Zierikzeesche Nieuwsbode
TWEEDE BLAD
BUITENLAND.
BINNENLAND.
behoorende by de
van Vrijdag 9 Sept. 1921, no. 10671.
Naar de ontwapening
De Fransche militaire luchtvaart zal
het volgende jaar over 40.000 vliegtui
gen beschikken, wanneer de begrooting
van oorlog aangenomen wordt. Het vlie
gerscorps zou dan bestaan uit 286 regi
menten elk 12 eskaders tellende.
De Fransche vliegtuigfabrieken hebben
op het oogenblik volop werk. De regee
ring heeft de fabrikanten in de gelegen
heid gesteld het grootste aantal bestel
lingen na te komen. Frankrijk heeft op
het oogenblik ook veel bestellingen voor
Japan en Amerika.
Een vliegtuig voor koning Alfons.
Woensdag is uit het vliegkamp by
Le Bourget een vliegmachine, met be
stemming naar Madrid, opgestegen,
welke zal dienen voor het persoonlijk
gebruik van den koning van Spanje.
Het toestel werd bestuurd door den be
kwamen aviateur Jaillet. Het is zeer
luxieus ingericht en kan een snelheid
ontwikkelen van 125 myl per uur. Op
de vleugels is het wapen van het
Spaansche koningshuis aangebracht.
De politieschool te Hilversum.
In tegenwoordigheid van den minister
van justitie en ^enoodigden heeft te
Hilversum de inwijding plaats gehad
van het gebouw, aaDgekocht door de
Commissie van Politie-vakonderwijs van
den Alg. Ned. Politiebond, om te dienen
als politieschool. In zijn openingswoord
gaf de voorzitter dier commissie, de
heer Jac. van Waning, burgemeester
van Ouderkerk a/d. IJssel, een beknopt
overzicht, van de geschiedenis der oplei
ding, deze in vyf hoofdstukken verdee-
lend.
Hierna was het woord aan minister
Heemskerk. Hij begroette de nieuwe in
stelling met welgevallen, roemde het
initiatief, waaruit zij, zy het ook met
rykssteun, was voortgekomen, en hoopte,
dat zy strekken zou tot heil van land
en volk.
De burgemeester van Hilversum bracht
zjjn gelukwenschen uit en sprak de beste
verwachtingen uit van de opleidingsin
stelling, waarmee zyn gemeente was
verrijkt.
Er volgden een openbare les in straf
recht en strafvordering en een in speur-
kunst. Na de pauze gaven de ruim 30
leerlingen van de Politieschool blijk
van hun vaardigheid in gymnastiek,
schermen en boksen. Een gemeenschap
pelijke maaltijd in het Hof van Holland
besloot de plechtigheid.
Opening der Staton-Generaal.
De opening van het nieuwe zittingsjaar
der Staten-Generaal op Dinsdag 20 dezer,
door de Koningin, zal als steeds op de
zelfde wijze plaats hebben als na den
oorlog gebruikelijk, n.l. met een kleine
ren stoet dan vóór 1914 het geval was.
Het afscheid van Mr. Treub.
In het eerste nummer van De Vryheid
deelt mr. Treub in een lang artikel
getiteld: „Mijn afscheid aan de politiek"
mede, dat hy is benoemd tot voorzitter
van den ondernemingsraad voor Nederl.
Indië, die zich in dienst stelt zoo
schrijft de heer Treub o.a. van een
bepaalde belangengroep.
In die positie kan men den schijn
niet vermyden, het algemeen volksbe
lang, wanneer het er op aankomt, te
bekijken door den bril van het speciale
belang dat men dient.
De zuiverheid der politieke verhou
dingen op welker handhaving wy in
Nederland gelukkig nog prat gaan
gebiedt in zulk een geval uittreden uit
de politiek.
Tegenover den Vrijheidsbond staat
de zaak zegt de heer Treub
weinig anders. Zoowel voor den Bond
als voor mij zeiven was het dus aan
gewezen dat ik my uit zyn bestaan
terugtrok.
