ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE. Zaterdag 13 Maart 1909. Derde Blad. (25 i e r i It z e e s c h. e Cour an t). NIEUWSTIJDINGEN. Wat moeten we met onze weiden doen in het voorjaar? Eenige weken aan 't Hof van den Sultan van Turkije. ABONNEMENT. De abonnementsprijs van dit blad, dat iederen DINSDAQ, DONDERDAG en ZATERDAG verschijnt, is voor Zierlkzee f 1,30, voor alle andere plaatsen in Nederland f 1,60 per 3 maanden. Voor het buitenland, verzending eens per week, f 10 per jaar bij vooruitbetaling. 85ste JAARGANG. No. 8745. Uitgever-HoofdredaoteurA. FRANKEL. Redacteur: J- WAALE. ADVERTENTIËN. Van 1—3 regels 30 ets., meerdere regels 10 ets. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. De inzending moet geschieden des Maandags-, Woensdags- en Vrijdags-middags uiterlijk 2 ure. Alle betalingen moeten geschieden bij den Directeur: A. J. DE LOOZE, Hoek Schuithaven, Zierikzee. Het Kantoor is geopend eiken werkdag van 's morgens 9 tot 's avonds 9 ure. CHINA. Zooals bekend is, had vroeger hei ver moorden van kinderen van het vrouwelijk geslacht in China veel plaats. Een echt paar, dat geen zoon kreeg, hoopte door het dooden van het meisje, dat geboren werd, de geesten te bewegen hun een zoon te schenken. Langzamerhand nam deze gewoonte, voornamelijk door het ingrijpen van Christelijke zendelingen, zeer af en bracht men de meisjes naar de daarvoor van regeeringswege gestichte vondelingen huizen. Thans is ook de Chinees verlichter ge worden en lacht om het bijgeloof, dat het dooden der meisjes hem aan een zoon zou helpen. Maar practisch als hij is, heeft hij er wat anders op verzoanen. De meisjes, die in de vondelingenhuizen worden ge bracht, worden thans, tegen de bedoeling van de regeering, daar opgevoed om later te worden verkocht en daar zij goede prijzen opbrengen, loonen zij de moeite van hun opvoeding. Toen vóór eenige jaren in de provincie Kwangsi een hevige hongersnood heerschte, heeft men in die provincie de meisjes slechts voor een klein deel gedood, het grootste gedeelte werd aan de markt te Canton gebracht en daar verkocht. AMERIKA. In den Amerikaanschen staat Arkansas heeft een wervelstorm gewoed, waardoor de stad Brikley zeer zwaar is geteisterd. De handelswijk ligt geheel in puin en daar kwamen 30 menschen om, terwijl er 40 gewond werden. Tijdens den storm brak een brand uit, die verscheidene huizen verwoestte en waarbij nog 18 blanken en 20 negers den dood vonden. ENGELAND. Lord Esher, één van de uitgevers van de brieven van koningin Victoria, heeft in een lezing verteld, dat Victoria op haar 13en verjaardag een dagboek begon en zij er haar gansche leven mee voortgegaan is tot 12 Januari 1901, tien dagen vóór haar dood, toe. Dat dagboek beslaat een honderd deelen. Niet alles zal gelukkig openbaar gemaakt worden. Aan haar jongste dochter prinses Beatrice, weduwe van Prins Hendrik van Battenberg droeg zij op, te zorgen, dat zekere ge deelten aan aller oogen, behalve de hare, zouden worden onttrokken. De prinses heeft daartoe vele deelen overgeschreven. Heel de papleren nalatenschap van konin gin Victoria, behelzende ook haar brieven, zullen In het archief te Windsor bewaard worden. Er zijn al 1050 groote folio deelen mee gevuld, en er komen nog een 200 deelen bij. Daarin berust ook het vermaarde veldtochtsplan van keizer Wil helm. FRANKRIJK. In den nacht van Maandag 1.1. is het gansche 19de arrondissement te Parijs in rep en roer gebracht door een stier, die 5 personen zwaar heeft gewond. Tegen een uur of drie was het beest, een kleine zwarte rakker, weggeslopen uit de onvoorzichtig opengelaten deur van de beestenmarkt, en daarna met kleine, bedachtzame pasjes en snuffelneuzige ge baren de rue d'Allemagne ingekuierd, toch wel eenigszlns ongerust in de onbe kende, bochtige straatjes op den top van Belleville. Maar na een klein uur eenzaam en nieuwsgierig rondwandelen begon het drama. Bij een straathoek dook plotseling een schaduw voor den stier op. Het beest