ZIERIKZEESCHE NIEUWSBODE. Dinsdag 7 April 1908. Eerste Blad. Deloyale Bestrijding. NIEUWSTIJDINGEN. Uit Stad en Provincie. (25 i e r i li zeesche Oour an t). Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. Voor het buitenland, verzending eens per week, 10,— per jaar bij vooruitbetaling. De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post f 1,60. 63ste JAARGANG. No. 8601. Uitgever-HoofdredacteurA. FRANKEL, Oude Haven D 493. Redacteur: J. WAALE. Advertentiënvan 1—3 regels 30 Cts., meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags-, Woensdags- en Vrijdag-middags 2 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Alle betalingen moeten geschieden bij den Directeur: A. DE LOOZE, Hoek Schuithaven, Zierikzee. Het Kantoor is geopend eiken werkdag van 's morgens 9 tot 's avonds 9 ure. Dit nummer bestaat uit twee bladen. Gelijk wij reeds in ons blad hebben medegedeeld, is naar aanleiding van het eervol ontslag, dat met ingang van 1 Mei a.s. door den heer Ch. W. Vermeys als burgemeester dezer gemeente gevraagd is, aan onze Koningin een van 650 hand- teekeningen voorzien adres verzonden, waarin eerbiedig de wensch wordt te kennen gegeven, dat het Hare Majesteit behagen moge mr. H. C. Moolenburgh tot burgemeester dezer gemeente te benoemen. In dit adres wordt op art. 61 der Gemeentewet gewezen, waarin o. a. als eisch voor de benoembaarheid tot burge meester is gesteld, dat men ingezetene der gemeente zij. Van deze bepaling kan echter volgens de 2de alinea van genoemd artikel in het belang der gemeente worden afgeweken. Adressanten uiten evenwel de bescheidene meening, dat het gemeentebelang juist ten zeerste zou bevorderd worden, indien van voornoemde bepaling in deze niet werd afgeweken. Immers mr. H. C. Moolenburgh, ridder in de orde van Oranje-Nassau, lid van de Provinciale Staten, is sedert 1893 lid van den Gemeenteraad, en sedert 1894 wethouder dezer gemeente, geboren Zierikzeeënaar, die ten volle bekend is met den aard der bevolking en het bestuur der gemeente, het vertrouwen en de achting der inge zetenen geniet, en om een en ander waarborg geeft een goed burgemeester van Zierikzee te zullen zijn. Wij hebben als ingezetene dezer gemeente dit adres met groote ingenomen heid begroet, en daarom ook mede onder teekend, maar in onze hoedanigheid van redacteur van dit blad hebben wij ons onthouden ons gevoelen in deze kenbaar te maken, ons daarbij uitsluitend bepalend tot de mededeeling der feiten, dat een adres circuleerde, en dat het voorzien van zooveel handteekeningen aan onze Koningin verzonden was. Wij waren namelijk van gevoelen, dat bij alle benoemingen strikte neutraliteit voor de mannen der pers een wet van Meden en Perzen moest zijn. Aan die ongeschrevene, uiteenbetamelijk- heidsgevoel ontsprotene wet zullen wij ten allen tijde, en ook nu vasthouden. Wanneer wij niettemin aan dit onderwerp thans in het openbaar onze aandacht wijden, dan geschiedt dit ook alleen met het doel den heer mr. H. C. Moolen burgh tegen onrechtvaardige beschuldi gingen, voorkomend in 't anti-revolutionaire orgaan dezer streek, te verdedigen, be schuldigingen, waarvan de kennelijke strekking en het duidelijk oogmerk aan geen twijfel onderhevig zijn. De strekking is mr. H. C. Moolenburgh ongunstig af te schilderen, en de bedoeling daardoor zijn sollicitatie naar de bekleeding van het burgemeestersambt afbreuk te doen. Wel verklaart het blad een gereserveerde houding in deze aangelegenheid aan te nemen, maar die verklaring is zóó in volslagen tegenspraak met den geheelen opzet, den duidelijken inhoud, en