ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE. Zaterdag 7 November 1908. Tweede Blad. (5S ierikzeesche Cour an "t)„ ONDERWIJZER. HINDERWET, NIEUWSTIJDINGEN. Verschijnt DINSDAQ, DONDERDAQ en ZATERDAQ. De prijs per 3 maanden is 1,30, Iranco per post 1,60. Voor hel buitenland, verzending eens per week, 10,— per jaar bij vooruitbetaling. 65ste JAARGANG. No. 8691. Uitgever-Hoofdredacteur i A. FRANKEL, Oude Haven "D 493. Redacteur: J. WAALE. Advertentiênvan 1—3 regels 30 Cts., meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags-, Woensdags- en Vrijdags-middags 2 ure bezorgd worden. Qroote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Alle betalingen moeten gesMeden bij den Directeur i A. J. DE LOOZE, Hoek SchuithavenZierikzee. Het Kantoor is geopend eiken werkdag van 's morgens 9 tot 's avonds 9 ure. Aan de openbare lagere school A (e Zierikzee (Hoofd de Heer J. VAN BALLEGOOIJEN), komt te vaceeren eene betrekking van ONDERWIJZER, in het bezit der acte voor vrije- en orde-oefeningen der Gymnastiek. Jaarwedde met minder dan 3 dienstjaren f 600, en 6 driejaarlijksche verhoogingen van f 50, ook voor dienstjaren elders doorgebracht. Sollicitatiën (adres aan den Raad op zegel), worden franco ingewacht bij den Burgemeester vóór den 15 November a.s. De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Zierikzee, Gelezen den brief van Zijne Excellentie den Minister van Oorlog van den 2en dezer, IVe af- deellng, no. 78; Gelet op artikel 26 j.° art. 6 der Hinderwet MAKEN BEKEND: dat op de Secretarie dezer gemeente ter visie zijn gelegd de stukken vermeld sub 1 tot en met 4 van art. 5 dier wet, voor zooveel betreft de oprichting, door het Departement van Oorlog, van eene bergplaats voor patronen, op de 2e verdieping van de Nobelpoort alhier, plaatselijk f merkt wijk A no. 90, kadastraal bekend sectie no. 900. Zierikzee, den 5 November 1908. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, H. C. MOOLENBURGH, Burgemeester. JAN SNELLEN, Secretaris. RUSLAND. Er zijn in Rusland eenige menschen gevangen genomen, omdat zij in den bijbel gelezen hebben. De echtgenoote van kolonel Oordof in Elisabethsgrad heeft aan minister Stolypin een telegram gezonden van den volgenden inhoud; „De gouverneur van Cherson heeft mij een boete opgelegd van vijftig roebels, en zes Evangelisch-Christelijke vrouwen, met kinderen aan de borst, zijn twee weken lang door de politie gevangen gehouden. Zij en ik vragen Uwe Excellentie, ons deze straffen kwijt te schelden, omdat wij geen misdrijf hebben gepleegd, maar een voudig in mijn huis zijn saamgekomen om het evangelie te lezen". DUITSCHLAND. Berlijn, 3 Nov. Volgens de bij den Rijksdag ingediende wetsontwerpen be treffende de hervorming der Rijksfinanciën wordt de aan- en verkoop van brandewijn aan het rijk overgedragen. De normale verkoopsprijs wordt zoo geregeld, dat de rijks-schatkist aan netto inkomsten 220 millioen Mark ontvangt. De belasting op het bier wordt met ongeveer 2 Mark per Hectoliter gebrouwen bier verhoogd. Volgens het ontwerp op de wijnbelasting moét van den in het binnenland op flesschen getapten en voor uit het buiten land in flesschen ingevoerden niet mous seerenden wijn, belasting betaald worden, bestaande in een algemeene flesschen- belasting en in een progressieven bijslag. Voor tabak wordt een fabriekswaarde belasting, volgens een bandjes-systeem, ingevoerd. Het thans van kracht zijnde invoerrecht voor buitenlandsche ruwe tabak en de accijns van binnenlandsche tabak blijven bestaan. De belasting voor electri- citeit en gas bedraagt 5 pCt. van den leveringsprijs, de belasting van gloeilampjes naar de lichtsterkte 5 tot 30 Pfennig, voor gloeikousjes voor gasgloeilicht 10 Pfennig per stuk. De belasting voor advertentiên bedraagt voor meer dan eenmaal wekelijks ver schijnende advertentiebladen, naar gelang van de oplage, 2 tot 10 pCt. van de plaatsingskosten; eenmaal 's weeks of na langere tusschenpoozen verschijnende ad vertentiebladen betalen 10 pCt. van de plaatsingskosten. De successiebelasting treft de nalaten schap als geheel