ZIERIKZEESCHE
NIEUWSBODE.
Vrijdag 8 April 1910.
Eerste Blad.
Onze bitgili slailsiiL
Dit nummer bestaat uit
drie bladen.
Uit Stad en Provincie.
(Z ierikzeesch
Courant).
ABONNEMENT.
De abonnementsprijs van dit blad, dat lederen
MAANDAQ, WOENSDAQ en VRIJDAG verschijnt, Is
voor Zlerlkzee f 1,30, voor alle andere plaatsen In
Nederland f 1,60 per 3 maanden.
Voor het buitenland, verzending eens per week, I 10
per jaar bij vooruitbetaling.
66ste JAARGANG. No. 8910.
Uitgever-Hoofdredacteurs A. FRANKE!..
Redacteur: J. WAALE.
ADVERTENTIE N.
Van 1—3 regels 30 ets., meerdere regels 10 ets.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
De inzending moet geschieden des Maandags-,
Woensdags- en Vrijdags-middags uiterlijk 2
Alle betalingen moeten geschieden bij den Directeur: A. J. DE LOOZE, Hoek Schuithaven, Zierikzee.
Het Kantoor is geopend eiken werkdag van 's morgens 9 tot 's avonds 9 ure.
De BURGEMEESTER-STRANDVONDER
van Zierikzee zal, op Maandag 18 April
1910, des voormiddags te 9 uur, te be
ginnen bij den Stadssteentuln op den
Scheepstlmmerdljk, en vervolgens aan den
zeedijk bij Borrendamme, om contant geld,
in het openbaar verkoopen:
215 Balken, lang 2,75 M., zwaar
25 X 25 c.m.;
16 Platen, lang 2,75 M.zwaar
13 X 25 C.M.;
een ijzeren Anker, lang ongeveer
1'/, M., met rechten lossen stok.
Zierikzee, den 8 April 1910.
De Burgemeester-Strandvonder voornoemd,
D. VAN DER VLIET, Weth., L^-B.
ii.
Wij hebben de vorige week den oorsprong
van de Grondwet verklaard, haar beleekenls
In het licht gesteld en haar doel geschetst.
Men heeft daaruit kunnen ontwaren, dat
zij niet Is een gewone wet, maar een
hoofdwet, waarin de rechten der burgers
omschreven worden, en de macht des
Konlngs wordt afgebakend. Geen wet mag
dan ook In het leven worden geroepen,
of zij moet In al haar bepalingen met de
Orondwet in volkomene overeenstemming
zijn.
In het eerste hoofdstuk van onze Grond-
wet, die, dateerend van 1814, het laatst
onder minister Heemskerk, den vader van
onzen huldigen bewindsman van dien
naam gewijzigd werd, en op 30 Nov. 1887
werd afgekondigd, zijn eenige van die
rechten vastgelegd.
Zoo zegt artikel 4: dat allen, die zich
op het grondgebied van het rijk bevinden,
dus niet alleen Nederlanders, maar ook
vreemdelingen, die hier tijdelijk vertoeven,
ot blijvend hun woonplaats gevestigd
hebben, gelijke aanspraak hebben op
bescherming van persoon en goederen.
Gelijke aanspraak op bescherming van
personen en goederen wil zeggen, dat ook
zij, die op de maatschappelijke ladder
de laatste sport Innemen, hetzelfde recht
op bescherming kunnen doen gelden, als
zij die door titel, stand, rijkdom op de
hoogste sport staan.
Bescherming van personen en goederen
beteekent, dat, wanneer Iemand door een
ander lichamelijk of zedelijk bedreigd of
aangevallen wordt, of in zijn bezit of
eigendom wordt aangetast, de Overheid,
wier hulp hij Inroept, verplicht Is hem
daartegen bescherming te verleenen.
Wij hebben gezien, dat vreemdelingen,
die ons land bezoeken, of zich hier
metterwoon vestigen, hetzelfde recht van
bescherming genieten als Nederlanders.
