ZIËRIKZEESCHE NIEUWSBODE. Maandag 12 December 1910. Eerste Blad. (525 ierik.zeescli© Couran t). Dit nummer bestaat uit twee bladen. RECLAMES. Da Wondeplek. Uit Stad en Provincie. ABONNEMENT. De abonnementsprijs van dit blad, dat lederen MAANDAG, WOENSDAG en VRIJDAG verschijnt, Is voor Zierikzee f 1,30, voor alle andere plaatsen In Nederland I 1,60 per 3 maanden. Voor het buitenland, verzending eens per week, I 10 per jaar bij vooruitbetaling. 67ste JAAR6ANG. No. 9016 Ultge ver-Hoof dredactapri A. FRANKEL. Redacteuri J. WAALE. ADVERTENTIE N. Van 1—3 regels 30 ets., meerdere regels 10 ets. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. De Inzending moet geschieden des Maandags-, Woensdags- en Vrijdags-middags uiterlijk 2 ure. Alle betalingen moeten geschieden bij den Directeur: A. I. DE LOOZE, Hoek Schuithaven, Zierikzee. Het Kantoor is geopend eiken werkdag van 's morgens 9 tot 's avonds 9 ure. 1—5 regels 75 ets. Elke regel meer 15 c|j. Met liet oog op het a s. Nieuw jaar worden de lezers weder attent gemaakt op de goedkoope aanbieding van GEDRUKTE NAAMKAARTJES door KW. OCHTMAN, Papiermagazijn, |W Appelmarkt. Na de pertinente verklaringen, door den Minister van Bultenlandsche Zaken, De Marees van Swlnderen, vroeger In de Eerste Kamer en nu kortelings In de Tweede Kamer In de zaak van Van Heeckeren afgelegd, staal het voor eiken Nederlander, tot welke staatkundige richting hij ook behooren moge, als een paal boven water vast, dat door den Dultschen Keizer geen dreigbrief tot Hare Majesteit, onze geëerbiedigde Koningin, is gericht ge worden. Maar nu dringt zich als van zelve de vraag op, heeft Van Heeckeren dien brief dan uit zijn duim gezogen, zoodat hij de gramschap, die de Minister van Bulten landsche Zaken met volle maat over hem heeft uitgestort, ten volle verdiend heeft? Of Is hij het slachtoffer eener misleiding, zoodat de slagen, die op zqn rug zijn neergekomen, hadden moeten vallen op een anderen, dien men uit politieke berekeningen ontziet? Onze afgevaardigde van dit district, mr. R. J. H. Patljn, een man, wiens naam thans In ons land op aller tong ligt, omdat hl) iemand is, die kan en durft, heeft In de zitting van den 6den dezer den vinger op de wondeplek gelegd. Wij zullen van de rede, die hfj toen hield, alleen het gedeelte aanhalen, dat op de Van Heeckeren-zaak betrekking heeft. „Ik zal", zeide mr. Patqn, .mij niet begeven In een uitvoerig debat met den geachlen afgevaardigde uit Bodegraven. Hij zelde, dat hq den Indruk had gekregen, dal een nadere bespreking van deze zaak In deze Kamer niet veel nut had. Het komt mij voor, dat na de verklaring van den heer Minister, die hl) natuurlijk met even groote instemming zal hebben aan gehoord als ik, hij vap die meening wel eenigermale zal zijn teruggekomen. Één uitlating van hem moet Ik echter even reteveeren; hij sprak namelijk de meening uit, dat wij In deze Kamer niet te maken zouden hebben met de driestarren uit De Standaard; die artikelen bleven volgens dien geachten afgevaardigde voor rekening van de redactie, maar gingen aan de Kamer als zoodanig niet aan. Met die opvalling kan Ik mij niet vereenigen. Wij allen welen, dat de schrijver van die driestarren Is de oud-Voorzitter van den Ministerraad, de man die In dit geding persoonlek betrokken was. Waar dit het geval Is, acht Ik het een