ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE. Woensdag 6 November 1912. Tweede Blad. Kaar de Zwitsersclie bergen. NIEUWSTIJDINGEN. (Zierikzccsche C o u r a n t>. ABONNEMENT. De abonnementsprijs van dit blad, dat iederen MAANDAG, WOENSDAG en VRIJDAG verschijnt, is voor Zierikzee f 1,30, voor alle andere plaatsen in Nederland f 1,60 per 3 maanden. Voor het buitenland, verzending ééns per week, f 10 per jaar bij vooruitbetaling. 69ste JAARGANG. No. 9309. Directeur: A. J. DE LOOZE Jr. Uitgever-Hoofdredacteur: A. FRANKEL. Redacteur: J. WAALE. ADVERTENTIE N. Van 13 regels 30 ets., meerdere regels 10 ets. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. De inzending moet geschieden des Maandags-, Woensdags- en Vrijdagsmiddags uiterlijk 2 ure. XL Na de luneli gingen wij van Scheidegg- naar beneden naar Qrindelwald, dalend van 2060 tot 1040 Meter. Deze tocht heeft de schrik er onder gebracht. Baedeker en Grieben, de twee bekende reisgidsen, noemen den bergpas „sehr bequem". (Zeer gemakkelijk). En dit is hij ook in normale tijden. Maar toen viel hij tegen, erg ook. Hij was soms ettelijke K.M. lang beslist onbegaanbaar, tengevolge van den geweldigen waterval der maand Augustus. Zoo onbegaanbaar als de dik bemod- derde wegen rondom Zierikzee in den peeëntijd De morsige, bruingele stadssneeuw is maagdelijk wit, vergeleken bij die brei- achtige massa losgeweekte aarde, die wij doorwaaden moesten, soms tot aan den enkel. En gij moet voort, steeds naar beneden, al wordt uw voet soms vastgezogen in dien drijfmodder, al glijdt hij een ander maal uit, meer naar voren dan u aan genaam is. Wanneer al uw aandacht zóó in beslag genomen is, dan ontgaat veel van de omgeving aan uw blik, en gij verlangt naar het eindpunt. Maar juist dan lijkt het doel bijna onbereikbaar. Wij kwamen er eindelijk toch, of juister, enkelen brachten het zoover. Na een wandeling van een goede drie uur naderden wij het landelijk station te Griend, op een half uur afstands van Grindelwald gelegen. Maar toen was er geen beweging meer te krijgen bij de meesten van ons troepje. Nous y sommes, nous y resterons (wij zijn er, wij zullen er blijven) door daden openbaardon zij deze gedachte. In één oogenblik scheen de eenvoudige wachtkamer van dit stationnetje in een hospitaal gemetamorfoseerd. De meesten onzer strekten hun ver moeide ledematen uit op de harde wandbanken en gaven zich al te bereid willig over aan Morpheus. Of die zich hunner ontfermd heeft, kan ik niet mededeelen. Want met ons vijven trokken wij verder en bereikten, na nog in een „stief kwartierke" een stevige helling te hebben „genomen", welgemoed en opgeruimd het eindpunt van onzen tocht. Van Grindelwaldook wel het „Glet- scherdorp" geheeten, hebben wij weinig gezien. Wij hadden geen tijd meer. Het begon reeds te schemeren en met den trein, die onze op kracht gekomen achter hoede van Grund meevoerde, stoomden wij naar Lauterbrunnen, en vandaar weer met den Wengeralpbahn naar huis. Zelfs naar de bekende zweef baan, naar de plannen van den ingenieur Feldmann aangelegd, en gelegen vlak tegenover het station, konden wij niet meer gaan, zeer tot onze spijt. Bij deze baan, die haar passagiers in 8J minuut van Grindelwald naar den Wetterhorn, een afstand in de hoogte van 500 Meter, brengt, wordt door electriciteit een wagen langs in de "hoogte gespannen kabels opgeheschen; tijdens den duur van den tocht hangt de \^agen dus in de luclitruimte, slechts door een katrol aan de gespannen kabels ver bonden. Die dag zat er op. Aan het diner heersclite af en toe een pijnlijke stilte. Men was te vermoeid om luid te praten velen ook to afgemat, om met smaak en gezonden eetlust den disch de ver schuldigde eer aan te doen. Maar de volgende