bukte den kop, stortte zich op den onge- lukkigen voorbijganger, en wierp hem tien passen verder met gebroken ribben en dijbeen. Nu kwamen op het geweld agenten en voorbijgangers toesnellen. De eersten losten alle twaalf kogels uit hun dienstrevolvers, maar dit had alleen tenge volge, dat het beest nu razend van pijn en woede werd, en als dol door de nachtomfloersde straten begon te hollen. Spoedig draafden een honderdtal nachte lijke wandelaars en marktknechts achter den stier aan. Het tweede indirecte slacht offer van het beest was een jongmensch van 19 jaar, die een kogel in zijn dij kreeg, voor den stier bestemd. Even later nam de viervoetige moorde naar een agent van politie op zijn horens en kwakte hem op het asphalt, met open gereten borst, ontwrichtte elleboog en gebroken pols. Een brigadier, die eveneens pogingen aanwendde om het woedende dier tot staan te brengen, kwam er niet beter af; hij werd zwaar aan den buik, de knieën en het oog gewond. Eindelijk, na een wanhopige jacht, kon men het uitgeputte dier met een laatste salvo-revolverschoten neerleggen. Één der agenten maakte den stier met een schot in het oor af. De toestand van den gewonden agent, Crouzit, moet buiten gewoon ernstig zijn. Zoo men weet had Dreyfus een ver volging willen instellen tegen de bladen La libre parole en l'Actilon, wegens voor hem beleedigende artikelen. De burgerlijke rechtbank, waarvoor de zaak gebracht was, verklaarde zich Woensdag 1.1 echter niet bevoegd, daar Dreyfus beleedigd was in zijn hoedanigheid als officier. Hij werd veroordeeld in de kosten, terwijl hij van de beide bladen 200.000 fr. schadever goeding had willen hebben. DUITSCHLAND. De nieuwe ballon „Zeppelin 1" heeft Dinsdag l.l. drie opstijgingen volbracht. Voor het eerst. Kort na negen uur verliet de ballon zfln loods aan het meer van Konstanz, bij prachtig weer, en stevende met den gewonen, rustigen gang van de Zeppelin-ballons het luchtruim In. Hij maakte verschillende wendingen en landde na een uur met groote gemakkelijkheid. Graaf Zeppelin zelf zat in den gondel met zijn neef, eenige ingenieurs, hoogere militairen en monteurs. Volgens sommige berichten weigerde de achterste motor te werken, wat niet ver hinderde, dat het schip met blzondere gemakkelijkheid manoeuvreerde. In den loop van den dag maakte de ballon, zonder Zeppelin er In, nog twee tochten. BELGIË. De Belgische regeering had in de hallen van het Jubilaar-park te Brussel, een ont ledingslaboratorium voor oesters ingericht. Elke week werden er een aantal oesters in de hallen en in de vischwinkels gekocht. De ontledingen hebben geen de minste verdachte verschijnselen doen ontdekken en men heeft het nutteloos geoordeeld ze nog voort te zetten. In het voorjaar, einde Februari of begin Maart, moeten onze weiden in de eerste plaats chili-salpeter hebben. Zijn het zand- of zavelweiden en hebben zij in het voorjaar of den winter kaïniet en slakken gehad, dan hebben zij In Februari— Maart niets anders noodig dan chili-salpeter. Honderd tot honderd vijftig kilo chili- salpeter per bunder is voldoende om het gras weer aan den gang te krijgen en weer vlug den groei te doen hervatten. Wordt het vroeg warm wéder, dan kan men gewoonlijk met deze kleine gift volstaan. Bij koud weder, als April en Mei nog niet de gewenschte zomerwarmte brengen, kan men misschien als het hooiweiden zijn of de beesten op een andere weide kunnen geleid worden in de noodzakelijkheid verkeeren, voor een tweede maal nog wat chili-salpeter, b.v. 50 5 100 K.G., uit te strooien. Het is wezenlijk verrassend te zien, hoe de weiden na de chili-salpeter-bemesting als bij tooverslag veranderen. Ik zag eens een boer aan zijn laatste hooi beginnen de koeien waren nog op stal toen hij zei „nu moet ik gauw wat chili op de wei gooien, dan kunnen ze aan het gras, als dit hooi op is". En; inderdaad hij dwong de weide gras te geven, toen hij het noodig had. Is er sprake van de weide op de klei, en heeft deze in het najaar geen