Zierikzeesche Nieuwsbode
abonnement:
advertentiën:
Maandag 4 Sept. 1922. zierikzeesche courant, ,'JS SIS
EERSTE BLAD.
BEKENDMAKING.
HINDERWET.
buitenland.
binnenland.
Mattheus Smallegange en
zijne kroniek van Zeeland.
Prtfs per 3 maanden 1,50,
franco per post ƒ1,80. Voor het
buitenland per jaar 10,—.
Afzonderlijke nummers 5 cent.
Verschijnt Maandag, Woensdag
en Vrjjdag.
van 1—3 regels 60 ets., van 4
regels en daarboven 20 ets. per
regel. KeelameB 30 ets. p. regel.
By contract belangrijke korting.
Dit nnmmer bestaat uit 2 bladen, j
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Zierikzee, vestigen de aandacht van belang
hebbenden op de navolgende artikelen van
de nieuwe Pensioenwet 1922, Stbl. No. 240.
Art. 40.
1. Voor pensioen wordt ingekocht de tyd,
dien een ambtenaar na het tijdstip van het
in werking treden van deze wet, boven den
leeftijd van 18 jaren heeft doorgebracht:
a. in een onbezoldigde betrekking waaraan,
ware zij bezoldigd, uitzicht op pensioen zou
zjjn verbonden en waarvan de vervulling
recht geeft op en onmiddellijk gevolgd wordt
door de hoedanigheid van ambtenaar;
b. in zijdelingschen dienst van den Staat,
een provincie, een gemeente, een waterschap,
een veenschap of een veenpolder in één of
meer der by algemeenen maatregel van be
stuur aan te wijzen betrekkingen, wanneer
die tijd al dan niet in vereeniging met
diensttijd in zijdelingschen dienst vóór het
tijdstip van het in werking treden dezer wet
ten minste twee jaren zonder wezenlijke
onderbreking heeft geduurd, of wanneer hij
onmiddellijk, althans zonder wezenlijke onder
breking, door diensttijd als ambtenaar is ge-
rolgd.
2. De als inkoopsom te betalen bijdrage*
beloopt voor elk jaar van den tijd, bedoeld
in het eerste lid onder a en b, een bedrag
overeenkomstig een tarief, dat wordt vast
gesteld bij algemeenen maatregel van bestuur.
3. De bydrage is verschuldigd door het
lichaam, dat de belanghebbende onbezoldigd
of zijdelings heeft gediend.
Toelichting. Deze inkoop -'is Imperatief;
de ambtenaar kan zich daaraan niet ont
trekken. De artikelen 41 en 42 regelen de
vaststelling van het in te koopen tijdvak en
van de verschuldigde bijdrage, zoomede be
taling dei' bijdrage en verhaal van een deel
daarvan op den ambtenaar.
Art. 184.
1. Met de in het tweede lid genoemde
beperking en onder de in het vyfde lid ge
stelde voorwaarde kan voor pensioen worden
ingekocht de tijd dien een ambtenaar vóór
het tijdstip van het in werking treden van
deze wet, boven den leeftyd van 18 jaren als
ambtenaar, (ook als tijdelijk ambtenaar), in
zijdelingschen dienst, bedoeld in artikel 40,
eerste lid onder b, of in een onbezoldigde
betrekking, bedoeld in artikel 40, eerste lid
onder a, heeft doorgebracht, met uitzonde
ring van den tyd die onder de werking van
een vroegere wet reeds voor pensioen geldig
was of die op grond van zoodanige wet voor
pensioen reeds is of nog wordt ingekocht;
voorts de tijd dien een ambtenaar vóór 1901
als rector van, als leeraar aan of boven
den leeftyd van 18 jaren als beambte bij
eene bijzondere school voor hooger onder
wijs, bedoeld in artikel 56, eerste lid, B,
heeft doorgebracht na het jaar waarin het
geregeld deelnemen van leerlingen dier school
aan een der in dat artikel bedoelde examens
een aanvang heeft genomen.
