Zierikzeesche Nieuwsbode TWEEDE BLAD BUITENLAND. BINNENLAND. behoorende by de van Vrijdag 9 Sept. 1921, no. 10671. Naar de ontwapening De Fransche militaire luchtvaart zal het volgende jaar over 40.000 vliegtui gen beschikken, wanneer de begrooting van oorlog aangenomen wordt. Het vlie gerscorps zou dan bestaan uit 286 regi menten elk 12 eskaders tellende. De Fransche vliegtuigfabrieken hebben op het oogenblik volop werk. De regee ring heeft de fabrikanten in de gelegen heid gesteld het grootste aantal bestel lingen na te komen. Frankrijk heeft op het oogenblik ook veel bestellingen voor Japan en Amerika. Een vliegtuig voor koning Alfons. Woensdag is uit het vliegkamp by Le Bourget een vliegmachine, met be stemming naar Madrid, opgestegen, welke zal dienen voor het persoonlijk gebruik van den koning van Spanje. Het toestel werd bestuurd door den be kwamen aviateur Jaillet. Het is zeer luxieus ingericht en kan een snelheid ontwikkelen van 125 myl per uur. Op de vleugels is het wapen van het Spaansche koningshuis aangebracht. De politieschool te Hilversum. In tegenwoordigheid van den minister van justitie en ^enoodigden heeft te Hilversum de inwijding plaats gehad van het gebouw, aaDgekocht door de Commissie van Politie-vakonderwijs van den Alg. Ned. Politiebond, om te dienen als politieschool. In zijn openingswoord gaf de voorzitter dier commissie, de heer Jac. van Waning, burgemeester van Ouderkerk a/d. IJssel, een beknopt overzicht, van de geschiedenis der oplei ding, deze in vyf hoofdstukken verdee- lend. Hierna was het woord aan minister Heemskerk. Hij begroette de nieuwe in stelling met welgevallen, roemde het initiatief, waaruit zij, zy het ook met rykssteun, was voortgekomen, en hoopte, dat zy strekken zou tot heil van land en volk. De burgemeester van Hilversum bracht zjjn gelukwenschen uit en sprak de beste verwachtingen uit van de opleidingsin stelling, waarmee zyn gemeente was verrijkt. Er volgden een openbare les in straf recht en strafvordering en een in speur- kunst. Na de pauze gaven de ruim 30 leerlingen van de Politieschool blijk van hun vaardigheid in gymnastiek, schermen en boksen. Een gemeenschap pelijke maaltijd in het Hof van Holland besloot de plechtigheid. Opening der Staton-Generaal. De opening van het nieuwe zittingsjaar der Staten-Generaal op Dinsdag 20 dezer, door de Koningin, zal als steeds op de zelfde wijze plaats hebben als na den oorlog gebruikelijk, n.l. met een kleine ren stoet dan vóór 1914 het geval was. Het afscheid van Mr. Treub. In het eerste nummer van De Vryheid deelt mr. Treub in een lang artikel getiteld: „Mijn afscheid aan de politiek" mede, dat hy is benoemd tot voorzitter van den ondernemingsraad voor Nederl. Indië, die zich in dienst stelt zoo schrijft de heer Treub o.a. van een bepaalde belangengroep. In die positie kan men den schijn niet vermyden, het algemeen volksbe lang, wanneer het er op aankomt, te bekijken door den bril van het speciale belang dat men dient. De zuiverheid der politieke verhou dingen op welker handhaving wy in Nederland gelukkig nog prat gaan gebiedt in zulk een geval uittreden uit de politiek. Tegenover den Vrijheidsbond staat de zaak zegt de heer Treub weinig anders. Zoowel voor den Bond als voor mij zeiven was het dus aan gewezen dat ik my uit zyn bestaan terugtrok. Bovengenoemde raad, waarvan oud- minister Treub voorzitter wordt, zal, naar het Hbl. meldt, in Nederland en wel in Den Haag zijn zetel krijgen. Het bestuur, dat uit een groot aantal leden zal bestaan, en waarvan alleen