slakken gehad, dan moet zij behalve 150 4 200 K.G. salpeter, 3 4 400 K.G. superphosphaat hebben. Niet alleen, dat door de bemesting met chili-salpeter de weide weliger gaat staan, het gras overvloediger groeit, het gras zelf wordt ook voedzamer. De eiwitstoffen in het gras nemen toe en de voedings verhouding wordt daardoor nauwer, zoodat het gras en later ook het hooi bij een dergelijke bemesting een soort krachtvoer wordt, al is dit nog van bescheiden aard. Het is duidelijk, dat men de kosten dezer bemesting op die manier door besparing op het bijvoer kan uitwinnen. Het zal dan ook blijken, dat op den duur geen goedkoopere bemesting is dan chili-salpeter voor de weide. Het geval van den Haagschen tandarts. De zaak met den tandarts H., die, zooais men weet, verleden week door de rechtbank te 's-Gravenhage tot zes jaren gevangenisstraf werd veroordeeld, wegens het schandelijke misdrijf, genoemd in art. 243 Wetboek van Strafrecht, is nog niet geëindigd. De veroordeelde, die tijdens de behandeling (met gesloten deuren) van zijn zaak werd bijgestaan door mr. L. W. van Gigch uit Amsterdam, is in hooger beroep gegaan. En over zijn „kansen" loopen verschillende meeningen. Wij hebben advocaten gehoord, die beweren, dat hij stellig zal worden vrijgesproken wegens „gebrek aan bewijs"; anderen daarentegen verzekeren met evenveel stelligheid, dat, waar de straf van zes jaar genadig mag worden genoemd, de be klaagde ongetwijfeld tot hooger straf zal worden veroordeeld, in ieder geval wordt over deze zaak nog zeer druk gesproken. Wat echter niet van algemeene bekendheid is, is dit: dat, naar is verzekerd, het H. M. de Koningin is geweest, die per soonlijk in deze zaak heeft Ingegrepen. De bewuste jonge vrouw, een onderwijzeres, was verleden jaar bij den tandarts ge komen om zich een gebit te laten aan meten, waarvoor zij onder narcose werd gebracht. Toen zij weder bijkwam (aldus heeft zij voor de rechtbank verklaard), was haar kleeding in groote wanorde. Aanvankelijk sloeg zij daarop verder geen acht. Later begon zij te bemerken, wat er aan de hand was, en toen zij volkomen zekerheid had, trachtte zij recht te ver krijgen. Wegens de groote moeilijkheid van bewijs lukte dat eerst niet. Daarop heeft, naar men mededeelde, de jonge vrouw zich begeven naar den hofprediker, dr. Van der Flier. Deze heeft er met de Koningin over gesproken; H. M. gelastte den Minister van Justitie een onderzoek te doen, en ten slotte is op bevel van den Minister de vervolging ingesteld. Zoo zit de zaak. De tandarts, die gedurende zijn voor hechtenis physiek zeer achteruit is gegaan, houdt echter zijn onschuld vol. Er zijn tijdens de behandeling der zaak voor de Haagsche rechtbank, verschillende getuigen gehoord. Het vonnis is hoofdzakelijk ge baseerd op de omstandigheid, dat tusschen het bezoek van de jonge vrouw aan den tandarts en 't tijdstip der bevalling een zoodanige tijd verloopen is, die het recht geeft beide gebeurtenissen met elkander in verband te brengen. Daarover speciaal werden enkele getuigen gehoord, waar onder een bekend Amsterdamsch hoog leeraar. Verder legden een aantal vrouwen voor den beklaagde zeer bezwarende ge tuigenissen af. Sommigen, die zich onder zijn behandeling hadden gesteld, ver klaarden weer te zijn heengegaan, toen beklaagde zich ongepaste handelingen met haar veroorloofde. Een enkelen keer zegde hij kostelooze behandeling toe, werd ver klaard, indien de betrokken jonge vrouw het geval verzweeg. Tegen een andere patiënt zeide hij„Je kunt wat aan mij verdienen", toen zij protesteerde tegen zijn onzedelijk optreden. Een vroegere huis knecht van beklaagde was op een onver wacht oogenblik in de wachtkamer van den tandarts gekomen en had daar een vrouwelijke patiënt half ontkleed op de canapé zien liggen. En zoo voorts Het openbaar ministerie eischte 10 jaar. De veroordeeling volgde tot 6 jaar. En nu komt de zaak over eenigen tijd in hooger beroep. ATJEH. Aan het Alg. Hbl. werd uit Batavia geseind „Te