2. Om voor pensioen te kunnen worden inge
kocht moet diensttijd in zijdelingschen dienst,
bedoeld in het eerste lid, hetzij onmiddellijk,
althans zonder wezenlyke onderbreking, zijn
-gevolgd door diensttijd als ambtenaar of
onmiddellijk, althans zonder wezenlyke onder
breking, aansluiten aan diensttijd in zijde
lingschen dienst na het tijdstip van in
werking treden van deze wet, die voor pensioen
wordt ingekocht, hetzij, al dan niet in ver
eeniging met diensttijd in zijdelingschen
dienst na dat tijdstip, ten minste twee jaren
zonder onderbreking hebben geduurd.
3. Diensttijd, bedoeld in het eerste lid,
kan slechts in zyn geheel voor pensioen
worden ingekocht.
4. Niet voor pensioen kan worden inge
kocht diensttijd waarover reeds pensioen
werd verleend.
5. Hij die op het tijdstip van het in
werking treden van deze wet ambtenaar is
moet binnen zes maanden na dat tijdstip en
hij die later als ambtenaar wordt aangesteld
moet binnen zes maanden na den dag van
ingang zijner benoeming de volgende stukken
aan den Pensioenraad zenden
zijn gezamenlijke aanstellingen als
ambtenaar of in onbezoldigde betrekkingen
met ingang van een tijdstip voorafgaande
aan dat van het in werking treden van deze
wet of indien het den inkoop van diensttijd
in zijdelingschen dienst betreft met uit
zondering van dien na 1 Juli 1912 in zijde
lingschen Staatsdienst een stuk uit don
tijd der dienstvervulling, waaruit van de
indienstneming rechtstreeks of zydelings
blijkt, of indien aannemelijk wordt gemaakt
dat zulk een stuk niet kan worden over
gelegd, andere gegevens die de indienst
neming staven
b. gegevens waaruit blijkt van den duur
van den in elke der onder a bedoelde be
trekkingen doorgebrachten tijd
een stuk waarbjj hij verklaart er
genoegen mede te nemen, dat het in het
eerste lid van artikel 137 genoemde deel der
daar bedoelde bydrage op hem wordt verhaald.
De Pensioenraad stelt het voor pensioen
te koopen tijdvak en het bedrag der
verschuldigde bijdrage vast en geeft dat
bedrag op aan het lichaam dat het ver
schuldigd is.
Toelichting. Deze inkoop is facultatief;
de ambtenaar is dus niet verplicht van de
bevoegdheid tot inkoop gebruik te maken;
doet hij zulks niet, dan kunnen de hier-
bedoelde diensten later niet met pensioen
worden vergolden.
De artikelen 135, 136, 137 en 13S regelen
het bedrag van de inkoopsom, de wijze van
betaling dier som en verhaal van een deel
daarvan) op den ambtenaar.
Art. 140.
De tyd, gedurende welken ambtenaren, die
de verklaring, bedoeld in artikel 6 der wet
van 5 Juni 1905 Staatsblad no. 154), artikel
39 der Pensioenwet voor de bijzondere
leeraren 1913, artikel IV, 2 der wet van
5 Juni 1905 Staatsblad no. 152), of artikel
61 der Pensioenwet voor de gemeente
ambtenaren 1913, hebben afgelegd, dienten
gevolge niet pensioengerechtigd zijn geweest,
kan op den voet van de artikelen 134 tot
en met 1S8 voor pensioen worden ingekocht.
Toelichting. De ambtenaren in dit arti
kel bedoeld, hebben indertijd de verklaring
afgelegd, dat zij niet tot de pensioenregeling
wilden toetreden; thans vallen zij van rechts
wege onder deze wet en kunnen zij zich wat
het eigen pensioen aangaat, niet meer aan
de wet onttrekken; zij zjjn bevoegd den tijd
gedurende welken zij tengevolge van de in
dertijd afgelegde vei'lclaring niet pensioen
gerechtigd zjn geweest, voor pensioen in te
koopen.
Art. 141.
1. Gepensionneerde onderwijzers kunnen
hun tydelijken dienstijd als onderwijzer, be
last met eene waarneming, bedoeld in art.
33 der laatstelijk bij de wet van 14 Juli 1919
{Staatsblad no. 493) gewijzigde wet van 17
Augustus 1878 {Staatsblad no. 127), of art.
41 der Lager onderwijswet 1920, voor zoover
niet reeds voor pensioen ingekocht, nog op
den vOet van de artikelen 134 en 135 voor
pensioen inkoopen.
