Zierikzeesche Nieuwsbode abonnement: advertentiën: Maandag 4 Sept. 1922. zierikzeesche courant, ,'JS SIS EERSTE BLAD. BEKENDMAKING. HINDERWET. buitenland. binnenland. Mattheus Smallegange en zijne kroniek van Zeeland. Prtfs per 3 maanden 1,50, franco per post ƒ1,80. Voor het buitenland per jaar 10,—. Afzonderlijke nummers 5 cent. Verschijnt Maandag, Woensdag en Vrjjdag. van 1—3 regels 60 ets., van 4 regels en daarboven 20 ets. per regel. KeelameB 30 ets. p. regel. By contract belangrijke korting. Dit nnmmer bestaat uit 2 bladen, j BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee, vestigen de aandacht van belang hebbenden op de navolgende artikelen van de nieuwe Pensioenwet 1922, Stbl. No. 240. Art. 40. 1. Voor pensioen wordt ingekocht de tyd, dien een ambtenaar na het tijdstip van het in werking treden van deze wet, boven den leeftijd van 18 jaren heeft doorgebracht: a. in een onbezoldigde betrekking waaraan, ware zij bezoldigd, uitzicht op pensioen zou zjjn verbonden en waarvan de vervulling recht geeft op en onmiddellijk gevolgd wordt door de hoedanigheid van ambtenaar; b. in zijdelingschen dienst van den Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een veenschap of een veenpolder in één of meer der by algemeenen maatregel van be stuur aan te wijzen betrekkingen, wanneer die tijd al dan niet in vereeniging met diensttijd in zijdelingschen dienst vóór het tijdstip van het in werking treden dezer wet ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft geduurd, of wanneer hij onmiddellijk, althans zonder wezenlijke onder breking, door diensttijd als ambtenaar is ge- rolgd. 2. De als inkoopsom te betalen bijdrage* beloopt voor elk jaar van den tijd, bedoeld in het eerste lid onder a en b, een bedrag overeenkomstig een tarief, dat wordt vast gesteld bij algemeenen maatregel van bestuur. 3. De bydrage is verschuldigd door het lichaam, dat de belanghebbende onbezoldigd of zijdelings heeft gediend. Toelichting. Deze inkoop -'is Imperatief; de ambtenaar kan zich daaraan niet ont trekken. De artikelen 41 en 42 regelen de vaststelling van het in te koopen tijdvak en van de verschuldigde bijdrage, zoomede be taling dei' bijdrage en verhaal van een deel daarvan op den ambtenaar. Art. 184. 1. Met de in het tweede lid genoemde beperking en onder de in het vyfde lid ge stelde voorwaarde kan voor pensioen worden ingekocht de tijd dien een ambtenaar vóór het tijdstip van het in werking treden van deze wet, boven den leeftyd van 18 jaren als ambtenaar, (ook als tijdelijk ambtenaar), in zijdelingschen dienst, bedoeld in artikel 40, eerste lid onder b, of in een onbezoldigde betrekking, bedoeld in artikel 40, eerste lid onder a, heeft doorgebracht, met uitzonde ring van den tyd die onder de werking van een vroegere wet reeds voor pensioen geldig was of die op grond van zoodanige wet voor pensioen reeds is of nog wordt ingekocht; voorts de tijd dien een ambtenaar vóór 1901 als rector van, als leeraar aan of boven den leeftyd van 18 jaren als beambte bij eene bijzondere school voor hooger onder wijs, bedoeld in artikel 56, eerste lid, B, heeft doorgebracht na het jaar waarin het geregeld deelnemen van leerlingen dier school aan een der in dat artikel bedoelde examens een aanvang heeft genomen. 