Ingezonden Mededeelingen.
Voor het gerechtshof te 's-Gravén-
hage is voortgezet de behandeling der
zaak tegen J. F. V., voorzitter der
Bootwerkers-vereeniging te Terneuzen,
beklaagd van bedreiging met een misdrijf
tegen het leven en met brandstichting,
gericht tijdens een werkstaking tegen
de vrouw van een werkwillige.
De behandeling was destijds geschorst
tot het hooren van nog een 6-tal ge
tuigen.
De bedreigde vrouw en haar buur
vrouw hielden haar voor de rechtbank
afgelegde verklaring vol, dat beklaagde
en niemand anders had bedreigd.
Ook een derde vrouw verklaarde be-
klaagde's stem te hebben herkend,
waartegenover de beklaagde opmerkte,
dat hij deze vrouw van de schoolbanken
kende, maar zeker in geen tien jaar
gesproken had.
Een boerenarbeider verklaarde naast
beklaagde te hebben geloopen. Niet
beklaagde had geroepen, maar een ander,
die achter hem liep.
De inspecteur van politie te Terneuzen
lichtte zijn processen-verbaal en zijn
houding in deze zaak toe.
Het O. M. persisteerde by het vroeger
genomen requisitoir, om beklaagde tot 6
maanden gevangenisstraf te veroordeelen.
(Onder verantwoordelijkheid van den inzender).
Van 1—5 regels 75 Cts.elke regel meer 15 Cts.
P IJ N E N.
Wilt gij heel den winter aan uw rheumatiek
lijden, terwijl het zoo gemakkelijk is u er van
te verlossen en deze pijnen te vermijden die bij
4 sommigen de hevigheid van een marteling be
reiken
Wilt gij niet een geringe poging beproeven
om van uw leven te kunnen genieten en niet
gedwongen te zyn tot hinderlijke voorzorgsmaat
regelen? Indien gij er toe overgaat dien proef
te nemen, doe het dan met de Pink Pillen. Een
kuur met dien wederbelever van het bloed zal
uw bloed zuiveren van alle slechte stoffen die,
zooals gij weet, de eenige oorzaak zijn van
rheumatiek en van pijnen. Gij moet die kuur
nu doen, voor dat de gure dagen komen, en zoo
gij voorbeelden noodig hebt om uwe overtuiging
te* vestigen, leest dan het volgende.
Ziehier een brief van Mevrouw van den Berg,
Maastrichtsch-Bierhuis, 5 Monumentstraat, Til
burg
BIn de hoop nuttig te zijn aan hen. die aan
rheumatiek lijden en door deze ziekte in de uit
oefening van hun dagelijkschen arbeid gehinderd
worden, geef ik u kennis dat ik dank zij uwe
Pink Pillen van mijn rheumatiek ben verlost.
Ik heb gedurende drie jaren verschrikkelijk er
aan geleden. Mijne gewrichten waren zoo pijnlijk
dat ik er geheel stijf door was wanneer ik liep.
Ik heb tal van nnddelen zonder succes gebruikt
en verklaar volmondig, dat alleen de Pink Pillen
mij hebben kunnen genezen".
De heer Hendrik Kooien, wonende Vogelen
gang 44, te Rotterdam, schrijft
„Sedert twee jaren was ik in het geheel niet
goed. Ik had dikwijls benauwdheden, het ontbrak
mij aan eetlust en ik kan zeggen, dat het eten
mij eerder tegenstond dan mij aanlokte. Daarbij
leed ik aan rheumatische pijnen, vooral in de
beenen, zoo hevig, dat ik dikwerf niet loopen
kon. De benauwdheid dwong mij dan, mijn bed
te verlaten en ik was verplicht op krukken te
loopen. Na vele middelen zonder succes te hebben
gebruikt, heb ik de Pink Pillen beproefd, ik
verklaar uit volle overtuiging, dat ik eerst twee
doosjes te Gorinehem, toen twee doosjes te
Dordrecht en eindelijk twee doosjes te Rotterdam
heb genomen. Ik ben dadelijk genezen. Ik loop
nu met het grootste gemak, ik eet goed, ik ben
niet meer benauwd en ben nu gezond".
