troleum voor de straatverlichting. De voorzitter wil het verzoek toestaan en hem om de beurt met de anderen te laten leveren, terwijl dhr. P. Ringelberg meent dat het beter is, de levering van petroleum openbaar aan te besteden, waarop m.a.s. besloten wordt het ver zoek tot de volgende vergadering aan te houden, alsdan zal betreffende de leve ring een definitief besluit genomen wor den. Dhr. D. v. d. Hoek verkrijgt het ge bruik van het bewaarschoolgebouw voor het geven van dansles. Tegen dit in ge bruik geven verklaren zich dhr. II. Ver hoeff en C. W. den Boer. Nu komt aan de orde het voorstel van B. en W. be treffende het toekennen van subsidie aan cursussen voor voortgezet onderwijs. B. en W. stellen voor een subsidie te geven van f 1 per werkelijk gegeven lesuur, terwijl dan aan verschillende voorwaar den moet voldaan worden. De subsidie wordt gegeven aan de afd. Brouwersha ven van de vereeniging voor volksonder wijs en aan het bestuur der bijz. school. Dhr. Ringelberg zegt dat er Zich voor den cursus uitgaande van Volksonderwijs 32 leerlingen hebben aangemeld; hij zou graag willen «eten hoeveel leerlingen zich voor den cursus uitgaande van de bijz. school hebben aangemeld, dan pas kan hij zien hoe er met het geld omge sprongen wordt, waarop dhr. C. W. den Boer antwoordt, dat, als hij de kinde ren van buiten Brouwershaven komende meetelt, er dan pl.m. 30 leerlingen zul len zijn. waarvan 17 18 v3n Brouwers haven. De voorzitter merkt echter op dat volgens de voorgestelde regeling, de bui tenkinderen niet meetellen. Over deze zaak ontspint zich verder een zeer drukke en soms verwarde discussie, waaraan dc heeren Ringelberg, C. W. den Boer, de voorzitter. Verhoeff en Gast deelnemen en ook de publieke tribune schijnt herscha pen te 2ijn in een tweede raadsvergade ring, we hooren van dien kant tenminste ook verschillende stemmen. Tenslotte stelt dhr. Ringelberg voor om aan de voor waarden de bepaling toe te voegen, om de kinderen van buiten Brouwershaven den kostenden prijs te laten betalen. Het voorstel van B. en W. met genoemde aan vulling wordt daarna met 4 tegen 3 st. aangenomen. Tegen dhr. den Boer, Gast en Verhoeff. B. en W. stellen nu voor, de betrekking van havencontroleur mei ingang van 1 April 1924 op te heffen, en met ingang van dien datum aan dhr. W. J. v. Braband eervol ontslag te ver- leenen als havencontroleur. Dit voorstel wordt m.a.s. aangenomen, nadat dhr. Rin gelberg echter eerst wilde weten hoe het met de verdere controle ging en toen hij hoorde van den voorzitter dat de secretaris dit werk zonder extra beloo ning op zich nam, uitte hij den wensch dat de secretaris rijn ander werk ook maar gratis deed (aanbesteden B. en W. stellen voor de politieveror dening op de haven in dien zin aan te vullen „dat het verboden is met voer tuigen binnen de meerpalen te rijden ol te vertoeven, met uitzondering van wa gens geladen met hooi, stroo of vlas. Op een vraag van dhr. Ringelberg deelt de voorzitter mede, dat de uitzondering wordt gemaakt met het oog op de lichte vrachten; dhr. Rfngelberg zoekt er ech ter een voordeel achter, voor kooper en verkooper, die dan bij lading of lossing een mannetje minder noodig hebben. Te vens zou hij voor de verscheping van die producten gaarne een vaste plaats aan gewezen zien, waarop dhr. C. W. den Boer wijst op de sedert jaren bestaande „hooikaai"; het bevreemdt hem, dat dhr. Ringelberg. die anders nogal veel weel, dit niet bekend is. De aanvulling wordt daarna m.a.s. aangenomen. B. en W. stellen voor de politieveror dening aan te vullen met een bepaling, om het samenscholen van meer dan