Maar nu kan het belang van den Staat
het medebrengen om sommige kategorlën
van vreemdelingen niet binnen onze
grenzen toe te laten, of Indien zij er reeds
zijn, het land uit te zetten, b.v. die
vreemdelingen, die geen middel van be
staan hebben, of die gevaarlijk voor de
publieke rust zijn. Ook mag ons land
geen vrijplaats worden voor die vreemde
lingen, die In hun land een misdaad ge
pleegd hebben, en die om die reden naar
Nederland vluchten, teneinde straffeloos
en wellicht onder genot der vruchten van
hun euveldaad hier te kunnen leven.
Vandaar, dat met het oog op dit alles
hetzelfde artikel 4 der Grondwet tevens
het volgende bepaalt:
„De wet regelt de toelating en de ult-
„zettlng van vreemdelingen, en de alge-
„meene voorwaarden, op welke ten aanzien
„van hun uitlevering verdragen met vreemde
„mogendheden kunnen worden gesloten".
tleeft de Orondwet er eenerzljds voor
gezorgd, dat ongewenschte vreemdelingen
uit ons land kunnen geweerd worden, zij
heeft anderzijds door een wettelijke
regeling er voor gewaakt, dal de vreemde
lingen ten opzichte van hun niet-toelatlng,
uitzetting en uitlevering aan de willekeur
van ambtenaren zijn overgeleverd.
In artikel 5 wordt verklaard, dat elke
Nederlander tot elke landsbediening be
noembaar Is. Nauw in verband met dat
artikel staat een andere grondwettige
bepaling, die luidt, dat de belijders der
onderscheidene godsdiensten gelijke aan
spraak hebben op het bekleeden van
waardigheden, ambten en bedieningen.
Dus by benoemingen tot openbare betrek
kingen mag niet gelet worden op godsdienst
of richting, op rang of stand. De regeering,
die bij benoemingen voor de aanhangers
van een bepaalde parlij of de belijders
van een bepaald kerkgenootschap eenige
voorkeur aan den dag legt, verkracht de
Orondwet naar letter en geest.
Hoogstbelangrljk Is artikel 7 der Grondwet,
luidendNiemand heeft voorafgaand ver
lof noodlg om door de drukpers gedachten
of gevoelens te openbarenbehoudens
ieders verantwoordelijkheid volgens de
wet. In dat artikel toch wordt het groote
beginsel der vrijheid van drukpers ge
huldigd en alle censuur buitengesloten.
Om echter te voorkomendat van die
drukpersvrijheid tot nadeel van anderen
wordt misbruik gemaakt, heelt de Grondwet
uitdrukkelijk bepaald, dat een ieder voor
hetgeen hij in het openbaar schrijft, ver
antwoordelijk Is. Kan hetgeen geschreven
en gepubliceerd is, niet door den beugel,
heeft de schrijver iemand beleedigd, ge
hoond of belasterd, dan is hij volgens het
wetboek van strafrecht strafbaar, en dan
moet hij, als een burgerlijke rechtsvordering
ter zake van laster, hoon of beleedlging
tegen hem wordt Ingediend, de schade
vergoeden, en herstellen het nadeel In
goeden naam geleden.
Le droit de tout dire (het recht alles
te mogen zeggen) geeft het grondwettig
artikel terecht niet. De schrijver Is aan
sprakelijk, als hij de perken, die de wet
hem stelt, te buiten gaat.
Het grondwettig recht der vrijheid van
drukpers kan alleen worden opgeheven,
wanneer tot handhaving van de veiligheid
van het vaderland de staat van oorlog
of beleg Is afgekondigd.
In artikel 8 wordt het recht van petitie
erkend, niet alleen 'van de Ingezetenen,
maar ook van corporaties, leder, zoo luidt
het In dit artikel, heeft het recht om ver
zoeken, mits schriftelijk, aan de bevoegde
macht In te dienen. Als voorwaarde wordt
gesteld, dat het verzoekschrift door den
verzoeker moet onderteekend zijn.