Bovengenoemde raad, waarvan oud-
minister Treub voorzitter wordt, zal,
naar het Hbl. meldt, in Nederland en
wel in Den Haag zijn zetel krijgen. Het
bestuur, dat uit een groot aantal leden
zal bestaan, en waarvan alleen nog de
voorzitter, mr. Treub, werd benoemd,
zal worden samengesteld door de licha
men, die tot de in stelling van den raad
het besluit hebben genomen, t.w. de
meeste maatschappijen, die in relatie
staan met Indië, als daar zijn de stoom
vaartmaatschappijen, de Koninklijke
Maatschappij tot Exploitatie van Petro-
leumbronnen in Nederlandsch-Indië, de
Billiton-Maatschappy en verder alle cul
tuurmaatschappijen.
Het doel van den Nederlandschen en
Indischen Onderncmersraad isbeharti
ging van de belangen van het in Indië
gestoken kapitaal.
Een onderhoud met prof. Treub.
Een medewerker van de N. Arnh. Ct.
heeft te Genóve een onderhoud gehad
met prof. mr. M. W. F. Treub. Hij meldt
hierover het volgende:
Prof. Treub achtte het onnoodig en
ongewenscht aan zijn zeer duidelijke en
positieve verklaringen in De Vryheid
iets toe te voegen.
Wél wilde hij ons mededeelen dat het
geenszins in zijn bedoeling ligt, om
naar Indië te vertrekken, hetgeen men
misschien uit zijn plannen zou kunnen
afleiden. De presidentieele leiding van
de nieuwe organisatie, waaraan hy zyn
krachten in de toekomst gaat wyden,
zal door hem uit Nederland worden
gegeven.
Natuurlijk aldus prof. Treub is
de mogelijkheid niet uitgesloten, dat ik
over eenigen tijd een studiereisje van
ongeveer een half jaar, naar Indië ga
maken.
Ook zal prof. Treub zijn verblijf te
Genève niet onderbreken, in verband
met deze aangelegenheden. Hij is van
meening dat hy, door zyn internationale
positie to handhaven, den besten dienst
bewijst aan de nieuwe organisatie, die
aan zijne zórgen wordt toevertrouwd.
Gemeen teraads vergaderln g
van Zierikzee,
gehouden op Woensdag 7 Sept. .1921,
des nam. 2 ure.
Voorzitter: de burgemeester.
Uitgezonderd de heer Versteeg, zijn
allen aanwezig; één vacature.
De notulen worden, daar zij nog niet
in druk zijn verschenen, aangehouden tot
de volgende vergadering.
De voorzitter doet mededeeling van
eenige ingekomen stukken, welke alle
voor kennisgeving worden aangenomen.
Een verzoek van T. J. van Tilburg e. a.
betreffende de nieuwe tarieven voor het
gebruik lvan gemeentegrond, wordt in
handen gesteld van fi. en W. om advies;
idem van het bestuur van den bond van
gemeente-ambtenaren nopens de heffing
van de pensioensbijdrage. Eveneens gaat
terug naar B. en W. een verzoek van G.
P. de Jonge, nopens zijn aanslag in den
H. O.
Enkele ontheffingen in zake den H. O.
worden verleend.
De begrooting voor 1920, die in ont
vang en uitgaaf een bedrag aanwijst
van f 323.287,14ö, met een post van on
voorzien van f 23648,11, wordt in han
den eener commissie gesteld, bestaande
uit de heeren Catshoek, de Broekert en
Doeleman.
De rekening van de Bewaarschool over
1920 wordt vastgesteld. Rapporteur was
de heer Pijleman.
Mede vastgesteld wordt de rekening
van 't Burg. Armbestuur over 1920. Rap
porteur was de heer Lunenberg.
De rekeningen der gemeente en van
de gasfabriek worden op voorstel van
de commissie, bij monde van haar rap
porteur, den heer Lunenberg, eveneens
vastgesteld. Het voordeelig saldo der ge
meente-rekening bedraagt f 3206,50, dat
van de gasfabriek f 75,721/2.
Nog wordt goedgekeurd de rekening
van het harmonie-gezelschap „Kunst en
Eer". Rapporteur der commissie was de
heer De Broekert. Ook de rekening van
het Burger-Weeshuis over 1920, wordt
op voorstel der commissie, bij monde
van haar rapporteur, den heer W. den
Boer, goedgekeurd met een voordeelig
saldo van f 30,351/2'.