dag was een Zondag. En die dag zou worden gerust. Omdat rust noodig was, in de eerste plaats. Een Zondag in de Alpen. Een uitgelezen dag tevens. Prachtig, zonnig, helder weer. De omgoving nog stiller en rustiger dan auders. Het zacht gebeier der dorpsklokken biengt wijding en stemming. De geloovigen gaan ter kerke. Zonder opschik, zonder tooinatuurlijk zooals ze zijn. De kerken eenvoudig, zonder praal en pracht. De Protestantsche kerk van allerlei richting wordt gehouden in een klein, door on voor badgasten opgericht, kapel letje. De Roomsch-Katholieken vervullen hun godsdienstplicht in een bovenzaal van do dorpsschool. Zonder veel ceremoniën werden beide diensten geleid. Sommigen onzer bezochten de eene, sommigen de andere kerk. Enkelen be hoefden den steun der kerk blijkbaar niet. De leider heeft beide diensten bijge woond. Eerst den Katholieken, alwaar slechts de heilige mis werd opgedragen. De aan gekondigde preek werd niet gehouden, omdat, zooals de dienstdoende geestelijke, een vicaris uit Straatsburg, mij later meedeelde, hij in bet Fransch niet preeken kon. Ik dacht toen aan „la revanche" en aan de germaniseering van ElzasLotharingen Maar wel werd de leider voor dat gemis schadeloos gesteld. In de Evan gelische kerk, waarheen hij toen ging, hoorde hij nog het slot van een naar uiterlijk en welsprekendheid eenvoudig dorpeling, die echter predikant te Bern bleek te zijn! Maar toen trad op den kansel een ambtgenoot uit Ziïrich, evenals wij bad gast te Wengen. Niet licht zal ik ver geten, noch 's mans edel gelaat, bekroond door een hoog voorhoofd en omlijst door dik ravenzwart haar, met, achtor glinste rende gouden-brillenglazen fonkelende, donkerzwarte oogen naar uiterlijk een prachtexemplaar van een dominee noch zijn boeiende welsprekendheid. Op dit oogenblik nog zie en hoor ik hem preeken met het vuur van een ij veraar voor het geloof, met een over tuiging, die rotsen verzet. Met een diep ontroerend gebed, gevolgd door het in de Duitsche taal uitgesproken Pater Noster, besloot hij zijn spreekbeurt, waartoe hij slechts even te voren was uitgenoodigd. Het geheel was een schitterend, effect volle improvisatie, dier niet naliet op alle aanwezigen diepen indruk te maken. Nog dienzelfden avond verzond onze hier reeds geintroduceerde tafel rede naar, die ook de pen goed bleek te hanteeren, zijn zoo juist opgeschreven versche impressies over de Zondagswij ding en Zondagsstemming aan 't Kerkelijk Weekblad te Rotterdam, hetwelk het goed gestelde stukje den volgenden Zaterdag gaarne een gastvrij onderdak bood. Des middags deden wij met zomerscli weder een wandeling van een uurtje naar het even buiten Wengen gelegen uitzichts- punt: Staubbachbankli. Wie ooit te Wengen kome, verzuime niet dezen loonenden tocht te doen. Het aantal daar geplaatste banken van daar de naam is zoo groot, dat dit reeds wijst op het aantrekkelijke van dit punt. De achterhoede bleef zich daar koesteren in het heerlijk zonnetje, volop genietend van het uitzicht in het dal en op de tegenovergelegen bergen. De voorhoede trok verder en hooger. Wij deden toen een onzer mooiste wandelingen langs den Brandmadweg en Schittelweg terug naar Wengen. De weg was vrij steil en smal, maar zeer hard en gemakkelijk begaanbaar. Aan onze rechterhand stak de berg wand bijna loodrecht naar beneden, een diepte om van te duizelen, alwaar een luid bruisende stroom zijn eentonig lied uitzong, ook naar boven. Bloeiende Alpenweiden, dan weerdichte bosschen trokken wij voorbij of door; af en toe kwamen wij echte Bergbewoners in zalig Zoudagsch niets-doen tegen. Wij waren thans onder de kinderen des lands, te midden van hun zoo ver trouwde en bekende natuur. En, zoo waar, daar zien wij staan, geleund