vier personen op stoepen en voetpaden en tegen de huizen te verbieden. De voorz. deelt mede, dat zulks geschiedt naar aan leiding van de wensen van het raadslid Verhoeff en in verband met andere in gekomen klachten dienaangaande. De heer Ringelberg vraagt of er- dan geen ver zoekschrift is ingekomen; hij schijnt nu den indruk te krijgen, dat dhr. Verhoeff voor hem zelf en voor zijn buren vraagt. Als dhr. Verhoeff het woord verkrijgt wordt er van de publieke tribune geroe pen: „We zitten hier niet in de kerk". De voorzitter verzoekt zulks na te laten. De heer Verhoeff juicht het voorstel van B. en W. ten zeerste toe en zal blijken in het belang der burgerij en vooral van de neringdoenden te zijn, en ook in het be lang der gezinnen, waar men beter de plichten zal vervullen dan op hoeken van straten. De heer Ringelberg blijft 't maar vreemd vinden, dat, als de burgerij daar zooveel last van heeft, men niet bij den Raad komt. Zelf heeft hij ook veel last van de schoolkinderen, maar men moet wat kunnen verdragen. Hij zou het ten zeerste betreuren, dat het voorstel werd aangenomen, te meer daar men niet moet vergeten, dat een en ander slechts plaats vindt als er geen werk is. De voorzitter wijst er op, dat de neringdoenden moge lijk niet rechtstreeks durven klagen, maar weet, dat er zijn, die er veel schade van hebben. De heer C. W. den Boer be vestigt dit laatste en als men beleefd verzoekt zich te verwijderen, wordt men uitgelachen. De heer C. Gast vindt het verbod niet zoo erg, met toestemming van de bewoners mag men toch op de stoep, staan, terwijl dhr. van Schelven er op wijst, dat men ook op straat kan staan, en hij ook bevestigt dat dc winkeliers er veel last van hebben. Ten slotte wordt het voorstel aangenomen met 5 tegen 2 st.; tegen dhr. Ringelberg en mej. A. Platteschorre, geb. van Donge. Met alg. stemmen wordt hierna vastgesteld 't suppl. kohier Hondenbelasting, tot een bedrag van f16. Bij dc rondvraag vraagt dhr. Ringelberg om de bietenslijk, die op de haven in den weg ligt op te ruimen, waarop de voorzitter' meedeelt, dat het de bedoeling is hiermee te beginnen zoo gauw zulks mogelijk is. Op het plein ach ter de Bewaarschool wil dhr. Ringelberg grint laten brengen, maar mej. Plattc- schorre-van Donge vreest, dat deze keien in haar ruiten zullen verhuizen, waarom ze liever zand heeft. Dc voorzitter zegt, dat reeds vorig jaar door enkelen gratis zand is aangevoerd, maar gelooft, dat zulks nu niet gaan zal. (Trouwens hier voor moet de gemeente niet zorgen). Hierna deelt dhr. Ringelberg mede, ook klagers bij hem gehad te hebben (waarom verwijst hij die ook niet rechtstreeks naar den gemeenteraad, of is het dan niet noodig?) De heer Ph. v. d. Velde wil grind hebben naast zijn woning, en dhr. Ringelberg wil het hem gaarne geven, doch de voorzitter denkt er anders over, en meent, dat een voer grind totaal niet helpt. Met puin is het mogelijk later wat te verbeteren. Mej. Platteschorre— van Donge, die de vorige vergadering wees op de slechte straatverlichting, doet nu een poging om den ganschen nacht de gemeente te voorzien van die „slechte" verlichting. De voorzitter vindt echter zulks bezwaarlijk. De heer Ringelberg wil ieder zijn zin maar geven en ook buiten de haven de lantaarns den ganschen nacht laten branden; z.i. kost het maar 5 L. petroleum per dag meer en de lantaarn opsteker wil het meerdere werk wel gra tis doen, zulks meent dhr. Ringelberg te weten. Hij stelt daarom voor alle lan taarns den ganschen nacht te doen bran den. Onder voorwaarde echter, dat de lantaarnopsteker tegen deze verandering geen bezwaren heeft, keurt