De Pink Pillen zijn verkrijgbaar a f 1,75 de
doos en a f 9,— de 6 doozen aan het Generaal-
Depöt der Pink Pillen, Van Eeghenlaan '22-huis,
te Amsterdam; voor Zierikzee en Omstreken bij
J. VV. Gudde, „Het Roode Kruis", Oude Haven
en F. P. J. Bal; firma W. v. d. Leur, Kaaistraat,
Steenbergen; W. Potter, Apoth., Stoofstraat,
Tholen en in alle goede apotheken en drogisterijen.
Aanbestedingen, Verkoopingcn enz.
Noordwolle, 25 Oct. Ten overstaan
van notaris W. F. del Campo te Renesse
werden ten verzoeke van den heer A.
Batenburg publiek verpacht de navol
gende onroerende goederen:
Gemeente Ellemeet.
0.50.80 H.A. bouwland, aan den
Ilongerigenweg en
Ringdijk, voor. f 45,
0.44.50 bouwland, aan den
EUemeetschen weg
en Ringdyk, voor 62,
1.80.08 weiland, aan den
Ringdyk, voor. 61,
0.45.65 bouwland, aan de
Noordzyde Kuyer-
damachen weg, voor 65,
0.44.42 idem, idem, voor 60,—
0.35.33 idem, idem, voor 56,50
0.00.80 idem, idem, voor 70,
0,54.80 idem, idem, voor 40,
1.03.00, idem, aan de Zuid
zijde van idem, voor 69,
1.77.00 bouwland, 't „Land-
bosch", voor 59,50
Gemeente Noordwelle.
0.30.80 II.A. bouwland, in ,De
Varkensbak", voor f 40,
2.18.58 bouwland, in idem,
voor45,
0.96.67 bouwland, aan de
Noordzijde Kuver-
damschen weg, voor 59,
0.81.98 idem, idem, voor 52,50
0.45.45 bouwland, naast 't
vorige perceel, voor 46,
2J8.00 bouwland, naast
Bolletjeahil, voor 40,25
1.14.00 weiland, hoek To-
renweegjeen Haard-
weg, voorf 36,60
Alles per Schouwseh gemet en per jaar.
Renesse. Door de veevoedervereeni-
ging „Eendracht maakt Macht" is lier-
besteed de levering van 2400 K.G.
maïs. Ingeschreven was door den heer
W. Merle te Zierikzee, voor f 6,14';
O. Vcrseput alhier voor f 6,09 per 80
K.G. ,Aan den laagsten inschrijver is
de levéring gegund.
Mr. PAT UN cn de
Staatspensionneering.
Onze afgevaardigde, rnr. Patijn, heeft
in de Kamerzitting van verstreken
Donderdag bij de behandeling van
Talma's wetsontwerp tot verzekering
van arbeiders tegen geldelijke gevolgen
van invaliditeit en ouderdom, een rede
gehouden, die, èn om den persoon des
sprekers, èn om haar voortreffelijkeu
inhoud, in deze streek, waar het beginsel
van Staatspensionneering diep wortel
geschoten heeft, zeker met groote belang
stelling en innige voldoening zal gelezen
worden.
Dit wetend, hadden wij gaarne die
rede in haar geheel weergegeven, maar
daar haar omvang in geen verhouding
staat tot de beperkte ruimte van ons
blad, zoo zijn wij wel genoodzaakt den
meer bek nopten vorm van het Analy
tisch Verslag te kiezen.
Dit verslag nu luidt als volgt:
De heer Patijn kan zich refereeren
aan zeer veel, dat van deze zijde is
gezegd, en zal zich dus beperken tot
eenige losse opmerkingen, die, in ver
houding tot den omvang der wet, niet
zoo heel veel van de aandacht der
Kamer zullen vorderen.
