ZIERIKZEESCHE
NIEUWSBODE.
Vrijdag 1 November 1912.
Tweede Blad.
G AS-PRIJS.
NIEUWSTIJDINGEN.
(Z ierikzeesche
C o u r a n t).
ABONNEMENT.
De abonnementsprijs van dit blad, dat iederen
MAANDAG, WOENSDAG en VRIJDAG verschynt, is
voor Zierikzee f 1,30, voor alle andere plaatsen in
Nederland f 1,60 per 3 maanden.
Voor het buitenland, verzending ééns per week,
f 10 per jaar by vooruitbetaling.
69ste JAARGANG. No. 9307.
Directeur: A. J. DE LOOZE Jr.
Uitgever-Hoofdredacteur: A. FRANKEL.
Redacteur: J. WAALE.
ADVERTENTIE N.
Van 13 regels 30 ets., meerdere regels 10 ets.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
De inzending moet geschieden des Maandags-,
Woensdags- en Vrydagsmiddags uiterljjk 2 ure.
Postkantoor te Zierikzee.
Lijst van onbestelbare brieven en brief
kaarten, van hier verzonden, gedurende
de 2e helft van October:
L l.H. Haze, aannemer en metselaar,
Lekkerkerk.
2. W. Fiirber Jr., Declemator, Willem
stad.
„NOTA. Aan de afzenders wordt aan
bevolen hun naam en adres op de
„stukken te vermelden, opdat deze
„bij onbestelbaarheid aan hen kunnen
„worden teruggeven".
Ter voorkoming
van vervolgings-
kosten wordt aanzuivering
van den H o o f d e 1 ij k" e n
Omslag enz. ten behoeve
der Gemeente dringend
verzocht vóór 10 Novem
ber 1912.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Zierikzee maken bekend, dat krachtens Raads
besluit van heden, de prijs van het gas, uit de
gasfabriek der gemeente aan particulieren te
leveren, voor het jaar 1913 is vastgesteld op
zes cent per kub. Meter.
Zierikzee, den 30 October 1912.
De Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
D. VAN DER VLIET, Burgemeester.
JAN SNELLEN, Secretaris.
De Balkan-oorlog.
Sofia, 29 Oct. Volgens bizonderheden,
verstrekt door het dagblad Mir, was
het gevecht bij Kotschana één der
bloedigste, dat tot nu toe plaats had.
De slag duurde bijna drie dagen en
twee nachten.
Gedurende den eersten dag en den
daarop volgenden nacht waren de Bul
garen weinig talryk en boden zy het
hoofd aan 12 vijandelyke bataljons, die
weldra versterkt werden door Turksche
troepen uit Istip. De stryd was zeer
verbitterd en werd gekenmerkt door
herhaalde bajonet-aanvallen. In weerwil
van een wanhopigen tegenstand, werden
de Turken in wanorde op de vlucht
geslagen.
Vóór het gevecht hadden de Turken
200 Bulgaarsche notabelen uit de stad
gevangen genomen. Zy werden door de
overwinnaars bevryd. De intocht der
Bulgaren binnen Kotschana gaf aan
leiding tot roerende tooneelen.
Volgens een bericht van het Ser
vische hoofdkwartier te Uskub, is het
Turksche leger, dat by Kumanovo slag
leverde en Uskub ontruimde, nu ge
concentreerd by Krupulu. Deze stryd-
macht beproeft, aan het Servische
leger [het hoofd te bieden. De Turken
hadden zeer goede stellingen ingenomen,
maar na een hevig gevecht dreven de
Serviërs den vijand op de vlucht en
maakten veel buit. De Turken retireer
den op Prilip en Kostivar.
Volgens officieele rapporten bestond
het Turksche leger in den slag van
Kumanovo uit 80.000 man. De Serviërs
hadden 60.000 man. De Turken verloren
6000 man aan gesneuvelden en gewonden
terwyl aan Servische zijde 400 man
sneuvelden en 2000 man gewond wer
den. Tachtig procent der gewonde
Serviërs zijn slechts licht gekletst.
Men is van meening, dat de kracht
van het Turksche leger in Macedonië
geheel gebroken is.
Belgrado, 29 Oct. Volgens een officieel
bericht boden de Turken by Krupulu
heftigen tegenstand. Maar zij werden
op de vlucht geslagen en trokken zich
terug in twee richtingen. Zij werden
door de cavalerie achtervolgd.