en ook de erfenis van kinderen en van echtgenooten. Deze belasting stijgt van pCt. bij nalatenschappen van 20.000 tot 30.000, tot 3 pCt..bij nalaten schappen van meer dan een millioen. Van de nalatenschappen van weer- plichtige peréonen, die niet actief gediend hebben, moet als bijslag een weerplicht- belasting van 1.5 pCt. betaald worden. Het wettige erfrecht van verwanten wordt bepérkt tot echtgenooten, en verwanten van den eersten en tweeden graad, namelijk tot kinderen, ouders, broeders en zusters en de kinderen daarvan en de grootouders. In de plaats van verder verwijderde verwanten treedt de fiscus als erfgenaam op. Men verwacht, dat de voorgestelde belasting op brandewijn 100, op tabak 77, op bier 100, op wijn 20, die van successie in het geheel 92, die op electrlciteit en gas 50, op advertentiên 33 millioen Mark zal opbrengen, alles te zamen globaal 475 millioen Mark. NEDERLAND. Amsterdam, 4 Nov. Gisterenmiddag verscheen op de Koopmansbeurs een rijksveldwachter, die, behalve met een sabel ook met een portefeuille was ge wapend, alzoo vermoedelijk van plan was een beursbezoeker een dagvaarding te overhandigen. De dienaar der justitie had zijn mannetje natuurlijk niet zoo spoedig gevonden in de volte der kooplieden. Als hij geweten had, dat hij op de deftige Amsterdamsche Beurs wel eens voor het lapje gehouden zou kunnen worden, zou hij zeker niet aan het navragen gegaan zijn. Toen hij zijn inlichtingen begon in te winnen, was het al dadelijk mis. De arme rijksveldwachter werd van nis tot nis gestuurd, van den makelaar naar den grossier, van den grossier naar den commissionnair en van het kaslje naar den muur. Ten slotte trachtten eenige grappenmakers den man nog naar de effectenbeurs te lokken, doch dit mislukte. De veldwachter zocht een goed heenkomen. Hij snelde een trap op en wist over de gaanderijen ongestoord naar buiten te komen. Rotterdam, 4 Nov. In een Rotterdamsche brief in Land en Volk lezen wij de volgende beschouwing omtrent den toestand alhier; Het is er in de plaats mijner inwoning al zeer treurig gesteld. Een werkloosheid als nooit te voren en voor de deur de harde koude winter. Het scheepvaartverkeer is meer dan bedroevend en er bestaat niet het minste uitzicht meer dat er nog dit jaar eenige verbetering ten goede zal intreden. Het aantal schepen dat dit jaar minder is in gekomen dan het voorgaande jaar bedraagt thans reeds 981. Als men nu bedenkt dat het overgroote deel van Rotterdams bevolking zijn be staan vindt in het scheepvaartverkeer en wat daarmede in verband staat: over lading, vervoer, verscheping etc., dan kan men eenigszins nagaan den invloed die deze vermindering op de koopkracht van de inwoners moet uitoefenen. Maar beter dan woorden zulks vermogen, spreken de cijfers en reeds het bedrag dat de arbeidersbevolking aan loon moet derven en veilig kan worden geschat op een half millioen gulden, zal velen met ver bazing doen opzien en toch 't is slechts maar een deel en lang nog niet het grootste, van wat dit jaar minder in handen komt der bevolking dan het ver schenen jaar. Dat buiten de arbeiders zelf ook door tal van andere categorieën wordt geklaagd, spreekt van zelf. Voor den winkelstand b.v. is er in de laatste kwart eeuw niet één jaar geweest dat zoo in alle opzichten ongunstig is als het thans loopende. Deze ongunstige plaatselijke toestand, gevoegd bij de reeds algemeen heerschende malaise, is oorzaak dat wel niemand niet in meerdere of mindere mate is getroffen. Hoe echter de arbeidersbevolking den winter moet doorkomen is mij vooralsnog geheel onbegrijpelijk. De armoede, die in die kringen wordt geleden, is reeds thans, nu we tot heden en gelukkig nog van felle kou zijn verschoond gebleven, zoo hoog geklommen, dat vele arbeiders en daaronder lang niet de slechtsten, niets meer hebben dat in het pandjeshuis kan worden te gelde gemaakt. De overbrugging der Eendracht. Men meldt aan de N. R. Ct.: Nu de meermalen geuite wenschen tot overbrugging der Eendracht, een verbinding te land tusschen Noord-Brabant en Tholen, meer vasten vorm beginnen te