Ingekomen is een adres van J. J. Mal-
lander, waarbij deze verzoekt, hem voor
fc922 *en '23 de levering der bespanning*
voor den reinigingsdienst op te dragen.
B. en W. achten het niet gewenscht met
het oog op de te verwachten daling der
prijzen voor veevoer etc., te besluiten en
stellen voor om adressant de levering
der bespanning op te dragen tot 1! Juli
4922 onder de thans geldende voorwaar
den en tegen dezelfde aannemingssom.
De heer W. den Boer zegt, dat het voor
stel van JB. en W. in afwijking is van het
advies van de commissie van fabricage.
Voor het oogenblik zijn er geen reden
de bespanning voor eigen rekening te ne
men om eenig voordeel te kunnen beha
len. De commissie van Fabricage wensch-
te den termijn op 1 Mei te stellen,
daar het dan tijd is om voeder voor
paarden in te slaan.
De heer Panmj voegt hieraan toe, dat
Mallander binnen afzienbaren tijd over
zal moeten gaan tot het aanschaffen van
nieuwe draagzeelen. Geeft men nu ver
lenging tot 1 Juli 1922, dan zal de man
voor zoo'n korten tijd geen nieuw ma
teriaal aanschaffen. Het komt spr. voor
de verlenging voor minstens ll/g jaar
toe te staan.
De heer Koopman is van oordeel, dat
het advies van B. en W. voor Mallander
gunstig is. Zoo maar kalmpjes weer ver
lengen kan spr. niet goedkeuren; hij
vindt dan ook den door B. en W. ge
stelden termijn de beste waarop Mal
lander liquideeren kan. Bij een nieuwe
besteding gelooft spr., dat de gemeente
goedkooper klaar zal komen.
De voorzitter: De wijze waarop de be
spanning is ingericht en de bediening
wordt uitgevoerd is beter dan wij ooit ge
had hebben. Mallander heeft het vorig
jaar geklaagd, dat de termijn van 31
December niet gunstig was. Hij heeft toen
gevraagd verlenging met 2 opvolgende
jaren. B. en W. waren voor verlenging,
maar dan tot Juli 1922. Nopens de aan
besteding zegt de voorzitter, dat daar
wel eens briefjes inkwamen van men
sehen, die het niet konden doen. Wat
een misère zou het niet geven wanneer
wij iets goedkooper uit waren.
De heer Koopman: „De laatste inschrij
ving is allesbehalve fair geweest!"
De heer W. den Boer wijdt ook nog
eenige oogenblikken aan de bestedings
kwestie, waarop hij een amendement
voorstelt op 't voorstel van B. en W., n.l.
om den termijn met 1 Juni 1923 te laten
eindigen.
De heer Pijleman wenscht het feit vast
të leggen, dat zijn opmerking, bij een
interpellatie in een vorige vergadering, is
gebleken juist te zijn, gehoord de uitlating
van wethouder Koopman nopens de be
steding. Spreker meent dan ook, dat de
vorige verpachting niet reglementair is
geschied. Het voorstel van B. en W. vindt
hij in deze zaak juist gezien.
In stemming gebracht, wordt 't amen
dement-Den Boer verworpen met 6—5 st.
en dus aangenomen het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders.
Vóór het amendement-den Boer stem
den de heeren de Broekert, A. den Boer,
Panny, Polvliet en W. den Boer.
Van P. J. Bossaert is een adres inge
komen tot herziening zijner jaarwedde,
om deze vast te stellen op een zoodanig
bedrag, dat ongeveer zal overeenkomen
met het salaris van soortgelijke vaste
arbeiders in gemeenten, die in dezelfde
klasse der rijksregeling zijn ingedeeld
als Zierikzee.
Uit het door B. en W. ingewonnen ad
vies van de Commissie van Fabricage
blijkt, dat zij om verscheidene reden niet
tot verhooging der jaarwedde kunnen ad-
viseeren. B. en W. stellen daarom voor
op grond van dat advies afwijzend te
beschikken.
De heer Catshoek vindt dit advies in-
konsekwent met het oog op de geno-
mene beslissing nopens de salarisherzie
ning der ambtenaren ter secretarie, wel
ke herziening tot de behandeling der be
grooting 'is uitgesteld. Z. i. had ook deze
salarisherziening tot de begrooting moe
ten worden aangehouden, terwijl spreker
tevens opmerkt, dat, wanneer men het
salaris van één ambtenaar verhoogt, ook
dit van andere moet verhoogd worden.
