Zzeescbe Nieuwsbode B IJ VOEGSEL AANGIFTE Inschrijving; voor de Militie. BINNENLAND. Eens hubzoaking in 1795 behoora.il. bij de vin VRIJDA6 10 OEC. 1820, no. 10556 TER De BURGEMEESTER van Zierikzek brent ter kennis van wie het aangaat, inzonderheid van de in het jaar 1902 geboren mannelijke personen, dat bij de Milit-iewet Staatsblad J912, no. 21) het volgende is bepaald Wie moeten worden ingeschreven. Artikel 12. 1. Behoudens het bepaalde in art. 13 wordt voor de militie ingeschreven: lu. ieder minderjarig mannelijk Neder lander, die op 1 Januari van liet jaar, vol gende op dat, waarin hij het 18e levensjaar heeft volbracht, binnen liet Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats neeft, of wiens vader, moeder of voogd op genoemd'tijdstip in een dier Rijken woonplaats heeft 2". ieder meerderjarig mannelijk Neder lander, die op genoemd tijdstip in een der genoemde Ryken woonplaats heeft 3°. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op genoemd tydstip ingezetene van het Rijk i9. 2. Voor ingezetene in den zin dezer wet wordt gehouden A. de minderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft: 1". indien zijn vader, moeder of voogd binnen het Ryk woonplaats heeft en gedu rende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats gehad heeft 2®. indien hy zelf gedurende de vooraf gaande achttien maanden in liet Rijk of in ile koloniën of bezittingen des Rjjks in andere werelddeelen woonplaats gehad heelt, tenzij hij in den zin dezer wet een vader of moeder heeft en deze elders dan binnen het Kijk woonplaats heeft: B. de meerderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft en*gedu- rende de voorafgaande achttien maanden in het Ryk of in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats gehad hééft. 3. Voor de toepassing van het bepaalde in het vorig lid wordt gehouden voor minderjarig liij, die minderjarig is in den zin der Nederiandsche wet; voor meerderjarig hij, die meerderjarig is in den zin der Nederiandsche wet. Wie niet inschrijvingsplichtig zijn. Artikel 13. Voor de militie wordt niet ingeschreven 1°. de ingezetene niet-Nederlander, die blijkt te beliooren [tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan den verplichten krijgs dienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van weder kerigheid is aangenomen 2°. hy, die blijkt in de koloniën of bezit tingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats to hebben, mits dit niet zij ter zake van krijgsdienst. In welke gemeente de inschrijving moet geschieden. Artikel 14. 1. I)e inschrijving geschiedt: 1°. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder ln. a. zoo zjjm rader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd: b. zoo hij binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente zijner woonplaats, tenzy hij in den zin-dezer wet een vader, moeder of voogd heeft en deze in eene andere ge meente binnen het Rijk woonplaats heeft; c. zoo zijn vader, moedert' voogd in het Duitsche Rijk en hjj niet binnen het Ryk woonplaats heeft, in de gemeente Amsterdam: d. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Koninkrijk Belgii- en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gewoonte Rotterdam: e. zoo hij in het Duitsche Rijk en zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Ryk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, in de gemeente Amsterdam f. zoo hij in het Koninkrijk België en zyn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het Duitsche Rijk woonplaats heeft, in de gemeente Rotterdam 2®. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 2°. a. zoo hjj woonplaats heeft binnen hét Rijk, in de gemeente zijner woonplaats b. zoo hij woonplaats heeft in het Duitsche Rijk, in de gemeente Amsterdam c. zoo hij woonplaats heeft in het Konink rijk België, in de gemeente Rotterdam 3°. A. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 3°., indien hij minderjarig is a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd; b. zoo hij in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd heeft of zoo zyn voogd niet binnen het Rijk woonplaats beeft, in de gemeente, waar hij zelf-woonplaats heeft. B. van hem, bedeeld in art. 12, eerste lid, onder 3*., indien hij meerderjarig is in de gemeente, waar hy woonplaats heeft. 2. De in het vorig lid als plaats van in- schrijving aangewezen gemeente is die, waar de woonplaats gevestigd is of was op 1 Jan. van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar volbracht. Ten aanzien van hem, wiens in schrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet geschieden wegens woonplaats onder scheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België, wordt de gemeente, waar de inschrijving moet plaats hebben,, bepaald naar het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is of was op 1 Jan. van het jaar, volgende op dat. waarin de in te schrijven persoon het 18e levensjaar volbracht. Aangifte ter inschrijving- Artikel 15. 1. Hij, die volgens art. 12 moet worden ingeschreven, is verplicht zich daar toe aan te geven bij den burgemeester der gemeente, waar de inschrijving moet ge schieden. 2. Indien hij ongesteld of afwezig is, rust de verplichting tot het doen van de aangifte: (i. indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder of voogd, mits de vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft of indien de voogdij is opgedragen aan eene rechtspersoonlijkheid bezittende vereeniging, aan eene stichting of aan eene instelling van weldadigheid op de bestuurders; b. indien het een meerderjarige betreft, die onder curateelc- staat, op zijn curator. 3. De minderjarige, die in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd heeft, of wiens vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk. in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, is, be houdens het bepaalde in het volgend lid, steeds zelf tot het doen van de aangifte ver plicht. 4. Hij, die is opgenomen in een der in art. 16 vermelde gestichten en inrichtingen of behoort tot- de in hot tweede lid van ge noemd artikel bedoelde personen dan wel in dienst is bij de zc-cmacht, bij het leger hier te lande of bij de kolonialo troepen, behoeft niet ter inschrijving te worden aangegeven. 5. De aangifte geschiedt in de maand Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar volbracht. 6. Voor hem of haar, die tot het doen van de aangifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd. Opgave ter Inschrijving Artikel 16. 1. De bestuurders van krank zinnigen-, idioten-, doofstommen- en blinden- gestichten, van gevangenissen, van rijkswerk inrichtingen, van rijksopvoedingsgestichten en van tuchtscholen, zenden jaarlijks vóór .10 Januari eene opgave, ingericht in den -door ons te bepalen vorm, van de daarin opgenomen mannelijke personen, die alsdan voor de militie moeten worden ingeschreven, aan onzen commissaris in de provincie, binnen welke de inschry ving moet plaats hebben. 2. Ten aanzien van de mannelijke personen, die ingevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking van de Regeering zijn gesteld en niet in een Rijksopvoedings gesticht zij» opgenomen, geschiedt gelijke opgave vanwege onzen Minister van Justitie. 3. De inschrijving van de in het eerste en het tweede lid bedoelde personen, zoomede van die, welke in dienst zijn bij de zeemacht, bij het leger hier te lande of by de koloniale troepen, geschiedt overeenkomstig door óns te geven voorsenriften. Inschrijving na den gewonen tijd. Artikel 17. 1. Voor de militie wordt ook ingeschrevea of wordt opnieuw ingeschreven: lu. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die na 1 .Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 2lste levSÜVjaar zijne woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft en wiens vader, moeder óf voogd niet reeds in een dier ryken woon plaats had; 2°. ieder minderjarig mannelijk Neder lander, die niet in een dor genoemde Rijken woonplaats heeft, doch wiens vader, moeder of voogd na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de minderjarige het 18de levensjaar volbracht, en vóór liet intrederi® van diens 21ste jevenjaar zijne of hare woon plaats bipnen een dier Rijken gevestigd heeft; 3®. ieder mannelijk minderjarige, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is ge worden, zoo hij of zyn vader, moeder of veogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft 4U. ieder meerderjarig mannelijk Neder lander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hy het 18de levensjaar vol bracht, en vóór bet intreden van het 2'ste levensjaar zyne woonplaats binnen het Ryk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft; 5°. ieder mannelijk meerderjarige, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het. 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is ge worden, zoo hij binnen het Rijk, in het Duitsche Ryk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft; 6°. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar ingezetene of opnieuw ingezetene is geworden in den zin van art. 12, tweede lid 7°. hij, die vóór het intreden van het 2lste levensjaar ophoudt te verkeeren in een der gevallen, bedoeld in art. 13, indien hij overigens, hetzij volgens art. 12, hètzy volgens hiervoren onder 1°.—6°. bepaalde ingeschreven zou moeten worden. 2. Met betrekking tot het bepaalde onder 1°.—6®. gelden art. 12, laatste lid en art. 13. 3. Ten aanzien van de gemeente, waar de inschrjjving of de inschrijving opnieuw moet geschieden, geldt art. 14. eerste lid, niet dien verstande, dat de plaats van inschrij ving wordt bepaald naar de gemeente of het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is of was op den dag, waarop de in te schrijven persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen. 4. Ten aanzien van de aangifte of opgave ter inschrijving of ter inschrijving opnieuw vau de bovenkamers te geven, wal zij weigerde, waarop een smid ge roepen werd om jdie open te bre ken. .Waarom dit .alles noodig geoor deeld werd, zal duidelijk worden, wanneer we dezen wat 's avonds om acht uur in den buitengewoon saamgeroepen Raad werd medege deeld: „Heeft den Praesidenl den „Raade gë communiceert, dat hij op „buytengewoon uur de vergadering „Extraordinair had doen convocec- „ren op speciaal verzoek en rsequi- „sitie van den Burger Peul us Ball, „Representant van weegens deese „Stad ter vergadering van de Pro- „visionieele Repraesemtanten van „hel Zeeuwsche .Volk, welke, na in „den Raad verzogt en gecom- „pareert zijnde, ouverluurc heeft „gegeeven van zijne Commissie wee- „gens het Conimitté van welzijn van „de Provintic .om nannventlijk in „zeckere bewaaring lo neemen den „Persoon van Nicoiaas van der „Zwaan, 't zij hij zig in of buyten „zijn buys mogt bevinden, mei ver- „dere communicatie, idat hij hee- „denmiddag behoorlijk geadsis- „teerd van de Justitie alle mogelij- „ke perquisitie na van der Zwaan „in cieszelfs buys had gedaan, met „dat gevolg1 echter dat hij niet was „gevonden, dat intusschen hij ge elast was om den meerjgemelden „van der Zwaan, als zig zeer sus- „pect hebbende gemaakt aan con tra-revolutionaire demarches en „correspondentien, te doen apprae- „hendeeren, waaraan hel Committé „van veyligheyd en waakzaamheyd „ten hoogsten was gelcegen, verzoe kende mitsdien van den Raad een „«ogenblikkelijke ontpoorlering van „de gehecle stad, 'het steLlen van „een Praemie van Eenhondert Ca- „rolie Guldens aan den aanbrenger „of ontdekker van ineergemelden „Nicolaas van der Zwaan, en. eyn- „delijk een poenaliteit na Exigentie gelden de artt. 15 en 16, met dien verstande, dat de aangifte geschiedt binnen dertig en de opgave binnen tien dagen na den dag, waarop de in te schrijven persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt in een der in het eerste lid van dit artikel omschreven gevallen. Strafbepalingen. Artikel 102. 