formalisme, waar voor Ik niets gevoel, Indien wij ons zouden stellen op het standpunt van den geachten afgevaardigde uit Bodegraven en wl] aan die artikelen geen hoogere beteekenis zouden toekennen dan wanneer zij ge schreven waren door eenlg onbekend journalist, bij wiens uitlatingen en oordeel vellingen geen direct belang betrokken zou zijn. Ik kon mij door een dergeiqk formalisme niet laten tegenhouden. Deze zaak Is in de pers genoemd de leugenzaak. En In De Nederlander, een blad dat wij hoog stellen van welke richting wij ook zijn, werd naar aanleiding van deze zaak een artikel geschreven met het veelzeggend bovenschrift: .Leugengeest". Welnu. Ik heb een eerlijke poging gedaan om door geheel dat netwerk van leugens heen te breken; maar dan kon een dergeiqk for malisme voor mij niet meer zijn dan een spinrag. De geachte afgevaardigde uit Bodegraven zou over deze zaak evenzoo gedacht hebben als het hier gegolden had een zaak, waarvoor hij zich warm maakte, zooals wq gelukkig weten, dat ook hij zich nu en dan voor zaken warm kan maken. Ik zou den geachten afgevaardigde een vraag willen doen. Wanneer wij dan niet mogen spreken over de artikelen In De Standaard, dan hebben wij toch allen bij gewoond dat Is In Ieder geval wét een onderwerp van debat de houding van den afgevaardigde uil Ommen op Vrijdag middag 1.1. Ik zou den geachten afge vaardigde uit Bodegraven, op wiens oordeel ik persoonlijk hoogen priji stel, willen vragen: hoe denkt gij over die houding? Tot den Minister ook slechts een enkel woord. Ik dank hem voor zqn nadere ver klaring. De quaeatle der rapporten schijnt ml) thans, na 's Ministers nader antwoord, uit deze zaak uitgeschakeld te z|jn. Dit was trouwens een détail. Ik zal den Minister niet hard vallen over het feit, dat hij geen gevolg heeft willen geven aan mijn wenk om de fiolen van zijn toorn over den oud-Voorzitter van den Mlnlsterraad-driestarschrljver, Ommens afgevaardigde, uit te storten want dat hij dit heeft nagelaten bewijst, dunkt mq, alleen, dat de Minister evenmin een vreemdeling Is In de binnenlandsche als in de bultenlandsche politiek. Met volle overtuiging wil ik erkennen, dat ik met groot genoegen 's Ministers nadere verklaring heb aangehoord. MIJ dunkt, dat hl] daardoor deze zaak even gelukkig heeft ten einde gebracht als hij haar heefl aangevat. De Minister zal mij, naar ik vertrouw, toegeven, dat, blijkens de houding der Kamer en de uitingen van de pers, ik hem ten slotte door het houden van mqn rede geen slechten dienst heb bewezen. Ook ten aanzien van den Ommenschen afgevaardigde, wiens afwezigheid te dezer plaatse op dit oogenblik zeker niet mij alleen bevreemdt, kan Ik kort zijn. Die afgevaardigde gaat schuil achter het ambtsgeheim. Indien inderdaad die oud- Voorzitter van den Ministerraad, wat Ik niet kan beoordeelen, gebonden Is om in deze zaak Ie zwijgen, dan had hij dit, dunkt mij, moeten bedenken op het oogenblik dat hij z|Jn Sfandanrd-drlestarren schreef. Met die driestarren heeft hq zich ongeroepen, onverplicht In deze zaak gemengd. En nu hq hier wordt aangevallen, enkel en alleen op grond van hetgeen hq- zelf In deze zaak aldus gepubliceerd heefl, nu hij hier wordt aangevallen op een wqze, die ik erken het en ik doe dit zonder het mlnsle zelfverwqt zeker aan de 99 andere leden van deze Kamer, Indien die aanval tegen