nóg slechtere conditie. Gezwegen nog daarvan, dat de provincie dan de bate voor het postvervoer zou derven, zoodat het reeds zoo aanzienlijk te kort op den stoombootdierjst op de Ooster-Schelde (ongeveer f 40.000,— per jaar) nog zou toenemen. De zaak werd van -alle kanten be keken. En het eind is, dat in de tegen woordige omstandigheden, bij den tegen- woordigen treinenloop, wel niets beters dan het bestaande te verkrijgen zal zijn. Ook in andere déelen van Zeeland ondervindt men den last van de beperkte diensten. Zoo kan men b.v. thans van Breskens naar Goes niet op één dag- heen en weder reizen. Rechtzaken Het steken van derrie. Voor het kantongerecht te Middelburg had zich Zaterdag te verantwoorden, de timmerman J. K. 0. Juit Arnemuiden, die op zijn land in die gemeente door een zestal personen 150 M. diepe grond heeft doen weggraven en daarvan onder derrie- Bekl. stond terrecht, omdat hij in bedijkte gronden heeft doen vervenen. De rijksveldwachter M. van Schaik had het werk zien uitvoeren en procesver baal er van opgemaakt. Een der werk lieden kwam verklaren, dat C. er de last toe gaf, terwijl de opzichter van den Prov. Waterstaat J. J. van Weijns- bergen mededeelde, wat hij onder ver venen verstaat, dat is het verwerken van grond tot brandstof, het verbod'om te vervenen is gemaakt in het belang van het land, opdat geen land te laag zou worden gemaakt. De bekl. bekende de feiten en gaf ook toe geen vergunning van Ged. Staten voor het vervenen te hebben gehad. De ambtenaar van het O. M., mr. Combault, zeide, dat hier een belangrijk vraagpunt aan den kantonrechter ter beslissing wordt voorgelegd. Waar door de tijdsomstandigheden ook in deze provincie naar brandstof gezocht wordt, rijst de vraag of hiermede het verbod van vervenen wordt overtreden. Spr. heeft eens in de geschiedenis nagegaan, wat onder vervenen verstaan moet worden. De Fransche wet van 21 April 1816 schreef voor dat alleen de eigenaar van een terrein op dat terrein mocht turf graven en dat hij dit alleen mocht doen na bekomen toestemming van den onder prefect. Een kon. besluit van 17 Febr. 1819 vorderde de voorafgaande ver gunning van den koning, behalve voor gronden, waarvoor de koning op voor dracht van de staten of Ged. Staten bepaald had, dat geen vergunning noo- dig was. Dit Kon. Besluit vond in de provincies ver van elkander afwijkende toestanden. Het gevolg wasdat in iedere provincie de regeling verschillend was. Tot vervanging van genoemd Kon. besluit, werd 13 Juli 1895 een wet vastgesteld, houdende bepalingen omtrent verveningen. Deze wet "maakt wel onder scheid tusschen hooge en lage verveningen doch geeft geen criterium aan, wanneer en van een hooge dan wel van eene lage vervening sprake is. Dit criterium treft men wel aan in de wet van 30 December 1839 tot'ver betering van de accijns van den turf, hier toch is bepaald, dat door laagveen wordt verstaan al het veen, waarvan de ondergrond beneden den gewonen of gemiddelden zomerwaterstand is gelegen en waarvan het grondwater niet kan worden afgetapt in belendende rivieren of kanalen wanneer die op geregeld zomerpeil zijn gehouden, terwijl onder hoogveen wordt verstaan al_ het veen, waarvan de ondergrond gelijk met of boven den gewonen, of gemiddelden zomerstand is gelegen en waarvan het grondwater kan worden afgetapt in be lendende rivieren of kanalen, wanneer die op gezegd- zomerpeil zijn gehouden. De Hooge Raad overwoog in 1857, dat onder vervenen in het algemeen volgens de wet van 1839 moet verstaan worden het bereiden van den bodem tot brand stof of turf, onverschillig of de turf uit veen, derrie, heidegrond of andere gronden is samengesteld. In Zeeland komt slechts bij uitzondering en in geringe uitge strektheid veen voor. De voorwaarden waaronder verveningen en derriesteking mocht plaats hebben werd vastgesteld bij provinciaal reglement op de ver veningen van 11 Nov. 1897. Waar de wet van 1895 geen licht geeft uit haar redactie moet getracht worden dit licht te zoeken in de schriftelijke behandeling dier wet. In de memorie van toelichting wordt gezegd, dat het woord „vervening" zoowel het afsteken als het uitbaggeren van veenspecie tot turfbereiding omvat, terwijl in het voorloopig verslag gezegd wordt, dat ook daaronder moet vallen het afsteken van de bovenlaag voor de bewerking van turfstrooisel, terwijl de wensch werd uitgesproken, dat bij ver vening voor eigen gebruik toestemming alleen van Gedep. Staten zou noodig zijn. In de memorie van antwoord werd. toegegeven, dat ook het afsteken van de veenspecie voor turfstrooisel vervening is, en ook het graven van turf voor eigen gebruik. De eenige wijziging die door deze wet tot stand kwam, dat niet meer door den koning op advies van Staten of Gedep. Staten verlof tot ver vening moest worden gegeven, maar door de Staten oncler koning's goed keuring. De algemeen definitie is, alzoo spr., dus dat vervening is, het uitgraven, uitbaggeren of afsteken van veenspecie (veen, derrie enz. enz.) om te dienen voor turf, (brandstof) bereiding of voor turfstrooisel; niet het enkele uitgraven zonder voormeld doel, want dan zou ook een