nog de voorzitter, mr. Treub, werd benoemd, zal worden samengesteld door de licha men, die tot de in stelling van den raad het besluit hebben genomen, t.w. de meeste maatschappijen, die in relatie staan met Indië, als daar zijn de stoom vaartmaatschappijen, de Koninklijke Maatschappij tot Exploitatie van Petro- leumbronnen in Nederlandsch-Indië, de Billiton-Maatschappy en verder alle cul tuurmaatschappijen. Het doel van den Nederlandschen en Indischen Onderncmersraad isbeharti ging van de belangen van het in Indië gestoken kapitaal. Een onderhoud met prof. Treub. Een medewerker van de N. Arnh. Ct. heeft te Genóve een onderhoud gehad met prof. mr. M. W. F. Treub. Hij meldt hierover het volgende: Prof. Treub achtte het onnoodig en ongewenscht aan zijn zeer duidelijke en positieve verklaringen in De Vryheid iets toe te voegen. Wél wilde hij ons mededeelen dat het geenszins in zijn bedoeling ligt, om naar Indië te vertrekken, hetgeen men misschien uit zijn plannen zou kunnen afleiden. De presidentieele leiding van de nieuwe organisatie, waaraan hy zyn krachten in de toekomst gaat wyden, zal door hem uit Nederland worden gegeven. Natuurlijk aldus prof. Treub is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat ik over eenigen tijd een studiereisje van ongeveer een half jaar, naar Indië ga maken. Ook zal prof. Treub zijn verblijf te Genève niet onderbreken, in verband met deze aangelegenheden. Hij is van meening dat hy, door zyn internationale positie to handhaven, den besten dienst bewijst aan de nieuwe organisatie, die aan zijne zórgen wordt toevertrouwd. Gemeen teraads vergaderln g van Zierikzee, gehouden op Woensdag 7 Sept. .1921, des nam. 2 ure. Voorzitter: de burgemeester. Uitgezonderd de heer Versteeg, zijn allen aanwezig; één vacature. De notulen worden, daar zij nog niet in druk zijn verschenen, aangehouden tot de volgende vergadering. De voorzitter doet mededeeling van eenige ingekomen stukken, welke alle voor kennisgeving worden aangenomen. Een verzoek van T. J. van Tilburg e. a. betreffende de nieuwe tarieven voor het gebruik lvan gemeentegrond, wordt in handen gesteld van fi. en W. om advies; idem van het bestuur van den bond van gemeente-ambtenaren nopens de heffing van de pensioensbijdrage. Eveneens gaat terug naar B. en W. een verzoek van G. P. de Jonge, nopens zijn aanslag in den H. O. Enkele ontheffingen in zake den H. O. worden verleend. De begrooting voor 1920, die in ont vang en uitgaaf een bedrag aanwijst van f 323.287,14ö, met een post van on voorzien van f 23648,11, wordt in han den eener commissie gesteld, bestaande uit de heeren Catshoek, de Broekert en Doeleman. De rekening van de Bewaarschool over 1920 wordt vastgesteld. Rapporteur was de heer Pijleman. Mede vastgesteld wordt de rekening van 't Burg. Armbestuur over 1920. Rap porteur was de heer Lunenberg. De rekeningen der gemeente en van de gasfabriek worden op voorstel van de commissie, bij monde van haar rap porteur, den heer Lunenberg, eveneens vastgesteld. Het voordeelig saldo der ge meente-rekening bedraagt f 3206,50, dat van de gasfabriek f 75,721/2. Nog wordt goedgekeurd de rekening van het harmonie-gezelschap „Kunst en Eer". Rapporteur der commissie was de heer De Broekert. Ook de rekening van het Burger-Weeshuis over 1920, wordt op voorstel der commissie, bij monde van haar rapporteur, den heer W. den Boer, goedgekeurd met een voordeelig saldo van f 30,351/2'. Ingekomen is een adres van J. J. Mal- lander, waarbij deze verzoekt, hem voor fc922 *en '23 de levering der