tegen zijn woning, een eclit Wilhelm Teil-type. Ik spreek liem aan, druk hem de hand en ontbloot gaarne mijn hoofd voor zulk een onvervalschten nakomeling van een zoo groot en roemrijk voorvader. Wij hadden nog niet hooren „jodelen", d. i. liet eigenaardig gezang van de berg bewoners in en tusschen hun hooge bergen, door deze herhaaldelijk weerkaatst. Maar zie, daar zitten twee paartjes, genietend van natuur en van menscli. De leider vraagt om een liedje. Verlegen en bedeesd blijven zij zwijgen. Maar zoo stellen wij qjis wat verdekt op, ter zijde van de bank, waarop zij zaten, of daar doorklinkt hun gezang de bergen. En wij hooren het treffende Riitlilied, het Zwitsersche volkslied, gezongen op die bekende, ietwat melancholische melodie „Von Fcrne sei freundlich gegrüsset, „Du stilles Gelande am See, „Wo spielend die Welle zerfliesset, „Genahrefc vom ewigen Sclinee". „Hier stunden die Vater zusammen", De Balkan-oorlog. Konstantinopel, 2 Nov. Adrianopel is ten Noorden, ten Noordwesten en ten Westen door de Bulgaren ingesloten. Rodosto is door de Turksche troe pen ontruimd. 3 Nov. De Porte heeft de bemidde ling der mogendheden verzocht, teneinde de vijandelijkheden te staken en de vredes onderhandelingen te openen. 4 Nov. In een officiëele mededeeling wordt gezegd Het lot is ons gunstig gezind, maar het is niet mogelijk in ieder bizonder geval te zegevieren. Een volk, dat den oorlog begonnen is, moet er het einde van afwachten met geduld en moed. Dat is een dwingende plicht. Ook moet men zich niet buitenmate verheugen over overwinnigen, noch wan hopen wegens een nederlaag. Het Turksche rijk, in een oorlog ge wikkeld mei 4 Balkanstaten, heeft succes behaald in het gebied van Skoetari en Janina maar het oostelijke leger, dat zich in de linie Loele-Boergas—Wiza bevond, heeft zich samen moeten trekken om met succes op de Tsjaltaldsja-linie tegenstand te bieden. Wanneer men het vaderland wil verdedigen, heeft men den plicht tot het uiterste te vechten. Sofia, 3 Nov. Tsjorloe is door de Turken ontruimd. De officieuse Mir meldt thans~stel- lig, dat 't bombardement van Adrianopel met succes begonnen is. Rome, 3 Nov. De Messagero verneemt uit Weenen van 2 November: Frankrijk. Rusland en Engeland, moeten gisteren aan Bulgarije, Griekenland en Serviezen nota gezonden hebben, waarin gewezen wordt op de ernstige gevolgen, welke uit de bezetting van Konstantinopel en Saloniki door de troepen der geallieerde Balkanstaten zouden kunnen voortvloeien voor den Europeeschen handel en de veiligheid var. de Christenen. Daarom worden de regeeringen dier staten ver maand hun opmarsch te staken op eenigen afstand van die steden. Berichten, aan de Kölnische Zeitung uit Konstantinopel gezonden, luiden somber betreffende den daar heerschenden toestand. In den nacht zijn daar 111 officieren en 2700 sol daten, die alle gewond werden, aange bracht. Dergelijkeangstwekkende transporten moeten den inwoners de oogen toch openen, die overigens om trent wat op eenige tientallen K.M. afstands van de hoofdstad voorvalt, in heilige onwetendheid gelaten worden. Betrouwbare vluchtelingen hebben berichten van het front gebracht. Een groot deel der Ottomaansche soldaten is slecht gekleed, geschoeid, gevoed, terwyl ook de vorming te wenschen overlaat. Vele soldaten wisten zelfs niet, hoe ze hun geweren moesten ge bruiken en verkozen een handgemeen, waardoor de afschuwelijke moordpartijen verklaard worden, waarin menig gevecht in dezen oorlog verloopen is, evenals de omstandigheid, dat de Turken weinig gevangenen hebben gemaakt. Het laatste werd voornamelijk veroorzaakt door het feit, dat de Turken nog by na nergens stand hebben gehouden. Het getal van de naar Konstantinopel vervoerde gewonden