1. Met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ten hoogste honderd vijftig gulden wordt ge straft de in art. 15, eerste of tweede lid, bedoelde persoon of diegene der in laatst genoemd lid bedbelde bestuurders, die niet voldoet aan eene hem bjj dat artikel of bij art. 17, vierde lid, opgelegde verplichting. 2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste zeshonderd gulden wordt gestraft hij. die opzettelijk een der in het eerste lid bedoelde feiten pleegt. Opmerking omtrent vrijstelling. Bij de in art. 15 vernielde aangifte ter inschrijving bestaat gelegenheid om op te geven de reden van vrijstelling, die de in te schrijven persoon meent te hebben. Beteekenls van de uitdrukking vader, moeder, voogd en curator. Waar in het bovenstaande sprake is van vader, moeder of voogd, heeft zulks betrek king op minderjarigen en strekt de uitdruk king „vader" voor het gevaldat de vader de ouderljke macht of de voogdij uitoefent; de uitdrukking „moeder" voor het geval, dat de mokder de ouderlijke macht of de voogdij uitoefent; en de uitdrukking „voogd" voor het geval, dat over den minderjarige voogdij wordt' ^uitgeoefend door een ander dan den vader of de moeder. De uitdrukking „cura tor" heeft betrekking op meerderjarigenen strekt voor het geval, dat dezen onder cura- ieele Maan. Waar in het bovenstaande sprake is van woonplaats, wordt ten aanzien van hen, die geen prffwittige woonplaats hebben, dat zfjn o. a. de minderjarigen daaronder verstaan de plaats, waar zij werkelijk wonen, en, zoo deze ontbreekt, de plaats van verblijf. Overlegging van stukken. Ten aanzien van hen, die elders geboren zijn, kan bij het doen van de aangifte ter inschrijving overlegging worden gevorderd van een uittreksel uit het geboorte-register, welk uittreksel voor zooveel het hier te lande wordt afgegeven voor dit doel op aanvraag kosteloos wordt verstrekt, TIJD VAN AANGIFTE. Voöv het doen van de aangifte ter inschrij ving. die moet plaats hebben tusschen 1 en 31 Januari a s., zal meer bepaald gelegen heid worden gegeven ter gemeente-secretarie iederen werkdag van 9 tot 1 en van 2 tot. 4 uur. Men wordt dringend verzocht, zich zoo mogelijk op een der aangegeven uren voor het doen der aangifte ter gemeente secretarie te vervoegen Zikrikzbe, 3.Pe,e.9»iber 1920. De Loco-Burgehi'eestër"Wbrnoémd, A. TIMMERMAN Cz. DE BELG. RÈGEERINGSVERKLA- RING. Bij de behandeling; der regeerings- verklaring verklaarde de Belg. mi nister van Buitenlanüsche zaken, Jaspar, over de .onderhandelingen tusschen Nederland en Belgie. „Dat hel de levendigste wensch der Belgische regeering was dm zoo spoedig mogelijk tot Overeenstem ming te komen, maar Nederland stelt ten opzichte van de Wielingen buitengewone eischen, van welke het moet afzien, voordat de onder handelingen hervat kunnen wor den". TWEEDE KAMER. Zitting van Woensdag is Dec. Stemmingen. De motie-Van Ravesteijn, uitspre kende afkeuring over de goedkeu ring door den minister van water staat gegeven aan de handelwijze van den directeur der S.S. ten aan zien van het ontslag van twee amb tenaren, wordt verworpen met 40 tegen 19 st. De motie-Treub (mleft verzoek te voldoen aan het advies van den Loonraad inzake de over gangsbepaling voor de pensiofinee- ring van spoorwegpersoneel wordt verworpen met 39 tegen 21 st.de motie-Kieerekoper betreffende de handhaving der evenredige verte genwoordiging bij de samenstelling van den Loonraad voor het spoor wegpersoneel wordt verworpen met 45 tegen 17 st.; de motie-Van Rap- pard inzake het onderzoek door een deskundige commissie naar de misstanden op de spoorwegen wordt aangenomen z.h.s. Aan de orde is de WIJZIGING DER POSTWET. De heer Van