bespanning* voor den reinigingsdienst op te dragen. B. en W. achten het niet gewenscht met het oog op de te verwachten daling der prijzen voor veevoer etc., te besluiten en stellen voor om adressant de levering der bespanning op te dragen tot 1! Juli 4922 onder de thans geldende voorwaar den en tegen dezelfde aannemingssom. De heer W. den Boer zegt, dat het voor stel van JB. en W. in afwijking is van het advies van de commissie van fabricage. Voor het oogenblik zijn er geen reden de bespanning voor eigen rekening te ne men om eenig voordeel te kunnen beha len. De commissie van Fabricage wensch- te den termijn op 1 Mei te stellen, daar het dan tijd is om voeder voor paarden in te slaan. De heer Panmj voegt hieraan toe, dat Mallander binnen afzienbaren tijd over zal moeten gaan tot het aanschaffen van nieuwe draagzeelen. Geeft men nu ver lenging tot 1 Juli 1922, dan zal de man voor zoo'n korten tijd geen nieuw ma teriaal aanschaffen. Het komt spr. voor de verlenging voor minstens ll/g jaar toe te staan. De heer Koopman is van oordeel, dat het advies van B. en W. voor Mallander gunstig is. Zoo maar kalmpjes weer ver lengen kan spr. niet goedkeuren; hij vindt dan ook den door B. en W. ge stelden termijn de beste waarop Mal lander liquideeren kan. Bij een nieuwe besteding gelooft spr., dat de gemeente goedkooper klaar zal komen. De voorzitter: De wijze waarop de be spanning is ingericht en de bediening wordt uitgevoerd is beter dan wij ooit ge had hebben. Mallander heeft het vorig jaar geklaagd, dat de termijn van 31 December niet gunstig was. Hij heeft toen gevraagd verlenging met 2 opvolgende jaren. B. en W. waren voor verlenging, maar dan tot Juli 1922. Nopens de aan besteding zegt de voorzitter, dat daar wel eens briefjes inkwamen van men sehen, die het niet konden doen. Wat een misère zou het niet geven wanneer wij iets goedkooper uit waren. De heer Koopman: „De laatste inschrij ving is allesbehalve fair geweest!" De heer W. den Boer wijdt ook nog eenige oogenblikken aan de bestedings kwestie, waarop hij een amendement voorstelt op 't voorstel van B. en W., n.l. om den termijn met 1 Juni 1923 te laten eindigen. De heer Pijleman wenscht het feit vast të leggen, dat zijn opmerking, bij een interpellatie in een vorige vergadering, is gebleken juist te zijn, gehoord de uitlating van wethouder Koopman nopens de be steding. Spreker meent dan ook, dat de vorige verpachting niet reglementair is geschied. Het voorstel van B. en W. vindt hij in deze zaak juist gezien. In stemming gebracht, wordt 't amen dement-Den Boer verworpen met 6—5 st. en dus aangenomen het voorstel van Bur gemeester en Wethouders. Vóór het amendement-den Boer stem den de heeren de Broekert, A. den Boer, Panny, Polvliet en W. den Boer. Van P. J. Bossaert is een adres inge komen tot herziening zijner jaarwedde, om deze vast te stellen op een zoodanig bedrag, dat ongeveer zal overeenkomen met het salaris van soortgelijke vaste arbeiders in gemeenten, die in dezelfde klasse der rijksregeling zijn ingedeeld als Zierikzee. Uit het door B. en W. ingewonnen ad vies van de Commissie van Fabricage blijkt, dat zij om verscheidene reden niet tot verhooging der jaarwedde kunnen ad- viseeren. B. en W. stellen daarom voor op grond van dat advies afwijzend te beschikken. De heer Catshoek vindt dit advies in- konsekwent met het oog op de geno- mene beslissing nopens de salarisherzie ning der ambtenaren ter secretarie, wel ke herziening tot de behandeling der be grooting 'is uitgesteld. Z. i. had ook deze