Ingezonden Mededeelingen. Voor het gerechtshof te 's-Gravén- hage is voortgezet de behandeling der zaak tegen J. F. V., voorzitter der Bootwerkers-vereeniging te Terneuzen, beklaagd van bedreiging met een misdrijf tegen het leven en met brandstichting, gericht tijdens een werkstaking tegen de vrouw van een werkwillige. De behandeling was destijds geschorst tot het hooren van nog een 6-tal ge tuigen. De bedreigde vrouw en haar buur vrouw hielden haar voor de rechtbank afgelegde verklaring vol, dat beklaagde en niemand anders had bedreigd. Ook een derde vrouw verklaarde be- klaagde's stem te hebben herkend, waartegenover de beklaagde opmerkte, dat hij deze vrouw van de schoolbanken kende, maar zeker in geen tien jaar gesproken had. Een boerenarbeider verklaarde naast beklaagde te hebben geloopen. Niet beklaagde had geroepen, maar een ander, die achter hem liep. De inspecteur van politie te Terneuzen lichtte zijn processen-verbaal en zijn houding in deze zaak toe. Het O. M. persisteerde by het vroeger genomen requisitoir, om beklaagde tot 6 maanden gevangenisstraf te veroordeelen. (Onder verantwoordelijkheid van den inzender). Van 1—5 regels 75 Cts.elke regel meer 15 Cts. P IJ N E N. Wilt gij heel den winter aan uw rheumatiek lijden, terwijl het zoo gemakkelijk is u er van te verlossen en deze pijnen te vermijden die bij 4 sommigen de hevigheid van een marteling be reiken Wilt gij niet een geringe poging beproeven om van uw leven te kunnen genieten en niet gedwongen te zyn tot hinderlijke voorzorgsmaat regelen? Indien gij er toe overgaat dien proef te nemen, doe het dan met de Pink Pillen. Een kuur met dien wederbelever van het bloed zal uw bloed zuiveren van alle slechte stoffen die, zooals gij weet, de eenige oorzaak zijn van rheumatiek en van pijnen. Gij moet die kuur nu doen, voor dat de gure dagen komen, en zoo gij voorbeelden noodig hebt om uwe overtuiging te* vestigen, leest dan het volgende. Ziehier een brief van Mevrouw van den Berg, Maastrichtsch-Bierhuis, 5 Monumentstraat, Til burg BIn de hoop nuttig te zijn aan hen. die aan rheumatiek lijden en door deze ziekte in de uit oefening van hun dagelijkschen arbeid gehinderd worden, geef ik u kennis dat ik dank zij uwe Pink Pillen van mijn rheumatiek ben verlost. Ik heb gedurende drie jaren verschrikkelijk er aan geleden. Mijne gewrichten waren zoo pijnlijk dat ik er geheel stijf door was wanneer ik liep. Ik heb tal van nnddelen zonder succes gebruikt en verklaar volmondig, dat alleen de Pink Pillen mij hebben kunnen genezen". De heer Hendrik Kooien, wonende Vogelen gang 44, te Rotterdam, schrijft „Sedert twee jaren was ik in het geheel niet goed. Ik had dikwijls benauwdheden, het ontbrak mij aan eetlust en ik kan zeggen, dat het eten mij eerder tegenstond dan mij aanlokte. Daarbij leed ik aan rheumatische pijnen, vooral in de beenen, zoo hevig, dat ik dikwerf niet loopen kon. De benauwdheid dwong mij dan, mijn bed te verlaten en ik was verplicht op krukken te loopen. Na vele middelen zonder succes te hebben gebruikt, heb ik de Pink Pillen beproefd, ik verklaar uit volle overtuiging, dat ik eerst twee doosjes te Gorinehem, toen twee doosjes te Dordrecht en eindelijk twee doosjes te Rotterdam heb genomen. Ik ben dadelijk genezen. Ik loop nu met het grootste gemak, ik eet goed, ik ben niet meer benauwd en ben nu gezond". De Pink Pillen zijn verkrijgbaar a f 1,75 de doos en a f 9,— de 6 doozen aan het Generaal- Depöt der Pink Pillen, Van Eeghenlaan '22-huis, te Amsterdam; voor Zierikzee en Omstreken bij J. VV. Gudde, „Het Roode Kruis", Oude Haven en F. P. J. Bal; firma W. v. d. Leur, Kaaistraat, Steenbergen; W. Potter, Apoth., Stoofstraat, Tholen en in alle goede apotheken en drogisterijen. Aanbestedingen, Verkoopingcn enz. Noordwolle, 25 Oct. Ten overstaan van notaris W. F. del Campo te Renesse werden ten verzoeke van den heer A. Batenburg publiek verpacht de navol gende onroerende goederen: Gemeente Ellemeet. 