is ontzaglykin vier dagen zijn er 4000 aangekomen. Alle hospitalen zijn boordevol, de scholen worden als lazaretten ingericht, maar de uitrusting daarvan laat te wenschen. Do slag by Luie Boergas. De Bulgaarsche infanterie nam de meeste Turksche posities in stormloop met de bajonet, en werd hierbij prachtig geholpen door de artillerie, die de positie der Turken op het beslissende oogenblik door een heftig vuur in gevaar bracht. Tocli werden door de Bulgaarsche infanterie ook herhaaldelijk Turksche stellingen genomen, zonder hulp of voorbereiding van de artillerie. Het élan der Bulgaarsche troepen is zonder weerga, en overtreft, evenals hun taktische prestaties, alles wat tot nu toe voor mogelijk gehouden werd. De Bulgaarsche infanterie volgt bij eiken stormaanval het commando: „De bajonet op I" zonder te letten op moderne taktische bezwaren, onmiddellijk op. Vierhonderd pas en nog verder van de vijandelijke linie verwijderd, staan geheele regifnenten in de vuurlinie op en werpen zich met een onweerstaan- baren aanloop, zonder halt te houden en zonder te vuren, niet lettende op dekking, op den vijand. Een ieder wil letterlyk de Turken met het mes te lyf gaan, en de officieren zijn machteloos tegenover deze exaltatie van de mannen. Elke pogingde troepen terug te houdenis vergeefs. Een regiment, dat nog in 't geheel niet in de vuur linie geweest was, doch dat als reserve in de linie-formatie volgde, wierp zich, alleen tengevolge van den roep van een onder-officier, met wild geschreeuw op den vijand, zonder op het commando van halt houden en andere bevelen te letten. Met denzelfden geest is de nieuw gevormde reserve van de derde lichting bezield, waarvan de mannen nog in burgerkleeding zijn en alleen voorzien van geweer, bajonet en patroontasch. Vooral de bergdistricten leveren regi menten, waarvan de soldaten van alle lichtingen, wat flinkheid van optreden en opwinding betreft, hun weerga zoeken. De Bulgaarsche leger- en troepenaan voerders, ondersteund door een prachtig officierskorps, houden rekening in hun maatregelen met dezen geest van de troepen, en trachten niet, dit élan door een methodisch oorlogvoeren te breken, doch alleen een goede richting te geven. Het slagveld by Koemanowo. Een oorlogscorrespondent aan Servische zijde heeft een bezoek gebracht aan het slagveld bij Koemanowo. Hy vertelt het volgende Koemanowo is een doode stad, waarin een benauwende stilte heerscht. Men ziet er geen andere levende wezens dan enkele uitgehongerde honden, die naar voedsel snuffelen. De huizen staan voor den eersten den besten voorbijganger open. Men ziet, dat zij in wanorde door hun bewoners achtergelaten en later door nieuw aan- gekomenen doorzocht zyn. De deuren staan open of zijn met geweerkolven stukgeslagen. De ruiten en alle huisraad zijn verbrijzeld. Matrassen en kussens liggen door elkaar op den grond of zijn gescheurd en uit elkaar gerukt op de straat geworpen, waar zy met het huis raad van de buren, den koran, verscheurde schriften van de schooljeugd enz., ge tuigenis afleggen van een overhaaste vlucht. By den ingang van de stad ziet men nog achter een deur van een huis het lijk van een Albanees liggen, de borst /net een bajonetstoot doorboord. Daar de eigenlijke veldslag op de hoogvlakte plaats vond, welke voor Koemanowo ligt, heeft de stad zelf van het vuur der artillerie weinig geleden. In het midden van de stad verrijst echter do moskee, die gedeeltelijk een ruïne geworden is, half verwoest door de kogels. De grond tot aan de naburige huizen is met steenen van de moskee bezaaid. Op die plaats heeft een afdeeling Albaneezen zich verschanst, toen de stad bezet werd en van daaruit bestookte zij gedurende drie dagen alle Servische soldaten, die