Een enkel woord over den vorm van
het wetsontwerp.
Een jaar geleden heeft spreker bij de
algemeene beschouwingen over de Staats-
begrooting een tweeledige critiek ge
oefend op dit ontwerp. Hij achtte het
duister en onbeholpen van redactie» Te
dien aanzien is bij de voortdurende
wijziging van het ontwerp veel verbeterd.
Toch is het geen mooi stuk werk. Het is
daarvoor te casuïstisch en te schwerfallig
maar het is in ieder geval, voor wie
gewoon is wetten te lezen, goed leesbaar
geworden.
In de tweede plaats was spreker
vau oordeel, dat dit ontwerp geheel
onafhankelijk van de Ziektewet was
geredigeerd Zoo wat de indeeling als
de volgorde, de terminologie en de
regeling van geheel analoge onderwerpen
betreft, weken de ontwerpen van elkander
af. Ook in dit opzicht is inderdaad
door voortdurenden aandrang op den
Minister verbetering verkregen, ofschoon
deze wetsontwerpen naar sprekers meening
nog niet paarden zijn van één stal en
zeker niet paarden voor een span. Maar
hetgeen spreker wenschte, was niet meer
te bereiken in de Commissie vau Voor
bereiding. Dan had de Minister het
geheele ontwerp tijdig moeten doen
omwerken, zooals spreker hem aauried.
Dan zou de uniformiteit zijn verkregen,
die zoo noodzakelijk is, en had men
parallelle regelingen gekregen, die alleen
afwijkingen vertoonden, waar de aard
der materie die eischte. Nu is men
halverwege blijven staan, en zoo heeft
de Commissie van Voorbereiding nog
in vele ongelijkheden moeten berusten,
voor het behoud waarvan geen enkel
argument kon worden aangevoerd.
Intusschen lites finiri oport et. Spreker
heeft er aan gedacht om een stel
amendementen in te dienen, ten einde
nog meer eenheid te verkrijgen. Maar
spreker heeft dit nagelaten, in de eerste
plaats, omdat volledige eenheid toch
niet meer te verkrijgen zou zijn; in de
tweede plaats, omdat de Miuister aan
de geuite wenschen een eindweegs te
gemoet is gekomen, waartegenover hij
eenige tegemoetkoming onzerzijds mag
verwachtenen in de dërdé plaats omdat
een talrijke vergadering als deze bizonder
ongeschikt is om een reeks amende
menten te beoordeelen, die redactie
veranderingen beoogen. Een onpartijdige
beoordeeling daarvan zou bovendien
niet kunnen worden verwacht. Maar
het kan niet anders, of* als deze wetten
straks in de practijk komen wat
spreker nog altijd hoopt, dat niet zal
gebeuren zullen degenen, die met
de uitvoering er van zijn belast of er
mee in aanraking komen, de klacht
uiten, dat men het hun gemakkelijker
had kunnen maken, indien in beide
wetten verschillende dingen meer gelijk
vormig waren geregeld.
Wat den inhoud van het ontwerp
betreft spreker is voorstander van
Staatspensionneering, vooral omdat daar
door de voordeelen niet worden gebracht
aan één klasse: de loonarbeiders. Mitsdien
staat spreker principieel tegenover dit
ontwerp. Daarover is reeds veel ge
sproken, en spreker zal zich dus bepalen
tot twee bezwaren tegen de regeling van
het ontwerp in zijn kader.
Allereerst dat liet ontwerp geenerlei
•Rijksbijdrage in do rente of de premie
bevat, en ten tweede het ontbreken
eener weduwenrente.
Wat het ontbreken van eenige Rijks
bijdrage in de rente betreft, is dé
Minister daartoe gekomen, doordat hij
a priori een stelsel heeft aanvaard,
waaruit logischerwijze voortvloeide, dat
geen Rijksbijdrage mocht worden gegeven.
