Vrijdag 8 December 1911, Tweede Blad. (Z ierikzeesohe RECLAMES. Mr. Patijn's jongste rede in de Tweede Kamer. ZIERIKZEESUHE ill NIEUWSBODE. Courant). ABONNEMENT. Dc abonnementsprijs van dit blad, dat lederen MAANDAQ, WOENSDAO en VR1JDAO verschijnt, is voor Zierllczee I 1,30, voor alle andere plaatsen In Nederland I 1,60 per 3 maanden. Voor het buitenland, verzending eens per week, I 10 per jaar bQ vooruitbetaling. 68ste JAARGANG. - No. 9169 Mltgaver-Hoofdredaoteuri A. FRANKEL. Redaoteun J. WA ALE, ADVERTENTIE N. Van 1—3 regels 30 ets., meerdere regels 10 ets Oroote letters worden naar plaatsruimte berekend. De Inzending moet geschieden des Maandags-, Woensdags- en VrQdags-mlddags uiterlijk 2 sa re. Alle betalingen moeten geschieden b(j den Dlreoteuri A. I. DE LOOZE, Hoek Schuithaven, Zlerlktee. Het Kantoor Is geopend eiken werkdag van 's morgens 9 tot 's avonds 8 ure. 1—5 regels 75 ets. Elke regel meer 15 ets. Met het oog op het naderende Nieuwjaar worden de lezers attent gemaakt op de goedkoope aanbieding van BEDRUKTE NAAMKAART/ES door R. W. OCHTMAN, Papiermagaiijn en Drukkerij, Appelmarkt, alhier. In de zitting der Tweede Kamer van Maandag werd door den afgevaardigde van dit kiesdistrict, mr. R. J. H. Patljn, bij de Algemeene Beschouwingen over de Staatsbegrootlng, een belangrijke politieke rede gehouden, waarvan een kort resumé ongetwyfeld aan zeer vele lezers van dit blad hoogst welkom zal zijn. De heer Patfln heeft dit jaar geen aan leiding voor breed opgezette financieele beschouwingen. Z|jn standpunt tegenover de belastlngpolltlek der Regeering Is het zelfde als In vroegere jaren door hem werd uiteengezet. Hij gelooft mét den Minister, dat de toestand onzer financiën ia verbeterd. Vergelijkt men de resultaten der dlenstjsren 1909 en 1910 piet elkaar, dan Is de uitkomst beter dan men heefl verwacht, wat te danken Is aan het gunstige verschijnsel der laatste 20 jaar, n.l. het voortdurend snel. accres der middelen. De opbrengst der belastingen gaat met snelheid na'ar boven. Voor 1912 konden de middelen weer f 6.700.000 hooger worden geraamd, zonder dat rekening werd gehouden met de hoogere opbrengst der gewijzigde successiebelasting. Dat Is natuuriyk een uitermate gunstig teeken, een bewijs der steeds toenemende wel vaart, vooral omdat het al meer dan 20 jaar aanhoudt. Bij dien gang van zaken rQst de vraag, of men zich niet tweemaal moet bedenken, of men den sprong ln het duister mag doen, van ons beproefd vrlj- handelssteliel prijs te geven voor het beschermend stelsel. Spreker hoopt, dat de Regeering er nog voor zal terugdeinzen, om haar tarlelontwerp door te zetten tegen den duldtljk uitgesproken wensch van het volk In. Toch Is de fnantleele toestand nog onbevredigend, en steekt nog ongunstig af bij de onmiddellijk aan de laatste voorafgaande periode. Immers, de resul taten van 1892 tot en met 1907 In totaal van den geheelen dienst, gaven slechts lj mlllloen tekort. Dit mag dus een zeer gunstig tijdperk heelen. Daarbij Is niet gerekend met de abnormale gift aan lndië, waardoor het tekort over die 16 jaar ongeveer 40 mlllloen zou worden. Gaan wj echter de jaren 1908, 1909 en 1910 na, dan zien* we een heel ander beeld, n.l. een tekort van bijna 22 mlllloen op den gewonen dienst In die drie jaren, terwijl er voor het jaar 1911, al loopen de zaken méé, geen sprake Is van dekking van buitengewone uitgaven, evenmin als dit In 1912 te verwachten Is. Wanneer de zaken dus blijven loopen, dan zou het tekort van 1908 1912 gelijk