het blijkbaar doel van zijn twee jongste artikelen, dat zelfs de onontwikkeldste lezer dit moet inzien. Gebruik makend van de omstandigheid, dat wij een Ministerie van de rechterzijde hebben, tracht het den Minister van Bin- nenlandsche Zaken, die bij burgemeesters benoemingen een voordracht bij de Koningin doet, met zijn artikelen, die wel onder de aandacht van Zijn Excellentie zullen ge bracht worden, te beïnvloeden. „Wat zou er tegen zijn", zegt het, „als Minister Heemskerk voortging op den weg van dr. Kuyper, om het evenwicht, dat door vrijzinnige regeeringen verbroken werd, te herstellen, door het aantal anti liberale burgemeesters in overeenstemming te brengen met het aantal gemeenten van die richting". Het is duidelijk en ook verklaarbaar, dat het anti-revolutionair orgaan voor het liberale Zierikzee bij voorkeur een anti revolutionairen burgemeester wenscht, maar daar het vermoedelijk gevoelt, dat een benoeming in dien geest lang niet vast staat, zoo wil het wel een liberaal als burgemeester, maar niet mr. Moolenburgh, die, zoowel op politiek als op kerkelijk gebied, als hoogst bezadigd en verdraagzaam bekend staat, en die nooit oftenimmer in den partijstrijd op den voorgrond is getreden. Wij voor ons gelooven dan ook, dat het anti-revolutionair orgaan in zijn be strijding van mr. Moolenburgh voor het burgemeestersambt niet geleid wordt door een zij het dan ook denkbeeldige vrees voor eventuëele miskenning der rechten eener alhier politieke minderheid, maar geïnspireerd wordt door iemand, die den heer mr. Moolenburgh uit begrijpelijke oorzaak minder welgezind is, en die, door onedele motieven gedreven, al het mogelijke aanwendt, hemel en aarde in beweging brengt, confereert en correspondeert, ten einde te weeg te brengen, dat althans niet mr. Moolenburgh op het burgemeesters gestoelte zal plaats nemen. Want eigenaardig en hoogst opmerkelijk is het, dat het anti-revolutionair orgaan thans over mr. Moolenburgh geheel anders oordeelt dan in 1905, toen deze met een overweldigende meerderheid tot lid der Provinciale Staten gekozen werd. In het nummer toch der Bruinisser Courant van 10 Juni 1905, lezen wij woordelijk het volgende: „De uitslag voor Provinciale Staten". „Met zeer groote meerderheid is de „heer Moolenburgh gekozen. De Nieuwsbode „had verzocht om een verpletterende „meerderheid. Waarom toch? Om ons te „doen gelooven, dat de uitslag van Provinci ale Staten maatstaf is voor de stembus „van 26 Juni a.s. Indien ja, dan stoot ze „den bal mis". „Niet alleen toch, dat bij een Staten verkiezing steeds de personen krachtig „op den voorgrond treden, doch thans „inzonderheid gold het een candidaat, lid „eener familie, die in geheel Schouwen „en Duiveland zeer in aanzien is, en door „vermogen sterk, velen door hulpvaardigheid „en steun aan zich verplicht heeft. Met „een lid van zulk een familie moest men „het wel winnen". „Het succes met den heer Moolenburgh „behaald, moet dan ook niet eerstens „toegeschreven worden aan de sterkte der „vrijzinnige partijen in Schouwen en „Duiveland, maar aan den glans der „familie Moolenburgh zelve". Uit het aangehaalde blijkt zonneklaar, dat het anti-revolutionair orgaan de over weldigende meerderheid, die mr. Moolen burgh bij de stembus behaalde, niet toeschreef aan de getalsterkte der vrij zinnigen, maar aan de persoonlijkheid van mr. Moolenburgh, die bij alle partijen zóó hoog in aanzien stond, dat volgens dit blad ook velen, die niet tot zijn richting behoorden, op hem hun stem hebben uitgebracht. Nu zal het anti-revolutionair orgaan tot rechtvaardiging