0.50.80 H.A. bouwland, aan den Ilongerigenweg en Ringdijk, voor. f 45, 0.44.50 bouwland, aan den EUemeetschen weg en Ringdyk, voor 62, 1.80.08 weiland, aan den Ringdyk, voor. 61, 0.45.65 bouwland, aan de Noordzyde Kuyer- damachen weg, voor 65, 0.44.42 idem, idem, voor 60,— 0.35.33 idem, idem, voor 56,50 0.00.80 idem, idem, voor 70, 0,54.80 idem, idem, voor 40, 1.03.00, idem, aan de Zuid zijde van idem, voor 69, 1.77.00 bouwland, 't „Land- bosch", voor 59,50 Gemeente Noordwelle. 0.30.80 II.A. bouwland, in ,De Varkensbak", voor f 40, 2.18.58 bouwland, in idem, voor45, 0.96.67 bouwland, aan de Noordzijde Kuver- damschen weg, voor 59, 0.81.98 idem, idem, voor 52,50 0.45.45 bouwland, naast 't vorige perceel, voor 46, 2J8.00 bouwland, naast Bolletjeahil, voor 40,25 1.14.00 weiland, hoek To- renweegjeen Haard- weg, voorf 36,60 Alles per Schouwseh gemet en per jaar. Renesse. Door de veevoedervereeni- ging „Eendracht maakt Macht" is lier- besteed de levering van 2400 K.G. maïs. Ingeschreven was door den heer W. Merle te Zierikzee, voor f 6,14'; O. Vcrseput alhier voor f 6,09 per 80 K.G. ,Aan den laagsten inschrijver is de levéring gegund. Mr. PAT UN cn de Staatspensionneering. Onze afgevaardigde, rnr. Patijn, heeft in de Kamerzitting van verstreken Donderdag bij de behandeling van Talma's wetsontwerp tot verzekering van arbeiders tegen geldelijke gevolgen van invaliditeit en ouderdom, een rede gehouden, die, èn om den persoon des sprekers, èn om haar voortreffelijkeu inhoud, in deze streek, waar het beginsel van Staatspensionneering diep wortel geschoten heeft, zeker met groote belang stelling en innige voldoening zal gelezen worden. Dit wetend, hadden wij gaarne die rede in haar geheel weergegeven, maar daar haar omvang in geen verhouding staat tot de beperkte ruimte van ons blad, zoo zijn wij wel genoodzaakt den meer bek nopten vorm van het Analy tisch Verslag te kiezen. Dit verslag nu luidt als volgt: De heer Patijn kan zich refereeren aan zeer veel, dat van deze zijde is gezegd, en zal zich dus beperken tot eenige losse opmerkingen, die, in ver houding tot den omvang der wet, niet zoo heel veel van de aandacht der Kamer zullen vorderen. Een enkel woord over den vorm van het wetsontwerp. Een jaar geleden heeft spreker bij de algemeene beschouwingen over de Staats- begrooting een tweeledige critiek ge oefend op dit ontwerp. Hij achtte het duister en onbeholpen van redactie» Te dien aanzien is bij de voortdurende wijziging van het ontwerp veel verbeterd. Toch is het geen mooi stuk werk. Het is daarvoor te casuïstisch en te schwerfallig maar het is in ieder geval, voor wie gewoon is wetten te lezen, goed leesbaar geworden. In de tweede plaats was spreker vau oordeel, dat dit ontwerp geheel onafhankelijk van de Ziektewet was geredigeerd Zoo wat de indeeling als de volgorde, de terminologie en de regeling van geheel analoge onderwerpen betreft, weken de ontwerpen van elkander af. Ook in dit opzicht is inderdaad door voortdurenden aandrang op den Minister verbetering verkregen, ofschoon deze wetsontwerpen naar sprekers meening nog niet paarden zijn van één stal en zeker niet paarden voor een span. Maar hetgeen spreker wenschte, was niet meer te bereiken in de Commissie vau Voor bereiding. Dan had de Minister het geheele ontwerp tijdig moeten doen omwerken, zooals spreker hem aauried. Dan zou de uniformiteit zijn verkregen, die zoo noodzakelijk is, en had men parallelle regelingen gekregen, die alleen afwijkingen vertoonden, waar de aard der materie die eischte. Nu is men halverwege blijven staan, en zoo heeft de Commissie van Voorbereiding nog in vele ongelijkheden moeten berusten, voor het behoud waarvan geen enkel argument kon worden aangevoerd. Intusschen