2. Om voor pensioen te kunnen worden inge kocht moet diensttijd in zijdelingschen dienst, bedoeld in het eerste lid, hetzij onmiddellijk, althans zonder wezenlyke onderbreking, zijn -gevolgd door diensttijd als ambtenaar of onmiddellijk, althans zonder wezenlyke onder breking, aansluiten aan diensttijd in zijde lingschen dienst na het tijdstip van in werking treden van deze wet, die voor pensioen wordt ingekocht, hetzij, al dan niet in ver eeniging met diensttijd in zijdelingschen dienst na dat tijdstip, ten minste twee jaren zonder onderbreking hebben geduurd. 3. Diensttijd, bedoeld in het eerste lid, kan slechts in zyn geheel voor pensioen worden ingekocht. 4. Niet voor pensioen kan worden inge kocht diensttijd waarover reeds pensioen werd verleend. 5. Hij die op het tijdstip van het in werking treden van deze wet ambtenaar is moet binnen zes maanden na dat tijdstip en hij die later als ambtenaar wordt aangesteld moet binnen zes maanden na den dag van ingang zijner benoeming de volgende stukken aan den Pensioenraad zenden zijn gezamenlijke aanstellingen als ambtenaar of in onbezoldigde betrekkingen met ingang van een tijdstip voorafgaande aan dat van het in werking treden van deze wet of indien het den inkoop van diensttijd in zijdelingschen dienst betreft met uit zondering van dien na 1 Juli 1912 in zijde lingschen Staatsdienst een stuk uit don tijd der dienstvervulling, waaruit van de indienstneming rechtstreeks of zydelings blijkt, of indien aannemelijk wordt gemaakt dat zulk een stuk niet kan worden over gelegd, andere gegevens die de indienst neming staven b. gegevens waaruit blijkt van den duur van den in elke der onder a bedoelde be trekkingen doorgebrachten tijd een stuk waarbjj hij verklaart er genoegen mede te nemen, dat het in het eerste lid van artikel 137 genoemde deel der daar bedoelde bydrage op hem wordt verhaald. De Pensioenraad stelt het voor pensioen te koopen tijdvak en het bedrag der verschuldigde bijdrage vast en geeft dat bedrag op aan het lichaam dat het ver schuldigd is. Toelichting. Deze inkoop is facultatief; de ambtenaar is dus niet verplicht van de bevoegdheid tot inkoop gebruik te maken; doet hij zulks niet, dan kunnen de hier- bedoelde diensten later niet met pensioen worden vergolden. De artikelen 135, 136, 137 en 13S regelen het bedrag van de inkoopsom, de wijze van betaling dier som en verhaal van een deel daarvan) op den ambtenaar. Art. 140. De tyd, gedurende welken ambtenaren, die de verklaring, bedoeld in artikel 6 der wet van 5 Juni 1905 Staatsblad no. 154), artikel 39 der Pensioenwet voor de bijzondere leeraren 1913, artikel IV, 2 der wet van 5 Juni 1905 Staatsblad no. 152), of artikel 61 der Pensioenwet voor de gemeente ambtenaren 1913, hebben afgelegd, dienten gevolge niet pensioengerechtigd zijn geweest, kan op den voet van de artikelen 134 tot en met 1S8 voor pensioen worden ingekocht. Toelichting. De ambtenaren in dit arti kel bedoeld, hebben indertijd de verklaring afgelegd, dat zij niet tot de pensioenregeling wilden toetreden; thans vallen zij van rechts wege onder deze wet en kunnen zij zich wat het eigen pensioen aangaat, niet meer aan de wet onttrekken; zij zjjn bevoegd den tijd gedurende welken zij tengevolge van de in dertijd afgelegde vei'lclaring niet pensioen gerechtigd zjn geweest, voor pensioen in te koopen. Art. 141. 1. Gepensionneerde onderwijzers kunnen hun tydelijken dienstijd als onderwijzer, be last met eene waarneming, bedoeld in art. 33 der laatstelijk bij de wet van 14 Juli 1919 {Staatsblad no. 493) gewijzigde wet van 17 Augustus 1878 {Staatsblad no. 127), of art. 41 der Lager onderwijswet 1920, voor zoover niet reeds voor pensioen ingekocht, nog op den vOet van de artikelen 134 en 135 voor pensioen inkoopen. 