van deze opvallende tegen strijdigheid antwoorden, dat sedert vier jaren verstreken zijn, cn dat in zulk een tijdsverloop de zienswijze ten aanzien van personen, dus ook ten opzichte van mr. Moolenburgh, een wijziging kan ondergaan. Veronderstellend die mogelijkheid, zullen wij de zoogenaamde grieven, die tegen mr. Moolenburgh zijn ingebracht, eens toetsen. I. De wethouders hebben indertijd den Raad geadviseerd, de door het Bestuur der Christelijke Bewaarschool aangevraagde subsidie van de hand te wijzen. Nu weet men, dat Zierikzee in het bezit is van vier verschillende bewaar scholen. Wij hebben her: a. een armen-bewaarschoolin het leven geroepen door het particulier initiatief, waarvoor van gemeentewege jaarlijks een subsidie van f 300 verstrekt wordt; b. een burger-bewaarschool, die, voor ziende in een behoefte der burgerij, het niet langer kon bolwerken, en die, om in stand gehouden te wordendoor de gemeente met een subsidie van f 100 's jaars ondersteund wordt c. een Christelijke bewaarschool; d. een Roomsch-Katholieke bewaarschool. Naar de beide eerste bewaarscholen kunnen al de ouders en voogden, tot welke gezindte of richting zij ook behooren, hunne kinderen en pupillen zenden, wat niet het geval is met de twee laatste bewaarscholen, die een exclusief karakter dragen. Vandaar dat aan de twee eerste bewaarscholen subsidie van gemeentewege verstrekt wordt. Aan de bewaarscholen van elke partij en richting echter een subsidie toe te kennen zou voor een gemeente met een bevolking van nog geen zevenduizend zielen te bezwarend zijn. Dat hebben de beide wethouders terecht ingezien. En daarom adviseerden zij in het finantiëel belang der gemeente het verzoek van het bestuur der Christelijke bewaarschool van de hand te wijzen. Hoogst onrechtvaardig handelt men nu hen deswege van partijdigheid te beschuldigen. Wat de tweede grief betreft, deze mist eveneens een rechtvaardigen grond. Wat i toch het geval geweest? De landbouwer L. v. d. Sluis, wonend op de Zonnewijzer, een hofstede op den weg naar Haamstede, had één of twee kinderen op school B, en wilde nu nog een kind naar school B zenden. Op zijn aanvrage werd echter door Burgem. en Weth. aanvankelijk on gunstig beschikt, omdat zij in den waan verkeerden, dat hij welgesteld genoeg was om zijn kind naar school C te zenden. Later kwamen zij evenwel tot het inzicht in deze gedwaald te hebben, en hiervan gaven zij natuurlijk aan genoemden land bouwer kennis, die hierop zijn kind, dat hij inmiddels reeds naar de Christelijke school gezonden had, op school B plaatste. Nu kan men toch Burgem. en Weth. er geen grief van maken, dat genoemde land bouwer aan de openbare school de voorkeur gaf boven de Christelijke? En eindelijk punt 3 van de akte van beschuldiging. Mr. H. C. Moolenburgh had, als waarnemend burgemeester, aan de wed. Feijen aan de Balie, na door de politie te zijn ingelicht, dat het daar hoogst fatsoenlijk toeging, vergunning verleend, om Zondagavond na kerktijd in haar herberg dansmuziek te mogen maken. Nu is het verwonderlijk, dat hierop door het anti-revolutionair orgaan aanmerking wordt gemaakt, terwijl het den nog fungeerden burgemeeester, den heer Ch. W. Vermeys, in de wolken verheft, niettegenstaande deze toestond I. dat vereenigingen, die uit België met pleizierbooten des Zondags hier aankwamen, buiten kerktijd met volle muziek door de straten van ons stadje trokken; II. dat op Zondagavond in den kermis tijd Café-Chantant in de Concertzaal werd gehouden; III. dat op Zondagavond in den kermis tijd de komedie op de Balie speelde; IV. dat