salarisherziening tot de begrooting moe ten worden aangehouden, terwijl spreker tevens opmerkt, dat, wanneer men het salaris van één ambtenaar verhoogt, ook dit van andere moet verhoogd worden. De voorz. gaat met deze gedachtengang niet accoord, terwijl hij voorts opmerkt, dat de secretarie-ambtenaren niet ge vraagd hebben meerder loon, gezien an dere gemeenten in ons land, doch meer loon voor meer arbeid. Dit is bij het aanhangig verzoek niet het geval. De heer Lunenberg betoogt, dat Bos saert met betrekking tot zijn later te genieten pensioen in een ongunstige con ditie zal komen, daar deze 5 6 jaai; tijdelijk in gemeentedienst is geweest. De voorzitter: Dat zullen we wel in orde maken. Het voorstel van B. en W. daarop in stemming gebracht, wordt op één na, die van den heer Catshoek, met algemee ne stemmen aangenomen. Op een verzoek van J. Schot en W. K. Schot om aan hen in pacht af te staan een perceel slik voor mosselverwater- plaats, stellen B. en W. voor, het ver zoek toe te staan tegen een jaarlijksche pachtsom van f 7,50. Conform dit voorstel wordt besloten, Betreffende het onderhoud der haven en zwaaiplaats is van Ged. Staten een schrijven ingekomen, waarbij wordt me degedeeld, dat door de provincie in be heer en onderhoud wordt overgenomen het havenkanaal en de zwaaiplaats in de haven van Zierikzee, daar onder niet be grepen de boorden, onder voorwaarde, dat door de gemeente Zierikzee jaarlijks als tegemoetkoming in de kosten van dat onderhoud wordt bijgedragen een be drag van f 1400. i Verder verzoeken Ged. Staten hun mede te deelen of de gemeenteraad bereid is, het bedoelde beheer en onderhoud onder de gestelde voorwaarden aan de provin cie over te dragen. B. en W. stellen voor niet in te gaan op dit besluit; een bijdrage in de kosten komt hen te hoog voor. Uit een schrijven van de commissie van Fabricage blijkt, dat in het tijdvak van 1899 tot 1910 aan on derhoudskosten is uitgegeven f 4624,33 of gemiddeld f 385,36 per jaar, terwijl ge durende de jaren 1911 tot 1920 (het tijd stip waarop de prov. booten in dienst werden gesteld) werd uitgegeven f 11800 of gemiddeld f 1180 per jaar. Niet alleen dat het bedrag der laatste jaren nog f 220 beneden de door de Staten verlangde bijdrage blijft, maar zelfs het bedrag van f 1180 zou te hoog zijn, daar vóór het in dienst stellen der Prov. booten het onderhoud slechts f 500 per jaar beliep. Dat bedrag was dan ook aan Ged.. Staten voorgesteld, als zijnde de som die bil lijkheidshalve betaald zou moeten wor den. ij De heer Pijleman maakt de algemeene opmerking, dat de door B. en W. ge noemde cijfers flatteus zijn. Vóór 1911 is het cijfer pl. m. f 300 en na 1911 f 1180 per jaar. Wat is er gedurende dien tijd aan de haven gebeurd? vraagt spreker. In de 41/2 jaar, dat spr. hier vertoeft, heeft hij nog niets aan de haven zien gebeuren. Voorts merkt hij op, dat de rekening van B. en W. niet juist is, waar zij aan voeren, dat vóór het in dienst stellen der Prov. booten het bedrag noodig voor het uitdiepen der haven f 500 bedroeg. Met het oog op de verhooging der loo- nen enz. met 100 pCt. moest z. i. dat bedrag verdubbeld worden. Ged. Staten vragen als bijdrage f 1400. Wat krijgen wij, aldus spr., voor die f 400 meer? Hij vindt den toestand der haven meer dan erg en niet bevorderlijk voor de scheep vaart. De heer Koopman bestrijdt de meening van dep heer Pijleman, als zou alles 100 pCt. duurder zijn. Spr. is bang, dat, wan neer Ged. Staten de haven in onderhoud nemen en gaan uitdiepen, de zwakke boorden het zwaar