2. Zij worden voor de toepassing van het
vijfde lid van artikel 134 beschouwd als amb
tenaren, in dienst op het tijdstip van het in
werking treden van deze- wet.
3. In de plaats van een stuk, bedoeld in
het vijfde lid van artikel 134, onder c, moeten
zij overleggen een stuk, waarby zy verklaren
er genoegen mede te nemen, dat de bydrage
voor inkoop op hun pensioen wordt in
houden.
4. De inhouding van die bijdrage op het
pensioen geschiedt in twee jaren, in twee
gelijke termijnen.
Art. 156.
1. Door of voor ambtenaren, die de ver
klaring bedoeld in artikel 26 der Weduwen
wet voor de ambtenaren 1890, artikel 6 der
wet van 5 Juni 1905 {Staatsblad no. 154),
artikel 23 der Weduwenwet voor de onder
wijzers 1905, artikel Tf' der wet van 20 Juni
1913 {Staatsblad no. 299), of artikel 44 der
Weduwenwet voor de gemeente-ambtenaren
1913 hebben afgelegd en dientengevolge
uitzicht op pensioen hebben voor hun
na te laten betrekkingen, moet alsnog binnen
vier jaren na het tijdstip van het in werking
treden van deze wet aan het fonds worden
betaald het bedrag, dat in het geheel door
of voor hen voor weduwen- en weezenpensioen
zou zijn bijgedragen, indien zij zoodanige
verklaring niet hadden afgelegd. Ten aanzien
van de voor gemeenteambtenaren verschul
digde bydragen, is artikel 32 derWeduwenwet
voor de gemeenteambtenaren 1913 van
toepassing.
Ten opzichte van de ambtenaren,
bedoeld in het eerste lid, is deze wet voor-
zooveel hare op het weduwen- en weezen-
jensioen betrekking hebbende bepalingen
jetreft, niet van toepassing, wanneer die
ambtenaren het verlangen hiertoe in den
vorm eener schriftelijke verklaring te kennen
geven aan den Pensioenraad. Zij, die op het
tydstip van het in werking treden van deze
wet in dienst zyn, mcaten binnen drie
maanden nil dat tydstip en zy die na dat
tijdstip als ambtenaar worden herplaatst,
moeten binnen drie maanden na den dag
van ingang van hun herplaatsing zoodanige
verklaring aan den Pensioenraad doen
toekomen.
Toelichting. De hierbedoelde ambtenaren
worden in het pensioenfonds deelgerechtigd,
tenzij zj opnieuw bij den Pensioenraad bin
nen drie maanden na de inwerkingtreding
der wet, of na het tijdstip der herplaatsing
eene vei'lclaring aan den Pensioenraad
inzenden, dat zij, wat het weduwen- en
weezenpensioen betreft, niet onder de pensi
oenregeling willen vallen. Doen zij dit niet,
dan zijn zij voor hunne na te laten betrék-
kingen deelgerechtigd, en moeten het in alinea
1 bedoelde bedrag voldoen aan het fonds.
In verband met de in genoemde artike
len aangehaalde termijnen, wordt mede
gedeeld, dat de Pensioenwet 1 Juli 1922
in werking is getreden.
Aan hen, voor wie de toepassing der voren
staande artikelen van belang kan zijn, wordt
aangeraden, daarvan binnen de voorgeschre
ven termijnen ter Gemeente-Secretarie kennis
te geven; nadere inlichtingen, mede omtrent
verdere bepalingen der wet als o. a. omtrent
het gemis van een akte van aanstelling, wor
den aldaar verstrekt.
Zierikzee, den 23 Augustus 1922.
A. J. F. FOKKER VAN CRAYESTETN,
VAN RENGERSKERKE, Burgemeester.
P. F. WITTERMANS, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Zierikzee maken bekend, dat het verzoek
van CORNELIS KOOPMAN te Nieuwerkerk,
om in het perceel, kadastraal bekend in
Sectie B, no. 1366, een gasmotor van 4 a 5
paardekracht tot het drijven van een flrictie-
lier te mogen plaatsen, door hen is ingewilligd.
Zierikzee, 30 Augustus 1922.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
A. J. F. FOKKER VAN CRAYESTETN
VAN RENGERSKERKE, Burgemeester.