Tot slot wordt In Hoofdstuk I gewag
gemaakt van het recht der Ingezetenen
tot vereeniging en vergadering, waarvan
de uitoefening in het belang van de
openbare orde geregeld en beperkt wordt
door de wet van 22 April 1855. In die
wet wordt de vereeniging die strijdig is
met de openbare orde verboden. Elke
vereeniging wordt met de openbare orde
strijdig geacht, die ten doel heefl:
I. ongehoorzaamheid aan of overtreding
van de wet of een wettelijke vero denlng;
II. aanranding of bederf der goede zeden;
III. stoornis in de uitoefening der rechten,
van wie het ook zij.
In diezelfde wet, die den 22sten April
1855 werd Ingevoerd, wordt de rechts
persoonlijkheid der vereeniglngen geregeld.
Vereenlglngen voor langer dan 30 jaar
aangegaan, behoeven de erkenning als
rechtspersoon door de wet. Vereeniglngen
voor minder dan dertig jaar aangegaan
kunnen door de Koningin worden erkend.
Voorts bepaalt die wet, dat vreemdelingen,
geen Ingezetenen zynde, geen leden van
staatkundige vereenlglngen kunnen zijn,
en dat om een openbare vergadering In
de opene lucht te kunnen houden, de ver
gunning van het hoofd van het gemeente
bestuur noodlg Is.
Tot alle vergaderingen In gebouwen,
waarbij het publiek wordt toegelaten, heeft
de politie vrijen toegang. Elke vergadering,
waarin de openbare orde wordt gestoord,
gaat op de opvordering der politie terstond
uiteen.
Wij hebben hiermede het voornaamste,
dat op Hoofdstuk I onzer Orondwet be
trekking heeft, behandeld.
Zierikzee, 8 April. De bekende rede-
rljkersvereenlglng „Concordia" zal morgen
(Zaterdag)avond een uitvoering In de
Concertzaal geven, die voor de leden
van „Volksbelang" en voor die der Afdeeling
Zierikzee van den Bond voor Staalspen-
sionneering tegen de helft van den prijs
zal toegankelijk zijn. Zeer velen zullen ver
moedelijk van deze gunstige gelegenheid
het geestige blijspel „Groote Stadslucht"
te hooren, gretig gebruik maken.
Kerkwerve. De alhier gehouden Neer-
bosch-collecte heeft over het eerste kwartaal
1910 opgebracht f 10,34
Duivendijke, 6 April. De ktezerstyst
alhier bevat 116 namen. 10 kiezers werden
afgevoerd, terwijl 8 nieuwe kiezers op de
lijst werden gebracht.
Haamstede. De Liberale Klesvereenlging
Haamstede en Burgh" heeft met alge-
meene stemmen mr. D. van der Vliet
candidaat gesteld voor de Provinciale
Staten.
Sirjansland. Dezer dagen circuleerde
alhier een rekest ter aanbieding aan de
Ingezetenen, ter verkryging van een stem
bus alhier, bij eventueele verkiezingen.
Bruioisse. Door de Klesvereenlging
„Burgerplicht" alhier Is de heer mr. D. van
der Vliet te Zlerlkzee, met algemeene
stemmen candidaat gesteld voor lid van
de Provinciale Statenvacature mr. tl. C.
Moolenburgh.
Sclierpenisse. Onzen dorpsgenoot, de
heer W. A van de Velde Jrdie sedert
1 Mei 1909 werkzaam was te Den Haag
als tydetyk opzichter-teekenaar by de ge
meentewerken, afdeeling waterbouwkunde,
werd dezer dagen als zoodanig een vaste
aanstelling by die afdeeling verleend.
Oud-Vossemeer. Zondag l.l. vertrok
van hier voor de eerste maal het nieuwe
beurtschip van den heer A. Schippers naar
Rotterdam; daar dit vaartuig van een
motor is voorzien, zal voortaan de reis
wekeiyks worden gemaakt. Er is tevens
een nieuwe beurtschipper op Rotterdam
het bedrijf gaan uitoefenen, zoodat er
voortaan drie vaartuigen in de behoefte
aan scheepsrulmte zuilen voorzien. Het
nieuwe motor-vaartuig wordt geroemd als
een mooi werkstuk.