zijn aan dat van de 16 jaar te voren, terwijl In die 5 jaren zich niets blzonders heeft voorge daan. Er is dan wel teuggang; er is wel Iets blzonders gebeurd, De meevallers werden In die gunstige jaren gebruikt voor de buitengewone uitgaven. Zóó was de toestand en zdó moet h|| zijn. Een land, dat bloeit, moet In zijn goede jaren op die wQze In staat gesteld worden tot buitengewone offers. Maar van een over schot op den gewonen dienst Is thans geen sprake meer, dus als er buitengewone offers worden gevraagd, zooals In dat tijdperk van 16 jaar, dan zouden we wel eens In financieele moeilijkheden kunnen komen. Daarbij komt nog, dat, wat de spoorwegcljfers aangaat, uit de berekeningen der Staatscommissie wel duidelijk blijkt, dat de slechte uitkomsten op den duur ten nadeele van den Staat zullen komen. Er Is allerminst reden hevige alarm kreten te doen hooren, maar toch Is het noodlg om te waarschuwen legen een ongemotiveerd optimisme als zouden wij deze ongunstige periode wel zonder kleerscheuren doorkomen. Alvorens van de Mlliloenennota af te stappen, wenschl spreker een vraag te richten tot de Regeering. Voor het dienst jaar 1912 rekent de Minister op 2 mlllloen gulden uit het deblelrecht op tabak. De mogelijkheid daarvan la nu te eenenmale uitgesloten, waar nog niet eens de Memorie van Antwoord over dat ontwerp Is verschenen. Maar is het der Regeering Inderdaid ernst om dit onderwerp met deze Kamer te behandelen, en durft de Minister werkelijk nog rekenen op de opbrengst dezer belasting? Spreker kan niet gelooven, dat de Minister daarop nog met overtuiging bevestigend zou ant woorden. Dc Minister heelt goede vrien den genoeg In de Kamer, die hem zullen hebben gewaarschuwd, dat hij met dat tabakswetje In de Kamer een leelQke pijp zou rooken. Wat spreker zorg heelt gebaard, Is de daling der koersen van onze* Nationale Schuld, die niet kan worden verklaard uit de stijging van den rentestandaard alleen. Die daling (van 1908-1912) van 9 a 10 pCt. Is veel te hoog, ook al houdt men rekening met den druk, uitgeoefend door de uitgifte der laatste Staatsleenlng. De financiers, die van den aanvang af van oordeel waren, dat het 3J pCt. type niet gelukkig gekozen was, bljjken gelijk te hebben gehad. Voor het verminderen van de Helde voor de Staatsschuld zijn allerwegen oorzaken aan Ie wjjzen, zoo o. a de enorme uitgaven, die voor verschillende publiek rechtelijke doeleinden worden verelscht. Verder w(st spreker op de herhaalde Internationale crisissen sinds den Russlsch- Japanschen oorlog, die ock grooten invloed hebben geoefend. In de derde plaa's gelooft spreker nog aan cle werking van een anderen factor. Spreker bedoelt den toenemenden Invloed en aanhang van een Staatspartij, die zich aandient als de vijand van het kapitalisme en die verklaart, dezelfde verplichtingen van den Staat jegens zgn crediteuren te aanvaarden als tot nu toe bestonden. Ook daarmede Is echter de daling In onze Staatsfondsen niet voldoende ver klaard. Spreker heeft eens nagegaan de daling der Fransche rente, der Dultsche Rjkircnte, der Consols en van onze 3 percents Nationale Schuld van eind I9G9 lot eind 1910 Daarby bleek, dat de Fransche rente IJ, de Dultsche l|, de Consols 3 en onze 3 petcents Nationale Schuld 3j percent z(jn gedaald. Die 3j percent schelen r.let zoo heel veel met de 3 percent van Engeland, maar dat land heeft in dien tijd een politieke en constl- tuttoneelc crisis doorgemaakt, zdó ernstig als het in eeuwen niet doormaakte, terwij! er bQ ons