P. F. WITTERMANS, Secretaris.
Opzienbarende arrestatie.
Frenz, commissaris van politie te
Berlijn is gearresteerd. Frenz wordt
beschuldigd zich te hebben laten om-
koopen. Zyn medeplichtigen zyn even
eens in hechtenis genomen. De zaak
heeft de volgende voorgeschiedenis. De
Berlynsche politie was er na voel moeite
ingeslaagd een zekeren Pieper, een
berucht inbreker, te pakken te krygen.
De vrouw van Pieper riep toen de hulp
in, van een vriend, en deze raadpleegde
een particulieren detective die zich op
zyn beurt in verbinding met commissaris
Frenz stelde. Commissaris Frenz ver
klaarde zich bereid Pieper tegen een
vergoeding van 100,000 Mark te helpen
vluchten. De commissaris liet den
gevangene in zyn kamer brengen en
hier werd Pieper een gunstige gelegen
heid gegeven om te ontkomen. De zaak
kwam echter aan het licht en Frenz
werd gearresteerd. Hy heeft een gedeel
telijke bekentenis afgelegd.
Naar aanleiding van zijn verklaring
ook de particuliere detective in
hechtenis genomen, evenals een gewezen
politieagent, die zieh In het kantoor
van den commissaris bevond toen Pieper
daar werd binnengeleid. Men vermoedt,
dat deze man den detective in verbinding
met den commissaris heeft gebracht.
Frenz, heeft zich, naar intussohen is
gebleken, nog twee malen laten om
koop en.
Haringovervloed aan de Engelsche
kusten.
Nadat op één dag door loggers van
North Shields en Scarborough te Yar
mouth ladingen haringen zijn binnen
gebracht, tot een totale hoeveelheid van
1.250.000 stuks, kwam Dinsdag een
logger aan met een lading van meer
dan 100.000 stuks. De logger trof in de
buurt van Whitby een enorme school
aan, en nam zooveel aan boord, als hij
kon houden. Een tweede boot kon ook
nog van den overvloed profiteeren.
Te Macduff, Banffshire en enkele
andere plaatsen kwam de school zoo
dicht by de kust, dat de haringen met
de hand gegrepen konden worden.
Groote vluchten wilde ganzen zweefden
boven dezen haringovervloedde vogels
doken van uit een groote hoogte
zee, en kwamen met hun zekeren buit
weer boven.
De ondankbaarheid gestraft.
Wijlen Park Benjamin, de rechter en
publicist en schoonvader van wijlen
Enrico Caruso, den tenor, heeft een
testament nagelaten, waarin hy zyn vijf
kinderen, die hy onterft, als „parasieten"
beschrijft. Hij vermaakt zyn geheele
vermogen ten beloope van f 1.200.000
aan zijn geadopteerde dochter, misB Anna
Bolohi, de vroegere gouvernante van
Benjamin's dochter Dorothy, de tegen
woordige mevrouw Caruso. Benjamin
zegt in zyn testament' dat hy niets aan
zijn kinderen nalaat „wegens hun lang
durig en hardnekkig ongehoorzaam en
onkinderlijk gedrag tegenover mfj. Ik
doe dit na rijp en zorgvuldig overleg,
niet op grond van een daad, door elk
myner kinderen afzonderlijk, of door
hen gemeenschappelijk bedreven. Zij
hebben er nooit of te nimmer blijk van
gegeven, dat zij tegenover mjj als hun
vader een plicht te vervallen hadden.
Ik heb niet anders dan ondankbaarheid
ondervonden en geen hulp by het dragen
van de vele zware lasten, die ik heb
moeten dragen".
De kinderen zyn voornemens, de gel
digheid van het testament te betwisten
op grond van de overweging, dat hun
vader op onbehoorlijke wijze beïnvloed
is door miss Bolchi.
De volkstelling.
De Nederl. geeft de uitkomsten van
de volkstelling, voor zoover zy het aantal
leden der verschillende kerken, kerk
genootschappen en groepen bevatten.
Hervormde Kerk 2.835.597, R. K. Kerk
2.444 582, Geref. Kerken 571.835, Israë
lieten 115.222Lutherschen 102.517
Kleinere Prot. kerken 260.838, zonder
kerk 533 714.