De voorz. gaat met deze gedachtengang
niet accoord, terwijl hij voorts opmerkt,
dat de secretarie-ambtenaren niet ge
vraagd hebben meerder loon, gezien an
dere gemeenten in ons land, doch meer
loon voor meer arbeid. Dit is bij het
aanhangig verzoek niet het geval.
De heer Lunenberg betoogt, dat Bos
saert met betrekking tot zijn later te
genieten pensioen in een ongunstige con
ditie zal komen, daar deze 5 6 jaai;
tijdelijk in gemeentedienst is geweest.
De voorzitter: Dat zullen we wel in
orde maken.
Het voorstel van B. en W. daarop in
stemming gebracht, wordt op één na,
die van den heer Catshoek, met algemee
ne stemmen aangenomen.
Op een verzoek van J. Schot en W.
K. Schot om aan hen in pacht af te staan
een perceel slik voor mosselverwater-
plaats, stellen B. en W. voor, het ver
zoek toe te staan tegen een jaarlijksche
pachtsom van f 7,50.
Conform dit voorstel wordt besloten,
Betreffende het onderhoud der haven
en zwaaiplaats is van Ged. Staten een
schrijven ingekomen, waarbij wordt me
degedeeld, dat door de provincie in be
heer en onderhoud wordt overgenomen
het havenkanaal en de zwaaiplaats in de
haven van Zierikzee, daar onder niet be
grepen de boorden, onder voorwaarde,
dat door de gemeente Zierikzee jaarlijks
als tegemoetkoming in de kosten van
dat onderhoud wordt bijgedragen een be
drag van f 1400. i
Verder verzoeken Ged. Staten hun mede
te deelen of de gemeenteraad bereid is,
het bedoelde beheer en onderhoud onder
de gestelde voorwaarden aan de provin
cie over te dragen.
B. en W. stellen voor niet in te gaan op
dit besluit; een bijdrage in de kosten komt
hen te hoog voor. Uit een schrijven van
de commissie van Fabricage blijkt, dat
in het tijdvak van 1899 tot 1910 aan on
derhoudskosten is uitgegeven f 4624,33 of
gemiddeld f 385,36 per jaar, terwijl ge
durende de jaren 1911 tot 1920 (het tijd
stip waarop de prov. booten in dienst
werden gesteld) werd uitgegeven f 11800
of gemiddeld f 1180 per jaar. Niet alleen
dat het bedrag der laatste jaren nog f 220
beneden de door de Staten verlangde
bijdrage blijft, maar zelfs het bedrag van
f 1180 zou te hoog zijn, daar vóór het
in dienst stellen der Prov. booten het
onderhoud slechts f 500 per jaar beliep.
Dat bedrag was dan ook aan Ged.. Staten
voorgesteld, als zijnde de som die bil
lijkheidshalve betaald zou moeten wor
den. ij
De heer Pijleman maakt de algemeene
opmerking, dat de door B. en W. ge
noemde cijfers flatteus zijn. Vóór 1911 is
het cijfer pl. m. f 300 en na 1911 f 1180
per jaar. Wat is er gedurende dien tijd
aan de haven gebeurd? vraagt spreker.
In de 41/2 jaar, dat spr. hier vertoeft,
heeft hij nog niets aan de haven zien
gebeuren.
Voorts merkt hij op, dat de rekening
van B. en W. niet juist is, waar zij aan
voeren, dat vóór het in dienst stellen
der Prov. booten het bedrag noodig voor
het uitdiepen der haven f 500 bedroeg.
Met het oog op de verhooging der loo-
nen enz. met 100 pCt. moest z. i. dat
bedrag verdubbeld worden. Ged. Staten
vragen als bijdrage f 1400. Wat krijgen
wij, aldus spr., voor die f 400 meer? Hij
vindt den toestand der haven meer dan
erg en niet bevorderlijk voor de scheep
vaart.