zoo goed als niets te doen was Er moet dus een oorzaak zijn in het bizonder voor Nederland. De voornaamste ziet spreker In het feit, dat het publiek hier tengevolge van grooteren onder nemingslust meer rente kan maken voor z|Jn geld dan vroeger het geval war. Daarin ziet sprektr niets ongunstigs, en bovendien staat de Regeering daar geheel bulten. Maar omtrent een andere oorzaak staat dit laatste voor spreker niet vast. En dan wijst hij er op, dat het hem twijfelachtig voorkomt, of de Regeering wel door drongen was van de noodzakelijkheid om, als zy met voorstellen komt in de buurt van netelige vraagstukken, daarmee zeer behoedzaam Ie zijn. Spreker gelooft, dat dit niet voldoende in het oog Is gehouden. Hg spreekt zdó vaag, omdat h|| ver moedt, dat de regeering hem wel be grijpt. Mocht dit onverhoopt niet het geval zijn, dan zal -spreker genoodzaakt zijn om zich In tweeden termijn In duidelijker bewoordingen uit te drukken. Ook In ander opzicht gelooft sprektr dat de regeerlng niet geheel vrij uitgaat. In economisch: tijdschriften worden de veranderingen in budgetalre praclijken nauwkeurig uitgeplozen. Spreker kan zich zeer goed voorstellen, dat de leading men der financieele wereld In het buitenland zich afvragen, wat die solide Hollanders nu gaan doen. Terwijl vroeger voorzichtig werd geraamd, en de eindjes bQ elkaar werden gebracht, leeft men er nu rustig op los, met tekorten van 10 mlllloen op den gewonen dienst. Daardoor kan ons krediet In het buitenland niet zijn ver hoogd, al is er natuurlek geen sprake van, dat wij geen credlet meer zouden hebben In het buitenland. Onder de middelen tot redres Is In het Voorlooplg Verslag genoemd om onze coupons ook betaaibaar te stellen In vreemde munt. De Minister w|]st dit middel af, en spreker schaart zich aan zQn zijde. Inderdaad zou dit voor een land een capitis dlmlnutto beteekenen. Spreker gaat dus, gelijk gezegd, hierin mee met den Minister. Een tweede middel ligt In de oorzaak zelf opgestoten. Dit namelijk, dat de Minister poogt het budgetalre evenwicht zoo gauw mogelijk op den ouden voet terug te brengen. In de eerste plaats door gepaste zuinigheid, en verder door al het mogelijke te doen, In overleg met de Kamer, om dat evenwicht te herstellen. Het komt spreker voor, dat de Minister met ongeduld zal uitzien naar het tijdstip, waarop de Kamer de Inkomstenbelasting zal behandelen. Spreker zegt den Minister zijn steun toe om tot een spoedige be handeling te geraken. Maar zou de Minister niet zijn ambtgenoot Colijn willen vragen naar het geheim, waardoor deze er in Is geslaagd om de Kamer onder een pressie te brengen van zóóveel atmosferen druk, dat zij weken lang, met avondvergaderingen en al, besteedde aan de behandeling der M lltlewet. Als de Minister van Financiën dat deed, dan zou hij althans gedaan hebben wat hg kon. Er Is een middel, dat rechtstreeks en dadelgk zou bijdragen om de koersen van onze Nationale Schuld te herstellen. WJ zouden meer kunnen gaan amortlseeren, waarvoor ook zakelijk veel te zeggen zou zQn. Spreker verwacht echter geen grootere amortisatie. Als de Minister van Oorlog voor allerlei doeleinden mlllioenen meer vraagt, weigert men ze niet, en Iemand, die daartegen opkomt, wordt met den nek aangezien, maar als men zou voorstellen, ware het slechts een mlllloen meer te besteden aan ambrtisatir, dan zou men vragen, waar mer. vandaan kwam om zoo iets voor te stellen. Toch waagt spreker het, hierop de aandacht van den Minister te vestigen. Er is nog