Z^eesche Nieuwsbode
B IJ VOEGSEL
Bietenbladeren en bieten
koppen als veevoeder.
behoorende bij de
'van WOENSDAG 31 OCTOBER 1917,
no. 10077.
Over hel benutten van suikerbieten
koppen en -bladeren zoowel voor dc
voeding en de waarde ervan als voor
de bemesting bezitten wij een mooi
stuk litteratuur In het omvangrijk,
doorwrocht rapport van de commissie
benoemd door het hoofdbestuur der
Zeeuwsche Landbouw-Maatschappij in
hare vergadering van 20 April 1914.
Het rapport van de hand des heeren
Zwagerman is in zijn geheel opgeno
men in de verslagen en mededeelingen
van de directie van den landbouw 1915,
No. 4. We willen hier uit dit rapport
enkele grepen doen en in de eerste
plaats mededeelen, wa| het geeft, be
treffende de waarde der bladeren en
koppen als veevoeder. Gemiddeld
oogstte men naar gegevens uit Zeeland
}in 1911 en 1912: 27000 K.G. koppenen
bladeren met 80.9 percent water en
4.5 percent zand. De opbrengsten be
wogen zich tussclien 20.000 en 40.000
K.G. Bij weging en monsterneming
hadden de koppen en-bladeren reeds
eenigen tijd op het land gelegen. Als
men '27000 K.G. per H.A. als gemid
delde opbrengst voor Zeeland aan
neemt, laat zich berekenen, dat de
suikerbieten verbouw in deze provin
cie jaarlijks 20000 X 27000 K.G. of
540 millioen kilogram van dit voeder
levert. Voorwaar een, vooral in deze
lijden, niet onbelangrijke hoeveelheid!
Dit wat de hoeveelheid betreft. En
hoe staat het nu met de voedings
waarde? Hieromtrent leert het rap
port 1°. dat het gehalte aan droge
stof (en die telt alleen mee voor de
voeding) in omgekeerde verhouding
staat tot de opbrengst. Het gehalte
van de versche koppen en bladeren
aan droge stof bedroeg gemiddeld op
perceelen, die met 400 K.G. chili
waren bemest, 15.64 percent en op
die zonder chili 18.09 percent. De
analyses van in 1911 en '12 in Zeeland
gewonnen bladeren en koppen gaven
als gemiddelde samenstelling 2.37 o/o
ruw eiwit, 1.83 o/o werkelijk eiwit (0,92
pCt. verteerbaar werkelijk eiwit), 2.81
pCt. suiker, 5.43 zetmeelachtige stof,
0,40 ruw vet, 3.05 o/0 ruw vezel,
5.41 o/o aschbestanddeelen, 3.57 o/0 zand,
80.51 o/o water. Vooral de gehalten aan
vocht en zand liepen sterk uiteen
(max. 87.9, min. 73), 't geen verklaar
baar is, als men weet, dat de koppen
en bladeren 2 tot 14 dagen op 't land
hadden gelegentoen de monsters
werden genomen. Uit de gegeven
cijfers en uit de gegevens voor de ver
teerbaarheid, laat zich berekenen, dat
100 K.G. versche koppen en bladeren,
zooals ze in* de praktijk meestal ge
voederd worden, bevatten: 80.5 K.G.
water en 19.5 K.G. droge stof; daarin
1.1 K.G. vert. zuiver eiwit, 7.3 K.G.
vert. zetmeelachtige stoffen, 2.3 K.G.
verteerb. ruw vezel, 0.1 K.G. vert. vet
en 9.1 K.G. zetmeel waarde. Om de
beteekenis hiervan duidelijk te maken
heeft de rapporteur nagegaan, hoeveel
voederbieten, katoenmeel en maïs
meel noodig zijn om 100 K.G. bieten-
koppen en -bladeren te vervangen. Hij
berekent hiervoor 100 K.G. voederbA
ten -f- 2.1 K.G. katoenmeel -j-1 0.5 K.G.
maïsmeel. In de praclijk weet men
reeds lang, dat zoowel melk- als mest-
yee achteruit gaan, wanneer men in
haar rantsoen koppen en blaren door
een evengroote hoeveelheid voederbie
ten vervangt; ook, dat in den tijd van
den bktenoogst hc-t melkvee veel en
rijke melk geeft, terwijl de dieren
goed in het vleesch blijven. Ook heeft
de rapporteur de geldswaarde van dit
voeder berekend tegenover ingekuilde
pulp en katoenmeel. Aangenomen, dal
de prijs der pulp is 48y2 et. per 100~
K.G. en het katoenzaadmeel f 10,50
per 100 K.G., dan vindt hij dat de
waarde Van 100 K.G. versche koppen
en bladeren voor de voeding gesteld
mag worden op 87 ct. Stellen we de
opbrengst per H.A. gemiddeld op
27000 K.G. en nemen wij aan, dat hei
gelukt deze hoeveelheid niet 15 <y0 ver
lies voor de voeding te benutten, dan
vertegenwoordigt dit voeder per H.A.
versch gevoederdeen waarde van
0,85 X 270 0,S7 200.10. De
wijze, waarop de koppen en bladeren
dér suikerbieten aan de dieren worden
verstrekt, is verschillend. Men kan
drie manieren onderscheiden: a. het
vee wordt op hel bouwland gedreven,
nadat de bieten geoogst zijn, om de
daar verspreid liggende koppen en
■bladeren op te zoeken. Deze handel
wijze wordt wel het meest gevolgd.