erlangen, en reeds door eene vergadering eene commissie van advies is bwoemd, is het niet onaardig een blik te slaan in de geschiedenis van het Tholensche veerrecht, daar dit veer thans de eenige verbinding vormt. Het recht tot het instellen van een veerdienst van Tholen op den Auvergne- polder, aan den Noord-Brabantschen wal gelegen, is in vroeger tijden meermalen betwist door de Heeren van Bergen-op- Zoom, en nog heden ten dage wordt het door Noord-Brabant me leede oogen aangezien, dat de ruime inkomsten van dat veer, ruim f 6000 jaarlijks bedragende, geheel in de kas der gemeente Tholen vloeien. Een zakelijk uittreksel voor een breed voerige verhandeling aangaande die quaestie, geput uit oude oorkonden, laat er meer licht op vallen. Graaf Philips van Bourgondlë gaf in 1412 in zijne qualiteit van Graaf van Holland en van Heer van Tholen aan de stad Tholen drie overzetveren in erfpacht, waarvan het thans bestaande weldra het voornaamste was en dus de meeste pro fijten gaf. De Heer van Bergen-op-Zoom stelde in de Eendracht tegenover de stad twee schippers aan, waardoor het veer van Tholen natuurlijk veel minder opbracht. Philips van Bourgondië, die Tholen zeer genegen was, liet daarop de rechten van deze stad op de veren onderzoeken door het Hof van Holland, dat na vele pleidooien de gedane, uitgifte bekrachtigde en de stad Tholen in het gebruik daarvan voor beide zijden van den stroom handhaafde. De beide schippers bovengenoemd werden van die uitspraak per deurwaarders-exploit in kennis gesteld en gedroegen zich naar het verbod. Wat hierop is gevolgd, blijkt niet uit de te mijner beschikking zijnde beschei den, maar wèl blijkt, dat de Heer van Bergen-op-Zoom het in den eersten tijd de stad Tholen niet lastig maakte, maar toch nimmer van zijn rechten, om van den Brabantschen wal het veer te doen bedienen, heeft afgezien, terwijl uit eene „deductie", dateerende van ,1714, blijkt, dat.ook zijn opvolgers niet voor altijd in de beslissing voor het Hof van Holland hebben berust. Breedvoerig wordt vervolgens uit verschillende bescheiden aangetoond, dat de scheiding tusschen Noord-Brabant en Zeeland midden door de Eendracht loopt, waarvan alleen en uitsluitend de quaestie der veren afhankelijk is. Niet tegenstaande Bergen-op-Zoom daaraan het recht kon ontleenen tot bediening van het veer op Tholen, werd haar dit niet toe gekend. Nochtans is het vrij zeker, dat het bedoelde veer oorspronkelijk een gemeenschappelijk goed was, waarop het recht van den Heer van Bergen-op-Zoom was verzekerd, en in de boeken van den rentmeester van Heer-Boudewijnspolder over 1567 en 1572 vindt men, in over eenstemming daarmee, de helft van de opbrengst voor den Heer van Bergen-op- Zoom verantwoord. In de uitgifte der overzetveren van Graaf Philips van Bourgondië, van welke in den aanhef werd gesproken, is trouwens niets anders bepaald, dan dat Tholen in erfpacht ontvfng het veer van de stad op het vaste land van Brabant, niet omgekeerd waarop de Graaf geen recht had, terwijl dit aan de Leenheeren van Bergen-op-Zoom toekwam. Van lieverlede heeft Tholen echter alle voordeelen van het veer tot zich getrokken, en dat bleef zoo tot den huidigen dag. Het is evenwel duidelijk, dat in onze dagen van rechten dienaangaande geen sprake meer kan zijn, en dat niemand het recht zou kunnen worden betwist, een veerdienst van den Noord-Brabantschen naar den Thoolschen wal te openen, waar mede echter over de quaestie nog niet het laatste woord is gezegd, daar het betrokken polder- of stadsbestuur de vergunning tot het aanleggen aan zijn grond naar vrije verkiezing kan toestaan of weigeren, indien de Hooge Regeering zulk een veerdienst ten minste niet sanctionneert als zijnde „ten algemeenen nutte". Hoe maakt men het hooiland «veer geschikt tegen het volgende jaar? Gij hebt dit jaar waarschijnlijk Heel wat hooi binnengehaald; uw beurs en uw vee varen daarbij goed en gij wenscht natuur lijk, dat het een volgend jaar niet minder is. Dan moet ge bijtijds uw hooiland ver zorgen. Als ge het zoo maar laat liggen, zonder er iets bizonders aan te doen, dan moet gij u niet verwonderen, als het gaat tegenvallen en ge van daag of morgen spijt zult hebben, mijn raad niet gevolgd te hebben. Luister goed, gij hebt voor drie dingen te zorgen1 voor de afwate ring, 2°. voor de bemesting en 3°. voor de verpleging van de graszode. 