Spreker zegt niet, dat dit stelsel niet te
beargumenteeren is, zoo goed als alle
dergelijke stelsels. Men weet het:
Mil Worten liisst sich trefjlich streiten,
Mil Worten ein System bereiten.
Maar voor den arbeider betreurt spreker,
dat de Minister juist dit voor den ar
beider onvoordeelig stelsel moest kiezen.
Waarom koos de Minister het? Niet door
de anti-revolutionnaire leer was de
Minister daartoe verplicht. Er was een
ander, door den driestarschrijver geijkt
stolsel, dat de Miuister had kunnen
kiezen. De heer Hugenholtz herinnorde
reeds aan het «rif-artikel van 12
Juni 1901, waarin een Rijksbijdrage
principieel werd geêisekt. En nu kan
men zeggen: dr. Kuyper heeft zooveel
geschreven, dat men niet aan elk artikel
van zijn hand eèiT Staatspartij kan
binden. Dit is volkomen waar. Maar dit
artikel werd speciaal geschrevon om met
hot oog op de stembus het aoti-revolu-
tionnair program op dit punt nog eens
scherp in het licht te stellen.
Wat doet nu de Minister?
Hij neemt het stelsel over, maar snijdt
daaruit juist weg wat voor den arbeider
voordeelig was, n.l. het ontvangen zonder
daarvoor te betalen.
Wat de Christelijk-Historische partij
aangaat, uit de nota van haar voor
mannen, de heeren De Savornin Lobman
en Van Idsinga is tan duidelijkste ge
bleken, dat zij het stelsel, dat de Minister
vporstaat, verfoeien, en^ nog eerder ge
neigd zoudon zijn hun stem te geven
aan eén regeling in den geest van het
Deenscho stelsel.
Wel moet worden erkend, dat de leer,
door den heer Tal ma verkondigd, steeds
op den voorgrond is gesteld door de
Roomsch-Katholieke Staatspartij. Ook
uit de rede van den heer Aalberse is
dit gebleken. Vreemd is het wel, dat
juist een Protestantsch dominee, Minister
geworden, dit stelsel heeft aanvaard, en
spreker begrijpt dan ook wel, dat de
heer Talma door den heer Aalberse met
open armen wordt ontvangen.
Spreker blijft het echter betreuren voor
den arbeider, dat de Minister juist tot
dit stelsel is gekomen. Bij eenig nadenken
zullen de arbeiders toch tot het besef
moeten komen datj zij met een ander
stelsel racer zouden zijn gebaat. Als zij
door den afgevaardigde van Almelo in
een redevoering logisch en bij deductie
na deductie hooren afleiden, dat van de
minste blijvende Staatsbijdrage geen
sprake zal mogen zijn, dan zullen zij toch
ook denken ,Le mpindre grain de miel
ferait Men mieux mon affaire
Spreker blijft hopen, dat ten slotto
nog enkele leden van rechts zich bij
hem zullen aausluiten om te voorkomen,
dat dit wetsontwerp wet wordt en daar
door onrecht wordt aangedaan. Want
onrecht geschiedt wanneer in het ontwerp
de weduwenrente blijft ontbreken.
Spreker is overtuigd, dat als er rechts
een 10, 12 leden waren met een beetje
ruggegraat, die zich bij de linkerzijde
zouden aansluiten, dit nog ware te be
reiken. De Minister laat dit zijn laatste
ooilam niet ter slachtbank voeren. Men
kan in 1913 niet platzak thuis komen.
Dit ontwerp zal niet worden ingetrokken,
ook al wordt de weduwenrente er in
gebracht.
Men moet ter rechterzijde inzien, dat,
wanneer men geen weduwenrente geeft,
er een stuk onrecht zal worden gemaakt.