Zondagsavonds in den zomertijd in den tuin van den heer Verwer concert werd gegeven. De heer Vermeys schijnt in dat alles niet de minste inbreuk op eenig godsdienstig voorschrift te hebben gezien, daar hij zelf met zijn gezin van deze wereldsche ver maken, zoowel van de komedie op de Balie als van het Café-Chantant in de Concertzaal, Zondagsavonds genoeglijk profiteerde. Waarom wordt nu het één als misslag den heer mr. Moolenburgh aangerekend, terwijl al het andere, dat met toestemming van den heer Vermeys geschiedde, met den mautel der liefde bedekt wordt? Waarom meet het anti-revolutionair orgaan hier weêr overeenkomstig zijn gewoonte met twee maten? NEDERLAND. Utrecht, 3 April. Één der aan het hoofdbureau van politie alhier in hechtenis vertoevende treindieven heeft getracht zijn vrijheid te herwinnen door uit te breken. Hij heeft daartoe met bovenmenschelijke inspanning een ijzeren beugel van de celdeur weten los te werken, waarmee hij staande op de ton, die den ingeslotenen tot privaat dient, het plafond van de cel is gaan bewerken. Met den deurbeugel heeft hij achtereenvolgens een gat ge- stooten in het pleisterwerk, daarop het riet stuk getrokken, en ten slotte de houten planken verwijderd, waarop het zinken dak rust, waarvan hij de platen nog slechts op te lichten had om vrij te zijn. Toen hoorde een politie-agent, die ge bruik maakte van het closet, naast de cel gelegen, daar een verdacht gestommel en geraas, en begreep aanstonds, dat het in de cel niet pluis moest zijn. Dit leidde tot de ontdekking. Dezelfde man was alreeds bij zijn arrestatie een keer over de daken ontvlucht. 's-Gravenhage, 4 April. Naar men ver neemt, zijn de grondwerken op en de ophooging van het terrein voor het vredes paleis thans afgeloopen en zal over enkele weken de bouw van de fundeering van het vredespaleis worden aanbesteed, tot ongeveer een paar meter boven den be- ganen grond, waarbij 400 vierk. M. graniet zal worden gebruikt. Deze fundeering zal nog in den loop van dit jaar gereed moeten zijn, terwijl de gehecle buiten-bovenbouw over twee jaar zal zijn voltooid. Met het afwerken der binnen-decoratie en het verdere binnenwerk zal dan nog 1£ jaar zijn gemoeid. Middelharnis, 4 April. Het optreden van den heer Louis Bouwmeester alhier, laat bij groot en klein een aangename herinnering achterdeze week werden n.l. de armen van alle gezindten alhier verrast met een rijksdaalder, terwijl de tegen woordige bewoners van zijn geboortehuis en die van vroeger f 5 ontvingen. Zierikzee, 6 April. Zaterdagavond werd in het Café-Adriaanse voor de Afdeeling Z'erikzee der Vereeniging „Volksonderwijs" door den heer J. Hogerheljde van Ant werpen een boeiende voordracht gehouden over „doofstommen, blinden en doofstomme- blinden". De vergadering werd bij afwezigheid van den voorzitter, den heer De Muralt, geleid door den heer P. van der Have, die in zijn openingswoord zijn dankbaar heid te kennen gaf, dat de heer Hoger- heijde van over de grenzen tot ons over gekomen is om over een onderwerp te spreken, waaraan hij zijngeheele levengewijd heeft. Hij gaf hierop het woord aan den spreker van dezen avond. De heer Hogerheijde zeide in zijn in leiding, dat het hem aangenaam was de voordracht, die door hem in den dieren tuin te Antwerpen gehouden is, ook hier in zijn geboorteplaats te kunnen houden, die hij veertig jaar geleden verliet, en waar hij nog bloedverwanten en vele vrienden heeft. Hij zal eerst spreken over de ongelukkigen, die het gehoor en de spraak missen, en schetsen den noodlottigen in vloed, dien dit gebrek op hun verstande