1°. Ik hoop, dat uw land zóó ligt, dat het „te veel aan water" kèn wegloopen. Als de zaak in 't groot niet geregeld is, dan kunt gij alléén er weinig aan doen. Span er dan uw landbouwvereeniging maar voor. Doch is de waterafvoer in het groot geregeld, dan moet gij voor de droog legging van uw eigen perceelen zorgen. Zorg dat het volgende voorjaar uw grep pels en slooten in orde zijn, gezuiverd, uitgediept, afgestoken. Sommige hooilanden het is echter zeldzaam hebben wel eens een tekort aan water. Plaats dan hier en daar schutten, die het water kunnen tegenhouden. 2°. De tijden zijn voorbij, dat de boer zijn hooiland in 't geheel niet bemestte. Overal wordt gras- en hooiland bemest. (Uitgezonderd misschien de grasrijke uiter waarden onzer groote rivieren). En niet te verwonderen. Een Hectare hooiland verliest jaarlijks gemiddeld 125 K.G. stik stof, 40 K.G. phosphorzuur, 120 K.G. kati en 75 K.G. kalk. Daarvan komt op het hooiland, als het niet opzettelijk bemest wordt, hoegenaamd niets terug. Daarvoor moet gij dus zorgen, anders houdt de weide op te geven. In het najaar is het de tijd om aan de bemesting met kali, phosphorzuur en kalk te denken. Veen grond en zandbodems hebben in de eerste plaats kali noodig. Hebt gij tot heden nog geen kali gegeven aan uw hooiland, dan koopt gij voor elke Hectare 1200 K.G. kaïniet. (Denk er aan, dat, als gij slechts 1000 K.G. hooi meer van één Hectare wint, deze kosten reeds gedekt zijn). Oij kunt deze den heelen winter uitstrooien, maar er is geen enkele reden, waarom gij het niet reeds nu zoudt doen. Als uw hooiland reeds vaker kalibemesting heeft gehad, dan kunt gij met minder volstaan, b.v. met 1000 of 800 K.G., al naar om standigheden. Maar, nogmaals, veenachtige grond en zandbodems hebben grooten kali-honger. Daarna volgt zavelgrond. Ook op deze grondsoort zal 600 k 800 K.O. kaïniet geen overdaad zijn. Verder zult gij door vergelijkende proeven moeten uit maken, of ook het hooiland op de klei niet meer opbrengt door een bemesting met kalizouten. Behalve kali heeft de hooiweide phos- phaten noodig, hetzij slakkenmeel, hetzij super. (Dit laatste vooral op betere gronden en in het voorjaar). Hoeveel? Wel de cijfers bovengenoemd wijzen het uit. Begin nu echter eerst met kalk, tenzij ge dat de laatste jaren gegeven hebt. Doch hebt ge het b.v. in geen vier jaar gegeven, haast u dan met nu b.v. 1000 K.G. kalk per Hectare naar uw hooiland te laten rijden zoo gauw ge tijd hebt, natuurlijk. En daarna, later kaïniet en slakkenmeel. Hebt gij nog nooit slakkenmeel gebruikt, dan moogt ge ook gerust met 800 k-1000 K.G. beginnen. Over de stikstofbemesting spreek ik nu niet. 3°. Door een verstandige bemesting is ook reeds voor de graszode gezorgd. Zoo wordt door kaïniet het mos verdreven; door kalk, de zuring enz. In het algemeen is het waar, dat men de meeste onkruiden het best bestrijdt door den groei der nuttige weideplanten door gepaste midde len zooveel mogelijk te bevorderen. Men zorge dus in de eerste plaats voor een ruime, rationeele bemesting. Heeft het hooiland veel schadelijke bladplanten, late men ze in de vroege lente beweiden. Is de zode mossig, dik en taai, eenigszins verwilderd, dan moet men de weide eggen met de kettingegge. Is de zode vrij zuiver en niet dik, dan gebruike men de rol. Om na den winter de molshoopen te verwijde ren is de weidesieep, In zijn verschillende vormen, nog altijd aan te bevelen. Watergebrek in October. H. schrijft In de Zutph, CL: Er is, zooals men weet, in droge zomers nog al eens gebrek aan drinkwater in meerdere streken van ons vaderland; dat zulks thans in October voorkwam, is echter wel een zeldzaamheid. Zoowel op het platte land als in steden die nog niet van waterleiding zijn voorzien, zijn daar thans de meeste regenbakken geheel