leis van groot belang. WIJ moeten meltertyd komen tot ten her ziening van onze Muntwet. Indertijd Is bepaald dat alieen zilveren munt mag worden gemaakt uit oude munt, die om gesmolten wordt. Als het verschijnsel van het wegvloeien van het zilver blijft aan houden, zooals dat de laatste jaren het geval was, dan zal er een groote hoeveel heid zilver moeten worden aangemunt. Daarop wordt natuurlijk winst gemaakt, die niet voor gewone uitgaven wordt ge brulkt. Die winsten zou men kunnen gebruiken om de koersen van onze Nationale Schuld te doen stijgen. Spreker vestigt verder de aandacht op de onrustbarende stijging der militaire uitgaven. Spreker zou willen vragen of de Regeerlng wel eens heefl nagegaan, hoe veel die onder haar bewind zijn geklommen, en hoeveel die nog zullen Mijgen, als haar plannen werkelijkheid worden. Spreker heelt die rekening eens opge maakt, en Is tot een onrustbarend cQfer gekomen, róó hoog, als nooit door één Regeerlng is bereikt. Allereerst beschouwt spreker, hoe de militaire uitgaven onder het tegenwoordig bewind reeds zijn ge stegen. Een baiia van vergeiyklrg heeft spreker gevonden In de begrooting van 1908, die echter verminderd moet worden met 6 ton, die In 1909 overgebracht zijn op hoofdstuk V en 4.J ton voor het r.oodwetjt-Sabron, dat voor rekening van deze Regeerlng komt. Deze vergelijkings basis heeft spreker reeds vóór twee jaar gebru'kt, en ze Is toen door den Minister van Finar c ën niet aangetast. De hoofd stukken VI en Vlil vertoonden In 1908 I totaal een eindbedrag van I 45 863,000. Voor het dienstjaar 1912 wordt dit bedrag geraamd op I 50,660,000 Nu reeds dus een jverhooging voor militaire uitgaven, die voor verantwoording van dit Ministerie komt, van f 4,800,000. Maar daaronder Is nog niets begrepen van de eigenlijke militaire plannen der Regeeiing, behalve een dtel der verbetering van de officiers- traktementen, die op de begrooting voor 1912 voorkomen. Dan staan we In die 4 jaren dus reeds voor een stijging van bijna 5 millioen, te minder bevredigend, omdat de toestand van ons leger nog zooveel te wenichen heet over Ie laten En dat voor een Regeerlng, die al 4 jaar zit en opge reden Is, omdat zj de defensie niet veilig achtte ln handen der liberalen, Is er ooit een Regeerlng geweest, die In dit opzicht zoover Is gebleven beneden de taak, die zij zich zelve heeft gesteld Om billijk te zijn zegt spreker, dat die critlek niet komt voor rekening van der. nieuw opgetreden Minister van Oorlog, .ln parenthesl" voegt spreker er by, dat hJJnlet voor de Mllltlewel heelt gestemd, omdat hij, niet gebonden als de Minister, de door dezen voorgestelde regeling niet de juiste achtte. Spreker brengt evenwel gaarne hulde aan den Minister voor de kracht en het talent, waarmee hQ deze wet heelt verdedigd. Spreker constateert dus een stijging van 48 ton. Daar komen bij de 13 ton voor de nieuwe Mllltlewel, die natuurlijk nog zullen klimmen, omdat de kosten van alle maatregelen, daaruit voortvloeiende, nog niet konden worden voorzien. Bovendien moeten we rekenen met de I 1.700 000 van het ontwerp betreffende de kustverdediging, waardoor de stijging zal worden I 7 800.000 Nu nog de positie verbetering der officier en, waarvoor 1558 000 in de begrooting voor 1912 Is opgenomen, die spreker reeds In rekening brachr. Echter zullen de salarissen meer gaan kosten f 60.000, de pensioenen f 800 000, terwijl nog voor een tweetal andere posten f 65.000 noodlg zal zijn. Dat Is nog weer f 945,000 meer, waardoor de totale