2. Zij worden voor de toepassing van het vijfde lid van artikel 134 beschouwd als amb tenaren, in dienst op het tijdstip van het in werking treden van deze- wet. 3. In de plaats van een stuk, bedoeld in het vijfde lid van artikel 134, onder c, moeten zij overleggen een stuk, waarby zy verklaren er genoegen mede te nemen, dat de bydrage voor inkoop op hun pensioen wordt in houden. 4. De inhouding van die bijdrage op het pensioen geschiedt in twee jaren, in twee gelijke termijnen. Art. 156. 1. Door of voor ambtenaren, die de ver klaring bedoeld in artikel 26 der Weduwen wet voor de ambtenaren 1890, artikel 6 der wet van 5 Juni 1905 {Staatsblad no. 154), artikel 23 der Weduwenwet voor de onder wijzers 1905, artikel Tf' der wet van 20 Juni 1913 {Staatsblad no. 299), of artikel 44 der Weduwenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913 hebben afgelegd en dientengevolge uitzicht op pensioen hebben voor hun na te laten betrekkingen, moet alsnog binnen vier jaren na het tijdstip van het in werking treden van deze wet aan het fonds worden betaald het bedrag, dat in het geheel door of voor hen voor weduwen- en weezenpensioen zou zijn bijgedragen, indien zij zoodanige verklaring niet hadden afgelegd. Ten aanzien van de voor gemeenteambtenaren verschul digde bydragen, is artikel 32 derWeduwenwet voor de gemeenteambtenaren 1913 van toepassing. Ten opzichte van de ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, is deze wet voor- zooveel hare op het weduwen- en weezen- jensioen betrekking hebbende bepalingen jetreft, niet van toepassing, wanneer die ambtenaren het verlangen hiertoe in den vorm eener schriftelijke verklaring te kennen geven aan den Pensioenraad. Zij, die op het tydstip van het in werking treden van deze wet in dienst zyn, mcaten binnen drie maanden nil dat tydstip en zy die na dat tijdstip als ambtenaar worden herplaatst, moeten binnen drie maanden na den dag van ingang van hun herplaatsing zoodanige verklaring aan den Pensioenraad doen toekomen. Toelichting. De hierbedoelde ambtenaren worden in het pensioenfonds deelgerechtigd, tenzij zj opnieuw bij den Pensioenraad bin nen drie maanden na de inwerkingtreding der wet, of na het tijdstip der herplaatsing eene vei'lclaring aan den Pensioenraad inzenden, dat zij, wat het weduwen- en weezenpensioen betreft, niet onder de pensi oenregeling willen vallen. Doen zij dit niet, dan zijn zij voor hunne na te laten betrék- kingen deelgerechtigd, en moeten het in alinea 1 bedoelde bedrag voldoen aan het fonds. In verband met de in genoemde artike len aangehaalde termijnen, wordt mede gedeeld, dat de Pensioenwet 1 Juli 1922 in werking is getreden. Aan hen, voor wie de toepassing der voren staande artikelen van belang kan zijn, wordt aangeraden, daarvan binnen de voorgeschre ven termijnen ter Gemeente-Secretarie kennis te geven; nadere inlichtingen, mede omtrent verdere bepalingen der wet als o. a. omtrent het gemis van een akte van aanstelling, wor den aldaar verstrekt. Zierikzee, den 23 Augustus 1922. A. J. F. FOKKER VAN CRAYESTETN, VAN RENGERSKERKE, Burgemeester. P. F. WITTERMANS, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee maken bekend, dat het verzoek van CORNELIS KOOPMAN te Nieuwerkerk, om in het perceel, kadastraal bekend in Sectie B, no. 1366, een gasmotor van 4 a 5 paardekracht tot het drijven van een flrictie- lier te mogen plaatsen, door hen is ingewilligd. Zierikzee, 30 Augustus 1922. Burgemeester en Wethouders voornoemd, A. J. F. FOKKER VAN CRAYESTETN VAN RENGERSKERKE, Burgemeester. P. F. WITTERMANS, Secretaris. Opzienbarende