uitgeput. October was ditmaal dan ook wel bizonder. Er viel In somrjjige plaatsen van ons land wel wat meer neerslag^dan hier, doch nergens van genoegzame Deteekenis. De totale neerslag der maand te Zutphen bedroeg niet meer dan 3.7 m.M., de kleinste hoeveelheid alhier in October in het laatste groot twintigtal jaren, waarover mijne waarnemingen loopen. In geen maand dier jaren viel er zulk een gering bedrag, April 1893 uitgezonderd met slechts 0.7 m.M. Wel een groot verschil bij October 1905 met 136.3 m.M. of ruim één millioen drie honderd zestig duizend liter op de hectare meer dan thans. De normale hoeveelheid van de maand alhier is 69.8 m.M. October telde in 1905, 27 dagen met neerslag, waarvan 21 met meer dan één m.M., ditmaal niet meer dan vier, terwijl er slechts op één dag meer dan één m.M. (1.7) viel; (het gemiddeld is 17.6 en 13.1 dag.) Zonneschijn kwam daarbij veel meer voor dan gewoonlijk, het bewolkingscijfer der maand normaal 6.8, was nu 43, het aantal dagen met helderen en betrokken hemel, gemiddeld 2.9 en 13.3, thans 13 en 6. Dezen heelen zomer zijn er maar vier dagen met helderen hemel voorgekomen en October zelfs nog negen meer! Het is dan ook niet te verwonderen, dat er mede voor land- en tuinbouw ten zeerste naar regen wordt verlangd, te meer daar ook September betrekkelijk weinig neerslag bracht. Het vergaan van de „Yarmouth". De Great Eastern-Spoorwegmaatschappij is wel te beklagen. Want het loopt haar droevig tegen met de vaart tusschen Harwich en den Hoek van Holland. Ternauwernood is zij goed en wel de ramp van de „Berlin" te boven en klaar met een groote verbetering van haar ver keer aldaar, door een paar nieuwe, naar de eischen des tijds ingerichte passagiers booten (waarvan de tweede dra in de vaart komt), of daar treft haar weer dit noodlottig ongeluk met de vrachtboot „Yarmouth". Dinsdagmorgen half elf van de Holland- sche kust vertrokken, met een volstrekt niet overmatige vracht vleesch en andere zaken, behoudens op het dek drie verhuis wagens, die den inboedel behelsden van sir Heniy Howard, den pas afgetreden Engelschen gezant bij ons hof, werd zij 6\ uur later op haar gewonen tijd waar genomen door de bemanning van het Engelsche lichtschip „Gabbard". Zij was toen ongeveer 30 mijlen van haar bestem ming verwijderd en had 's avonds te Harwich kunnen zijn. De bemanning van de „Gab- bard" zag haar evenwel in de onstuimige golven geducht rollen en aan ééne zijde overhellen. Door den mist was zij spoedig uit het oog. En sederf heeft men niets meer van haar gezien. Toen zij Dinsdagnacht nog niet te Har wich was aangekomen, maakte men zich niet terstond ongerust over haar behoud. Zij had averij kunnen krijgen en kon ergens zijn gestrand. Maar den volgenden dag begon de hoop op haar en hare bemanning van 21 personen goed en wel terug te zien, te wijken. En thans is alle twijfel omtrent haar lot opgeheven. Haar vaste commandant, kapitein Smith, moest wegens ongesteldheid in Holland blijven, waaraan hij zijn leven dankt, doch zeker met een onwijkbare wroeging, dat zijn plaatsvervanger voor de reis, kapitein Avis, er bij omkwam, De „Vienna", van de maatschappij, vond in zee eenige red dingsgordels en andere dingen van de „Yarmouth", terwijl het depötschip „Blake", van de Engelsche marine, uit de Noordzee het lijk van een man opvischte, die een reddingsgordel van de vergane boot om had. Tevens vond het één der drie ver huiswagens drijvende. Het opgevlschte lijk is nu herkend te zijn als dat van den 27-jarigen zeeman Bert Wright, van de bemanning van de „Yarmouth" en te Har wich woonachtig. De kapitein der pas te Huil aangekomen goedërenboot „Fredheim" verklaarde Dins dagavond omstreeks 10 uur, ongeveer 20 mijlen van de kust by Harwich noodkreten te hebben gehoord en verschillende balen te hebben zien drijven. Hij begreep, dat er een ongeluk was gebeurd, en ging onmiddellijk op de richting af, waarvan de kreten kwamen. Maar toen hij de ver meende plek had bereikt, werd er niets meer gehoord en gezien.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1908 | | pagina 4