Wat zal in de practijk regel zijn? Regel,
want volgens de statistiek overleven door
gaans de vrouwen do mannen. De
arbeider zal verplicht worden dit
vergete men niet zijn geheele leven
premie te betalen, hoe noodig ook het
geld in het gezin moge zijn. De arbeider
beschouwt zijn loön niet als zijn per
soonlijk loon, maar als dat van zijn
gezin. En als hij dan tot op lioogen
leeftijd zijn premies heeft betaald, die
te zamen een voor zulke menschen aardig
kapitaaltje zouden vormen, dan wordt
hij op zijn sterfbed gepijnigd door de
gedachte, dat zijn vrouw, die jarenlang
lief en leed met hem heeft gedeeld, die
heel haar leven lang heeft gezwoegd on
geslaafd voor het 'gezin en ieder weet
hoe zwaar de taak der arbeidersvrouw
is straks als hij zal zijn weg
gedragen zich zal moeten aanmelden
bij het armbestuur om hulp. Dat zou
niet een uitzonderingsgeval, dat zal de
practijk der wet zijn in het raeerendeel
der gevallen. En dat acht spreker een
onrecht tegenover de vrouw.
Waarom blijven wij beneden hetgeen
Duitschland, Engeland en Denemarken
in dit opzicht deden?
De wetsontwerpeu-Kuyper en -Veegens
stelden de vrouw en den man op één
lijn in dit opzicht. Het protest, dat uit
de kringen der vrouwen is* gekomen
tegen de wijze, waarop in dit ontwerp
de vrouw wordt behandeld, spruit, naar
sprekers meening, voort uit een juist
rechtsbewustzijn. Juist wie als de rechtscbo
partijen zijn tegen vrouwenkiesrecht,
moeten oppassen, dat zij niet een regeling
maken, waardoor de belangen der vrouw
zoo hopeloos in het gedrang raken. En
de Minister mag er zich niet op beroepen,
dat hij toch een weèzenrente geeft. Iu
Duitschland staat de weduwenrente
daarnaast, en bovendien is in dit wets
ontwerp de weezenrente geen equivalent
voor de weduwenrente. De contante
waarden van beide ziju respectievelijk
op 72 en 36 millioeu gulden geschat;
die dei weezenrente bedraagt slechts de
helft van die der weduwenrenten. Er is
dus geen sprake van een equivalent,
waarmee de arbeider tevreden zou kunnen
wezen.
Spreker begrijpt dezen Minister zoo
vaak niet. De Minister beoogt 'toch ook
met ziju wet iets bij te dragen tot ver
zachting van den socialen strijd, tot be
vrediging der arbeiders. Maar begrijpt
hij dan niet, dat hij met zijn wetten
zoowel de Ziektewet als de Invaliditeits
wet veeleer het omgekeerde effect
zal verkrijgen Do wetten van den
Minister zijn onmiddellijk een welkom
wapen in de handen van hen, die den
klassenstrijd propageeren, en die prediken,
dat de bezittende klasse zich zoo goed
koop mogelijk vau de sociale wetgeving
beproeft af te maken.
Dat men sociale wetten geeft, maakt
geen indruk.' Iedere regeering moet die
brengen. Niet alleen de arbeiders, héél
de natie dringt in die richting. Wil men
iets bereiken, dan komt het er op aan
wat men wil geven. Het moet de ver
gelijking met buitenlandsche wetgevingen
kunnen doorstaan.
En hoe staat het in dit opzicht met
's Ministers wetten
Bij de Ziektewet bleef de Minister in
tweeërlei opzicht beneden zijn voorbeeld
de Duitsche wet. De geneeskundige be
handeling, overal het eerste object van
wetgeving werd buitengesloten, en de
kring der arbeiders zoo nauw mogelijk
getrokken. En nu wordt bij de Invaliditeits
wet elke Rijksbijdrage .principieel ver
worpen, terwijl men in alle landen een
Rijksbijdrage voör dit algemeen belang
volkomen gewettigd heeft geacht.
Met de weduwenrente is het evenzoo.
In Eugeland en Duitschland heeft men
bepalingen voor oude en gebrekkige
weduwen; de Minister hier laat ze aan
hun lot over.