Stapele betoogt dat een staatsbedrijf nis dat der poste rijen geen winst behoeft te maken omdat hel 't algemeen belang dient. Spr. kan zich vereenigen met het voorgelegde ontwerp. De heer Zijlstra bepleit liet ma ken van een uitzondering op de verhooging voor de bladen, daar de pers het algemeen geestelijk- en be schavingsbei an g dient. De heer Van Ravesteyn zal tegen t ontwerp stemmen, iomdaf z.i. de posterijen veilig met verlies mogen werken en de tariefsverhooging strijdig is met de algemcene prijs daling die is te wachten. De minister, de heer Konig, be toogt, dat de ui/gevers ook de port- verhooiging wel op hun abonné's zullen kunnen verhalen. Het anicndement-Teenstra om de tarieven niet te doen vaststellen bij algemeenen maatregel van bestuur, binnen wettelijke maxima, doch al leen bij wet, wordt verworpen met 55 legen 10 stemmen. Bij de behandeling van hel anien- dement-Teenstra om portvrijdom voor dienstbrieven te handhaven dient de heer Van Stapele een mo tie in, waarin wordt uitgesproken, dat de kosten van portvrijdom zoo veel mogelijk worden vergoed aan hel staatsbedrijf der posterijen. De minister laat de beslissing over deze 'motie aan de Kamer, doch geeft de voorkeur aan afschaf fing van portvrijdom zonder meer I11 de Meètstraat, ter plaatse waar nu de pastorie der Christelijk Gere formeerde Gemeente niet naast- staand ca tiechesa tiel o ka al zich be vind l. stonden op hel laatst der achttiende eeuw een paar huizen, die toen sedert lang bewoond wer den door den notaris Nicolaas van tier Zwaan, terwijl aan de Oostzij den van diens gebouw zich reeds het pad met poortje bevond, welke nog aldaar te zien zijn. Van der Zwaan, 111 1745 alhier ge boren en in 1767 op recommanda tie van den magistraat van Zierik- z.ee door de St'aten van Zeeland tot notaris gecreëerd, was een zoon van notaris I'zak van der Zwaan. Hij huwde in 1770 met Jacoba Dane 1737—1815). die eene kleindochter was Van de befaamde Dinu Jans Vecke, de vrouw van Steven Dane, lerwijJ haar grootvader van moe derszijde Jacob- Bril was, allen ijve rige volgelingen van den vermaar den pred. Pontiaan van Haltem, wiens leerstellingen op het eind (der 17c eeuw en in het begin der 18e eemv zooveel beroering in de Va- derlandsche kerk brachten en waar van ook Zierikzee getuige is ge weest. Donderdagavond 10 December 1795. kort na half vijf, was <de an ders zoo rustige iMeelstraal liet ioo- neel van een ongewone drukte. De baljuw (Jolian Frederik van der .Wall), de schiout en zijne dienders, de provisioneels representant van hel volk van Zeeland Paulus Bal), de schepenen der stad dr. Robbert Care] Ermerins, Simon de Langue, Jacob van Zandijk, Pieter Ozias van den Thoor» en mr. Jacob Matthias Moens. onderscheiden leden der ge wapende burgerwacht, stadsboden en meer anderen, begaven zich naar hel huis van van der Zwaan waar de deur ges-loten bleek. Om zich toegang te verschaffen werd deze' spoedig opengebroken en plaatsten zich twee leden der burgerwacht met gekruiste sabels in de deur opening. Zoowel de ongewone optocht van genoemde autoriteiten als hunne handelingen hadden binnen onge looflijk korten tijd eene onafzien bare menigte samengebracht, die in spanning afwachtte wal nu gebeu ren zou. Terwijl die bonte schare daar bij het vallen van den avond voor het huis van van der Zwaan stond, kwam dieijs echtgenoote, Jacoba Dane die kwart -over vier even .uit gegaan w,as om hare zwakke en zieke zuster Dina Dane (1722 - 1805) laatst weduwe Abraham Hegt, die recht tegenover haar op den hoek van hel Klok'siraatje, naast mr. Willem Adriaan de Jonge woonde (laatstelijk wijk B 398, nu bij het postkant-oor getrokken) terug en verschrok hevig -op het gezicht van tie rumoerige menigte voor haar nu door Üe Justitie bezet gebouw. In huis willende gaan, werd zij zeer onbeschoft bejegend en onder an dere door een der deurbewakers, Cornelis Tromp, haar