Koeta-Radja heeft de radja van Batoe Batoe, hoofd van het verzet in het Singkelsche, met 47 volgelingen zijn onvoorwaardelijke onderwerping aange boden. „Te Rondeng, in het Singkelsche, hebben zich 19 kwaadwilligen gemeld, alsmede het onder-bendehoofd Sisoreh, met 27 volgelingen". Hiermede is een eind gekomen aan het verzet in deze streken, dat zich sedert het jaar 1904 openbaarde. Na het gewapend optreden van een colonne, onder kapitein Van Leyden, bood de radja in September 1905 zijn onderwerping aan, maar in het vorige jaar is hij weder roerig geworden, omdat hij geen schadeloosstelling ontving, gelijk hij had gehoopt. Vermoedelijk heeft gouverneur Swart geëischt, dat hij per soonlijk te Koeta-Radja zijn onderwerping zou aanbieden. In elk geval zal de toestand in Singkel hiermede zeer verbeteren, al is thans alle verzet nog niet bedwongen. Burgerlijke Stand van St.-Filipsland. Februari 1909. Oeboren: Pieternella Cornelia, d. van J. Hoogerheide en A. C. Janssens. Jacoba Elisabeth, d. van C. L. Faasse en M. A. Faasse. Maria, d. van L. J. Reijngoudt en L. d. Braber. Willemlna Cornelia, d. van j. Mol en P. Z. Verwijs. Ondertrouwd: Johannis Marinus Cornells de Wilde, j.m., 27 j. en Adrlana Paulina Geense, j.d., 31 j. Overleden: Abraham v. d. Bos, 75 j., echtgenoot van C. C. v. Dijke. (Overgenomen uit het Nieuwsblad van Friesland). XIX. Behalve de Friesdie Courant aan mijn adres, kreeg ik aan 't hof nog een paar Dultsche couranten te lezen. Daaronder het Berl. Tageblatt, één der eerste nieuws bladen van Duitschland, met een eigen correspondent te Konstantinopel. Trouw volgde ik in deze couranten al de berichten uit en over Konstantinopel, Ylldiz Kiosk en den Sultan. Hoewel ge plaatst aan het hof in de onmiddellijke nabijheid van den HeerscherderGeloovigen, kregen we bitter weinig te hooren over hem en zijne naaste omgeving. Het binnen hof, waar Zijne Majesteit resideerde en regeerde, waar zijn eerste hoogwaardigheids- bekleeders werden ontvangen, waar de Prinsen woonden en de Harem zich be vond, bleef voor ons een gesloten boek. De couranten daarentegen wisten over alles te schrijven, wat bij ons geheim heette of althans onbekend bleef. Daar over heb ik mij dikwijls verwonderd. Trof mij evenwel iets bizonders over de Turken of het Hof, dan teekende ik dit aan in mijn dagboek. Zoo las Ik in het Berl. Tag. niet lang vóór de revolutie een artikel over den Sultan, waarvan het begin aldus luidde „De Sultan Abdul Hamld is nog altijd „met een geheimzinnigen sluier omgeven „en de berichten over hem mogen niet „onvoorwaardelijk geloofd worden. Meest „zijn ze om de ééne of andere reden ge- „kleurd, nu eens rose, dan weder In- „zwart, of ze vinden hun oorsprong in „de verbeelding van schrljflustige corres pondenten". Van deze correspondenten heb ik op mijne wegen enkele ontmoet, die ook werkten voor Nederlandsche bladen. Dat ze „schrijflustig" waren, is mij gebleken, schrijven was hun beroep en hun ijver viel dus te prijzen. Dat al wat zij schreven geen „onvoorwaardelijk geloof" verdiende, kan ik ook bevestigen, doch dit brengt het beroep mee. Zelfs de telegrammen van den dag blijken dikwijls gefabriceerd, gefantaseerd of wel geverfatsoeneerd te zijn. Ze zijn niet te controleeren, zoo ver van de bron en wanneer ze niet juist, minder juist of geheel bezijden de waar heid zijn, dan kan men er op terug komen en heeft weer stof voor nieuwe telegrammen. Het Berl. Tag., waarvan ik sprak, was één der buitenlandsche bladen, welke ik in de wachtkamers van regeeringsgebouwen heb zien liggen, en dit was voor mij al een aanwijzing, dat het blad met de Turken op goeden voet moest staan, anders zou het er niet geduld zijn, want er heerschte vóór de revolutie een strenge censuur op alle drukwerken uit den vreemde. Men moet weten dat vele Turksche jongelieden In Duitschland hebben ge studeerd en dat Duische militairen het Turksche leger hebben vervormd. Zoo was de Dultsche hoefsmid naast mij door zijn overste ook aan 