Spreker vraagt* of de regeling van
den Minister getuigt vau verstandig
politiek beleid. Twintig jaar lang heeft
men in ons land den arbeiders een
pensioen voorgespiegeld. Dertig jaar zijn
wij bij onze Duitsche buren ten achter,
en als men dan hier te lande aan het
werk gaat, dan neemt men de conser
vatieve Duitsche regeling van dertig
jaar geleden tot basis, en volgt een
model, zonder rekening te houden met
de leemten, die zich hebben geopenbaard
in dat model. Spreker geeft toe, dat het
wetsontwerp in enkele opzichten liberaler
is dan het Duitsche, maar dit laatste is
financieel gunstiger voor den arbeider.
En meent men, dat, waar bij onze
Westelijke naburen een geheel andere
regeling mogelijk is gebleken, met dit
wetsontwerp een eind. zal zijn gemaakt
aan sociale misstanden? Neen, de wet
zal, ingevoerd, worden gebruikt om de
ontevredenheid in het land gaande te
houden en nog te vermeerderen. Ook
wij, vrijzinnigen, zullen daaronder lijden,
maar dan zullen wij dezen Minister
toevoegen: TuVasvouliiGeorgeDandin.
Door sprekers fractie zijn enkele
amendementen ingediend, waarvan twee
ten doel hebben alsnog de twee groote
dingen te verkrijgen, waarop spreker de
aandacht heeft gevestigd: een blijvende
Staatsbijdrage en een weduwenrente.
Spreker wil thans een enkel woord
wijden aan de Staatspensionneering.
Spreker had een uitgewerkt betoog ten
gunste daarvan willen houden, maar
acht dit na het vele, dat reeds gesproken
is, overbodig. Spreker is meer voor
stander ge worden van Staatspensionneering
al naarmate er meer brochures over
zijn verschenen. Speciaal noemt spreker het
rapport van den heer Elink Schuurman,
de dissertatie van mej. Huet en hot
rapport van deu heer Rutgers. Vooral
het laatste heeft hem overtuigd van den
zegen der Staatspensionneering. Als
iemand door Minister Talma wordt uit
gestuurd om de praktische werking der
Staatspensionneering na te gaan, en met
niet meer grieven thuiskomt dan de
heer Rutgers, dan is dit voor spreker
van groote beteekenis.
Ten aanzien van deStaalspcnsionneeriiig
is spreker het met veel eens dat ge
sproken is, vooral in de zakelijke rede
van den heer De Jong.
Een enkel woord aan sommige ledcD,
die tegen Staatspensionneering waren.
Allereerst den heer Van Vliet. Hot is
een zeldzaam voorrecht den voorzitter
van „Patrimonium" te hooren over
sociale onderwerpen. Te veel houdt de
heer Van Vliet zijn licht onder de
korenmaat. Spreker betreurt, dat de
heer Van Vliet thans een zoo groot
deel zijner korte rede wijdde aan oude
liberale citaten, die niet meer dan
historische waarde hobben. Liever had
'men van hem gehoord een warmen
toon, getuigend van jong, krachtig,
opbruisend sociaal leven in die
kringen der arbeiders, waarvan de heer
Van Vliet een zoo typische vertegen
woordiger is. Intusschen, dat heeft niet
zoo mogen zijn; misschien gebeurt het
nog later in de debatten over deze wet.
De heer Van Vliet heeft aangetoond, en
er zich vroolijk over gemaakt, of liever,
betoogd, want vroolijk maakt de heer
Van Vliet zich slechts zelden, dat de
Liberale Unie in zake verplichte ver
zekering thans geheel anders oordeelt
dan vroeger. Maar dat weet immers
iedereen! En bovendien zijn de partij-
genooten van den lieer Van Vliet
evenzeer van gevoelen veranderd. Zij
waren vroeger tegen en zijn nu vóór,
de Liberale Unie was vroeger vóór
en is nu tegen verplichte verzekering.