de Raad zulks met algemeene stemmen goed. VAN HEINDE EN VER, Het gemeentebestuur van Yokohama schat het bedrag, noodig voor het her stel van de verwoesting, door de aard- ving in die stad veroorzaakt, op 521 millioen yen. In de ambassadeursoonferentie te Parijs heerscht oneenigheid over de te nemen maatregelen tegenover Duitschland terzake van den terugkeer van den ex- kroonprins. Engeland wil van een be dreiging met nieuwe strafmaatregelen niets weten. Frankrijk zou uitlevering willen vragen en bij weigering eischen hem te verbannen. - Draadloos wordt gemeld, dat uit de Duitsche geboorte- en sterfteslatistiek een achteruitgang van de toeneming der be volking over de eerste vier maanden* van dit jaar met 60 <('o blijkt. eigendom bleven. Eenlge degen later wm het echter verdwenen. F. hield tleh hoofdzakelijk bezig met het verharen van woningen, waarvan hy een Rjit aanlegde. Tegen betaling van f 10 mooht men die Rjit raadplegen. Gewoonlijk hoorde men er niet* van en wa> men zijn geld kwijt. F. wa» ook huweiyka- makelaar, partloalier deteotlve en reohti- kandlg adviseur. Werk elders. Uit Bergen op Zoom meldt men aan 't Hdbl., dat meer dan 2500 werkloozen uit Westelijk Noord- Brabant werk gevonden hebben bij de groote havenwerken te Antwerpen. Die dicht bij de grens wonen gaan dagelijks heen en weer per tram of fiets, terwijl de verderaf wonenden van Zaterdagavond tot Maandagochtend thuis komen. Noodweer. Donderdagavond is te Zwaagwesteinde (Friesland) de bliksem geslagen in de boerderij van M. Wybenga en de arbeiderswoning van H. Wierenga. Beide huizen zijn afgebrand. De bewo ners konden zich ternauwernood in nacht gewaad redden. De inboedels gingen ver loren en op de boerderij kwamen 23 koeien en 8 varkens in de vlammen om. Deze dieren waren niet verziekeed. De boerderij en de arbeiderswoning waren wèl verzekerd. INGEZONDEN STUKKEN. VERSCHILLENDE BERICHTEN. Auto-ongelukken. In de Hoflaan te Rotterdam is de 6-jarige H. F. L., toen hij al spelende vlak voor een auto de straat overstak, overreden. Met dezelfde auto is zij terstond naar het ziekenhuis gebracht, maar was by aankomst reeds overleden. De boodschapper A. G. E. Is op de Sohiekade te Botterdam, door een auto bus, komende nit de rlohtlng van Over- sohie, aangereden. De man viel en werd ln de lendenen getroffen. By aankomst ln hdt ziekenhuis op den Bergweg moest de dood worden vastgesteld. Vrydagmlddag geraakte het 4-jsrlg zoontje van den heer C. aan 't Rot in Den Nul (gem. Olst) al spelende onder oen passeerende auto. Het kind werd decriyk aan 't hoofd verwondde dood trad blfna onmiddellijk ln. Te Aalten Is een 8-jarig jongentje onder een zwaar beladen vrachtauto geraakt. Het kind was onmlddeliyk dood. Driftkop. Te Zeist heeft bjj een twist tusicbon schooljongens de 13-jarlge zoon van den vlsobhandelaar 8. het 9-jarlge zoontje van bakker v. H. met oen knip mes ln den rug gestoken, zoodat het mes door de kleeren heen een paar centimeter naar binnen drong. De jongen ls onder geneeskundige behandellDg ge steld. De politie die het mes in beslag genomen heeft, maakte prooes-verbaal op. De schuldige verklaarde ln drift te hebben gehandeld. Huwelffksmakelaar-oplichter. De Cen trale Recherche te Rotterdam heeft in bewaring gesteld 8. F., directeur van het bureau „Fortana", gevestigd aan de Wyo6traat aldaar, verdacht van verduis tering van f 500 ten nadeele van een koopman nlt Sliedrecht, dien hy bewogen bad deelnemer te worden in zyn zaak. Het gedeelte dat deze lnbraoht, zon zyn (Duiten verantwoordelijkheid der redactie). Copy wordt niet teruggtaondtn. Mijnheer de Redacteur t