30 Oct. Het succes der Servische
wapens is buitengewoon groot. De
vereenigde Servische colonnes zullen
j?'
in de richting van Saloniki oprukken
en met de Grieken do Turken aanvallen.
De legerafdeeling van generaal Zinko-
witsoh zal, indien dit noodig mocht zijn,
in vereeniging met de Montenegrijnen
tegen Skoetari optrekken. Na de ver
overing van Skoetari zou dé veroverings
veldtocht langs de Albaneesche kust
worden voortgezet.
Naar men weet waren de Turken de
Serviërs bij Kumanovo tegemoet ge
trokken. De Serviërs hadden hen eerst
verwacht voor Uskub in het Crotsche-
polje-gebied. De Turken waren van plan
de Servische colonnes één voor één te
verslaan en hun vereeniging te ver
ijdelen. Dit is hun echter mislukt. Zy
leden bij Kumanovo een zóó zware
nederlaag, dat zij geheel verstrooid
werden en bijna al hun artillerie ver
loren.
De rest van het by Kumanovo over
wonnen Turksche leger vereenigde zich
met de uit het Sandjak en Oud-Servië
terugkeerende, voortdurend door de
Serviërs achtervolgd wordende Turksche
troepen bij Krupulu, maar werden door
de eerste en tweede Servische divisie,
ondersteund door de Servische cavalerie
energiek aangevallen. Na een heftigen
en bloedigen strijd eindigde toen de
slag met een paniekachtigen terugtocht
der Turken. Zij hebben, zooals men
meldt, hij Krupulu alles achtergelaten
en zelfs den spoorweg niet verwoest,
zoodat reeds morgen Servische treinen
met Krupulu 't verkeer kunnen onder
houden. Men acht het Turksch Westelijk
leger bijna totaal vernietigd en niet
meer in staat, nu de troepen hun zelf
vertrouwen en artillerie verloren hebben,
actief op te treden. Thans is het verdere
voortdringen der Serviërs naar Saloniki
en hun vereeniging met de Grieken te
wachten. Men gelooft niet, dat daarvoor
groote moeilijkheden in den weg staan.
Cotzanl, 30 Oct. Kolonel Nider tele
grafeert, dat hy te Cotzani uit Veria is
aangekomen, welke stad gisteren om
elf uur door het Grieksche leger, zonder
dat men tegenstand ontmoette, bezet is.
De Turksche overheid bood persoonlijk
haar onderwerping aan den kroonprins aan.
De spoorwegverbinding tusschen Veria
en Monastir is afgesneden.
t*t-- - -
Mr. P A T IJ N en de
pensionneering.
VERVOLG.
Herhaaldelijk is in het debat gesproken
over het verband tusschen armenzorg
en Staatspensionneering. Het komt
spreker voor, dat men voor een juist
begrip het allereerst hierover eens moet
zijn. Spreker ontkent de affiniteit van
Staatspensioen en armenzorg niet; hij
acht ze voortvloeiende uit één ea
hetzelfde beginsel. Maar over diezelfde
afkomst behoeven zij zich niet te
schamen. Zij vloeien beide voort uit
het gevoel van solidariteit. En zóó zal,
als een volk zegt: „Wij willen er voor
zorgen, dat de ouden van dagen onder
ons, als zij niet meer in staat zijn om
voor zich zelf te zorgeu, zóóveel krijgen
als zij noodig hebben om te leven",
daarin volstrekt niets vernederends
liggen voor die ouden van dftgen.
Spreker ziet dus in Staatspensioen en
armenzorg in zooverre affiniteit, dat zij
in den grond stoelen op één wortel
maar boven den grond groeien zij uit
als twee van elkaar gescheiden zelfstandige
stammen.
Armenzorg moet altijd behouden een
ietwat vernederend karakter, niet om
den bedeelde te krenken of den bedeeier
liet zelfgenoegzaam g -voel van den
Fariseeër te goven, maar in het belang
van den bedeelde zelf, om hem te
prikkelen zoo gauw mogelijk weer aan
het werk te gaan. Hier komt het essen-
tieele verschil met Staatspensionneering.
Die prikkel, die doorn in het vleesch is
doelloos en wordt onrechtvaardig en
immoreel voor den oude van dagen,
dien men juist rust wil geven. Daarom
heeft Staatspensionneering ook niets ver
nederends en niets demoraliseerends,
omdat men den prikkel, dien men bij
armenzorg heeft, juist niet wil.
