ZIERlKZEESUHEiffe NIEUWSBODE. Woensdag 29 Mei 1912. (S5 ierlfczeesoh Courant). Mr. R. J. H. PATIJN en de Staatspensionniering der arme ouden van dagen. ABONNEMENT. De abonnementsprijs van dit blad, dat lederen MAANDAQ, WOENSDAO en VR1JDAO verschgnt, Is voor Zlerlkzee I 1,30, voor alle andere plaatsen In Nederland I 1,60 per 3 maanden. Voor het buitenland, verzending eens per week, I 10 per jaar bg vooruitbetaling. 68ita JAARGANG. - Na. 9240 UltgAvar-Hoofdradaoteurs A. FRANKEL. RedaotauPi J. WAALE. ADVERTENTIE N. Van 1—3 regels 30 ets., meerdere regels 10 ets. Oroote letters worden naar plaatsruimte berekend. De Inzending moet geschieden des Maandags-, Woensdags- en Vrgdags-middags uiterlijk 2 ir«. Alle betalingen moeten geschieden b(j den Directeurs A. I. DE LOOZE Jr., Hoek Schuithaven, Zlerlktee. Het Kantoor ts geopend eiken werkdag van 's morgens S tot 's avonds 8 ure. Dit nummer bestaat uit twee bladen. In de zitting der Tweede Kamer van 21 Mei sprak bj de algemeene beschouwingen over de wetsontwerpen tot regeling der arbeiders-ziekteverzekering, onze hoog geachte afgevaardigde van dit kiesdistrict, mr. R. J. H. Patgn, ook over slaats- penslonneerlng. Daar het beginsel der staatspenslon- neerlng op dit eiland blijkens de meer dan 2000 leden, die bg den Bond er van zgn aangesloten, door verreweg het grootste deel der Insulaire bevolking wordt voor gestaan, zoo achten wg het van belang onze lezers en lezeressen mede te deeten, wat mr. Patgit over de slaatspenslor.neerlng gezegd heelt. Wel ls het reeds van algemeene bekend heid In deze streek, dat hg een voorstander er van Is. Toen toch dezen winter ZEd. te Brouwers haven een politieke rede hield, maakte hg van de hem geschonkene gelegenheid gaarne gebruik zgn talrgk auditorium mede te deelen, dat ook hg doordrongen was van de noodzskelgkheld aan de hulpbehoevende bejaarden van dagen van staatswege pensioen zonder voorafgaande premie betaling te verleenen. Die mededeellng werd destgds met daverende toejuichingen begroet door hen, die het voorrecht hadden haar uit den mond van onzen afgevaardigde te hooren, en met welgevallen vernemen door de overige Inwoners van Schouwen-Dulveland, die haar In het In ons blad voorkomend verslag van die rede lazen. De bekendheid met zgn zlenswgze op dit punt sluit echter niet uit, dat het publiek erg belangstellend Is te weten, wat mr. Palgn In de Tweede Kamer over de staatspenslonneerlng gezegd heeft. Met het oog op die belangstelling zullen wg uit de Handelingen der Tweede Kamer woordelgk laten afdrukken dat deel der rede, dat op de staatspenslonneerlng be trekking heeft. Mr. Palgn betreurde de samenkoppeling van de ouderdomsverzorging met de Invaliditeitsverzekering. .Ik geloof", zelde spreker, dat die niet noodlg geweest ware. Wg hadden de Invaliditeitsverzekering 2e'fstandlg kunnen regelen, naar Ik meen. Wg hadden de Invaliditeitsverzekering ook kunnen vastkoppelen aan de ziektewet, zooals ln Engeland. Daaraan zgn practlsche voo deelen verbonden. Op het oogenbllk, dat Iemand Invalide wordt, staat hg In den regel reeds gedurende enkele weken In relatie tot het zlekenkaibestuur, omdat zlelcte in den regel voorafgaat aan Invalidi teit. Die toestanden vloeien dus In het leven ineen, en er Is uit dien hoofde Iels voor Ie zeggen deze verzekeringen In één wet te regelen. Ik zie niet voorbg, dat men voor de Invaliditeit groote kassen noodlg heeft, I efst één kas voor het ge- heele land, terwgl een zlektekas In kleinen kring moet werken; maar dit bezwaar Is te ondervangen door het stelsel van her verzekering, zooals herhaaldelgk door den geachten afgevaardigde uit Assen Is uiteen gezet. Intusschen, ik zal daar niet In den breede over spreken, vooreerst omdat het mg In beginsel niet heel erg Interesseert waarbg men de invaliditeitsverzekering Indeelt, en voorts omdat wg hier op een gebied zgn, waarop men in het vage kan heen en weder praten, zonder een stap verder te komen. Men kan vragen of Invaliditeit te beschouwen Is als een ver vroegde ouderdom of als een blgvende ziektetoestand, en dan op grond van het antwoord de Indeeling In de een of de andere wel bepleiten. De hoofdzaak ligt