Verzoeke beleefd plaatsing van het vol gende Waar de eerste van de door dhr. Goedegebuure in de jongste raadszitting uitgedeelde schoenen, uw verslaggever toekomt, leg ik beslag op den twee den. En hij past me nog beter dan dhr. G. heelt gedacht, want bij het door hem bedoelde geval veronachtzaamde ik den beleefdheidsvorm niet, doch liet dien opzettelijk na, omdat het mij nu een maal onmogelijk is om te veinzen. Dhr. G. verfoeit blijkbaar alles wat tot open baar onderwijs in betrekking staat. Wel nu, ik verfoei alles wat maar naar dwe perij, huichelarij of veinzerij zweemt. Evenals hij, heb ik het recht om rond voor mijn gevoelens uit te komen. Wat tnSjn gevoelens voor hem zijn kon hij reeds lang weten. Waarpm zou ik dat dan nog met een beleefdheidsveqnisje gaan bedekken Dat z<ou veinzerij zijn geweest fcn daar pas ik voor. (Of dit nu wel een gemeentebelang was, om daar zijn beklag over te doen, betwijfel ik, doch de heer G. misbruikte er toch maar een raadszitting voor). Ook de volgende schoen was blijkbaar voor mij bedoeld, doch die past me nu heelemaal niet. Oordeel zelf, heer G. Reeds tweemaal liet ik me een benoeming tot lid van de Schoolcommissie welgevallen. Ook de 3e maal zou ik aangenomen hebben, als men mij toen met meer dan 2 stemmen waardig gekeurd had, zitting te nemen (bij die 2 st. was die van den heer Q. waarschijnlijk niet). Ik laat nu nog daar, dat de commissie tot nu toe een paskwil was. Advies werd nooit gevraagd. Werd er een ongevraagd gegeven, dan hoorden we nergens meer van. Wat nu het laat ste gedeelte van zijn „sneer" betreft, ook dat gaat niet op. De heer C. Hige wien ik reeds in April of Mei daarover sprak, is daarbij mijn getuige. En voor besmet ting geloof ik niet bang te moeten zijn, daar ik vrees immuun te wezen voor de door den heer G. bedoelde ..ziekte". (Een leelijk woord, maar noodzakelijk behoorende bij het gebruikte „besmet- ting"). Vriendelijk dank voor de afgestane A. PAApe. St.-Anialand, 18 November 1923. MALAISE. Toen in 1914 de groote wereldoorlog ontbrandde, ontstond aanvankelijk als ge volg van de onziekerheidsfactor in het hai\dels- en bedrijfsleven «een gedrukte stemming, welke echter spoedig, tenge- gevolge van de door den oorlogstoestand ontstaande relatieve isolatie en gebrek aan goederentoevoer, gepaard gaande met een inflatiebevorderende vergrootte consump tiebehoefte o. a. voor leger en vloot van den staat, voor een hoogconjunctuur periode plaats maakte met een steeds stijgend prijspeil, wat tot' na het eindi gen van den wereldoorlog in 1918 tot 1920 het kenmerk van het maatschappelijk leven was, gevolgd door een crisis die een malaisetoestand en een voortdurend dalende prijsstand na zich sleepte, wel ker consequentie het momenteele maat schappelijke leven beheerschen en tot uiting komen in het groote aantal fail lissementen en pessimisme op elk ge bied. Het groote publiek beschouwt de hoogconjunetuurperiode sinds 1914 als een zeer gunstige, de heerscihende depressie periode als een zeer ongunstige toestand, wijst op de groote winsten in dei oor logstoestand gemaakt, op de groote ver liezen welke tegenwoordig geleden wor den en vraagt zich met verwondering af waar al die groote gemaakte winsten gebleven zijn, een vraag waarop het voorzoover het de zware belastingen en speciaal de oorlogswinstbelasting niet Us schuldig verklaart geen ander ait- woord weet te geven dan dat de criss en de malaise de groote winsten vernifc tigd en opgeslurpt heeft. Hoe? word echter in het midden gelaten. Deze opvatting is foutief, waartegen over wij de stelling willen verkondigen, dat „de maatschappij