lites finiri oport et. Spreker heeft er aan gedacht om een stel amendementen in te dienen, ten einde nog meer eenheid te verkrijgen. Maar spreker heeft dit nagelaten, in de eerste plaats, omdat volledige eenheid toch niet meer te verkrijgen zou zijn; in de tweede plaats, omdat de Miuister aan de geuite wenschen een eindweegs te gemoet is gekomen, waartegenover hij eenige tegemoetkoming onzerzijds mag verwachtenen in de dërdé plaats omdat een talrijke vergadering als deze bizonder ongeschikt is om een reeks amende menten te beoordeelen, die redactie veranderingen beoogen. Een onpartijdige beoordeeling daarvan zou bovendien niet kunnen worden verwacht. Maar het kan niet anders, of* als deze wetten straks in de practijk komen wat spreker nog altijd hoopt, dat niet zal gebeuren zullen degenen, die met de uitvoering er van zijn belast of er mee in aanraking komen, de klacht uiten, dat men het hun gemakkelijker had kunnen maken, indien in beide wetten verschillende dingen meer gelijk vormig waren geregeld. Wat den inhoud van het ontwerp betreft spreker is voorstander van Staatspensionneering, vooral omdat daar door de voordeelen niet worden gebracht aan één klasse: de loonarbeiders. Mitsdien staat spreker principieel tegenover dit ontwerp. Daarover is reeds veel ge sproken, en spreker zal zich dus bepalen tot twee bezwaren tegen de regeling van het ontwerp in zijn kader. Allereerst dat liet ontwerp geenerlei •Rijksbijdrage in do rente of de premie bevat, en ten tweede het ontbreken eener weduwenrente. Wat het ontbreken van eenige Rijks bijdrage in de rente betreft, is dé Minister daartoe gekomen, doordat hij a priori een stelsel heeft aanvaard, waaruit logischerwijze voortvloeide, dat geen Rijksbijdrage mocht worden gegeven. Spreker zegt niet, dat dit stelsel niet te beargumenteeren is, zoo goed als alle dergelijke stelsels. Men weet het: Mil Worten liisst sich trefjlich streiten, Mil Worten ein System bereiten. Maar voor den arbeider betreurt spreker, dat de Minister juist dit voor den ar beider onvoordeelig stelsel moest kiezen. Waarom koos de Minister het? Niet door de anti-revolutionnaire leer was de Minister daartoe verplicht. Er was een ander, door den driestarschrijver geijkt stolsel, dat de Miuister had kunnen kiezen. De heer Hugenholtz herinnorde reeds aan het «rif-artikel van 12 Juni 1901, waarin een Rijksbijdrage principieel werd geêisekt. En nu kan men zeggen: dr. Kuyper heeft zooveel geschreven, dat men niet aan elk artikel van zijn hand eèiT Staatspartij kan binden. Dit is volkomen waar. Maar dit artikel werd speciaal geschrevon om met hot oog op de stembus het aoti-revolu- tionnair program op dit punt nog eens scherp in het licht te stellen. Wat doet nu de Minister? Hij neemt het stelsel over, maar snijdt daaruit juist weg wat voor den arbeider voordeelig was, n.l. het ontvangen zonder daarvoor te betalen. Wat de Christelijk-Historische partij aangaat, uit de nota van haar voor mannen, de heeren De Savornin Lobman en Van Idsinga is tan duidelijkste ge bleken, dat zij het stelsel, dat de Minister vporstaat, verfoeien, en^ nog eerder ge neigd zoudon zijn hun stem te geven aan eén regeling in den geest van het Deenscho stelsel. Wel moet worden erkend, dat de leer, door den heer Tal ma verkondigd, steeds op den voorgrond is gesteld door de Roomsch-Katholieke Staatspartij. Ook uit de rede van den heer Aalberse is dit gebleken. Vreemd is het wel, dat juist een Protestantsch dominee, Minister geworden, dit stelsel heeft aanvaard, en spreker begrijpt dan ook wel, dat de heer Talma door den heer Aalberse met open armen wordt ontvangen. Spreker blijft het echter betreuren voor den arbeider, dat de Minister juist tot dit stelsel is gekomen. Bij eenig nadenken zullen de arbeiders toch tot het besef moeten komen datj zij met een ander stelsel