hen gericht ware, aan leiding zou gegeven hebben om op te vliegen als onder een kaakslag, nu beroept hq zich op het ambtsgeheim. Dit maakt een uiterst poveren Indruk. Daarbq komt, dat juist ten aanzien van de punten, waarop Ik den oud-Voorzitter van den Ministerraad en drlestarschrqver beticht had van onwaarheid en hem daar van nog belicht, ten aanzien van die punten, waarover Ik hem een ernstige beschuldiging had voor de voelen geworpen, hq zich niet kan dekken met den plicht tol bewaring van eenlg ambtsgeheim. Onwaarheid heb Ik hem verwelen, omdat hq op 6 Juli geschreven had, dat de Minister van Bultenlandsche Zaken zich op 1 Juli In de Eerste Kamer en nog wel opzelteiqk, bepaald had tot de bloote ont kenning van het ééne feit van den brief, en nog wel zulk een brief over 's lands defensie. Dit was le lezen In De Standaard, lerwqi de Minister van Bultenlandsche Zaken In de Eerste Kamer verklaard had, geheel In denzelfden geest als laatstleden Vrqdag, dat er geen schijn of schaduw van be dreigingen, als door den heer Van Heeckeren bedoeld, geweest was. Uit den aanhef van het Standaard-artikel biqkl, dat met het schaven daarvan gewacht Is totdat de Handelingen van 1 Juli verschenen waren. Daarom kan Ik niet aannemen, dat de onware mededeellng van den drlestar schrqver het gevolg is geweest van een onwillekeurige onjuistheid. Nu begrijpt toch Iedereen, waar Ik den drlestarschrljver met de stukken In de hand de onwaarheid van zqn beweren heb aangetoond, hq zich niet dekken kan met het ambtsgeheim uit den tijd toen hij Minister was. Al ware de geachte afge vaardigde de deposltans van alle ge heimen van alle souverelnen van den aardbol, dit kon hem niet nopen om op 6 Juli onwaarheden te schrqven omtrent hetgetn de Minister op 1 Juli In de Eerste Kamer gezegd had, Ik handhaaf dus mqn beschuldiging ten opzichte van deze punten, en ik heb aangetoond, dat de drlestar schrqver op dit terrein zich niet kan dekken door zich le beroepen op het ambtsgeheim. Ik beschuldig derhalve den drlestarschrqver In De Standaard van 6 Juli In strqd met 's lands belang In een hoogst ernstige aangelegenheid opzettelijk onwaarheid te hebben geschreven ten aanzien van de verklaringen, door den Minister van Bultenlandsche Zaken In de Eerste Kamer afgelegd, en zulks met hel oogmerk den Indruk, dien 's Ministers woorden vestigden en ook beoogden te vestigen, le vervalschen. Volkomen hetzelfde geldt ten aanzien van een ander punt, waaromtrent ik een ernstige beschuldiging tegen het Kabinet van 1901—1905 heb ter tafel gebracht. Ik heb wederom uit De Standaard voor gelezen, dat daar geschreven slaat, dat het Kabinet van 1901—1905 In onzekerheid Is biqven verkeeren omtrent hel bestaan van den brief des Keizers met de bekende strekking. Uit dit feit trok Ik de conclusie, dat, als dit waar Is, dat dit Kabinet In zqn verplichtingen Is te kort geschoten, omdat het natuurlijk de plicht van het Kabinet ware geweest om zich onmlddeliqk zekerheid daaromtrent le verschaffen, of, als het die niet kon krqgen, op staanden voet zqn ontslag aan te bieden. Maar ook dit kan niet gedekt worden door het ambtsgeheim. Het eenige feit, waarop Ik die redeneering bouwde, ont leende Ik aan de eigen mededeellngen in De Standaard. Dit ééne feit maakt dus geen deel uit van die feilen, waaromtrent de oud-MInlster tot geheimhouding