De strijd of Staatspensionneering is
armenzorg, is een strijd die spreker vrij
koud laat, maar hij moest een oogenblik
lachen toen de heer Rutgers triomfeerend
uitriep, dat de Engelsche Regeering zelve
de Staatspensionneering armenzorg heeft
genoemd. Voor den lieer Rutgers is
natuurlijk het mooie van verplichte ver
zekering, dat die niet is armenzorg,
maar dan verwijst spreker naar de toe
lichting van het Duitsche ontwerp, waai
de Duitsche Regeering duidelijk zeide,
dat het ging om eine weitere Entwick-
lung der Idee welche der staatliche
Armen/lege zu Grunde liegt. Spreker
acht dit volkomen waar, maar hetzelfde
vitium originis, dat volgens den heer
Rutgers aan Staatspensionneering ten
grondslag ligt, ligt ook aan de verplichte
verzekering ten grondslag.
Laat men toch in deze quaestie niet
om woorden strijden. Wat doet het er
ook toe Als men maar niet liet woord
armenzorg gebruikt alleen om daardoor
op het Staatspensioen het hatelijk cachet
van bedeeling te drukken.
Als een grief tegen het stelsel van
ouderdomspensionneering is door den heer
Trcub aangehaald het voorbeeld van den
Kopenhaagschen wethouder van financiën,
die zijn vader van dat stelsel liet profi-
teeren. Spreker meent echter, aangenomen
al eens dat het geval zich toedroeg als
medegedeeld is, dat die wethouder, als
een goede Deen voelend, juist handelde
overeenkomstig het beginsel, waarop de
Deensche wet is gebouwd.
De lieer Patiju zegt, dat de heer
Treub en andere sprekers, die zich
bij hem aanslotenzeer zwaar deden
wegen den demoraliseerenden invloed
van Staatspensionneering op een volk.
Dien invloed zou spreker toegevenin
dien gebleken ware van een ongunstige
werking van het pensioen ten aanzien
van den spaarzin of van het familie
leven. Doch tot dusver is daarvan eigenlijk
niets gebleken. Spreker refereert zich te
dien aanzien aan den heer De Jong, die
zeer juiste opmerkingen daarover maakte.
Toch nog een enkele aanvulling. Wat
den invloed op het familieleven betreft
citeert spreker den brief van Lloyd
George aan het Haagsche Congres voor
Staatspensionneering. Deze getuigt, dat
het pensioen in Engeland het familie
leven niet heeft ontwricht of verstoord,
omdat degeen die pensioen krijgt, geen
last meer is voor zijn kinderen, maar een
welkome gast in hun gezinnen. Op den
gunstigen invloed op het familieleven
wordt dus de nadruk gelegd. En wie
ons volk kent en tfeet welke last het
voor een gezin is, waar men zelf niet
genoeg heeft, om een ouder op te nemen,
zal moeten toegeven de juistheid van
wat Lloyd George schreef. In dien geest
luiden ook de berichten uit Denemarken.
En ten aanzien van den spaarzin is
niet zonder beteekenis wat in het rapport
van den heer Rutgers is vermeld en wat
reeds is geciteerd. De heer Rutgers schreef
Er is als bijdrage ter beantwoording van de
vraag naar den invloed van de ouderdojns-
pensioenen gewezen op de resultaten, door de
Prudential Assurance Company behaald met
een door haar in Augustus 1908 in werking
gebracht tarief ter verzekering van een lijfrente
van 13 pd. st. van den 65-jarigen tot den 70-
jarigen leeftijd, dus aansluitend aan het ouder
domspensioen. Vóór 1 Januari 1909 waren reeds
zeven-en-twintig duizend polissen volgens dit
tarief genomen. Men zag daarin een aanwijzing,
dat de pensioenwet de zorg voor eigen toekomst
eer aanmoedigt dan verzwakt.
Ep dan volgde:
Men hechte aan deze aanwijzing niet te veel.
Één der directeuren der Prudential sprak tegen
over mij met beslistheid als zijn oordeel uit,
dat degenen, die zich op de nieuwe polis ver
zekerden, niet ïuenschen waren, die zonder de
pensioenwet zich niet verzekerd zouden hebben;
zij zouden zich alleen op een andere wijze ver
zekerd hebben. Zij waren eenmaal in handen
van agenten der Prudential gemaakt; en nu
trok hen van de liun voorgestelde tarieven dit
tarief het meeste aan, ook in verband met den
in het Parlement gestelden eisch van verlaging
der leeftijdsgrens tot 65 jaar.