In den polder Oud-Vossemeer werd
onder den zoogenaamden „Moerdyk" reeds
een nest gevonden met 12 bebroede
eendeneieren, die weldra zullen „kippen".
Een en ander wijst op een zeer vroeg
voorjaar.
Colijasplaat. In verband met het niet
doorgaan van het festival te Korlgene. op
den Tweeden Pinksterdag, zal het fanfare
gezelschap „Wilhelmlna" alhier, op dien
dag een concert geven.
Dezer dagen kwam alhier een geval
van roodvonk voor.
Gisteren en heden werd een stuk
aan den oever van den polder „Oud-
Noord-Beveland" met goed gevolg ge
zonken, ter lengte van 54 meter en breed
10 meter van elk stuk.
Middelburg, 7 April. In de gisteren
alhier gehouden vergadering van vennooten
der Zeeuwsche Spoorboot-Maatschappy
werd het dividend over 1909 bepaald op
f 39,50 per heel - en op t 29,50 per half
aandeel.
Tot commissaris werd herkozen de
heer A. G. Kyn te Zlerlkzee.
Nu met 1912 het subsidie-contract met
de provincie zal eindigen, werd besloten
aan het provinciaal bestuur te kennen te
geven, dat de Maatschappy tot niet-ver-
lenglng van het contract wenscht over te
gaan; en werd In beginsel besloten tot
l'quldatie der vennootschap na 1911.
Vlissingen, 7 April. De voormalige
stoombriquetten-fabrlek aan den Slngel-
weg alhier is overgegaan in handen van
een Industrieel uit Aardenburg, die er een
glassiypery In zal vestigen, waar 8 werk
lieden en een chef aan 't werk zullen
worden gezet. De machines zullen ge
dreven worden door een gasmotor van 22
paardekrachten.
De eigenaar biyft te Aardenburg wonen.
Vlissingen7 April. Reeds enkele
jaren worden door een Engelsche combinatie
onderhandelingen gevoerd tot aankoop van
het Grand Hölel des Balns alhier en van
een stuk grond in de onmiddeliyke nabij
heid daarvan, teneinde tot een exploitatie
van onze badplaats te komen op een
wijze, welke meer aan de elschen van
den tegenwoordigen tijd beantwoordt.
De tegenwoordige eigenaar van het
Orand Hötel had daarvoor optie gevraagd
en verkregen voor de benoodigde gronden,
welke optie herhaaldeiyk door den
gemeenteraad werd gecontinueerd, omdat
de onderhandelingen met de Engelsche
combinatie dan door deze, dan weer door
gene omstandigheid niet tot het gewenschte
resultaat hadden geleld.
Het laatst van het vorig jaar kwam
evenwel aan het licht, dat de gronden
voor de uitbreiding der badplaats benoodigd,
niet aan de gemeente behoorden, doch
het eigendom waren van de domeinen.
Een gevolg hiervan was natuuriyk, dat
de doorzetting der plannen weer aan-
merkeiyk vertraging ondervond. Thans
evenwel moet de gemeente de beschikking
over deze gronden hebben verkregen, en
kunnen deze nu aan den eigenaar van het
Grand-HO'.el worden verkocht, waarvoor
natuuriyk nog een raadsbesluit noodlg Is.
Wl] vernemendat de benoodigde
gelden by een bankier te dezer slede zyn
gedeponeerd, en dat het plan bestaat nog
dit jaar tot vergrooting van het Grand-Hötel
over te gaan.
Onder de uitbreidingsplannen behoort
verder het bouwen van een Casino, lerwyi
de financlëel zeer krachtige combinatie
verder verschillende plannen heeft de
attractie van onze badplaats aanmerkeiyk
te verhoogen, en uit dit oogpunt beschouwd
mag de verwezenlijking van deze grootsche
plannen zeer zeker worden toegejuicht.
RECHTSZAKEN.