voor mg niet In de Indeeling bg de eene of andere organisatie, maar waarom lk de combinatie met de ouderdomsvoorziening betreur Is, omdat daardoor noodwendig de ouderdomsvoorziening gemaakt wordt tot een arbeidersverzekering en In beginsel heb Ik tegen arbeidersverzekering groot bezwaar; want lk wensch ten aanzien van al die voorzieningen èz ter zake van ouderdom, èn ter zake van ziekte èi ter zake van Invaliditeit te komen tot maat regelen, die niet alleen aan bepaalde klassen van de maatschappg, maar zooveel mogelgk aan allen ten goede komen, die er behoefte aan hebben. Mgnheer de VoorzitterWg raken hier het groote punt van de arbeidersverzekering, In tegenstelling tot de sociale verzekering of de sociale voorzorg, gelgk de heer Treub zooeven zelde. Te dezen aanzien kan Ik mg bg hetgeen Ik hierover heb te zeggen, na de rede van dien geachten afgevaar digde, een groote bekorting veroorloven. Ook Ik had n 1. hetgeen door den Minister te dezen aanzien In de stukken Is ontwik keld, aan crltlek willen onderwerpen. Mg dunkt dat dit heele betoog uiterst zwak la, vooral in verband met de zeer ver reikende gevolgen, die daaraan worden vastgeknoopt, lk bepaal mg nu echter te verklaren, dat Ik alleen voor de arbeidersverzekering ben te vinden, indien er niets beter Is. Doch juist ln zake ouderdomsverzekerlng Is er beter, en dat la de staatspenslonneerlng. Ik wensch staatspenslonneerlng, kan het naar Engelsch model, of moet het zgn, voorhands in den geest van de Deensche wetgeving. Ook een staatspenslonneerlng op Deensche leest geschoeid, zou mg veel liever zgn dan een ouderdomsverzekerlng. De argumenten, die wel vernemen zgn, dat de Drenache wet voor ons land onbruikbaar Is, omdat het armwezen In ons land een andere geschiedenis achter zich heeft dan In Denemarken, hebben tot dusrerre op mg nooit eenlgen Indruk ge maakt. Het staat bg mg vast, dat een wet zooals men In Denemarken heeft, zoo men slechts wilde, ook In ons land zeer goed uitvoerbaar zou zgn. L'ever ware mij Ik herhaal het een regeling In den Engelschen geest, maar mocht die om fi rancleele of andere redenen voor ons land onbereikbaar zgn, dan zou lk aan alaatipenslonneerlng volgens Deensch model verre de voorkeur geven boven een ouder domsverzekerlng. Het grootste bezwaar tegen een arbeidersverzekering voor den ouden dag Is, gelgk reedt is gezegd, dat zg slechts ten goede komt aan een klein deel van hen, die er behoefte aan hebben, voor een deel zelfs aan hen, die er geen behoefte aan hebben. Men moet niet ver geten, dat men In het woord arbeiders verzekering het begrip .arbeider" moet nemen In juridische beteekenls, niet In economlschen zin. Er zgn toch talloozen die economisch volstrekt niet beter af zgn dan arbeiders In loondienst, en die niettemin buiten deze voorziening van staatswege worden gesteld. De staat zal zich het lot van de ouden van dagen gaan aantrekken de staat zal daarvoor mlllloenen en mll- lloenen uit de schatkist beschikbaar stellen; de staat zal honderdduizenden, die noo t eenlg profijt van de verzekering kunnen trekken, daaraan doen mede betalen. En de wgze, waarop deze regeering de middelen daarvoor zal willen vinden, zal ten gevolge hebben, dat juist de rnlnder- gegoeden naar evenredigheid daarin meer zullen bgdragen dan de racergegoeden, lk sluit mg dienaangaande geheel aan bg hetgeen de geachte afgevaardigde uit Assen heeft gezegd. En niettegenstaande die mindergegoeden ln de lasten zullen mede moeten betalen, krggen zeer velen hunner toch niets. Een dergetgke regeling zou Ik voor geen land willen accepleeren, maar het allerminst voor Ned rland. En waarom niet? Omdat wg hier zgn In het land van het klelnbedrgf bg uitnemendheid. Er Is misschien geen land, waar, op welk gebied ook, zoo tallooze kleine bedrgven worden gevonden, als juist ln Nederland. Ik zeg niet, dat dit In alle opzichten economisch een voordeel ts, maar wanneer men een sociale wet maakt als de ouderdomswet, moet men toch waarlgk met de toestanden In 'I land en met de eigenaardigheden van het volk rekening houden. Wg hebben hier te lande veel meer kleine ondernemers dan misschien waar ooken dan vind Ik het een