Men zal toch wel niet ontkennen, dat
de vraag of het publiek zich verzekert,
niet alleen afhangt van de activiteit der
agenten, maar van het bedrag der premie
voor een doel waarvoor het publiek geld
over heeft. De arbeider voelt zeker wat
voor sparen voor den ouden dag, maar
het wordt te zwaar, wanneer de leeftijd
van boven 70 jaar er bij komt. De zaak
wordt- bereikbaar door het bijkomende
Staatspensioen.
Ook is karakteristiek de volgende zin
uit het rapport van den heer Rutgers:
Het nieuwe tarief schjjnt later weer wat meer
op den achtergrond te zjjn geraakt; op 30 Juni
1911 waren er in het geheel 54905 polissen
volgens dit tarief van kracht; de vermeerdering
in twee en een half jaar was dus gelijk aan die
in het eerste half jaar.
Drie jaar na het in werking treden
der wet 55.000 polissen bij ééne maat
schappij bewijst, dat het tarief buiten
gewoon gepakt heeft en 't Staatspensioen
dus wel degelijk den spaarzin bevordert.
Wel is de deelneming na die 3 jaar wat
verminderd, maar dat bewijst niets, daar
men hoorde, dat de 70-jarige leeftijd zou
teruggebracht worden op 65 jaar. De
resultaten zijn dus wel zeer klemmend,
en van den ongunstigen invloed op den
spaarzin bleek dus niets, nóch in Enge
land, nóch in Denemarken integen
deel.
Spreker las alle rapporten eu verbaast
er zich over, dat men nu den demorali
seerenden invloed van het Staatspensioen
nog durft volhouden, vooral waar dit
geschiedt door voorstanders van 't Duit
sche verzekeringsstelsel. Deze tegenstand
is zeer bevreemdend.
Wij weten allen wat in Duitschland
is bekend geworden van het demorali-
seerende van het Duitsche stelsel; wij
weten van alle ellende van het hangen
en langen naar de rente, die in Duitsch
land tot reactie heeft geleid rentencurose,
aggravatie, simulatie, geknoei met de
doktoren. De heer Treub wees daartegen
over op een geschrift, dat die kwade go-
volgen niet in die mate erkende. Spreker
erkent de autoriteit van den schrijver,
maar het verschijnsel is niet gemakke
lijk te apprecieeren, men heeft er geen
statistieken van. Spreker stelt tegenover
de autoriteit door den heer Treub ge
citeerd, een tijdschriftartikel van 1911:
Die Praxis der Deutsche Arbeiter-
versicherung, door dr. Ferd. Frieden-
burg, oud-Senaatsvoorzitter in het Reichs-
"versichêrungsambt, die, na een 20 jarige
rechterlijke werkzaamheid, met groote
onpartijdigheid het stelsel beoordeelt. Ook
hij was enthousiast geweest voor het
verzekeringsstelsel. Maar hij meent, dat
van enthousiasme nergens meer iets te
bespeuren is. Niet alleen in ons land,
ook in Duitschland is de Begeisterung
gedaald. Het doet spreker leed, dat hij
deze brochure niet reeds in handen had
vóór de behandeling der Radenwct, want
ook over de administratieve quaestie staat
er zeer veel belangwekkends in. Wat de
demoralisatie betreft, schrijft dr'. Frieden-
burg, dat het een smartelijke ervaring
is, dat d£ verzekering tot een algemeenen
achteruitgang der zedelijkheid heeft ge
leid. Uit het door spreker geciteerde
blijkt, dat de schrijver overal sporen
aantoont van het doorgedrongen streven
om op allerlei wijzen een rente moester
te worden. De verzekering heeft ver
slappend gewerkt op de bevolking en
een „rente-hysterie" in 't leven geroepen.
Van hetgeen de schrijver zegt over simu
latie en aggravatie, zal spreker niet verder
citeerendat alles is bekend genoeg.
Minder bekend is, dat de arbeidersver
zekering in Duitschland aanleiding geeft
om uit de openbare kassen op andere
manier te halen wat er te halen valt.
Zoo bracht een door een ongeluk ge
troffen ingenieur hooge rekeningen in
voor zijn verpleging, omdat hij veel wijn
gebruikte en zelfs kaviaar zeide noodig
te hebben.