schqnt te zqn gehouden. Alles wat Ik verder omtrent dit punt mededeelde was uit sluitend een beschouwing van conslitu- lioneelen aard. Noch de feitelijke grondslag van mqn beloog, noch de daaruit getrokken conclusie houden dus verband mei hel beweerde geheim. En mitsdien handhaaf ik ook ten aanzien van dit punt mqn be schuldlglng. Ik beschuldig: öf wel den drlestar-schrqver ook ten deze onwaarheid le hebben geschreven, n.l. ten aanzien van de onzekerheid waarin het Kabinet zou hebben geleefd omtrent het al of niet bestaan van den bewusten brief des Keizers, óf wel het Kabinet van 1904 en 1905 van het ernstigste plichtsverzuim. Ik heb hier de belde punten herhaald, waaromtrent ik den oud-Voorzitter van den Ministerraad en van den driestar-schrijver In De Standaard onwaarheid heb verweten of beschuldigd heb. Voor het overige heb Ik er mij toe bepaald te doen uitkomen, hoezeer de artikelen In De Standaard In voortdurende tegenspraak zqn geweest met de verklaringen van den Minister van Bultenlandsche Zaken. Dit was geen be schuldiging van onwaarheid; ik heb uit sluitend de tegenspraak In het licht gesteld. Ik zal daarin niet terugtreden. Het lust mq niet langer In die driestarren te pluizen; anders zou Ik misschien eenige aanleiding vinden om de driestar, die na het debat van 1.1. Vrqdag In De Standaard verschenen Is, en waarop zeer le recht de aandacht Is gevestigd In een uitnemend artikel van het Algemeen Handelsblad van gisteren avond, onder handen te nemen. Ik ga deze echter voorbq; leder die zich van de juistheid van mqn woorden, dat er is geweest voortdurende tegenspraak lusschen de houding van den drlestar-schrqver In De Standaard en die van den Minister van Bultenlandsche Zaken, wil overtuigen, verwqs ik naar de artikelen zelf In De Standaard en In het bizonder naar de driestar van 18 Maart 1.1., en naar hetgeen daaromtrent In de pers Is gezegd, speciaal ook In De Nederlander. Mqnheer de Voorzitter! Ook mq, evenals den vorlgen geachten spreker, heeft het getroffen, dat er tegenspraak bleef beslaan lusschen de houding van den Ommenschen afgevaardigde In de vergadering van Vrijdag 1.1. en die van den Minister van Bultenlandsche Zaken. Wq hebben het, geloof Ik, allen gevoeld. Men kan natuur- 'ijk altijd volhouden, dat die tegenspraak niet bestaat. Men kan zeggenhet kan toch wel samengaan, dat de ontkenning van den Minister van Bultenlandsche Zaken juist Is en dat de geachte afgevaardigde uit Ommen In zqn quallteit van oud- MInlster nog het een of ander heeft ge- helm le houden. Maar als men eenlgszlns In de détails van de zaak Is doorgedrongen, dan gevoelt men, dat deze redeneering vaslioopt. Wanneer men nagaat, welke porlée die feilen zouden moeten hebben om le ver klaren de houding van den Voorzitter van den Ministerraad in 1904 en 1905, om te dlsculpeeren den oud-Voorzllier van den Ministerraad en den drlestar-schrqver ten aanzien van de punten, waarover mqn betoog liep, dan moet men komen tol deze conclusie, dat dit alléén mogeiqk zou zqn. Indien die feiten ten slotte op leverden een tegenspraak van de verklaring des Minislers. Nu heb ik er over gedacht dit in het licht te stellenmaar ik zal dit niet doen, omdat Ik geloof, dat Ik daarmede niet zou handelen In 's lands belang. Want indien Ik In dit beloog slaagde, zooals Ik meen dat Ik daarin zou kunnen