onder het bereik van hun geweer kwamen. Men moest een geregeld beleg beginnen, waarbij de artillerie het laatste woord sprak. Op het terrein van het gevecht zelf zoekt men nog naar de lijken. Soldaten onderzoeken de plaatsen, waar het vuur het hevigst is geweest. De soldaten graven een graf op de plaats zelf, waar men lijken vindt. Vervolgens zetten zy hun droevig onderzoek weer voort, dat eerst met het vallen van den nacht gestaakt wordt. Achter hen zijn andere afdeelingen bezig met de kisten schietvoorraad en ander oorlogstuig op te rapen, welke de Turken achtergelaten hebben. ZUID-AFRIKA. In één van de Randmynen te Johannes burg moet een diamant gevonden zyn, die het gewicht heefC van 1649 karaat. Deze diamant is de grootste ter wereld. De vraag is, of zij dat blijven zal, wanneer zij naar de regelen der kunst gekloofd is. 1NDIË. Aan de Deli Ct. wordt d.d. 3 Oct. uit Soerabaja geseind: Gisteren hebben zich hier twee positieve gevallen van pest voorgedaan, terwyl drie verdachte gevallen zijn geconsta teerd, de positieve gevallen met doodelyk verloop. De mogelijkheid dat Soerabaja heden of morgen wegens pest wordt besmet verklaard, is heel groot. Het Bat. Nbl. van 1 Oct. herinnert er aan, dat het dien dag 50 jaar was geleden, dat de bekende pastoor H. C. Verbraak, thans te Magelang, tot priester werd gewyd. Den 3en October herdenkt hij den dag, waarop hij vóór veertig jaar in Indië den voet aan wal zette. Van de veertig jaren welke hij onaf gebroken in Indië vertoefde, bracht pastoor Verbraak er 33 op Atjeh door. Ter eere van den jubilaris zullen den 6en October eenige kerkelyke feestelijk heden plaats hebben. Een advocaat te Soerabaja was op een Zondagavond met zyn echt- genoote naar één der bioscopen geweest. Toen hij de loods verliet en zich naar zyn rijtuig begaf, ontmoette hij een fuselier, die hem scherp opnam en, na hem te zijn gepasseerd, terugkeerde. Op het oogenblik dat de advocaat in zijn rijtuig wilde stappen hoorde hy luid en helder zeggen „O mihi praeteritos referat si Jupiter annos" (O, als Jupiter my de jaren die voorbij zijn kon terug geven). m Hy keek om en zag achter zich staan een fuselier, die glimlachend salueerde. De advocaat keek hem even in 't gelaat en trad toen op hem toe, met de woorden„Spons, ben jy 't „Ja, ik ben de Spons en jy de Flesch". Daar stonden tegenover elkaar twee studiemakkers, die nog slechts enkele jaren geleden samen de Alma Mater bezochten en nu in zoo verschillende positie waren geplaatst. Na een kort onderhoud reden de advocaat en zijne vrouw weg, en Dinsdag bracht de fuselier, gevolg gevend aan een uit- noodiging, een bezoek aan zijn vriend, met wien hij tal van dolle streken had uitgehaald. De levensloop van de Spons is spoedig verteld. Na zyn candidaats-examen te hebben gedaan, was hij naar Parys gegaan, „om uit te rusten" en was daar vier maanden gebleven, levend met een „goddelyke" Parisienne en geen antwoord gevend op de herhaalde aanschry vingen zyner familie. De Frangaise had hem op zekeren dag in den steek gelaten en de Nederlandsche consul had hem een kaartje 3e klasse naar zyn woonplaats gegeven. Thuis had zich een heftig tooneel afgespeeld tusschen zijn vader en hem, waarvan het slot was, dat hij het huis was uitgeloopen. Hij had in Amsterdam, Brussel, Spa, Rouaan, Hamburg en Rotterdam meer dan dertig verschillende beroepen uitgeoefend en ten slotte in een bui van doffe wanhoop voor koloniaal geteekend. De Flesch zal nu zorg dragen, dat de Spons zich kan reclasseeren. AMERIKA. New-York is, volgens de laatste be richten, in een staat van geweldige opwinding nu den dag van de ver kiezing (Dinsdag) nadert. I)e straten

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1912 | | pagina 5