achterbuur man die in de Poststraat, nu B 29, woonde, dë latere president van Schouwen) zoo hevig tegen de horst gestooten, dat zij achterover op straat zou gevallen zijn, als niet een der burgerwachten, Jan Hendrik Stangs haar opgevangen had. Hier op iriep ze tot de menigte: „inen- schen ik neem je allen tot getuige, dat ik mishandeld word". Daarop werd ze binnengelaten en vond in de eetkamer, behalve de genoemde schepenen, ook den volksrepresen tant Ball, die tiaar onmiddellijk vroeg: „juffrouw waar is je man". Zij verklaarde dit niet te weten, daar zij bij haie zuster geweest was. Men vroeg haar de sleutels „van zaaken, teeg-cn die geenc die „hem weetende of geborgen heb- bende, niet binnen hel uur aan „hel Officie ontdekt, op welk „een en ander rijpelijk zijnde gedo- „lïbereert, is goedgevonden en ver staan aan. .dit pressante verzoek „te voldoen, en zal nog heeden liet „Collegie van Praesidenl en Scbee- „peneti worden ver/oigit en ge con- „vooeert tol het do 11 van de ;Pu- „blicatie hierbooven gemeld, zulfen- „dc tot voorkoming van alle confu- „sie weegens het kleppen der klok „bij den avond den Fransozen Coin- „mandant als nicedc die der gewa gende Burgerij van dit Plan wor- „dep kennis gegeeven De vogel was intusschen gevlo gen en nergens meer te vinden, wsf zijne echtgenoote echter bij hare tehuiskomst nog niet wist zoodat hij bijna onmiddellijk na haar. ver trek moet gewaarschuwd zijn ge weest en gelegenheid 'hebben gevon den op het uiterste o ogen blik te ontkomen, waarover zijne vrouw la ter verklaarde zeer verheugd te zijn. Na vergeefsch zoeken en op eene vraag waarpm haar man gevlucht Was, antwoordde de echtgenoote van van der Zwaan, dat hij zich nerg'ens aan schuldig gevoelde, maar dat hij herhaaldelijk gewaar schuwd was geworden dat men het plan had hem gevangen te nemen, wat hij aanvankelijk onmogelijk achtte, daar hij zich verbeeldde als burgier in zijn eigen huis een veilige wijkplaats te hebben. Maar dat hij blijkbaar nu te weten was gekomen dat men hem zou vatten en daarom nog tijdig was gevlucht. 'trouwens er was voor van der Zwaan aanleiding geweest om te begrijpen dat men hem in het oog hield. Zoo had hij op 1 December 1795 door den notaris Jan de Windt den president van den stadsraad. Samuel Boeije, doen afvragen, waarpm deze door een stadsbode etc brieven, medegebracht door den schipper van Bergen op Zoom, op 2 December bevorens had doen op vragen en daaruit behouden een tot hem, van der Zwaan, gericht schrij ven. De heer Boeije had daarop een onvoldoend antwoord gegeven. En op denzelfden dag van zijne lvlucht, 1.0 Dec., had hij nog door'ge noemden notaris een gelijke vraag doen richten tot den postmeester Cornelis Nicolaas van de Velde, ltf- treffende brieven op Zondag 6 December ontvangen. Wat zijne in angst en vreezen verkeerende echtgenoote toen' nog niet wist, maar pas een paar we ken later zal te weten (gekomen-zijn, n.l. hoe van (d^r Zwaan eigenlijk ontvlucht was, willen wij onzen la zers onmiddellijk medcd-eelen, om dan nog een -en ander -over de ver dere huiszoekingen den persoon in kwestie te verhalen. Tijdgenoolen van die woelige da gen namelijk hebben na korter opf langer verloop vernomen en aan hunne kinderen medegedeeld (aan welke laatsten wij die overlevering te danken hebben), dat van dei- Zwaan door hel nog naast 'het'huis zich bevindend pad en poortje is ontsnapt, vorkleed als eene schuur- ster, met schoudermantel om, groe ten hoed .op en de klompen in de hand dragende. Blijkbaar is nij on middellijk nadat zijne vrouw het huis verlaten had, gewaarschuwd door iemand die voor cle vermom ming gezorgd had en is zoo de vluchl mogelijk geworden, waar aan hij .allicht zijn leven heeft te danken gehad, want de heethoofdi ge Bataven dier dagen hfehien vaak i>een halve maatregelen. (Slot violyt.)

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1920 | | pagina 5