lijke ontwikkeling uitoefent. Dan zal hij spreken over de blinden en hun toestand vergelijken met dien der doofstommen, daarbij beantwoordend de vraag, wie van beiden het ongelukkigst kunnen genoemd worden. En ten slotte zal hij spreken over de doofstomme-blindendie het ge hoor, de spraak en het gezicht missen, en in het licht stellen, hoe men toch van hen gevoelvolle, denkende menschen maken kan. Den mensch, het prachtwerk der schep ping, is de aarde tot domein gegeven om er over te heerschen. Voor den éénen mensch was de natuur mild, voor den anderen wreed. Want beroofd van het gezicht, gehoor en de spraak, staat de blinde, de doofstomme en de doofstomme- blinde hulpbehoevend in de wereld. in gevoelvolle, treffende taal schetst spreker de moeder- en vadervreugde bij de geboorte van hun kind, den bangen twijfel in de periode van voortduren e onzekerheid, of hun kind al of n» i zintuigen mist, en eindelijk hun ziele- leed, als zij tot de ontdekking dér harde werkelijkheid komen, dat hun kind doof stom is. Arme ouders, arm kind! Ook door ziekte kan het kind van het gehoor beroofd worden, en hij verliest dien tengevolge allengs ook de spraak. Dit kan bij de kinderen tot het achtste levens jaar plaats hebben. Klankeloos beweegt zich alles om den doofstomme heen. Ontvangt de doofstomme geen onderricht, dan zal hij zijn gewaarwordingen slechts op een gebrekkige wijze aan anderen kunnen mededeelen. De troost van den godsdienst is hem onbekend. Zijn geest is zijn geheele leven in diepe duisternis gehuld. Hij is een wezen, dat, geheel aan zijn driften overgegeven, meer nabij het dier dan bij den mensch komt. Vijand van den arbeid, is hij weerspannig en afkeerig van al het gezag, en heeft veelal neiging tot het misdadige. Een in het wild opgegroeid doofstomme valt, als de ouders arm zijn, ten laste van de gemeen schap. In Nederland en ook in België ligt het evenwel aan de ouders, wanneer zulk een kind niet onderwezen wordt, want er zijn voor zulke kinderen gestichten. In België is deze aangelegenheid bij de wet geregeld. In Nederland bestaan vier in richtingen, waarin onbemiddelde doof stomme kinderen kosteloos worden op genomen. Maar eeuwen heeft het geduurd eer men zich het lot der doofstommen heeft aangetrokken. In vroegere tijden werden zij als stompzinnig beschouwd. Spreker herinnerde aan het gebod van Mozes aan de Israëlieten: „Gij zult den doove niet vloeken". Aristoteles hield den doofstomme van geboorte voor elke ont wikkeling onvatbaar. Onder Justinianus was een doofstomme het bekleeden van ambten ontzegd. Hij werd als een door den duivel bezeten mensch beschouwd, als een straffe Gods, waarbij de kinderen moesten boeten voor de zonden der ouders. Vandaar dat deze niet zelden dergelijke kinderen vloekten. Mannen zijn echter opgestaan, die het voor deze ongelukkige wezens opnamen, en die in hun geschriften aantoonden, dat de stomheid een gevolg is van de doofheid. Maar hun stem was gelijk die van een roepende in de woestijn. Toch hebben hun geschriften later belang rijke diensten bewezen. Allengs werden de doofstommen onderwezen. Zoolang dit onderricht sporadisch gegeven werd, had het geen algemeen nut. Thans worden 500 doofstommen in de gestichten in Nederland onderwezen. In die van België 1300. Er zijn in Europa meer den 250.000 doofstommen. Over de geheele wereld beloopt hun aantal over de millioen. Er zijn, zeide spreker, echter nog duizenden, die zich uit den dierlijken toestand, waarin zij zich bevinden, niet kunnen opheffen.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1908 | | pagina 1