sinds 1914 in den hoog conjunctuurtoestand geen groote winsten gemaakt heeft en in dezen malaisetijd geen groote verliezen lijdt, terwijl de hoogcon- juuctuurperiode tot een voortdurende ver slechtering van den eoonomischen toe stand leidde, welke toen nog niet merk baar was, doch pas momenteel in den depressietijd tot uiting komt". In deze stelling beschouwen wij de maatschappij als „maatschappij an sich" en ontken nen geenszins dat verschillende individuen in den oorlogstoestand werkelijk groote winsten gemaakt hebben, nóch dat in dezen malaisetijd verschillende personen groote verliezen lijden. We ontkennen slechts dat die conclusie voor de geheele maatschappij geldt. Vergelijken we den momenteelen toestand met den toestand in 1914, dan blijkt dat de maatschappij ge durende dat tijdsverloop achteruit gegaan is. Die achteruitgang ontstaat echter niet momenteel, doch ontstond reeds in de hoogconjunetuurperiode, al komt ze eerst nu tot uiting als gevolg van het feit, dat de hoogconjunctuurperiode een bloeitijd geleek en daardoor den steeds slechter wordenden economischen toestand voor het ongeoefende leek enoog verborgen hield, echter slechts een schijnbloeitijd was, wat leidde tot het uitkeeren en oonsumeeren van schijnwinsten, Inteeren op het vermogen en verval der maat schappelijke krachten. Tusschen het ziekte en herstellingsproces van den mensch en de maatschappij, tusschen de medische en de economische ongezonde hoogconjunc tuur, crisis en depressietoestand, is op ver schillende punten een groote overeenstem ming aan te toonen. 't Door de eene of an dere oorzaak ziek geworden individu, ont wikkelt in de koortsperiode een groote activiteit, is onrustig en in cen gehaaste toestand, waarin aan zijn organische krachten hooge eischen gesteld worden en èen groot quantum levensenergie ver bruikt wordt totdat de crisis komt, de I omslag waarin beslist wbrdt of het leven al of niet vernietigd wordt, in welk laat ste geval dan een toestand van uitputting volgt waaruit langzamerhand weer de normale gezonde toestand ontstaat indien de deskundige raadgevingen van den arts in acht genomen worden. Een analoge beschouwing geldt ook voor het maat schappelijke ziektebeeld, waarbij de hoog conjunctuurperiode met den koortstoe stand, de depressieperiode met den toe stand van uitputting vergeleken kan wor den. In de door een ot andere oorzaak in casu den oorlogstoestand ontstane hoogconjunctuur wordt een koortsachtige activiteit, en ongezonde speculatieve ac tiviteit ontwikkeld, waarbij de zaken schijnbaar zoo goed gaan dat ieder tracht zijn bedrijf uit te breiden, hetzij door en dit is bij conjunctuuromslag voor de betreffende onderneming het meest fnuikende opname van vreemd geld, hetzij door uitbreiding van het aandeelen- kapilaat. terwijl in grooien getale oor logsindustrieën op speculatieven grond slag opgericht worden en ieder Zich ge rechtigd acht, de uit de schijnbaar zoo bloeiende bedrijven gemaakte winsten, welke als reeëele winsten beschouwd wor den doch in werkelijkheid, zelfs bij een zaagenaamde voorzichtige belanspolitiek, grootendeels slechts schijnwinsten zijn, uit te Tceeren en als inkomen te beschou wen, ofschoon ze slechts een deel van het oorspronkelijke vermogen zijn. Heeft in de hoogconjunetuurperiode de indus trie en handel en overigens vrijwel ieder particulier vermogens bezitter, de fout begaan op zijn vermogen niet op het in geld uitgedrukte vermogen doch op het reeëele vermogen in te teeren, ook de overheid heeft het hare er toe bij gedragen om den maatschappelijken toe stand te verslechteren, als gevolg van het