te verantwoorden zul len krijgen. Spr. is geen voorstander van een erg diepe haven, want hij voorziet daardoor enorme kosten voor de ge meente. Hij waardeert voorts wat weth. Timmerman in de vergadering der Prov. Staten bepleitte ten aanzien van deze kwestie. Spr. acht het gevaarlijk om de zaak aan de provincie over te geven. De voorzitter: In het rapport is niet vermeld, ddat ,B. en W. erkentelijk zijn voor de moeite die in de vergadering der Prov. Staten gedaan is voor deze zaak, al heeft het geen resultaat opgeleverd. Ge- dep. Staten hebben, aldus de voorzitter, uit het oog verloren, dat Zierikzee een goede haven heeft, beter dan een in Zee land. Andere zijn veel minder bevaar baar. Om de 6 jaar werd de haven uit gediept en dat bleek voldoende. In 1910 kwamen de Prov. booten In de vaart en toen bleek dat die ongeschikt waren op alle tijden in de haven te varen. De ha ven moest dieper worden. De meerdere onderhoudskosten zou dan de provincie zelf moeten betalen. Nu hebben wij, al dus de voorzitter, eens eenige begrootin gen nagekeken en dan kwamen wij tot een gemiddeld bedrag voor onkosten van De Zierikzeesche Jaarmarkt of Kermis. Met statig klokgebom van den stad- huistoren ingeluid, zooals reeds onze vdorgeslachten dat gehoord hebben, is jongstleden Maandag de kermis of jaar markt weder verschenen in onze stad. In den alleroudsten tijd heeft Zierik zee voorzeker ook al een geregeld te- rugkeerende jaarmarkt gehad, met al de voorrechten daaraan verbonden. Maar deze is geheel vervangen en in het ver geetboek geraakt door de markt, die her tog Albrecht van peijeren in 1389 aan de stad verleend heeft. Deze begon elk jaar op 11 Juli, duurde veertien dagen en werd naar den sluitdag, 25 Juli, melestal Sint- Jacobsmarkt genoemd. Verschillende redenen maakten het later in het belang van Zierikzee noodig, dat de markt verzet werd. Voornamelijk schijnt daartoe aanleiding geweest te zijn dat men in den onrustigen oorlogstijd van het laatst der 16e eeuw geen handel met. Goes kon drijven, waar de jaarmarkt, toen ook in Juli vallende, van hier uit on bezocht moest blijven en een later tijd stip voor onze stad voordeeliger geacht -werd. Op een daartoe strekkend verzoek onzer stedelijke regeering aan Prins Wil lem van Oranje, werd door dezen, uit naam van Z. M. den Koning, gunstig be schikt en de kermis in 1575 verlegd naar de maand Augustus. Toen begon zij des Maandags voor Maria Hemelvaart (15 Augustus) en duurde acht dagen, terwijl de Prins aan iedereen, behalve aan boos doeners, vrijgeleide verschafte om de stad en de markt te bezoeken. In het begin der 17e eeuw begon de kermis op 29 Augustus en duurde vermoedelijk tien da gen. In de 14e en 15e eeuw blijken de kramen jneest gestaan te hebben in de Potstrate en bij de Volwelle (de tegen woordige Verreput; in het midden der 14e eeuw heette de Weststraat nog de yolderstrate, naar het bedrijf der la- kenbereiders, de volders). Gelijk bekend is, stond oudtijds protectie in hooge eere. Wilde eene nabijgelegen plaats een jaar markt instellen, gelijk Brouwershaven dat in 1567 beproefde, dan zorgde Zierikzee wel dit te verhinderen. Wenschten vreem de ambachtslieden op de ker.mis hunne waren aan den man te brengen, de hier- wonende gildebroeders verzochten fluks aan de stedelijke regeering zulks te we ren of te beperken. In 1620 mochten dien tengevolge vreemde gareelmakers slechts gedurende de laatste drie dagen van de jaarmarkt ,met hunne goederen te koop staan. In 1625 verbood men oude kleede ren, bedden, dekens, enz. op