stijging zou worden f 8.745.000. Nu moet nog gerekend worden op een suppletolre begrooting voor Oorlog, v(l verichlllends punten betrrffende. Hoeveel die zullen kosten, Is nog onbekend, maar er is o.a. bij de organisatie van den militairen vliegdlenst, die men wel niet voor een appel en een el zal krjgen. Behalve de 5 bedoelde memorleposten, wil de Minister bovendien eerlang een voorstel doen tot uitbreiding van de bereden artillerie ons allerduurste wapen, Spreker vraagt In dit verband, of ook een voorstel zal volgen tot verbetering van de bezoldigingen der off deren van de Zee macht. Zoo ja, dan zullen nog meer offers noodlg zgn. Spreker constateert dus, dat de «tljglng der militaire uitgaven de f 10 000 000 zat naderen. En dat In deze ongunstige lijden 1 Geen ander Ministerie heeft ooit met zulke cijfers durven komen. Spxker is nog niet lang Kamerlid, maar volgde toch jarenlang de beraadslagingen In zijn betrekking van commles-gr ffitr der Kamer. En dan herinnert hij zich, hoe vroeger die verhoogingen tan uitgaven allerwegen In de Kamer protest vonden, In het bijzonder bQ de Roomsch Katho Heken, o. a. by den tegenwoord'gen Minister van Flnar.c ëa. En nu wordt het kwaiyk genomen als men 2ljri stem daar tegen durft verht ff en. Met deze toestanden kan spreker geen genoegen nemen. Om allen schyn van tendenzbetooglngen te vermyden, zal sprtker niet spreken over de scht ielheid, waar het sociale doele|nr.en aangaat. Hy zal zich bepalen tot een vergeiyktng met het enderwys. Vroeger konden we de vergeiyklng met het buitenland doorstaannu raken we achter. Er wordt wel eens ter wille van de politieke constellatie een subsidie toe geworpen aan het byzonder onderwys, maar het pel! van ons onderwys te ver- hoogen, het vakonderwys organlseeren, de Minister van Blnnenlandiche Zaken denkt er niet aan. Of misschien denkt hy er zier veel aan, en gaat hy gebukt onder het rapport der lneenschzkellngscommlssle, tot zeifs In zyn diepste droomen, maar er gebeurt niets. Wy raken achter bij de andere volken van Germaar.tchen stam op het gebied van het onderwys. Als we kwamen tot een wrerbaarheld in absoluten zin, dan zouden de uitgaven nog te rechtvaardigen zyn. Maar waar dit ntet het geval Is, daar moeten w( vragen: waar Is de grens voor de offers En die grens Is, naar sprekers meening, door deze Regeering allang overschreden en de economische en nationale kracht van het volk wordt door haar ondermynd. Nooit Is een Regeerlng zoozeer In die fout ver vallen als deze. Thans nog een enkel woord over de wetsontwerpen op de arbeidersverzekering van Minister Talma: Ziekte-, Ouderdomt- en Invaliditeitswet en herziening der On gevallenwet. Heeft spreker voor het streven van dezen bewindsman alle waardeering, niet heeff hy die voor de resultaten van diens streven. Over het geheel van die wetten wil spreker een enkele opmerking maken. Wy kennen allen het werkplanvan dezen Minister. Eerst moest er zyn de organisatie der arbeidersverzekering In haar geheel. Daar voor was als centraal orgaan uitgekozen het bestuur der ziekenkas. Daarom moest de ziekteverzekering den voorrang hebben. Al dadeiyk kwamen daartegen bezwaren. Allereerst omdat de ziekteverzekering aldus zou voorgaan boven de ouderdomsver- zekerlng, waarnaar onder het volk meer werd verlangd. Bovendien vreesde men voor groote vertraging In de Indiening der wetsontwerpen. Het laatste is reeds uit gekomen. Alleen de ziekteverzekering heeft enkele stadia doorloopenmet de andere ontwerpen moet nog een