'tTurksclfe hof geplaatst en werkten er in de stad vele Duitschers In allerlei bedrijven, vooral in den tuinbouw. Het Berl. Tag. bleek den Turken wel genegen en wat het schreef over den Sultan, laat ik hier vertaald volgen, met enkele opmerkingen van mij zelf. „Zooals het gaat met de niet te ver trouwen berichten" hierboven reeds vermeld „zoo gaat het ook met het „fotografisch portret van den Sultan, dat den „reizigers der Orienttreinen in de stations restauraties in 't geheim alsof op den „verkoop en 't in t bezit hebben de dood straf stond voor hoogen prijs wordt „aangeboden. „Een onaangenaam uiterlijk, donker haar „en baard, angstige trekken, met een „tyrannenblik in de door zware wenk brauwen beschaduwde oogen. Zoo ziet „op deze portretten de Sultan er uit, die „evenwel nog nooit voor de lens van een „photograaf heeft geposeerd of zijn portret „door een portretschilder heeft laten maken. „Dit toch verbiedt de koran den geloovigen". Zoo was het vóór de revolutie, doch daarna zijn er duizenden portretten van den Sultan in 't licht verschenen, die naar 't leven genomen en dus wel echt zijn. Nu laten we den corr. weer aan 't woord, die schrijft: „Herhaalde malen heb Ik den Sultan „van zeer nabij gezien. Het was bij gelegen heid van de steeds op Vrijdag plaats „hebbende Selamlik, dat ik mij met eigen „oogen heb kunnen overtuigen, hoe sprekend „de portretten van Z. M. hem niet geleken". „Bij deze plechtigheid, wanneer de „Padischah, d. I. 't Turksche woord voor „vorst, zich van zijn door parken omgeven „paleis naar de in het zonlicht schitterende „witte Hamidye-Moskee begeeft, zit hij in „half open koets, met een roode fez en „gekleede jas zonder eenig onderscheidings- „teeken, terwijl de paarden bestuurd „worden door koetsiers, wier kleed geheel „met goud en zilver is bewerkt". Deze schildering is geheel naar waar heid. Ik ben er meermalen ooggetuige van geweest. Vóór de revolutie ging het moeielijk van nabij den optocht te zien, doch na de revolutie was het gemakkelijk een staanplaats te krijgen op den weg van het hof naar de genoemde moskee, die stond in de nabijheid van het paleis des sultans, even buiten de poorten. „Men vindt den Sultan sympathiek door „zijn eenvoud, te midden van den pronken den glans van Prinsen, Oeneraals, hooge „Officieren en Ambtenaren, die hem „omringen en wier met gouddraad door stikte uniformen zóó overvloedig met „schitterende ordes behangen zijn, dat er „van de borst niets meer te zien is. Het „bleeke gezicht van den Sultan is omlijst „door een grljsachtigen baard, zijn donkere „oogen hebben een verstandigen, onder soekenden blik, opvallend groot is de „sterk gebogen neus, die, gelijk veel meer „in zijn gezicht, op Armenischen oorsprong „wijst. Was ook niet de moeder van Abdul „Hamid eene Armenische? 't Geheele „wezen van den Sultan drukt Oostersche „rust en waardigheid uit. Met de bekende „handbeweging van het hart naar 't hoofd „beantwoordt hij den groet van de Generaals, „die bij zijn nadering van de paarden „gesprongen zijn, wat voor vele dikke vette „Pascha's geen kleinigheid is en verder „'t Padischahim tsjok jaschah (lang leve de „Sultan), dat hem door de rijen opgestelde „soldaten wordt toegeroepen". Waar de corr. spreekt van Oostersche rust en waardigheid, leek mij die rust bij de Turken in 't algemeen meer traagheid en de waardigheid meer trots te zijn. Zoowel in mijne naaste omgeving als elders is het mij dikwijls opgevallen, dat ze niet weten van werken, en liefst aan 't luie lijntje trekken, zich geen zorgen scheppen voor den dag van morgen en gaarne een hooge borst zetten. Dat Is hun aard en allicht een gevolg van klimaat, bodem en geloof. Niettemin vond ik de Turken aardige menschen in den omgang en hoorde ik den Sultan steeds roemen, ook door de Christenen. Nooit werd door ons zijn naam aan 't hof genoemd, maar steeds werd hij aangewezen als der Alte oben. Wyckel. S. H. (Wordl vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1909 | | pagina 9