racer zouden zijn gebaat. Als zij door den afgevaardigde van Almelo in een redevoering logisch en bij deductie na deductie hooren afleiden, dat van de minste blijvende Staatsbijdrage geen sprake zal mogen zijn, dan zullen zij toch ook denken ,Le mpindre grain de miel ferait Men mieux mon affaire Spreker blijft hopen, dat ten slotto nog enkele leden van rechts zich bij hem zullen aausluiten om te voorkomen, dat dit wetsontwerp wet wordt en daar door onrecht wordt aangedaan. Want onrecht geschiedt wanneer in het ontwerp de weduwenrente blijft ontbreken. Spreker is overtuigd, dat als er rechts een 10, 12 leden waren met een beetje ruggegraat, die zich bij de linkerzijde zouden aansluiten, dit nog ware te be reiken. De Minister laat dit zijn laatste ooilam niet ter slachtbank voeren. Men kan in 1913 niet platzak thuis komen. Dit ontwerp zal niet worden ingetrokken, ook al wordt de weduwenrente er in gebracht. Men moet ter rechterzijde inzien, dat, wanneer men geen weduwenrente geeft, er een stuk onrecht zal worden gemaakt. Wat zal in de practijk regel zijn? Regel, want volgens de statistiek overleven door gaans de vrouwen do mannen. De arbeider zal verplicht worden dit vergete men niet zijn geheele leven premie te betalen, hoe noodig ook het geld in het gezin moge zijn. De arbeider beschouwt zijn loön niet als zijn per soonlijk loon, maar als dat van zijn gezin. En als hij dan tot op lioogen leeftijd zijn premies heeft betaald, die te zamen een voor zulke menschen aardig kapitaaltje zouden vormen, dan wordt hij op zijn sterfbed gepijnigd door de gedachte, dat zijn vrouw, die jarenlang lief en leed met hem heeft gedeeld, die heel haar leven lang heeft gezwoegd on geslaafd voor het 'gezin en ieder weet hoe zwaar de taak der arbeidersvrouw is straks als hij zal zijn weg gedragen zich zal moeten aanmelden bij het armbestuur om hulp. Dat zou niet een uitzonderingsgeval, dat zal de practijk der wet zijn in het raeerendeel der gevallen. En dat acht spreker een onrecht tegenover de vrouw. Waarom blijven wij beneden hetgeen Duitschland, Engeland en Denemarken in dit opzicht deden? De wetsontwerpeu-Kuyper en -Veegens stelden de vrouw en den man op één lijn in dit opzicht. Het protest, dat uit de kringen der vrouwen is* gekomen tegen de wijze, waarop in dit ontwerp de vrouw wordt behandeld, spruit, naar sprekers meening, voort uit een juist rechtsbewustzijn. Juist wie als de rechtscbo partijen zijn tegen vrouwenkiesrecht, moeten oppassen, dat zij niet een regeling maken, waardoor de belangen der vrouw zoo hopeloos in het gedrang raken. En de Minister mag er zich niet op beroepen, dat hij toch een weèzenrente geeft. Iu Duitschland staat de weduwenrente daarnaast, en bovendien is in dit wets ontwerp de weezenrente geen equivalent voor de weduwenrente. De contante waarden van beide ziju respectievelijk op 72 en 36 millioeu gulden geschat; die dei weezenrente bedraagt slechts de helft van die der weduwenrenten. Er is dus geen sprake van een equivalent, waarmee de arbeider tevreden zou kunnen wezen. Spreker begrijpt dezen Minister zoo vaak niet. De Minister beoogt 'toch ook met ziju wet iets bij te dragen tot ver zachting van den socialen strijd, tot be vrediging der arbeiders. Maar begrijpt hij dan niet, dat hij met zijn wetten zoowel de Ziektewet als de Invaliditeits wet veeleer het omgekeerde effect zal verkrijgen Do wetten van den Minister zijn onmiddellijk een welkom wapen in de handen van hen, die den klassenstrijd propageeren, en die prediken, dat de bezittende klasse zich zoo goed koop mogelijk vau de sociale wetgeving beproeft af te maken. Dat men sociale wetten geeft, maakt geen indruk.' Iedere regeering moet die brengen. Niet alleen de arbeiders, héél de natie dringt in die richting. Wil men iets bereiken, dan komt het er op aan wat men wil geven. Het moet de