groote hardheid en onbillgkheld om al deze menscben buiten deze regeling te stellen. Men moet niet vergeten, dat het hier betreft menschen, die voor een goed deel uit de arbeiderskringen zgn opge komen, en dat het niet de minst energieken uit de arbelderswereld zgn. Integendeel, het ligt nu eenmaal ln den Holland schen aard liever een klein eigen bedrgf, zg het met meer moeite en veel meer slechte kansen, te hebben, zelfstandig te zgn, dan zgn leven lang In loondienst van anderen te zgn. En nu zegt de wel: gg zult levens lang althans van uw 35ile jaar af In loondienst van anderen moeten zgn, of al de voordcelen van de wet worden u ontzegd. Og zult jarenlang de premie moeten betalen om van de ouderdoms verzekerlng te mogen genieten, maar Indien gg het hart hebt Iets voor eigen rekening te beginnen, dan zult gg er niets van trekken. Qaat het den Heden, over wie wg nu spreken, goed In de wereld, dan Is het wel te dragen; maar hebben zg tegen spoed, dan worden zg voor hun onder nemingsgeest en hun energie gestraft. Nederland zal het land zgn, waar straf gesteld wordt op do ondernemingsgeest en tegenspoed. Voorts lgkt deze wet mg ook ichromelgk onbillgk voor de vrouwen van Nederland. Bgna alle arbeidersvrouwen zullen van de ouderdomsverzekerlng worden uitgesloten. Jaren en jaren zal uit het Inkomen van het gezin de premie worden betaald, maar dit zal alleen den man ten goede komen. De practlsch weinig beduidende weezen- renle laat Ik buiten beschouwing. Komt de man Ie sterven vóór de vrouw, wat, als ik mg niet bedrieg, meer voorkomt dan het omgekeerde, alle weduwen uit de volksklasse zullen aan zich zelf worden overgelaten en geen ander heenkomen hebben dan het armbestuur. Er wordt wel eens gezegd, dat onze wetten het kenmerk dragen van Ie zgn gemaakt door de mannen, en uitsluitend het belang der mannen behartigen In tegenstelling van dat der vrouwen. Daar schgnt veel over- drgvlng In die bewering; miar In deze wet zouden wg een voorbeeld kunnen zien van een wetgeving, die Inderdaad het kenmerk draagt door de mannen te zgn gemaakt, en wel In de eerste plaats met het oog op hun eigen voordeel. Al die bezwaren gelden, schoon niet in dezelfde mate, ook voor de arbeiders verzekering, In zake ziekte en Invaliditeit, maar ziehier het verschil. Voor die andere takken van verzekerlcg. voor de voorziening tegen de schadrlgke gevolgen van ziekte en Invaliditeit zgn nu eenmaal tot dusverre nog geen bruikbare regelingen gevonden dan de arbeiders-ziekteverzekering. Wil men op dit gebied Iets doen, dan moet men wel déé'mede beginnen. Andera staat het met de ouderdoms-verzekerlng. Sinds Engeland en Denemarken ons het voorbeeld hebben gegeven, weten wg, dat er een andere wgze van ouderdomsvoorziening beslaat, n.l. de staatspenslonneerlng, die aan deze groote hardheid en onbillgkheld tegemoet komt, en die van een veel ruimer beginsel uitgaat dan de arbeidersverzekering met haar groote hardheid jegens honderd duizenden. En dan ben Ik voor ouderdoms verzekerlng voor arbeiders alléén ook niet meer te vinden. la beginsel staat ook voor mg het verzekeringsbeginsel boven dat der Staats penslonneerlng en Indien het mogelgk ware een regeling te maken In den geest als blgkens zijn nota door den heer Van Idslnga gewenzcht, n.l. het stelsel van Canon Blacklry, waarbg het geheele volk zich gedwongen zou moeten ver zekeren, zou Ik aan dat stelsel de voorkeur geven boven het stelsel van siaats- penslonneerlng. Maar een dergelgke regeling Is nu eenmaal nog niet uit het gebied van de meest grauwe theorie neergedaald In dat der praktgk, en daarom huiver ik om de pracllicb uitvoerbare staatspenslon neerlng op te geven voor een dergelgk vaag en In de lucht hangend denkbeeld. Hoewel Ik mg dus in beginsel schaar aan de zgde van den heer Van Idslnga, kan lk toch mgn voorliefde voor staats penslonneerlng niet opgeven. Mgnheer de Voorzitter! Omdat Ik voor stander ben van staatspenslonneerlng, ben Ik ook etn voorstander van de overgangs bepaling van art. 357 van het lnvallditells ontwerp, die bekende bepaling, dat degenen die oo den datum van de invoering der wet 70 jiren zgn en in 10 jaren 260 weken loondienst