slagen, dan zou het eenige gevolg zijn, dal voor degenen, die nog hechten aan het woord van den afgevaardigde uit Ommen een nieuw dublum In de zaak zou zqn gekomen. Dit acht lk niet In 's lands belang. Ik geloof, dat het nu maar het beste Is, dat wq vasthouden aan de verklaring van den Minister en dal daarop alléén het volle licht valle. Wq, die zqn woorden hebben gehoord, zqn getuigen geweest van de warmte, de spontaniteit en het zoo sympathiek zich zelf geven, waarmede hq die verklaring heeft afgelegd, lk heb den Indruk, dat ons van achter de groene tafel als het ware werd toegeroepen: Mqne Heeren, Ik bezweer u, er was niets I Welnu, laat dit dan het laatste woord in deze zaak zqn. Dit Is In 's lands belang het beste. Ik verklaar aan die woorden van den Minister zonder het minste voorbehoud geloof le hechten, om verschillende redenen en mede, omdat hq alleen kon zeggen dat er voor hem In deze zaak geen enkel element Is van persooniqken aard. Zierikzee, 12 December. Jammer, dat de Concertzaal gisteren avond zoo slecht bezet was! Wat was de oorzaak, dat het publiek zoo schaars was opgekomen? .Des Outen nicht zu viel" zeggen onze Germaansche buren Biqkbaar kunnen onze Zlerlkzeesche magen het te veel niet verdragen. Sint's bezoek was kostbaar geweest, en bovendien had Jlmbo met zijn snuit reeds veel geld van ons opgeslokt. Wq zqn platzak geworden en biqven daarom maar liever mei moeder de vrouw tehuis, onder het heeriqk genot van een warm grogje, gezellig met elkaar keuvelend of een kaartje spelend. Toch was het jammer, dat men het stuk niet gezien heefl, dat door het Tooneef Ensemble In de Concertzaal gisterenavond werd opgevoerd. Het was zoo leerzaam, geen allerdaagsch stuk met hel gewone slot. Hel gal een kqk op sommige maat- schappeiqke toestanden, die niet in de verbeelding van een fantaslerqken schrijver, maar In de werkeiqkheld beslaan. De wereld buigt voor den man van het geld, en vraagt meestal niet, hoe hq aan zqn rqkdom gekomen Is. De bron er van moge nog zoo onrein en troebel zqn, hq Is een man van aanzien. Aan zqn geld kleve nog zooveel ongerechtigheid, hoog staat hq op de maatschappeiqke ladder. De één heeft door afpersen en uitzuigen een groot vermogen verkregen, een tweede verwierf het door geld aan anderen uit te leenen, niet op eigen naam, maar op dien van een woekeraar, dien hq openiqk verloochent, maar met wlen hq de woeker rente stilletjes deelt, en een derde won het door zqn geld in onzedeiqke, duizend voud wlnslafgevende ondernemingen te steken. Het laatste zien wq aanschouweiqk voor gesteld In het stuk „De onderneming van mevrouw Warren". Wij zullen, omdat ons blsd In handen van een ieder komt, den aard van die onderneming niet schetsen. Een goed verslaander heeft slechts een half woord noodlg. Één van de eerste mannen der ramenlevlng had zqn kapitaal In die onderneming gestoken. Een vrouw, die tengevolge van de harde omstandigheden, waaronder zq was opgegroeid, het brecde pad gekozen had, was er de directrice van. Zq nu had een dochter, die buitenshuis door haar ter opvoeding aan anderen was toevertrouwd. Deze dochter, die op een kostschool haar opvoeding ontvangen had, In de wiskunde gestudeerd had, en streng moreel leefde, kon zich, toen haar duldeiqk werd, wie haar moeder was, en aan het hoofd van welke onderneming zq stond, zich met