Op een totaal van 6.865,314 en gerang
schikt - onder vier hoofden levert dit in
percenten het navolgende beeld:
Protestanten 54,96 pet., R. Katholieken
85,60 pet., Israëlieten 1,67 pet., Kerke-
loozen 7,77 pot.
Tien jaren geleden waren de percen
ten Protestanten 58,18 pet.R. Katho
lieken 35,04 pot.Israëlieten 1,81 pet.,
Kerkeloozen 4,96 pet.
De reis van de Koningin.
Naar aanleiding van bovengenoemde
reis schryft men aan de N. Rott. Crt.,
na eerst op de directe oorzaak en de
verwantschap tusschen de Koninklijke
families van Denemarken, Zweden en
Noorwegen en de Nederlandsohe te heb
ben gewezen, het volgende
Bestond dus voor elk der drie bezoeken
een byzondere aanleiding, er mag boven
dien aan herinnerd worden, dat de ge
beurtenissen van de laatste jaren er
veel toe hebben by gedragen, Nederland
•en de Scandinavische landen, met welke
het reeds door zoovele historische her
inneringen was verbonden, nader tot
elkander te brengen. Al waren de om
standigheden in de genoemde landen
gedurende den oorlog niet overal de
zelfde, als kleine onzijdige staten hadden
ze- toch alle te lyden van de maatregelen
van de oorlogvoerende mogendheden.
De daaruit geboren aanleiding om meer
dan voorheen voeling met elkander te
zoeken, is ook nadat de oorlog beëindigd
was, blyven bestaan, en bij herhaling
hebben de zorgen voor gelyke belangen
er toe geleid, dat daaromtrent tusschen
de Nederlandsche regeering en die van
de Skandinavische rijken overleg werd
gepleegd. De betrekkingen zyn dienten
gevolge menigvuldiger geworden.
Dat dit niet uitsluitend geldt voor de
betrekkingen tusschen de regeeringen,
moge blijken uit de oprichting van
ZweedschNederlandsche en Deensch
Nederlandsche vereenigingen, terwijl ook
de tentoonstelling te Kopenhagen er ook
het hare toe bijbrengtde volkendie
op menig punt verwante eigenschappen
hebben, nader tot elkander te brengen
en de handelsbetrekkingen te bevorderen.
Uit een en ander worde intusschen
niet afgeleid, dat de reis der Koningin
met politieke doeleinden wordt onder
nomen. Dit is niet het geval, en het
feit, dat onze min. van buitenlandsche
zaken H. M. op de reis vergezelt, mag
niet worden misduid. Hoewel men het
geen vasten regel kan noemen, zijn toch
bij officieele ontmoetingen van staats
hoofden in den laatsten tyd de ministers
van buitenlandsche zaken veelal tegen
woordig; bij den president der Fran sche
Republiek, is* zulks zelfs regel. Toen in
1914 de koning van Denemarken aan de
Koningin zyn officieel bezoek bracht,
was Z. M. ook door zyn minister van
buitenlandsche zaken vergezeld, en er
bestond dus alle aanleiding voordat
by het contra-bezoek 'tzelfde geschiedde.
De hertogin van Albany, f
De Koningin-Moeder heeft tijding ont
vangen van het overlijden van haar zus
ter, de hertogin van Albany, tijdens haar
verblijf in Tirol.
Beperking scheepvaart door de
Eendracht.
De Minister van Waterstaat brengt in de
t,St.-Crt." ter kennis:
dat, in verband met werkzaamheden
Wie heeft niet eens gehoord van dien
dikken foliant vol platen, voorstellende
stedegezichten, kerken, raadhuizen, kas
teden en buitenverblijven in deze pro
vincie, welke bekend is als Smalle gan-
ge's kroniek van Zeeland
Over dat boek en zijn samensteller
volgen hier eenige bijzonderheden. Mat
theus Smallegange werd geboren, te Goes
en aldaar gedoopt 29 December 1624,
als zoon van Mr. Johan Smallegange,
baljuw van Borssele, en van Soete Oost-
dijek. Hij overleed ongehuwd in zijne
geboortestad en werd er 9 Januari 1710
in de zoogenaamde neder- of wandel-
kerk van de Groote Kerk begraven.