zullen kunnen aanwgzen, ln het genot treden van een staatspensioen van f 2 per week. Ik heb mg, evenals de heeren De Savornin Lohman en Van Idslnga, ver baasd, deze bepaling aan te treffen In een wetsontwerp betreffende de verzekering, want zg vormt daarvan de meest krasse tegenstelling In beginsel, die men In een verzekeringsontwerp kan nederleggen. Zg vloekt met het beginsel zelf, waarvan het wetsontwerp uitgaat. Het klakkeloos geven van een geschenk uit de schatkist aan talloozen op grond van het feil, dat zg op zekeren willekeurlgen datum In 10 jaren 260 weken loondienst kunnen aanwgzen, lgkt mg, om het woord te gebruiken, dat In de nota Is gebezigd, absurd. Ik begrgp voorts absoluut niet, hoe die bepaling zal moeten werken, hoe men dien loondienst kan doen bewgzen, zonder dat men daarbg vervalt In de grootst mogelgke willekeur en begunstiging van den een boven den ander. Elndelgk heb Ik met groote belang stelling kennis genomen van de zeer belangrgke cgfers, doo. den heer Van Weideren Rengers gepubliceerd, omtrent de werking van deze bepaling, waaruit blgkt, dat niet alleen de meesten, die behoefte hebben aan hulp, van het voor recht van art. 357 zullen verstoken blgven, maar dat boyendien velen dit voordeel zullen genieten, die aan staatspensioen geen behoefte hebben. Intusschen, Ik daal niet In blzonderheden af, Ik wil slechts doen uitkomen, dat ik waarlgk niet blind ben voor de bezwaren van art. 357, en Ik geloof zelfs, dat, Indien dit artikel In het Staatsblad komt, het wellicht het zonderlingste artikel zal zgn, dat ooit Is verschenen In het Ncderlandschc Staatsblad. Maar niettemin zal Ik mgn oogen slgf dlchtkngpen en toch medegaan, omdat naar mgn overtuiging het In werking treden van art. 357 beteekent de Invoering van staatspenslonneerlng op korten termgn. Wanneer ons volk de werking van d e bepaling voor oogen heeft, wanneer men zien zal In de meest verspreide dorprn en gehuchten In ons land, dat staats pensioen genoten wordt doorhem, die het niet noodlg heeft, terwgl tallooze anderen, die het wel noodlg hebben, bet zullen missen; wanneer daarbg komt, dat die onderscheiding niet zal berusten op een of ander In het volk levend bewuslzgn, maar op een juridische abstractie, op een z g. rechtsgrond, die bg redeneering uit het arbeidscontract Is gereduceerd, en voorts op het volkomen willekeurig be paalde feit, dat Iemand op 1 Januari 1915 of 1916 toevallig 260 weken loondienst In tien jaar kan aanwgzen, dan gaat dat er bg ons volk met zgn gezond verstard nooit In; dan zal het zeggen: Indien men pensioen geeft aan sommigen, waaronder er dan nog velen zgn die het niet nood g hebben, laat men het dan liever geven aan ledereen, die het vtèl noodlg heeft; laten wg staatspenslonneerlng krggen. Wie gadeslaat de onlzaglgke ontwikkeling vooral op het platteland van de beweging voor staatspenslonneerlng sinds het bekenc worden van de Engelsche wet daarul Is zg opgekomen wie nagaat, hoi talloos velen en daaronder ook velen, dli staan In polllieken zin aan de zgde var het Kabinet, zich bg die beweging aan sluiten, zal begrgpen, dat, Indien daarbl nog zal komen de reusachtige reclame die art. 357 yoor slaatspenslonneering za maken, wg binnen korten tgd zullen slaa voor de Invoering van staatspenslonneerlng Daarom zal lk, hoewel Ik de bepalln even zonderling vind als de heer Va Idslnga, toch meegaan. Waar mg de rechte weg Is verspert daar ga Ik, ter wille van een zdd grot volksbelang als het hier geldt, deanood den wonderlgk kronkelenden en hobbelige weg, dien de Minister aanwgst in art. 351 maar die toch ten slotte tot hetzelfd doel moet voeren. Landbouw en Veeteelt. Zlerikzce, 29 Mei. Zaterdag vergaderd ten huize van den heer Verver tl Onderlinge Veeverzekerlng-Maatschapp „Draagt -elkanders Lasten". De directeur, de heer J C. van d Maas, opende de schaars bezochte ve gaderlng, waarbg hg het vgltienjar: bestaan der Maatschappg In herlnnerlr bracht. Na lezing der notulen werd door di secretaris-penningmeester, den heer van Oeveren, rekening en verantwoordt gedaan van het door hem gehouden behei

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1912 | | pagina 1