de kermis te verkoopen; in 1644 bewerkte het Bak- kersgilde, dat de wafelkramen niet lan ger zouden mogen staan dan de andere, maar in 1652 werd het verzoek van het Mandenmakersgilde, om vreemd manden werk slechts gedurende enkele dagen te mogen doen verkoopen, door den Raad afgeslagen. In 1673 werd alleen aan in gezeten toegestaan met kramen te staan en vreemden geweerd. Aan Joden werd het leuren in de kermis herhaaldelijk ver boden, met name in 1736, 1749, en 1777, in welk laatste jaar hunne negotie in hoeden door het betrokken gilde werd gevreesd. Nog werd, ten gunste eener hier be staande bezem makerij, in 1770 en volgen de jaren, het verkoopen van bezems, boenders, schrobbers enz. op de kermis verboden. Reeds in 1389 werd standplaats voor kramen met van elders ingevoerd schoen werk slechts in de Potstrate verleend, en deed dus bescherming zich gelden. Niet altijd ging de kermis door. Wegens de in andere steden heerschende pest in 1664 en 1666 en de oproeren en troebele tijden van 1672, 1747, 1748, 1787 en 1795, werd de markt in die jaren niet gehou den, terwijl door een val in den dijk van den Zuidhoek en den hachelijken toe stand van dien polder de kermis van 1764 niet doorging. Uit vrees voor de pest werden ook in 1624 alle van elders komende goede ren geweerd en alleen aan burgers toe gestaan hunne waren te verkoopen. Aan het geregeld terugkeerend verzoek der predikanten om de jaarmarkt niet te houden en alle onbetamelijke vertoonin gen en spelen tegen te gaan, werd door de stedelijke regeering jaarlijks het oor geleend, maar nimmer gevolg gegeven, tenzij er andere redenen waren, zooals in 1787, om de kermis niet* te laten door gaan. Trouwens de oude Regenten hielden wel van de kermis en deden soms duch tig mee en 80 90 jaar geleden ge beurde het nog wel, dat deftige en pa tricische familiën alhier, op drukke ker misdagen, de voor hunne woningen staan de kramen van kaarsen voorzagen, om eene (schitterende verlichting tot stand te brengen. Zoo deed nog b.v. mevrouw de weduwe van burgemeester den Boer, die het huis bewoonde ,waar nu 's Lands- kamer gevonden wordt en die in 1836 stierf. iVoor publiciteit van de te houden markt werd gezorgd in almanakken en couran ten. Zoo werd in 1679 aan den bekenden almanak-drukker Stichter den tijd der jaarmarkt opgegeven en sedert 1776 vindt men melding gemaakt ,van het advertee- ren in de couranten, dat de kermis zal gehouden worden. In 1778 adverteerde men, dat geen loterijkramers, dobbelspe len, bedelaars, schoenmakerswerk of be zems op de kermis zouden toegelaten worden, terwijl vroeger, in 1721, spellen en komedies verboden werden. Reeds in 1649 vindt men' de stadsboden als marktmeesters vermeld (eene combi natie, die in enkele gemeenten nog be staat). Zij wezen de plaats aan voor de kramen, plaatsten deze, waar de breedte der straat zulks toeliet, met de achter zijden tegen elkaar en zorgden, dat de burgers geen geld trokken van de kra men, die voor hunne deur stonden. Een zeer gunstige standplaats werd de Bóurs geacht. De kramen, daarin opge slagen, moesten sedert 1741, boven het loon aan de boden, 17 schellingen aan de stad betalen. In 1667 werden de kramen, wegens de vreugdebedrijven over den toen pas ge- j sloten vrede met Engeland, op de Var- I remarkt gezet, waar meer ruimte was tót I feestvermaak. Voorts vindt men in 1768 en 1783 mel ding gemaakt van eene belasting op de kramen ten bate van het Arme Kinder huis en in 1798 van het verzoek der be woners van de Poststraat, om de kra men gedurende de kermis