De heer Koopman bestrijdt de meening
van dep heer Pijleman, als zou alles 100
pCt. duurder zijn. Spr. is bang, dat, wan
neer Ged. Staten de haven in onderhoud
nemen en gaan uitdiepen, de zwakke
boorden het zwaar te verantwoorden zul
len krijgen. Spr. is geen voorstander van
een erg diepe haven, want hij voorziet
daardoor enorme kosten voor de ge
meente. Hij waardeert voorts wat weth.
Timmerman in de vergadering der Prov.
Staten bepleitte ten aanzien van deze
kwestie. Spr. acht het gevaarlijk om de
zaak aan de provincie over te geven.
De voorzitter: In het rapport is niet
vermeld, ddat ,B. en W. erkentelijk zijn
voor de moeite die in de vergadering der
Prov. Staten gedaan is voor deze zaak, al
heeft het geen resultaat opgeleverd. Ge-
dep. Staten hebben, aldus de voorzitter,
uit het oog verloren, dat Zierikzee een
goede haven heeft, beter dan een in Zee
land. Andere zijn veel minder bevaar
baar. Om de 6 jaar werd de haven uit
gediept en dat bleek voldoende. In 1910
kwamen de Prov. booten In de vaart en
toen bleek dat die ongeschikt waren op
alle tijden in de haven te varen. De ha
ven moest dieper worden. De meerdere
onderhoudskosten zou dan de provincie
zelf moeten betalen. Nu hebben wij, al
dus de voorzitter, eens eenige begrootin
gen nagekeken en dan kwamen wij tot
een gemiddeld bedrag voor onkosten van
De
Zierikzeesche Jaarmarkt
of Kermis.
Met statig klokgebom van den stad-
huistoren ingeluid, zooals reeds onze
vdorgeslachten dat gehoord hebben, is
jongstleden Maandag de kermis of jaar
markt weder verschenen in onze stad.
In den alleroudsten tijd heeft Zierik
zee voorzeker ook al een geregeld te-
rugkeerende jaarmarkt gehad, met al
de voorrechten daaraan verbonden. Maar
deze is geheel vervangen en in het ver
geetboek geraakt door de markt, die her
tog Albrecht van peijeren in 1389 aan de
stad verleend heeft. Deze begon elk jaar
op 11 Juli, duurde veertien dagen en werd
naar den sluitdag, 25 Juli, melestal Sint-
Jacobsmarkt genoemd.
Verschillende redenen maakten het later
in het belang van Zierikzee noodig, dat
de markt verzet werd. Voornamelijk
schijnt daartoe aanleiding geweest te zijn
dat men in den onrustigen oorlogstijd
van het laatst der 16e eeuw geen handel
met. Goes kon drijven, waar de jaarmarkt,
toen ook in Juli vallende, van hier uit on
bezocht moest blijven en een later tijd
stip voor onze stad voordeeliger geacht
-werd.
Op een daartoe strekkend verzoek
onzer stedelijke regeering aan Prins Wil
lem van Oranje, werd door dezen, uit
naam van Z. M. den Koning, gunstig be
schikt en de kermis in 1575 verlegd naar
de maand Augustus. Toen begon zij des
Maandags voor Maria Hemelvaart (15
Augustus) en duurde acht dagen, terwijl
de Prins aan iedereen, behalve aan boos
doeners, vrijgeleide verschafte om de stad
en de markt te bezoeken. In het begin
der 17e eeuw begon de kermis op 29
Augustus en duurde vermoedelijk tien da
gen. In de 14e en 15e eeuw blijken de
kramen jneest gestaan te hebben in de
Potstrate en bij de Volwelle (de tegen
woordige Verreput; in het midden der
14e eeuw heette de Weststraat nog de
yolderstrate, naar het bedrijf der la-
kenbereiders, de volders). Gelijk bekend
is, stond oudtijds protectie in hooge eere.