vergunning noodig zijn bij het verrichten b.v. van een werk (heiwerk) ten behoeve waarvan een veenlaag moet worden verwijderd. Waar bekl. het doel heeft gehad brandstof voor eigen gebruik te ver krijgen, is hij schuldig, maar de ambte naar meent, dat een zware straf in dezen niet noodig is, en hij wilt dan ook geen gevolg geven aan een wenk van den officier van justitie om tot in beslagname der gestoken derrie over te gaan. Spr. vraagt aan het eind van zijn belangrijk requisitoir veroordeeling van C. tot f 5 boete subsidiair 5 dagen hechtenis. Onbevoegd uitoefenen der geneeskunde. Voor het kantongerecht te Middelburg had zich Zaterdag nog te verantwoorden de smid J. P. aldaar, die aan eene vrouw medicijnen had verkocht en haar boven dien aan den lijve had onderzocht. Uit het verhoor van de vrouw en haar man, bleek, dat bekl. de vrouw toevallig ontmoette en haar toen zeide dat hij reeds meermalen een kind van keelziekte had genezen, toen de vrouw zeide zich ook niet wel te voelen, heeft bekl. baar later gezegd, dat zij aan de milt mankeerde en ook een lichte long aandoening had. Hij heeft een paar maal drankjes voorgeschreven en die laten betalen. Ook heeft hij haar een maal thuis onderzocht met een elastieke slang met een bal aan haar rug en borst beluisterd. Bovendien heeft hij haar eens gezegd, dat zij een breuk had, zij moest een band dragen, waarvoor hij twee maal f 2 vroeg, die men gaf, een band is nooit geleverd. De kantonrechter zeide dat bekl. eigenlijk wegens oplichterij voor de rechtbank moest terecht staan en sprak tegen de beide getuigen zijn verwon dering uit, dat zij in dezen beklaagde zooveel vertrouwen hadden gesteld, waarop de man van de behandelde zeide, dat bekl. zoo mooi praten kon en o.a. zeide den zoon van den Commissaris der Koningin te hebben genezen. Bekl. zeide de drankjes te hebben van een recept, dat zijn grootvader reeds had, hij- vroeg er geld voor omdat het zulke moeilijke tijden zijn. De ambtenaar van het O. M. wees erop, dat het hier een heel andere zaak gold, als die tegen den Belgischen tand arts, die hier praktijk uitoefende en alleen in Nederland niet bevoÓgd was, ook kan het hier niet zijn iemand, die om zoo te zeggen geboren wordt met de macht tot genezen, voor welke soort menschen de staatscommissie tot ver- andering^der wet op de uitoefening der geneeskunde is ingesteld, het geldt hier iemand, die door zijn praktijken! ge vaarlijk kan worden en die daarom zwaar gestraft moet worden. De eisch luidde daarom f 100 boete subsidair 50 dagen hechtenis. Onderwijs. Terwijl alle avondcursussen zooveel mogelijk overdag moeten gegeven wor den of anders moeten worden beperkt, zullen de land- en tuinbouwcursussen doorgaan en zal daarvoor al is 't dan ook hoogst zuinig, petroleum worden verstrekt. De landbouwcursussen zullen dus evenals andere winters op dezelfde uren in den avond gehouden worden. Een ontrouw brievenbesteller. De politie te Amersfoort heeft pro- ces-verbaal opgemaakt tegen een 17- jarigen hulpbrievenbesteller, verdacht van verduistering van brieven. Ge bleken is, dat de besteller oen aantal brieven, welke hij te bestellen had, verstopt heeft in een rioolbuis. Een deel is nog opgevischt. •P*'.Uitbreiding Landsnorm. Ingediend is een wetsontwerp tot uitbreiding van den Landstorm. Aan de memorie van toelichting is het volgende ontleend: Nu 2 jaren zijn verloopen, sinds een aanvang werd gemaakt met de aflossing der militielichtingen, waar door allen, die op 1 Augustus 1914 onder de wapenen waren of kwamen zijn afgelost, doet zich de vraag voor of en hoe met de aflossing moet wor den voortgegaan. Wel zijn de lichtin gen van den Landstorm 1907 en 1906 beschikbaar, maar de minister meent, dat hun oproeping een zware last zou zijn. Om het getal jaarlijks voor op roeping beschikbaar komende dienst plichtigen te vergrootten, acht de re geering het gewenscht de afgekeurden te herkeuren, zooals reeds in ons num mer van Vrijdag onder telegrammen is opgenomen. De regeering verwacht daarvan in vele gevallen een andere uitkomst, daar velen, die vroeger ongeschikt waren, geschikt zijn geworden en thans in bewerking is een nieuw keu ringsreglement dat minder strenge eischen stelt. Het ligt in de bedoeling lijsten aan te leggen van al de na 1885 geboren personen, die hetzij bij den keurings- raad, bij den militieraad of vroeger bij Gedeputeerde Staten, hetzij na hunne indiensttreding als militie-, landweer- of landstormplichtige dan wel als vrijwilliger, ongeschikt zijn bevonden. Aan de hand van deze lijsten zal dan 'n nader onderzoek kunnen plaats hebben, te beginnen met de jongste groep, waarvan te verwachten is, dat de herkeuring gunstig resultaat zal hebben. Hoewel bij het bepalen der leef tijdsgrens er op is gerekend hen aan eene herkeuring te kunnen onderwer pen, die na 1885 geboren zijn, is de mogelijkheid geenszins uitgesloten dat de algemeene herkeuring een zóó gunstigen uitslag gééft, dat de oproe ping van de nieuwe groepen, van landstormplichtigen beperkt kan blij ven tot enkele der jongste jaarklassen.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1917 | | pagina 5