Voor het gerechtshof te 's-Hage werd
Donderdag behandeld de zaak van A. W.,
40 jaar, koopman te Zierikzee, door de
rechtbank aldaar wegens valschheld In
geschriften en gebruikmaking van het
valsche stuk als echt en onvervalscht,
terwijl uit dat gebruik eenlg nadeel kon
ontstaan, veroordeeld tot 2 jaar gevangenis
straf.
Het betrof een in 1906 opgemaakte
quitantie, gedateerd 17 December 1906,
onderteekend door J. Blok, koopman te
Amsterdam, en luidende: ontvangen van
A. W. f 400 voor geleverd bontwerk, welke
quitantie beklaagde aan zijn procureur,
mr. Polvllel, had ter hand gesteld, om te
gebruiken In een door genoemden Blok
tegen hem, beklaagde, Ingestelde civiele
procedure tot betaling van de bedoelde
f 400, zynde het restant van den koopprys
van aan beklaagde door Blok omstreeks
7 November 1906 geleverd bontwerk,
waarvan de helft was voldaan bij de
levering, terwijl beklaagde op 3 December
1906 aan Blok had geschreven, de rest
niet te willen betalen, omdat hem gebleken
was dat het goed vol mot zat.
Beklaagde beweerde echter, dat hy dien
dag, nadat de brief verzonden was, bezoek
had ontvangen van Blok, die zoo lang had
gebeden en gesmeekt, totdat beklaagde
erin had toegestemd, de rest maar te betalen.
Maar de raadsheer-rapporteur, mr. Vol-
graff, wees beklaagde op tal van tegen
strijdige of onverklaarbare punten In diens
voorstelling van de zaak. Zoo had be
klaagde in den bewusten brief aan Blok
geschreven, geen geld te hebben om te
betalen; zoo had hy vroeger opgegeven,
op dien derden November geld In huls te
hebben gehad, dat hy had gehaald by zijn
notaris en van de Nulsspaarbank welke
opgaven echter onjuist zijn gebleken; zoo
had Blok de quitantie geschreven en wel
bij zich gehad, doch was de quitantie ge
dateerd 17 December; zoo had beklaagde
vroeger voor de resteerende f 400 aan
Blok een schuldbekentenis afgegeven, doch
deze niet teruggevraagd by of na de be
weerde betaling in December; zoo zou
bedongen zyn dat beklaagde 5 pCt. korting
had op de nog te betalen f 400 en luidde
de quitantie toch niet voor f 380 maar
voor I 400; zoo was het ook onbegrype-
ïyk, hoe Blok, wetende dat beklaagde
quitantie had voor de betaalde gelden,
een civiele procedure tegen deze kon
Instellen om betaling te bekomen van de
resteerende f 400.
Tien getuigen werden in deze zaak ge
hoord, vooreerst mr. H. Potvliet, advocaat
te Zierikzee, die de bewuste quitantie
heeft overgelegd In het civiel proces,
waarin de beklaagde was betrokken, als
procureur van dezen. Getuige had er een
flauw vermoeden van, dat de quitantie
valsch kon zijn. Bij het onderzoek naar
de echtheid of valschheld der bewuste
quitantie door den rechter-commlssarls te
Zierikzee heeft Blok ook gevraagd, de
quitantie, afgegeven voor de eerstbetaalde
f 400 en gedateerd 17 November 1906, te
mogen zien. En toen verklaarde hy, dat
ook die quitantie niet echt was.
De koopman Blok verklaarde, voor de
op 7 November betaalde f 4C0 een quitantie
te hebben afgegeven van anderen inhoud
dan die, welke tater door beklapgde Is
geproduceerd. Voor de resteerende I 400
gaf beklaagde hem een schuldbekentenis,
waarbij hy zich verbond, deze op 6 April
1907 te zullen betalen. Daar getuige het
geld echter zeer noodlg had, vroeg hy hem,
het geld weder te mogen ontvangen en
kwam men overeen, dat de betaling zou
plaats hebben op 15 December, met 20
pCt. korting. Op 3 Deceinter schreef be
klaagde echter het geld niet te kunnen
betalen. Oetuige is toen niet naar Zlerlk
zee gegaan en is ook sinds 7 November
1906 niet meer In Zlerlkzee geweest,
voordat de Instructie In de strafzaak tegen
beklaagde plaats had.