ver gelijking met buitenlandsche wetgevingen kunnen doorstaan. En hoe staat het in dit opzicht met 's Ministers wetten Bij de Ziektewet bleef de Minister in tweeërlei opzicht beneden zijn voorbeeld de Duitsche wet. De geneeskundige be handeling, overal het eerste object van wetgeving werd buitengesloten, en de kring der arbeiders zoo nauw mogelijk getrokken. En nu wordt bij de Invaliditeits wet elke Rijksbijdrage .principieel ver worpen, terwijl men in alle landen een Rijksbijdrage voör dit algemeen belang volkomen gewettigd heeft geacht. Met de weduwenrente is het evenzoo. In Eugeland en Duitschland heeft men bepalingen voor oude en gebrekkige weduwen; de Minister hier laat ze aan hun lot over. Spreker vraagt* of de regeling van den Minister getuigt vau verstandig politiek beleid. Twintig jaar lang heeft men in ons land den arbeiders een pensioen voorgespiegeld. Dertig jaar zijn wij bij onze Duitsche buren ten achter, en als men dan hier te lande aan het werk gaat, dan neemt men de conser vatieve Duitsche regeling van dertig jaar geleden tot basis, en volgt een model, zonder rekening te houden met de leemten, die zich hebben geopenbaard in dat model. Spreker geeft toe, dat het wetsontwerp in enkele opzichten liberaler is dan het Duitsche, maar dit laatste is financieel gunstiger voor den arbeider. En meent men, dat, waar bij onze Westelijke naburen een geheel andere regeling mogelijk is gebleken, met dit wetsontwerp een eind. zal zijn gemaakt aan sociale misstanden? Neen, de wet zal, ingevoerd, worden gebruikt om de ontevredenheid in het land gaande te houden en nog te vermeerderen. Ook wij, vrijzinnigen, zullen daaronder lijden, maar dan zullen wij dezen Minister toevoegen: TuVasvouliiGeorgeDandin. Door sprekers fractie zijn enkele amendementen ingediend, waarvan twee ten doel hebben alsnog de twee groote dingen te verkrijgen, waarop spreker de aandacht heeft gevestigd: een blijvende Staatsbijdrage en een weduwenrente. Spreker wil thans een enkel woord wijden aan de Staatspensionneering. Spreker had een uitgewerkt betoog ten gunste daarvan willen houden, maar acht dit na het vele, dat reeds gesproken is, overbodig. Spreker is meer voor stander ge worden van Staatspensionneering al naarmate er meer brochures over zijn verschenen. Speciaal noemt spreker het rapport van den heer Elink Schuurman, de dissertatie van mej. Huet en hot rapport van deu heer Rutgers. Vooral het laatste heeft hem overtuigd van den zegen der Staatspensionneering. Als iemand door Minister Talma wordt uit gestuurd om de praktische werking der Staatspensionneering na te gaan, en met niet meer grieven thuiskomt dan de heer Rutgers, dan is dit voor spreker van groote beteekenis. Ten aanzien van deStaalspcnsionneeriiig is spreker het met veel eens dat ge sproken is, vooral in de zakelijke rede van den heer De Jong. Een enkel woord aan sommige ledcD, die tegen Staatspensionneering waren. Allereerst den heer Van Vliet. Hot is een zeldzaam voorrecht den voorzitter van „Patrimonium" te hooren over sociale onderwerpen. Te veel houdt de heer Van Vliet zijn licht onder de korenmaat. Spreker betreurt, dat de heer Van Vliet thans een zoo groot deel zijner korte rede wijdde aan oude liberale citaten, die niet meer dan historische waarde hobben. Liever had 'men van hem gehoord een warmen toon, getuigend van jong, krachtig, opbruisend sociaal leven in die kringen der arbeiders, waarvan de heer Van Vliet een zoo typische vertegen woordiger is. Intusschen, dat heeft niet zoo mogen zijn; misschien gebeurt het nog later in de debatten over deze wet. De heer Van Vliet heeft aangetoond, en er zich vroolijk over gemaakt, of liever, betoogd, want vroolijk maakt de heer Van Vliet zich slechts zelden, dat de Liberale Unie in zake verplichte ver zekering thans geheel anders oordeelt dan vroeger. Maar dat