Het blijkt wel, dat tegenover de
citaten van den heer Treub andere zijn
aan te halen, die wijzen op een zeer
wijd om zich heen grijpende demoralisatie
in Duitschland. De door spreker geciteerde
autoriteit moge nu wat al te zwart zien
spreker -/.elf neemt dat aan toch
is het met die demoralisatie in Duitsch
land zeker een heel eind gekomen. De
voorstanders van het Duitsche stelsel
leggen intusschen op de demoralisatie
bizonder den nadruk als bezwaar tegen
Staatspensionneering. Het is een stand
punt, wanneer men gelijk de heer
Treub vroeger schreef van al deze
stelsels een zekere demoralisatie verwacht,
die maar dan in den koop toeneemt.
Het bezwaar geldt echter geenszins zooveel
sterker tegen Staatspensioen. Legt men
aft eerlijk man in den weegschaal de
ervaring van de demoralisatie in Duitsch
land en de ervaringen in Engeland en
Denemarkendan zal men moeten
erkennen dat de schaal niet zal doorslaan
ten nadeele van de Staatspensionneering.
De heer Aalberse sprak eveneens over
demoralisatie, maar hechtte vooral veel
gewicht aan het politieke bederf, dat
hij veel erger achtte dan het moreele.
In de zwartste kleuren schetste hij het
politieke bederf, maar spreker begrijpt
niet, dat een zoo scherpzinnig man niet
inzag dat hij door te veel te willen
bewijzen, niets bewees. Immers precies
hetzelfde is aan te voeren tegen tal van
wetten. De heer Aalberse is toch ook
voorstander van progressie in de be
lastingen, van vrijstelling van een
Exist enz-minimum in de directe be
lastingen, waarmee gelijke actie is te
voeren als de heer Aalberse vreesde van
volksmenners met de Staatspensionneering,
waarmee zij in hun beloften steeds verder
zouden gaan.
Het zonderlingste van alles is echter
het ameudement van den heer Aalberse
zelf, die daarmee den volksmenners een
kluifje toewierp, waar hij in de lagere
loonklassen door den arbeider een
kleiner deel van de premie wil laten
betalen. Daarmee zouden de veronder
stelde volksmenners zeker den boer
opgaan, zeggende, dat dit moest worden
doorgevoerd voor alle loonklassen, totdat
eindelijk de werkgevers de geheele
premie zouden betalen. Dat zou het
ideaal zijn om er mee den boer op te
gaan. Want bij Staatspensioen zou men
de hoogere kosten telkens nog moeten
halen van de Staatskas, dus ook mede
van do arbeiders. Het amendement-
Aal berse zou gelegenheid geven tot het
opleggen van alle lasten aan de werk
gevers deze gens iaillables et corvé-
ables d merci die men toch al gaarne
een kool stooft; dat is een trouvaille
voor de demagogen. De heer Aalberse
zal dat niet willen, maar als hij den
heer Van Idsinga goed heeft aangehoord,
dan zal hij bemerken, dat hijzelf niet
geheel vrij uitgaat.
Spreker blijft buiten dien broedertwist,
maar vraagt of de argumentatie van
den heer Aalberse niet is een dooddoener
die tegen tal van legislatieve producten
is in te brengen.
Spreker kan toegeven dat de bezwaren
die de heer Aalberse ducht, afgezien van
de Staatspensionneering, nog wel eens
moeilijke tijden kunnen brengen. Doch
daartegenover stelt spreker vertrouwen
in den gezonden, nuchteren, practischen
zin des volks. Doch mocht die volksaard
geen waarborg opleveren, dan zou men
de gevaren niet kunnen bezweren door
het stellen van theoretische staketsels in
de wetgeving. De loop onzer staatkundige
geschiedenis zal er niet door veranderen
of men thans theoretisch positie neemt
in het vraagstuk der ouderdomsvoor
ziening. Spreker wilde dat de menschen
meer geschiedenis lazen. De groote
stroom van het leven gaat onaandoenlijk
voorbij aan dergelijk doctrinairisme.
Nog een enkel woord over de financieele
zijde van het vraagstuk. Het treft
spreker, dat men in de kringen van
degenen die niet al te arbeiterfreund-
lich zijn, voor de Staatspensionneering
wel iets voelt. Overdreven arbeiter-
freundlich is men in die kringen niet,
maar men voelt iets voor de ouden*van
dagen die toch al komen ten laste der
publieke kas. Men redeneert danis er
wel iets te zeggen voor een ouderdoms
pensioen.
Maar dan volgt meestal de opmerking,
dat dit voor ons land te duur wordt.