arrestatie. Frenz, commissaris van politie te Berlijn is gearresteerd. Frenz wordt beschuldigd zich te hebben laten om- koopen. Zyn medeplichtigen zyn even eens in hechtenis genomen. De zaak heeft de volgende voorgeschiedenis. De Berlynsche politie was er na voel moeite ingeslaagd een zekeren Pieper, een berucht inbreker, te pakken te krygen. De vrouw van Pieper riep toen de hulp in, van een vriend, en deze raadpleegde een particulieren detective die zich op zyn beurt in verbinding met commissaris Frenz stelde. Commissaris Frenz ver klaarde zich bereid Pieper tegen een vergoeding van 100,000 Mark te helpen vluchten. De commissaris liet den gevangene in zyn kamer brengen en hier werd Pieper een gunstige gelegen heid gegeven om te ontkomen. De zaak kwam echter aan het licht en Frenz werd gearresteerd. Hy heeft een gedeel telijke bekentenis afgelegd. Naar aanleiding van zijn verklaring ook de particuliere detective in hechtenis genomen, evenals een gewezen politieagent, die zieh In het kantoor van den commissaris bevond toen Pieper daar werd binnengeleid. Men vermoedt, dat deze man den detective in verbinding met den commissaris heeft gebracht. Frenz, heeft zich, naar intussohen is gebleken, nog twee malen laten om koop en. Haringovervloed aan de Engelsche kusten. Nadat op één dag door loggers van North Shields en Scarborough te Yar mouth ladingen haringen zijn binnen gebracht, tot een totale hoeveelheid van 1.250.000 stuks, kwam Dinsdag een logger aan met een lading van meer dan 100.000 stuks. De logger trof in de buurt van Whitby een enorme school aan, en nam zooveel aan boord, als hij kon houden. Een tweede boot kon ook nog van den overvloed profiteeren. Te Macduff, Banffshire en enkele andere plaatsen kwam de school zoo dicht by de kust, dat de haringen met de hand gegrepen konden worden. Groote vluchten wilde ganzen zweefden boven dezen haringovervloedde vogels doken van uit een groote hoogte zee, en kwamen met hun zekeren buit weer boven. De ondankbaarheid gestraft. Wijlen Park Benjamin, de rechter en publicist en schoonvader van wijlen Enrico Caruso, den tenor, heeft een testament nagelaten, waarin hy zyn vijf kinderen, die hy onterft, als „parasieten" beschrijft. Hij vermaakt zyn geheele vermogen ten beloope van f 1.200.000 aan zijn geadopteerde dochter, misB Anna Bolohi, de vroegere gouvernante van Benjamin's dochter Dorothy, de tegen woordige mevrouw Caruso. Benjamin zegt in zyn testament' dat hy niets aan zijn kinderen nalaat „wegens hun lang durig en hardnekkig ongehoorzaam en onkinderlijk gedrag tegenover mfj. Ik doe dit na rijp en zorgvuldig overleg, niet op grond van een daad, door elk myner kinderen afzonderlijk, of door hen gemeenschappelijk bedreven. Zij hebben er nooit of te nimmer blijk van gegeven, dat zij tegenover mjj als hun vader een plicht te vervallen hadden. Ik heb niet anders dan ondankbaarheid ondervonden en geen hulp by het dragen van de vele zware lasten, die ik heb moeten dragen". De kinderen zyn voornemens, de gel digheid van het testament te betwisten op grond van de overweging, dat hun vader op onbehoorlijke wijze beïnvloed is door miss Bolchi. De volkstelling. De Nederl. geeft de uitkomsten van de volkstelling, voor zoover zy het aantal leden der verschillende kerken, kerk genootschappen en groepen bevatten. Hervormde Kerk 2.835.597, R. K. Kerk 2.444 582, Geref. Kerken 571.835, Israë lieten 115.222Lutherschen 102.517 Kleinere Prot. kerken 260.838, zonder kerk 533 714. Op een totaal van 6.865,314 en gerang