aanvang worden gemaakl. Er stond tegenover, dat men aldus een rationeel en ruim geheet kreeg, en men de geheele arbeidersverzekering zou kunnen organlseeren aus elnem Guss. Die organisatie zou zoo eenvoudig en goedkoop mogeiyk en met zoo weinig mogeiyk administratieven omslag kunnen worden Ingericht. Uit dit oogpunt wil rpreker die vlet weten even bekyken. Hy zegt niet, dat de Minister er niet In is geslaagd, om verband te leggen tusschen die vier wetten. Maar het wonderiyke Is, dat In elk der vier afzonderiyke wets ontwerpen de onderdeelcn op verschillende wijze zyn behandeld. Spreker noemt tot staving daarvan enkele voorbeelden. Meer van belang is hetgeen spreker thars wil opmerken. In den aanhef van de Memorie van Toelichting op het Zlekte- verzekerlngsontwerp zegt de Minister, dat de ontwikkeling der maatschappij Ingrypen van den Staat rechtvaardigt, maar dat er geen rechtsgrond is om de dienstboden In de verzekering op te nemen. Dit wordt hier In het algemeen gezegd voor de arbeidersverzekering. Elj de Ouderdoms- verzekerlng staan ze echter ln de wet, alsof ze er vanzelf by behooren. Dat de Minister, op zyn hoogste ros gezeten, op rechtsphllosophlsche gronden de dienst boden uit zyn verzekerlngsparadys had verdreven, was den redacteur van het Ouderdomsverzekerlngs-ontwerp ontgaan. Men voelt dus wel. dat er lets mis Is geweest met de voorbereiding dier twee ontwerpen. Er Is een phase overgeslagen. Er had iemand zyn oog over belde ontwerpen moeten laten gaan en ze In over eenstemming met etkaar moeten biengen. Twee dingen hebben ze gemeen, n.l. eenlge bepalingen b'ijkbaar ln d_ Ouder dom-wet opgenomen, nadat de Ziektewe gereed was, welke bepalingen geiyklu'dend zyn. En voorts de onderteek-nlng va der- Minister. Overigens verschillen de ont werpen zóóveel, dat ze zouden kunnen zyn bewerkt, het ééne In Palagonië, het andere in Argentinië. De omwerking, die noodlg Is, zal de Commissie van Voorbereiding moeilijk tot stand kunnen biengen. Dat gaat bezwaariyk In een commissie van 20 leden. Spreker wil thans nog een kort woord zeggen over den vorm van de Ouderdoms- verzekerlng op zich zelf, afgescheiden van het verband. Die vorm is over het algemeen niet mooi gevonden, wat de Minister ook wel weet. Het is een ongenietbaar stuk werk, zeer breedsprakig. In de Memorie van Toelichting wordt men overstelpt door legio détails, en men kan de lynen niet vasthouden. De Minister zegt, dat hy dit niet kan begrypen, omdat hy de bewerking opdroeg aan een bekwaam jurist bulten het Depar tement. Maar leder goed jurist is nog geen goed wetsontwerper. En met dien jurist hebben we bovendien hier niets te maken. De Minister kon het ontwerpen desnoods opdragen aan zyn keukenmeid, wij hebben alleen te maken met den Minis ter zelf. Huldigt spreker dus den ernst en de toewydlng van den Minister, wat de voor bereiding der wetsontwerpen aangaat, constateert spreker een bcdenkeiyk tekort aan wetgevend talent. De vraag rystwat nu Die vraag is gemakkeiyker gesteld dan beantwoord. In het Voorlooplg Verslag Is het denkbeeld geopperd, de Invaliditeits wet maar voorop te schuiven. Tot vóór korten tyd heelt spreker ook dit denkbeeld gehad, maar er zyn tocti te groote bezwaren. Allereerst de ongenietbare vorm der Ouder- domsverzekerlng. Dit bezwaar noemt de Minister niet. Wel dit andere, dat nu reeds een jaar lang is gewerkt aan de Ziekte verzekering. Er doet zich echter een ander ernstiger

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1911 | | pagina 5