„Dat is zoo waar, als dat myn naam
Blok Is", verzekerde getuige.
Nader ondervraagd, herinnerde getuige
zich niet zeker meer, of de door hem op
27 November 1906 afgegeven quitantie
Inderdaad van anderen inhoud was dan
dte, welke beklaagde later In de bewuste
procedure heeft overgelegd.
Waar getuige op den bewusten 3
December 1906 Is geweest, kan hy niet
vast en zeker zeggen. Hy heeft er onder
zoek naar gedaan, maar kan daaromtrent
niets positiefs le weten komen, daar hy
voortdurend reizende Is. Op 28 November
1906 schreef hy aan W.„Ik kom een
dezer dagen by u, om u le spreken over
een bioscoop". Door den verdediger, mr.
E. G. S. Bourller, gevraagd waarom hy
dan niet by beklaagde Is gekomen, ant
woordde getuige, ongunstige informatiën
omtrent beklaagde te hebben gekregen.
Alsnu werden aan beklaagde een aantal
stukken voorgelegd, met verzoek, te erkennen
of deze van zijn hand zyn, waarna zy
door den griffier werden voorgelezen.
Ook werd voorgelezen het verslag der
deskundigen, die de kwitanties hebben
onderzocht en tot de conclusie komen,
dat het handschrift dier kwitanties niet
afkomstig is van Blok, doch wel van
dezen beklaagde.
De deskundigen, weder gehoord, bleven
by dit oordeel volharden en lichtten het
nader toe. Zy verklaarden vast overtuigd
te zyn, dat beklaagde de kwitantie ge
schreven heeft en daaraan niet te twijfelen.
Vervolgens werden de getuigen a décharge
gehoord: vooreerst een koopman, die
omstreeks St.-Nicolaas van 1906 een
persoon by beklaagde heeft gezien, die
wel wat gelijkt op Blok en die later met
beklaagde naar Amsterdam Is geweest
om Blok te zoeken; ten tweede een
schoenmaker, die vroeger voor Blok strooi
biljetten heeft verspreid In Zierikzee, voor
een verkooplng van bont, en die later
Blok opnieuw In Zierikzee heeft gezien
in December 1906, hetgeen hy aan be
klaagde heeft medegedeeld, in de hoop
weder Iets te kunnen verdienen met de
verspreiding van strooibiljetten. Beklaagde
heeft hem toen gezegd: „als Blok by my
komt, zal ik hem er over spreken".
Getuige Blok hield vol, niet In December
1906 in Zteilkzce te zyn geweest.
In de derde plaats werd gehoord een
reiziger uit Rotterdam, O. Brinkman, die
op een Maandag in November ol December
1906, des middags om 2 uur bij beklaagde
Is geweest en daar ook aantrof een
persoon, die er uitzag als een Israëliet en
met beklaagde over bont praatte en een
heftige woordenwisseling had over geld
zaken, over een percentage n.l. De bedoelde
persoon was erg om geld verlegen, en
wanneer beklaagde dadeiyk betaalde zou
hij een percentage laten vallen. Hy heeft
toen gezien, dat beklaagde hem betaalde
In papier en zilvergeld. Daarop heeft de
bedoelde persoon nog gezegd, op een
vraag van beklaagde, die hy niet verstond
„ik zal het overmaken of oversturen".
Getuige heeft Blok pertinent herkend als
den persoon, dien hij gezien heeft by
den beklaagde.
De president, mr. Sterck, wees den
getuige er echter op, dat hy aanvankeiyk
by den rechler-commissarls veel minder
pertinent Is geweest In zyn verklaring en
Blok niet dadelijk heeft durven herkennen
als den bedoelden persoon, daar deze
een zwaren knevel droeg. De president
achtte het nog al kras, dat getuige dezen
Blok na 3 jaar zoo pertinent herkende,
en wees hem op het gevaar, waaraan hy
zich blootstelde door een meineed. Oelulge
stond meende de president met