Maar was het wonder, dat de Liberale
Unie haar oordeel herzag, na de
ervaringen, in Denemarken en Engeland
met een ander stelsel dan verplichte
verzekering opgedaan? Moest zij blind
zijn voor de bezwaren, die het verplichte
verzekeringsstelsel in Duitschland aan
den dag bracht?
De heer Treub heeft in zijn rede
gewezen op het ontbreken van een
rechtsgrond voor Staatspensionneering.
Spreker vermijdt het liefst het woord
rechtsgrond te gebruiken, omdat daar
omtrent zulk een verschil van meening
bestaat. Hij herinnert er aandat do
heer Teenstra in dit opzicht den heer
Treub tegenwierp, dat men onder rechts
grond eigenlijk niets anders verstaat
dan de reden, waarom men iets wil.
Nu gaat spreker bij zijn beoordeeling
van de vraag of een voorgedragen zaak
te aanvaarden is, allereerst uit van
utilistische overwegingen: blijft na het
tegenoverstellen van de voor- en na-
deelen een saldo van voordeelen over,
dan is spreker reeds voor een deel
gewonnen. Intusschen loopt daarmede
voor spreker het onderzoek niet af. Hij
toetst daarna de zaak aan overwegingen
van 'moreelen aard, aan wat hij in zich
voelt als billijk en rechtvaardig. Acht
spreker een zaak nuttig en ook goed in
hoogeren ethischen zindan komen
daarbij nog staatkundige overwegingen,
namelijk de vraag, of do voorgedragen
zaak voor een bepaald volk in een
bepaald tijdstip ook aanbevelenswaardig is.
Op die drie wijzen heeft spreker ook
de Staatspensionneering getoetst. Zij
schijnt hem toe nuttig, omdat het groote
voordeel, er door te verkrijgen voor de
duizenden oude behoeftigen, opweegt
tegen de practische bezwaren, waaronder
allereerst de groote kosten moeten worden
genoemd. Spreker acht haar voorts tiiet
in strijd met de Christelijke moraal,
maar veeleer een rechtstreeksch uit
vloeisel daarvan. Eindelijk acht spreker
de uivoering van Staatspensionneering
voor ons volk op dit tijdstip ook staat
kundig gewenscht, omdat de economische
toestand van ons land op dit oogenblik
de invoering mogelijk maakt, en omdat,
wie ook maar een vezel van den staats
man aan zich voelt, de beteekenis moet
begrijpen van een beweging, die zoo
verrassend snel in omvang toeneemt.
Op dien drieledigen grond kwam
spreker tot de conclusie, dat hij voor
stander mag wezen van Staatspension
neering. Of dit voor den heer Treub
een Begriindüng [is, en of anderen dit
als zoodanig onvoldoende achten, kan
spreker onverschillig laten.
Wat de heer Treub als een Begriindüng
van zijn eigen stelsel op den voorgrond
stelde, bevredigde daarentegen spreker
niet. De lieer Treub achtte een Rijks
bijdrage gerechtvaardigd, omdat de
nooden van den ouden dag een gevolg
zijn van maatschappelijke omstandig
heden; maar omdat zij ook een gevolg
zijn van individueele omstandigheden,
achtte hij daarnaast premiebetaling ge
rechtvaardigd.- Dit lijkt zeer logiscn en
geheel rond te loopen. Maar wij kunnen
hebben twee personen, waarvan de een
alleen door de maatschappelijke om
standigheden is ten onder gegaan, de
ander alleen door individueele. Mag dan
alleen voor den eerste een bijdrage van
den Staat worden gegeven? Of wil hij
handelen als een pacha, die een diefstal
meende te moeten bestraften met 100
stokslagen, maar niet wist, wie van twee
personen de schuldige was, en daarom
maar aan ieder van hen 50 stokslagen
liet geven, zoodat toch te zamen met
10 slagen werd gestraft?
De heer TreubDat was nog zoo
gek niet.
De heer PatijnDe man die onschuldig
50 stokslagen ontving, zal daar toch
anders over hebben gedacht.
Het vervolg van deze rede in een
volgen d n u m m er).