feit dat ze de opbrengst der door be lastingen gemakkelijk te treffen schijn winsten, door het opschroeven der be lastingen voortdurend trachtte te verhoo- gen en de daardoor verkregen midde len niet alleen gebruikte om de door den oorlogstoestand noodzakelijk gewor den meerdere consumptieve uitgaven voor het onderhoud van leger en vloot, het regelen der distributie enz. te be kostigen, doch zich ook liet verleiden daarmede een luxe leven te voeren en kostbare sociale proefnemingen te doen. De ongezonds hoogconjunctuur eindigde nog niet met hel sluiten van den vrede, doch handhaafde zich daarna nog een tijd lang omdat verschillende oorlogvoe rende landen aanvulling van hun eerste levensbehoefte bevredigingsmiddelen noo dig hadaen waarna, na verzadiging daar mede, de crisis en oe malaise een nieuwe economische phase in het leven riepen. Vaak wordt het conjunctuur en crisis- proces op grond van speculatie, overspe- culatie, overmatig optimisme of pessi misme enz. verklaard. Dit is niet geheel juist. Wel beïnvloeden die factoren het Conjunctuur en crisisverloop en kunnen ook op hel moment waarop de omslag komt, grooien invloed uitoefenen, doch zelfstan dige verklanngsoorzaken van het crisis verschijnsel kunnen zij niet Zijn, daar de speculatie zelfs weer gegrondvest is op de verwachting omtrent het toekomstig prijsverloop, dat wel gedurende korten tijd b.v. eenige maanden doch niet gedurende de geheele 5-jarige (1915—1920) hoogconjunetuurperiode door speculatieve tactoren beheerscht kan worden. Het con junctuur en crisisprobleem wordt geheel beheerscht door de verhoudingen van vraag en aanbod van goederen en dien sten. De verklaring van het conjunctuur en crisisverschijnsel moet nu verklaren waarom op het eene moment de verhou ding van vraag en aanbod zoodanig is dat dit leidt tot prijsstijging en hoogcon junctuur. op het andere tijdstip, zoodanig veranderd is. dal dit tot een meer of minder plotselinge en scherpe prijsdaling en tot de crisis leidt, een verklaring waar bij de speculatieve factoren wel een rol, echter geen beslissende rol kunnen spelen. Als gevolg van welke omstandigheden nu, werd de verhouding van vraag en aanbod in 1914 zoodanig gewijzigd, dat dit tot prijsstijging leidde Deze om standigheden, welke we in het voorgaande ten decle reeds genoemd hebben, en in meer of mindere mate voor de meeste landen golden, waren o.a. 1°.' Het feit dat als gevolg van de door der. oorlogstoestand in het leven geroepen isolatie, gebrek aan goederen toevoer en vermindering van het aanbod van goederen ontstond. 2°. Het feit dat de vraag naar goe deren steeg omdat A De staat ten bate van de verzor ging en het onderhoud van leger en vloot een groote vraag naar goederen ontwik kelde, npg verhoogd door het voeren van een luxe-leven waartoe hij zich als gevolg van de gemakkelijk te verkrijgen belastingopbrengst en het volgen van een door den oorlogstoestand gesanctioneerde inflatiebevorderende politiek liet verlei den. B De landbouw, handel en nijverheid in de hoogconjunctuur groote winsten maakte welke, hoewel vaak slechts schijn winsten zijnde, als reëele winsten be schouwd en grootendeels als inkomen verteerd werden, ofschoon daardoor het vermogen achteruitging. Weliswaar werd die toename van de vraag geremd door de daling van de vraag van diegenen, die een vast inkomen hadden, doch deze daling beteekende niet zioo.heel veel daar het grootste gedeelte van de groep wiens inkomen niet evenredig met de prijs stand steeg er niet tegen op zag op het vermogen in te teeren. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1923 | | pagina 5