schikt - onder vier hoofden levert dit in percenten het navolgende beeld: Protestanten 54,96 pet., R. Katholieken 85,60 pet., Israëlieten 1,67 pet., Kerke- loozen 7,77 pot. Tien jaren geleden waren de percen ten Protestanten 58,18 pet.R. Katho lieken 35,04 pot.Israëlieten 1,81 pet., Kerkeloozen 4,96 pet. De reis van de Koningin. Naar aanleiding van bovengenoemde reis schryft men aan de N. Rott. Crt., na eerst op de directe oorzaak en de verwantschap tusschen de Koninklijke families van Denemarken, Zweden en Noorwegen en de Nederlandsohe te heb ben gewezen, het volgende Bestond dus voor elk der drie bezoeken een byzondere aanleiding, er mag boven dien aan herinnerd worden, dat de ge beurtenissen van de laatste jaren er veel toe hebben by gedragen, Nederland •en de Scandinavische landen, met welke het reeds door zoovele historische her inneringen was verbonden, nader tot elkander te brengen. Al waren de om standigheden in de genoemde landen gedurende den oorlog niet overal de zelfde, als kleine onzijdige staten hadden ze- toch alle te lyden van de maatregelen van de oorlogvoerende mogendheden. De daaruit geboren aanleiding om meer dan voorheen voeling met elkander te zoeken, is ook nadat de oorlog beëindigd was, blyven bestaan, en bij herhaling hebben de zorgen voor gelyke belangen er toe geleid, dat daaromtrent tusschen de Nederlandsche regeering en die van de Skandinavische rijken overleg werd gepleegd. De betrekkingen zyn dienten gevolge menigvuldiger geworden. Dat dit niet uitsluitend geldt voor de betrekkingen tusschen de regeeringen, moge blijken uit de oprichting van ZweedschNederlandsche en Deensch Nederlandsche vereenigingen, terwijl ook de tentoonstelling te Kopenhagen er ook het hare toe bijbrengtde volkendie op menig punt verwante eigenschappen hebben, nader tot elkander te brengen en de handelsbetrekkingen te bevorderen. Uit een en ander worde intusschen niet afgeleid, dat de reis der Koningin met politieke doeleinden wordt onder nomen. Dit is niet het geval, en het feit, dat onze min. van buitenlandsche zaken H. M. op de reis vergezelt, mag niet worden misduid. Hoewel men het geen vasten regel kan noemen, zijn toch bij officieele ontmoetingen van staats hoofden in den laatsten tyd de ministers van buitenlandsche zaken veelal tegen woordig; bij den president der Fran sche Republiek, is* zulks zelfs regel. Toen in 1914 de koning van Denemarken aan de Koningin zyn officieel bezoek bracht, was Z. M. ook door zyn minister van buitenlandsche zaken vergezeld, en er bestond dus alle aanleiding voordat by het contra-bezoek 'tzelfde geschiedde. De hertogin van Albany, f De Koningin-Moeder heeft tijding ont vangen van het overlijden van haar zus ter, de hertogin van Albany, tijdens haar verblijf in Tirol. Beperking scheepvaart door de Eendracht. De Minister van Waterstaat brengt in de t,St.-Crt." ter kennis: dat, in verband met werkzaamheden Wie heeft niet eens gehoord van dien dikken foliant vol platen, voorstellende stedegezichten, kerken, raadhuizen, kas teden en buitenverblijven in deze pro vincie, welke bekend is als Smalle gan- ge's kroniek van Zeeland Over dat boek en zijn samensteller volgen hier eenige bijzonderheden. Mat theus Smallegange werd geboren, te Goes en aldaar gedoopt 29 December 1624, als zoon van Mr. Johan Smallegange, baljuw van Borssele, en van Soete Oost- dijek. Hij overleed ongehuwd in zijne geboortestad en werd er 9 Januari 1710 in de zoogenaamde neder- of wandel- kerk van de Groote Kerk begraven. Zijn vader stierf toen