van dat jaar met de opening naar het Noorden en het volgend jaar met de opening naar het Zuiden, en zoo vervolgens, te plaatsen, wat toegestaan werd. In 1803 werd de kermis niet gehouden, maar aan eenige neringdoende burgers toegestaan om op de Zaterdagen met hunne waren in kramen op de Steenen brug te staan en met koek-, wafel- en broederkramen op de Varremarkt, mits betalende zekere som aan de Godshuizen. Op het laatst der 18e eeuw begon de kermis den eersten Maandag in Septem ber; later veranderde dit weer op den laatsten Maandag in Augustus en sedert het jaar 1877 wordt onze jaarmarkt we derom den eersten Maandag van Sep tember ingeluid, voor welk werk aan den daarmede belasten persoon (den con cierge van het Stadhuis) nog de waarde van een Zeeuwschen rijksdaalder (f 2,60) wordt uitbetaald, gelijk zulks sedert on heugelijke jaren is geschied. In de 19e eeuw is het eene enkele maal voorgekomen, o. a. in 1866, dat de ker mis wegens de cholera niet gehouden werd. Ook in 1867 en 1892 was daar wegens dezelfde reden aanleiding voor; maar met de noodige voorzorgsmaatrege len is de jaarmarkt toen later in het jaar gehouden. Zoowel in 1866 als in 1892 is zulks oorzaak geweest van onte vredenheid en ongeregeldheden onder het publiek, gelijk dat bij velen onzer lezers nog wel levendig in het geheugen zal lig gen. Alleen ging het in 1866 eenigs- zins vermakelijker toe, daar toen som mige vrouwen in de Molenstraat, als pa rodie op eenige echtgenooten van stede lijke regeeringspersonen, 's avonds eene soort comedie vertoonden en samen spraken hielden, wat dan telkens eene groote menigte volks derwaarts lokte. Dat gedurende den jongsten oorlog de kermis alhier eenige jaren niet gehouden is, behoeft niet herinnerd te worden. In degelijkheid is de kermis ongetwij feld aèhteruit gegaan, sedert men geen kramen meer ziet met goud en zilver, marmer, bedden, natuurkundige instru menten en soortgelijke waren. Ouden van dagen vooral, kunnen van verschil spreken. Zij weten nog, dat de Oude Haven aan weerszijden een heel eind met kramen en spellen bezet was en een zeer enkele leeft er nog wel, die zich uit zijn vroege kinderjaren o. a. den schouwburg van Rooseveld zal herinne ren, staande op de Oude Haven, voorbij de Sleepkaai, waarin gedurende de ker mis van 1841 het toen veel bewonderde en hier driemaal achtereen opgevoerde stuk „De schipbreuk van de Medusa" werd gespeeld. Men ging dan een uur of zeven er naar toe en bleef tot ongeveer twaalf uur in de schouwburgtent. Zeer velen, ook welgestelde burgers, die met hun gezin de voorstellingen bezochten, hadden dan flesschen aalbessenwijn, glazen en koek jes bij zich, daar destijds van het uit- loopen tijdens de pauzen haast geen ge bruik gemaakt werd. Wat nu ongepast wordt geheeten, werd toen zeer natuur lijk geacht. Zoo is er veel veranderd. Maar wie zal ontkennen, dat de aloude instelling der kermis eerst voor handel en later voor volksvermaak, een zeer taai leven heeft en, waar ze is verdwenen, zij zelden een natuurlijken dood gestorven is? En eigenaardig m&g het heeten, dat In plaat sen, waar de kermis afgeschaft is, en zoogenaamde „Volksfeesten" als surro gaat het publiek worden aangeboden, na korten tijd bijna alle kermisvermakelijk heden, zij het dan ook onder verbloemde namen, herleefd zijn, gelijk ongetwijfeld velen niet zonder verbazing in de cou rant zullen gelezen hebben, dat zulks dit jaar In het oude en deftige Dordrecht het geval ls geweest.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1921 | | pagina 5