Zijn vader stierf toen onze knaap
vieF jaren oud was en de onderstelling
is gemaakt, dat een zwakke moeder
lijke opvoeding een minder gelukkigen
levensloop heeft voorbereid.
Hij bezocht de Latijnsche school te
Middelburg en later de hoogesohool te
Utrecht. Aan de academie vertoefde hij
minstens een tiental jaren, waarin hij
wel zooveel kennis verkreeg, dat hij. zich
„rechtsgeleerde" noemde, doch den doc
torstitel niet behaalde.
In 1651 en 1652 schijnt hij gereisd,
en Parijs, Rouaan en Angers te hebben
bezocht. Waarschijnlijk was zijn vermo
gen verteerd of verloren gegaan en had
hiji van dien tijd af een door tegenspoed
gekenmerkten levensloop, waarin hij: door
letterarbeid en vertalingen slechts sober
in zijne behoeften kon voorzien. Hij heeft
pok te Amsterdam gewoond, doch werd
in 1665 voor een jaar uit die stad ge
bannen wegens een kreupelrijm onder
een zinnebeeldige prent van Prins Wil
lem III, dien hiji als stadhouder wensoh-
te. Niet lang daarna vestigde hiji zich
te Goes, waar hij: eene „Beschrijving van
den Zeelandsehen adel" (1677) bewerkte,
meestal te vinden achter zijne in 1696
te Middelburg uitgegeven kroniek. Die
wapenkaarten, waarin met kwistige hand
adelbrieven werden uitgereikt aan de af-
komelingen van eerzame burgers, thans
gezeten op de regeeringskussens, streel
den niet weinig de deftige magistraten,
zoodat er spoedig een tweede druk dier
kaarten noodig was en aan den verza
melaar, behalve in 1675 een ondersteu
ning van f 200, in 1683 een lijfpensioen
van f 250 werd toegekend, dat hij tot
zijn dood behouden heeft. Te Goes wo
nende, waar de regeering hem gunstig
gezind was en hem nu en dan een
„douceur" schonk, begon hij de bouw
stoffen te verzamelen voor zijne kro
niek van Zeeland, welke foliant met hor
ten en stooten, schorsen en toelaten,
vergunningen hier, en lofprijzen daar,
eindelijk in 1696 te Middelburg bij Jo
hannes Meertens in het licht verscheen,
De lijdensgeschiedenis van dit boek, waar
van door voortdurend veranderen, nau
welijks twee exemplaren overeenkomen,
werd indertijd uitvoerig door Mr. S.
de Wind 'beschreven. Opmerkelijk is het
ook, dat de kroniek plotseling bij: de
onvoltooide lijst der inteekenaren eindigt
en dat het tweede deel, 't Welk (gelijk
Smallegange zegt) „over eenige jaren
al meest beschreven ligt" nooit in druk'
is verschenen, maar door onachtzaamheid
der boedelsehikkers schijnt verloren te
Zijn gegaan. Nog vele jaren bleef de
oude man te Goes in kommerlijke om
standigheden leven en in het „Besluit
tot de Zeelandsche Cronijk", dat ach
ter sommige exemplaren voorkomt en
omstreeks 1702 geschreven is, verneemt
de lezer, in een niet gemakkelijk te be
grijpen stijl, weder bittere klachten over
ongelukken en menigvuldige tegenspoe
den. Zooals uit zijn geboorte- en sterf
jaar blijkt, bereikte hij den leeftijd van
85 jaren.
Bij zijn leven schijnt hij weinig in
tel te zijn geweest en de eerlijke de
la Rue, die van iederen Zeeuwschen
schrijver zooveel mogelijk opteekende,
geeft in „Geletterd Zeeland", slechts de
door hem uitgegeven boeken op, doch
noemt hem in zijne aanteekeningen vol
strekt niet; en de geleerde Verheijfe van
Citters noemt hem „de plagiarius Smalle
gange, die weinig vertrouwen verdient".
Eerst later werd de kroniek ffieer ge
zocht, voornamelijk om de platen eri
wapenkaarten en door velen waarheid
geacht, wat aan de tijdgenooten beuzel
praat scheen. De platen zijn op geen
stukken na zoo nauwkeurig en fraai als-
de gezichten die Cornelis Pronk omstreeks
het midden der 18e eeuw van de Zeeuw-
sche steden, dorpen en kasteelen maakte
en onder de wapens, bij name van ver
dronken dorpen in Schouwen, zullen on
derscheidene gefantaseerd zijn.