weet immers iedereen! En bovendien zijn de partij- genooten van den lieer Van Vliet evenzeer van gevoelen veranderd. Zij waren vroeger tegen en zijn nu vóór, de Liberale Unie was vroeger vóór en is nu tegen verplichte verzekering. Maar was het wonder, dat de Liberale Unie haar oordeel herzag, na de ervaringen, in Denemarken en Engeland met een ander stelsel dan verplichte verzekering opgedaan? Moest zij blind zijn voor de bezwaren, die het verplichte verzekeringsstelsel in Duitschland aan den dag bracht? De heer Treub heeft in zijn rede gewezen op het ontbreken van een rechtsgrond voor Staatspensionneering. Spreker vermijdt het liefst het woord rechtsgrond te gebruiken, omdat daar omtrent zulk een verschil van meening bestaat. Hij herinnert er aandat do heer Teenstra in dit opzicht den heer Treub tegenwierp, dat men onder rechts grond eigenlijk niets anders verstaat dan de reden, waarom men iets wil. Nu gaat spreker bij zijn beoordeeling van de vraag of een voorgedragen zaak te aanvaarden is, allereerst uit van utilistische overwegingen: blijft na het tegenoverstellen van de voor- en na- deelen een saldo van voordeelen over, dan is spreker reeds voor een deel gewonnen. Intusschen loopt daarmede voor spreker het onderzoek niet af. Hij toetst daarna de zaak aan overwegingen van 'moreelen aard, aan wat hij in zich voelt als billijk en rechtvaardig. Acht spreker een zaak nuttig en ook goed in hoogeren ethischen zindan komen daarbij nog staatkundige overwegingen, namelijk de vraag, of do voorgedragen zaak voor een bepaald volk in een bepaald tijdstip ook aanbevelenswaardig is. Op die drie wijzen heeft spreker ook de Staatspensionneering getoetst. Zij schijnt hem toe nuttig, omdat het groote voordeel, er door te verkrijgen voor de duizenden oude behoeftigen, opweegt tegen de practische bezwaren, waaronder allereerst de groote kosten moeten worden genoemd. Spreker acht haar voorts tiiet in strijd met de Christelijke moraal, maar veeleer een rechtstreeksch uit vloeisel daarvan. Eindelijk acht spreker de uivoering van Staatspensionneering voor ons volk op dit tijdstip ook staat kundig gewenscht, omdat de economische toestand van ons land op dit oogenblik de invoering mogelijk maakt, en omdat, wie ook maar een vezel van den staats man aan zich voelt, de beteekenis moet begrijpen van een beweging, die zoo verrassend snel in omvang toeneemt. Op dien drieledigen grond kwam spreker tot de conclusie, dat hij voor stander mag wezen van Staatspension neering. Of dit voor den heer Treub een Begriindüng [is, en of anderen dit als zoodanig onvoldoende achten, kan spreker onverschillig laten. Wat de heer Treub als een Begriindüng van zijn eigen stelsel op den voorgrond stelde, bevredigde daarentegen spreker niet. De lieer Treub achtte een Rijks bijdrage gerechtvaardigd, omdat de nooden van den ouden dag een gevolg zijn van maatschappelijke omstandig heden; maar omdat zij ook een gevolg zijn van individueele omstandigheden, achtte hij daarnaast premiebetaling ge rechtvaardigd.- Dit lijkt zeer logiscn en geheel rond te loopen. Maar wij kunnen hebben twee personen, waarvan de een alleen door de maatschappelijke om standigheden is ten onder gegaan, de ander alleen door individueele. Mag dan alleen voor den eerste een bijdrage van den Staat worden gegeven? Of wil hij handelen als een pacha, die een diefstal meende te moeten bestraften met 100 stokslagen, maar niet wist, wie van twee personen de schuldige was, en daarom maar aan ieder van hen 50 stokslagen liet geven, zoodat toch te zamen met 10 slagen werd gestraft? De heer TreubDat was nog zoo gek niet. De heer PatijnDe man die onschuldig 50 stokslagen ontving, zal daar toch anders over hebben gedacht. Het vervolg van deze rede in een volgen d n u m m er).

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1912 | | pagina 2