Niet alleen het melkvee, maar ook
mestvee en jong vee, zelfs paarden en
schapen worden op de bietenakkers
gedreven. Het beweiden duurt bij de
meeste boeren lot half November, met
jong vee soms tot half December en
later. Volgens een Schouwschen land
bouwer gaat bij pasgekalfde koeien de
melkopbrengst vooruit; bij dieren die
meer dan een half jaar gemolken zijn
gewoonlijk achteruit. Het vetgehalte
stijgt belangrijk. Bij jong vee is de ge
wichtstoename duidelijk zichtbaar. Bij
ossen van i 3 jaar klom het gewicht
in 42 dagen gemiddeld 39 K.G.; in een
ander geval in 40 dagen 45 K.G. De
voornaamste bezwaren tegen deze
methode zijn de volgende: het stuk
trappen van sloot- en greppelkanten,
't onnatuurlijk trappen van den grond,
bij nat weer, vooral op zware klei;
veel voeder gaat verloren; bij veel nat
weer kan de gezondheidstoestand der
dieren, vooral als het des nachts niet
wordt opgestald, groot nadeel lijden;
het loopen op den slijkerigen grond,
de natte ligging; het opnemen van
veel slijk, benevens 't optreden van
diarrhee zijn hiervan de oorzaak
Het opstallen gedurende den nacht en
bij voeding van droog voer (hooi,
stroo) en wat krachtvoeder zijn hier-
tegèn zeer werkzame middelen. Als
laatste bezwaar wordt nog genoemd:
het bemesten der bietenvelden maakt
het vee onrustig, b. Volgens de tweede
veel gevolgde handelwijze worden de
koppen en bladeren bij het vee in
hel weiland gebracht öf op eene plaats
öf over het weiland verspreid. Het
voeder wordt dan per wagen van het
bietenveld naar de weide gebracht.
Sommige boeren doen zulks altijd;
andere alleen bij nat weer, wanneer
ze geen koewachter hebben, of op hel
eind der campagne om onderploegen
te voorkomen. Volgens velen is het bij
dit systeem wenschelijk, dat men be
schikt over een voldoend groote opper
vlakte weiland, liefst hoog, droog, za-
velachtig. Als voordeelen gelden, dat
minder voedsel wordt vertrapt en dat
het bouwland niet „ziek" geloopen
wordt. Wenschelijk is dan echter, dat
het vee niet te veel voer gelijk krijgt,
dat het zoo gelijkmatig mogelijk over
de wei wordt verspreid, dat het steeds
op andere plaatsen wordt uitgestrooid.
Een bezwaar is, dat deze handelwijze
veel menschen- en paardenarbeid kost.
De gegevens hierover loopen natuur
lijsterk uiteen, afhankelijk van de
locmen en de afstanden, waarover ver
eerd moest worden. Natuurlijk is het
ook bij dit systeem wenschelijk, in
den naherfst en bij slecht weer, des
nachts de dieren op te stallen en bij
te cederen, c. Volgens hét 3e systeem
,v,-orden de bietcnbladeren en -koppen
aan het vee op den stal of- op den
mestput, ouder bijgif te van krachtvoe
der en stroo, gevoederd. Deze handel-^
wijze wordh in Zeeland niet veel ge-'
vol'gd en wanneer men 't doet, vangt
men daarmee meestal half November
of begin December aan, wanneer 't
land of de wei te nat wordt. In den
Wilheliiiïnapolder voedert men het
mestvee op deze wijze op den mest
put Als bij voeder geeft men wat
stroo en vleeschmeel. De resultaten
zijn uitmuntend en de gewichtstoe
name is belangrijk. Een boer op Zuid-
Be,eland rekende uit, dat het aan
voeren van het voeder naar den mest
put en het verzorgen en reinigen van
liet vee (15 ossen en' 25 vaarzen), ge
middeld 16 ct. per dag en per stuk
vee kostte. Deze man voederde hooi
bij. Onder St-Maartensdijk woont een
boer, die ook bij melkvee dit systeem
al vele jaren toepast. Hij stalt zijn
dieren op bij het begin van den bie-
tenoogst en raadt dit overal aan, waar
het maar eenigszins uitvoerbaar is.
Een man met kar en paard is jn staat
20 dieren te verzorgen. De beesten
krijgen zooveel koppen en bladeren
als zij lusten, bovendien twee keer
per dag stroo en de melkkoeien voor
i 30 ct. graan per dag. Tot ongeveer
half December wordt deze voeding
voortgezet. Van de koppen en blaren
van écn H.A. kunnen 10 koeien onge
veer 20 dagen gevoederd worden. Als
voordeelen van deze methode wor
den genoemd, dat het vee rustig blijft
en goed in het vleesch, veel en'dikke
melk geeft in een tijd van hooge bo-
terprijzen. De voederkosten zijn laag,
het land wordt niet vertrapt, slechts
weinig voedsel gaat verloren, men
maakt een mooien mestput, de ge
zondheid van het vee lijdt niet. Be
zwaren zijn: meerder" werk, grooter
gebruik van stroo en strooisel. De
rapporteur zegt, dat, waar deze be
zwaren niet te veel wegen, dit systeem
verreweg het beste is.
October 1917. W.
Spionnage.
Men meldt, dat de politie te Vlis-
singen een onderzoek heeft geopend
omtrent een geval van spionnage
waarbij een Nederlandsche zeeloods
door een Duitscher was gevraagd, in
lichtingen te verschaffen over onze
verdedigingen in Zeeland.
Zout.
De minister van landbouw heeft een
maximum-kleinüandelprijs voor ge
raffineerd zout vastgesteld van 13i/s
ct. per K.G. en 7 ct. per i/2 K.G.
De nood der tijden.
De mooie zwanen in den vijver van
de stichting „Coopersburg" te Akkrum
zijn wegens gebrek aan voer geslacht
en verdeeld onder de inwonende
oudjes in deze stichting.