De wederwaardigheden, waarop Smal
legange telkens terugkomt, had hij waar
schijnlijk meest aan zichzelf te wijten.
Wellicht is ijd den langdurigen onvol-
tooiden studententijd en door latere rei
zen Zijn vermógen teloor gegaan en heeft
hij1 levenslang eene moeilijke worsteling
voor het 'bestaan moeten voeren, waarin
hij: als broodschrijver de edelste eigen
schappen van een geschiedvorscher, eer
lijkheid en moed, meermalen heeft prijs
gegeven, vooral in de door hem me
degedeelde opgeschroefde, niet zelden
foutieve genealogiën, terwijl hij in zijn
eigen geslachtslijst en elders blijken van
dwaze zelfverheffing geeft.
Het oordeel over de kroniek, van be
voegde zijde voor enkele jaren geuit,
kan. ook niet gunstig luiden; Smalle-
gange's werk werd toen terecht gequa-
lificeerd als: „weinig minder dan ver-
valsching der historie en eene genealo
gische zwendelarij".
Een oud prospectus van deze kroniek
uit het jaar 1681 geeft curieuse 'bijzon
derheden over de wijze waarop de uit
gever deze, door de platen kostblarie,
uitgaVe aandurfde.
Bedoeld prospectus is in hoogdraven
de 'bewoordingen gesteld en heet „Con
ditiën om door (in) teijekenaers te drue-
„ken de Cronijk van Zeeland". De uit
gever animeert daarbij „alle Ambachts-
heeren, die genegen sijn tot een on-
sterffelijke geheugenis van haer persoon,
geslacht en heerlijkheden, hare hals-
en ambachtsheerlijkheden, soo de be-
sohrijvinge, als in een kopere plaet, in
dese Cronijk te sien, sig aen hem te
adresseren, die het op de Heeren haer
kosten doch voor een civijle prijs, ten
hoogsten voor seven ponden vlaemis,
konstig in koper sal laten snijden, mits
dat de respective Heeren een pertinente
afteijekeninge van de gebouwen en si
tuatie der heerlijckheden gevende, en de
autentijeque beschrijvinge met de wa
pens daer bij! doende".
Blijkt uit de bovenstaande aangehaalde
regels feitelijk'al voldoende, dat de kwes
tie „in de Cronijk te komen" gewoon af-
-hing van de meerdere of mindere ijidel-
heid der Heeren dat de uitgever zijn
„Pappenheimers" kende blijkt uit het aan
tal van 8.0 platen, terwijl in het prospec
tus slechts 60 worden beloofd nog
meer komt dit uit in de volgende regels:
„Noch is den Drucker genegen om)
alle Heeren Regenten van geheel Zee
land en de annex dependerende colle-
giën, hetzij in wat staten ofte am'pten
zij' zijn die de eer hebben van jegen-
woordig te regeren, alsmede alle subal
terne beampten, haer namen en ampten
tot eeuwiger gedagtenis ij der op sijn
rang in dit boeok te stellen, mits haer
Ed. (en nu komt de aap uit de mouw Ij-
de goedheijt gelieven te hébben van voor
een Exemplaar te teijekenen".
Onwillekeurig komt ons, bij het lezen
van het bovenstaande, Salomo's „niets
nieuws onder de zon in de gedachte.
Het is hier nu wel niet „Geen gield,
geen Zwitsers", maar doodeenvoudig
geen „teijekening", geen plaats in de
kroniek 1
Exemplaren op groot papier werden
geleverd voor f 16 en op „gemeen pa
pier" voor f 12. Voorts „Yemand ge
negen zijnde den drucker te encoura-
geren met exemplaren op een naem te
teijekenen sal een exemplaar 'boven de
25 toe-hebben".
Op bovengenoemde wijze werden on
getwijfeld vele inteekenaars verkregen en
ook de grootere en kleinere steden van
Zeeland schaften zich de noodige exem
plaren aan. De stad Zierikzee althans be
sloot op 15 Juni 1682 voor 25 exemi-
plaren in te teekenen. j