de levensopvattingen van deze niet vereenigen, zoodat een niet te dempen klove lusschen belde daarvan het natuuriqk gevolg was. Moeder en dochter verlieten elkander. Wat het spel betreft, de dames en heeren artlsten werden door het publiek, dat met gespannen aandacht de handeling volgde, levendig toegejuicht. Bij den laalst gehouden propaganda- wedstrqd, ultgescheven door de Konlnkiqke Vereenlglng van Nederlandsche Scherp schutters Ie Amsterdam (afstand 150 meier, staande viqe hand, schijf Hoorn), werden bq den plaatseiqken wedstrqd (een serie van 10 schoten) door de leden der schletvereeniglng „Zierikzee" behaald Diploma scherpschutter le klas, de heer P. Klok; Diploma scherpschutter 2e klas, de heeren dr. A. v. d. Hoeven, M. T. Jacobl en Joh. Catshoek Eervolle vermeldingen, de heeren J. J. d. Ven, J. A. v. d. Zande, L. J. Leeuwe, A. Anker, D. ten Haaf, J. L. Kashoek, St. Kashoek en J. M. de Vos; Qewesteiqke wedstrqd (afstand en hou ding als boven) 2 seriën van 10 schoten om het Meesterschap van Zeeland; Diploma scherpschutter le klas, de heeren P. Klok en M. T. Jacobi; de laatste met 2e bronzen medaille; Eervolle vermeldingen, de heeren dr. A. v. d. Hoeven, J. J. v. d. Ven, J. A. v. d. Zande, L J. Leeuwe, J. L. Kashoek; Het Meesterschap van Zeeland werd behaald door den heer P. Klok, met 20 cartons, waarmede wq onzen geachten stadgenoot en de Schletvereeniglng, waarvan hq voorzitter Is, harteiqk geluk wenschen. Aanstaanden Donderdag, den 15den December, des avonds ten acht ure, zal In het „Huis van Nassau", voor de afdeellng Zleilkzee van V. W. B. H., door den heer kapitein G. C. A. Fablus een voordracht worden gehouden over het streven van V. W. B. H. De toegang Is kosteloos. Binnenkort zal ten raadhuize te Sint- N.c rlaas eene vergadering worden gehouden ter bespreking van plannen voor den aanleg van een tram Hulst—Slnt-Nicolaas. De betrokken gemeentebesturen zqn tot bq- wonlng dezer vergadering ultgenoodigd. Noordwelle, 10 Dec. Alhier vergaderde hedenavond de afd. Noordwelle v-.i den Bond voor Slaatspenslonneerlng. Er heerschte een opgewekte stemming onder de aanwezigen, dat ook wel eenlgszlns le begrqpen was, als men een blik terugsloeg over den toestand der afd. Deze sluimerde In het begin van dit jaar. 21 Juni werd een vergadering belegd, waarin een definitief bestuur werd gekozen. Het aantal leden bedroeg toen 23. Bq de vergadering, 9 Juli gehouden, steeg dat aantal reeds tot 36, en thans zqn er 52 leden. Reeds 52, waaronder 2 dames, gevoelen dus behoefte, mede te werken, tot het «dele doelde verzorging van ouden van dagen, mannen zoowel als vrouwer." De iqst, behoorende bq het Volkspetltlonne- ment, werd door alle aanwezigen geteekend. Laten we hopen, dat velen hun voorbeeld zullen volgen, lid of geen lid van afd., opdat H. M. de Koningin, welke deze iqst, met een adres zullen worden toegezonden, zal kunnen zien, hoevelen de noodzakeiqk- heid van Slaatspenslonneerlng zonder premie-betaling beseffen. Dat die velen aan mogen groeien lot bqna allen I Burgh, 10 Dec. Hedenavond hield alhier de heer Bouma van Bolsward voor de afd. Haamslede en Burgh van den Bond voor Slaatspenslonneerlng zqne aangekon digde rede, waarvan In dit blad reeds een uitvoerig verslag Is geleverd In het bericht

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1910 | | pagina 1