onze knaap vieF jaren oud was en de onderstelling is gemaakt, dat een zwakke moeder lijke opvoeding een minder gelukkigen levensloop heeft voorbereid. Hij bezocht de Latijnsche school te Middelburg en later de hoogesohool te Utrecht. Aan de academie vertoefde hij minstens een tiental jaren, waarin hij wel zooveel kennis verkreeg, dat hij. zich „rechtsgeleerde" noemde, doch den doc torstitel niet behaalde. In 1651 en 1652 schijnt hij gereisd, en Parijs, Rouaan en Angers te hebben bezocht. Waarschijnlijk was zijn vermo gen verteerd of verloren gegaan en had hiji van dien tijd af een door tegenspoed gekenmerkten levensloop, waarin hij: door letterarbeid en vertalingen slechts sober in zijne behoeften kon voorzien. Hij heeft pok te Amsterdam gewoond, doch werd in 1665 voor een jaar uit die stad ge bannen wegens een kreupelrijm onder een zinnebeeldige prent van Prins Wil lem III, dien hiji als stadhouder wensoh- te. Niet lang daarna vestigde hiji zich te Goes, waar hij: eene „Beschrijving van den Zeelandsehen adel" (1677) bewerkte, meestal te vinden achter zijne in 1696 te Middelburg uitgegeven kroniek. Die wapenkaarten, waarin met kwistige hand adelbrieven werden uitgereikt aan de af- komelingen van eerzame burgers, thans gezeten op de regeeringskussens, streel den niet weinig de deftige magistraten, zoodat er spoedig een tweede druk dier kaarten noodig was en aan den verza melaar, behalve in 1675 een ondersteu ning van f 200, in 1683 een lijfpensioen van f 250 werd toegekend, dat hij tot zijn dood behouden heeft. Te Goes wo nende, waar de regeering hem gunstig gezind was en hem nu en dan een „douceur" schonk, begon hij de bouw stoffen te verzamelen voor zijne kro niek van Zeeland, welke foliant met hor ten en stooten, schorsen en toelaten, vergunningen hier, en lofprijzen daar, eindelijk in 1696 te Middelburg bij Jo hannes Meertens in het licht verscheen, De lijdensgeschiedenis van dit boek, waar van door voortdurend veranderen, nau welijks twee exemplaren overeenkomen, werd indertijd uitvoerig door Mr. S. de Wind 'beschreven. Opmerkelijk is het ook, dat de kroniek plotseling bij: de onvoltooide lijst der inteekenaren eindigt en dat het tweede deel, 't Welk (gelijk Smallegange zegt) „over eenige jaren al meest beschreven ligt" nooit in druk' is verschenen, maar door onachtzaamheid der boedelsehikkers schijnt verloren te Zijn gegaan. Nog vele jaren bleef de oude man te Goes in kommerlijke om standigheden leven en in het „Besluit tot de Zeelandsche Cronijk", dat ach ter sommige exemplaren voorkomt en omstreeks 1702 geschreven is, verneemt de lezer, in een niet gemakkelijk te be grijpen stijl, weder bittere klachten over ongelukken en menigvuldige tegenspoe den. Zooals uit zijn geboorte- en sterf jaar blijkt, bereikte hij den leeftijd van 85 jaren. Bij zijn leven schijnt hij weinig in tel te zijn geweest en de eerlijke de la Rue, die van iederen Zeeuwschen schrijver zooveel mogelijk opteekende, geeft in „Geletterd Zeeland", slechts de door hem uitgegeven boeken op, doch noemt hem in zijne aanteekeningen vol strekt niet; en de geleerde Verheijfe van Citters noemt hem „de plagiarius Smalle gange, die weinig vertrouwen verdient". Eerst later werd de kroniek ffieer ge zocht, voornamelijk om de platen eri wapenkaarten en door velen waarheid geacht, wat aan de tijdgenooten beuzel praat scheen. De platen zijn op geen stukken na zoo nauwkeurig en fraai als- de gezichten die Cornelis Pronk omstreeks het midden der 18e eeuw van de Zeeuw- sche steden, dorpen en kasteelen