Wilde eene nabijgelegen plaats een jaar
markt instellen, gelijk Brouwershaven dat
in 1567 beproefde, dan zorgde Zierikzee
wel dit te verhinderen. Wenschten vreem
de ambachtslieden op de ker.mis hunne
waren aan den man te brengen, de hier-
wonende gildebroeders verzochten fluks
aan de stedelijke regeering zulks te we
ren of te beperken. In 1620 mochten dien
tengevolge vreemde gareelmakers slechts
gedurende de laatste drie dagen van de
jaarmarkt ,met hunne goederen te koop
staan. In 1625 verbood men oude kleede
ren, bedden, dekens, enz. op de kermis
te verkoopen; in 1644 bewerkte het Bak-
kersgilde, dat de wafelkramen niet lan
ger zouden mogen staan dan de andere,
maar in 1652 werd het verzoek van het
Mandenmakersgilde, om vreemd manden
werk slechts gedurende enkele dagen te
mogen doen verkoopen, door den Raad
afgeslagen. In 1673 werd alleen aan in
gezeten toegestaan met kramen te staan
en vreemden geweerd. Aan Joden werd
het leuren in de kermis herhaaldelijk ver
boden, met name in 1736, 1749, en 1777,
in welk laatste jaar hunne negotie in
hoeden door het betrokken gilde werd
gevreesd.
Nog werd, ten gunste eener hier be
staande bezem makerij, in 1770 en volgen
de jaren, het verkoopen van bezems,
boenders, schrobbers enz. op de kermis
verboden.
Reeds in 1389 werd standplaats voor
kramen met van elders ingevoerd schoen
werk slechts in de Potstrate verleend,
en deed dus bescherming zich gelden.
Niet altijd ging de kermis door. Wegens
de in andere steden heerschende pest in
1664 en 1666 en de oproeren en troebele
tijden van 1672, 1747, 1748, 1787 en 1795,
werd de markt in die jaren niet gehou
den, terwijl door een val in den dijk van
den Zuidhoek en den hachelijken toe
stand van dien polder de kermis van 1764
niet doorging.
Uit vrees voor de pest werden ook
in 1624 alle van elders komende goede
ren geweerd en alleen aan burgers toe
gestaan hunne waren te verkoopen.
Aan het geregeld terugkeerend verzoek
der predikanten om de jaarmarkt niet te
houden en alle onbetamelijke vertoonin
gen en spelen tegen te gaan, werd door
de stedelijke regeering jaarlijks het oor
geleend, maar nimmer gevolg gegeven,
tenzij er andere redenen waren, zooals
in 1787, om de kermis niet* te laten door
gaan.
Trouwens de oude Regenten hielden
wel van de kermis en deden soms duch
tig mee en 80 90 jaar geleden ge
beurde het nog wel, dat deftige en pa
tricische familiën alhier, op drukke ker
misdagen, de voor hunne woningen staan
de kramen van kaarsen voorzagen, om
eene (schitterende verlichting tot stand te
brengen. Zoo deed nog b.v. mevrouw de
weduwe van burgemeester den Boer, die
het huis bewoonde ,waar nu 's Lands-
kamer gevonden wordt en die in 1836
stierf.
iVoor publiciteit van de te houden markt
werd gezorgd in almanakken en couran
ten. Zoo werd in 1679 aan den bekenden
almanak-drukker Stichter den tijd der
jaarmarkt opgegeven en sedert 1776 vindt
men melding gemaakt ,van het advertee-
ren in de couranten, dat de kermis zal
gehouden worden. In 1778 adverteerde
men, dat geen loterijkramers, dobbelspe
len, bedelaars, schoenmakerswerk of be
zems op de kermis zouden toegelaten
worden, terwijl vroeger, in 1721, spellen
en komedies verboden werden.
Reeds in 1649 vindt men' de stadsboden
als marktmeesters vermeld (eene combi
natie, die in enkele gemeenten nog be
staat). Zij wezen de plaats aan voor de
kramen, plaatsten deze, waar de breedte
der straat zulks toeliet, met de achter
zijden tegen elkaar en zorgden, dat de
burgers geen geld trokken van de kra
men, die voor hunne deur stonden.
Een zeer gunstige standplaats werd de
Bóurs geacht. De kramen, daarin opge
slagen, moesten sedert 1741, boven het
loon aan de boden, 17 schellingen aan
de stad betalen.
In 1667 werden de kramen, wegens de
vreugdebedrijven over den toen pas ge- j
sloten vrede met Engeland, op de Var- I
remarkt gezet, waar meer ruimte was tót I
feestvermaak.