maakte en onder de wapens, bij name van ver dronken dorpen in Schouwen, zullen on derscheidene gefantaseerd zijn. De wederwaardigheden, waarop Smal legange telkens terugkomt, had hij waar schijnlijk meest aan zichzelf te wijten. Wellicht is ijd den langdurigen onvol- tooiden studententijd en door latere rei zen Zijn vermógen teloor gegaan en heeft hij1 levenslang eene moeilijke worsteling voor het 'bestaan moeten voeren, waarin hij: als broodschrijver de edelste eigen schappen van een geschiedvorscher, eer lijkheid en moed, meermalen heeft prijs gegeven, vooral in de door hem me degedeelde opgeschroefde, niet zelden foutieve genealogiën, terwijl hij in zijn eigen geslachtslijst en elders blijken van dwaze zelfverheffing geeft. Het oordeel over de kroniek, van be voegde zijde voor enkele jaren geuit, kan. ook niet gunstig luiden; Smalle- gange's werk werd toen terecht gequa- lificeerd als: „weinig minder dan ver- valsching der historie en eene genealo gische zwendelarij". Een oud prospectus van deze kroniek uit het jaar 1681 geeft curieuse 'bijzon derheden over de wijze waarop de uit gever deze, door de platen kostblarie, uitgaVe aandurfde. Bedoeld prospectus is in hoogdraven de 'bewoordingen gesteld en heet „Con ditiën om door (in) teijekenaers te drue- „ken de Cronijk van Zeeland". De uit gever animeert daarbij „alle Ambachts- heeren, die genegen sijn tot een on- sterffelijke geheugenis van haer persoon, geslacht en heerlijkheden, hare hals- en ambachtsheerlijkheden, soo de be- sohrijvinge, als in een kopere plaet, in dese Cronijk te sien, sig aen hem te adresseren, die het op de Heeren haer kosten doch voor een civijle prijs, ten hoogsten voor seven ponden vlaemis, konstig in koper sal laten snijden, mits dat de respective Heeren een pertinente afteijekeninge van de gebouwen en si tuatie der heerlijckheden gevende, en de autentijeque beschrijvinge met de wa pens daer bij! doende". Blijkt uit de bovenstaande aangehaalde regels feitelijk'al voldoende, dat de kwes tie „in de Cronijk te komen" gewoon af- -hing van de meerdere of mindere ijidel- heid der Heeren dat de uitgever zijn „Pappenheimers" kende blijkt uit het aan tal van 8.0 platen, terwijl in het prospec tus slechts 60 worden beloofd nog meer komt dit uit in de volgende regels: „Noch is den Drucker genegen om) alle Heeren Regenten van geheel Zee land en de annex dependerende colle- giën, hetzij in wat staten ofte am'pten zij' zijn die de eer hebben van jegen- woordig te regeren, alsmede alle subal terne beampten, haer namen en ampten tot eeuwiger gedagtenis ij der op sijn rang in dit boeok te stellen, mits haer Ed. (en nu komt de aap uit de mouw Ij- de goedheijt gelieven te hébben van voor een Exemplaar te teijekenen". Onwillekeurig komt ons, bij het lezen van het bovenstaande, Salomo's „niets nieuws onder de zon in de gedachte. Het is hier nu wel niet „Geen gield, geen Zwitsers", maar doodeenvoudig geen „teijekening", geen plaats in de kroniek 1 Exemplaren op groot papier werden geleverd voor f 16 en op „gemeen pa pier" voor f 12. Voorts „Yemand ge negen zijnde den drucker te encoura- geren met exemplaren op een naem te teijekenen sal een exemplaar 'boven de 25 toe-hebben". Op bovengenoemde wijze werden on getwijfeld vele inteekenaars verkregen en ook de grootere en kleinere steden van Zeeland schaften zich de noodige exem plaren aan. De stad Zierikzee althans be sloot op 15 Juni 1682 voor 25 exemi- plaren in te teekenen. j

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1922 | | pagina 1