Voorts vindt men in 1768 en 1783 mel
ding gemaakt van eene belasting op de
kramen ten bate van het Arme Kinder
huis en in 1798 van het verzoek der be
woners van de Poststraat, om de kra
men gedurende de kermis van dat jaar
met de opening naar het Noorden en het
volgend jaar met de opening naar het
Zuiden, en zoo vervolgens, te plaatsen,
wat toegestaan werd.
In 1803 werd de kermis niet gehouden,
maar aan eenige neringdoende burgers
toegestaan om op de Zaterdagen met
hunne waren in kramen op de Steenen
brug te staan en met koek-, wafel- en
broederkramen op de Varremarkt, mits
betalende zekere som aan de Godshuizen.
Op het laatst der 18e eeuw begon de
kermis den eersten Maandag in Septem
ber; later veranderde dit weer op den
laatsten Maandag in Augustus en sedert
het jaar 1877 wordt onze jaarmarkt we
derom den eersten Maandag van Sep
tember ingeluid, voor welk werk aan
den daarmede belasten persoon (den con
cierge van het Stadhuis) nog de waarde
van een Zeeuwschen rijksdaalder (f 2,60)
wordt uitbetaald, gelijk zulks sedert on
heugelijke jaren is geschied.
In de 19e eeuw is het eene enkele maal
voorgekomen, o. a. in 1866, dat de ker
mis wegens de cholera niet gehouden
werd. Ook in 1867 en 1892 was daar
wegens dezelfde reden aanleiding voor;
maar met de noodige voorzorgsmaatrege
len is de jaarmarkt toen later in het
jaar gehouden. Zoowel in 1866 als in
1892 is zulks oorzaak geweest van onte
vredenheid en ongeregeldheden onder het
publiek, gelijk dat bij velen onzer lezers
nog wel levendig in het geheugen zal lig
gen. Alleen ging het in 1866 eenigs-
zins vermakelijker toe, daar toen som
mige vrouwen in de Molenstraat, als pa
rodie op eenige echtgenooten van stede
lijke regeeringspersonen, 's avonds eene
soort comedie vertoonden en samen
spraken hielden, wat dan telkens eene
groote menigte volks derwaarts lokte.
Dat gedurende den jongsten oorlog de
kermis alhier eenige jaren niet gehouden
is, behoeft niet herinnerd te worden.
In degelijkheid is de kermis ongetwij
feld aèhteruit gegaan, sedert men geen
kramen meer ziet met goud en zilver,
marmer, bedden, natuurkundige instru
menten en soortgelijke waren.
Ouden van dagen vooral, kunnen van
verschil spreken. Zij weten nog, dat de
Oude Haven aan weerszijden een heel
eind met kramen en spellen bezet was
en een zeer enkele leeft er nog wel, die
zich uit zijn vroege kinderjaren o. a. den
schouwburg van Rooseveld zal herinne
ren, staande op de Oude Haven, voorbij
de Sleepkaai, waarin gedurende de ker
mis van 1841 het toen veel bewonderde
en hier driemaal achtereen opgevoerde
stuk „De schipbreuk van de Medusa" werd
gespeeld. Men ging dan een uur of zeven
er naar toe en bleef tot ongeveer twaalf
uur in de schouwburgtent. Zeer velen, ook
welgestelde burgers, die met hun gezin
de voorstellingen bezochten, hadden dan
flesschen aalbessenwijn, glazen en koek
jes bij zich, daar destijds van het uit-
loopen tijdens de pauzen haast geen ge
bruik gemaakt werd. Wat nu ongepast
wordt geheeten, werd toen zeer natuur
lijk geacht.
Zoo is er veel veranderd. Maar wie zal
ontkennen, dat de aloude instelling der
kermis eerst voor handel en later voor
volksvermaak, een zeer taai leven heeft
en, waar ze is verdwenen, zij zelden
een natuurlijken dood gestorven is? En
eigenaardig m&g het heeten, dat In plaat
sen, waar de kermis afgeschaft is, en
zoogenaamde „Volksfeesten" als surro
gaat het publiek worden aangeboden, na
korten tijd bijna alle kermisvermakelijk
heden, zij het dan ook onder verbloemde
namen, herleefd zijn, gelijk ongetwijfeld
velen niet zonder verbazing in de cou
rant zullen gelezen hebben, dat zulks dit
jaar In het oude en deftige Dordrecht
het geval ls geweest.