ZIERIKZEESGHE NIEUWSBODE. Zaterdag 28 Maart 1908. Derde Blad. (5ö ierikzeesche O o u r a n t). NIEUWSTIJDINGEN. Rede van Mr. R. J. H. PATIJN, Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is 1,30, franco per post 1,60. Voor het buitenland, verzending eens per week, 10,— per jaar bij vooruitbetaling. 63ste JAARGANG. No. 8597. Uitgever-HoofdredacteurA. FRANKEL, Oude Haven D 493. Redacteur: J. WAALE. Advertentiën, van 1—3 regels 30 Cts., meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags-, Woensdags- en Vrijdags-middags 2 ure bezorgd worden. Grootc letter wordt naar plaatsruimte berekend. Alle betalingen moeten geschieden bij den DirecteurA. J. DE LOOZEHoek SchuithavènZierikzee. Het Kantoor is geopend eiken werkdag van 's morgens 9 tot 's avonds 9 ure. OOST-1ND1Ë. Volgens een regeeringstelegram is een compagnie infanterie naar de onderafdeehng Loeboek Basoeng van de Padangsche benedenlanden gezonden. Dit geschiedde als gevolg van de invoering van nieuwe belastingen. Verzet dreigt ook in de onderafdeeling Oud-Agam van de Padangsche bovenlanden. De invoering van belastingen heeft ook daar tot gisting onder de bevolking en tot lijdelijk verzet aanleiding gegeven. AMERIKA. Washington, 25 Maart. Duitscbland heefi geweigerd Hill, gezant van Amerika te 's-Gravenhage, als gezant te Berlijn ter opvolging van Charlemague Tower, die ontslag genomen heeft, toe te laten. De bedenkingen tegen Hill zijn van zuiver persoonlijken aard en zijn afkomstig van den Keizer, die eenvoudig liet weten, dat Hill een persona non grata is. Hill was eerst adjunct-minister van buitenlandsche zaken te Washingtontoen prins Hendrik de Vereenigde Staten bezocht kwam hij noodzakelijkerwijs in persoonlijke aanraking met den bezoeker. De juiste aard der bedenkingen is echter niet bekend. RUSLAND. De Engelsche koopman Luxenburg, die in Odessa door de politie op zoo hard handige wijze was gearresteerd en naar de gevangenis gebracht, is onvoorwaarlijk op vrije voeten gesteld. De vertoogen der Britsche regeering hebben dus hun uit werking niet gemist. De gevangenneming van Luxenburg heeft blijkbaar op een vergissing berust. Men had hem verdacht van revolutionnaire propaganda, daar zijn zuster een welbekende revolutionnaire is. Luxenburg*s zenuwgestel heeft inmiddels tengevolge van de ruwe behandeling zeer geleden. Hij mocht in de gevangenis niet eens Engelsche bladen lezen. Een Engelsch blad stelt de vraag, of soms het ontslag, dat dezer dagen aan generaal Kaulbars als gouverneur van Odessa is gegeven, met het geval-Luxenburg in verband staat. FRANKRIJK. De Autorité bevat een openbaren brief aan Clemenceau van Ch. Lannes, hertog van Montebello. Verontwaardigd, dat Zola, „de beleediger van het Fransche leger", in het Pantheon zal rusten, protesteert hij „uit naam van mijn familie, mijn veront waardigde vrienden, van allen, die de nagedachtenis van mijn beroemden voor vader eerbiedigen" en vraagt verlof de overblijfselen van maarschalk Lannes, die bij Essling viel, uit het Pantheon naar Montmartre te mogen overbrengen. Alvorens te antwoorden wil Clemenceau den minister van justitie raadplegen over de vraag of wettelijk aan dit verzoek kan worden voldaan. BELGIË. Een arme vrouw liep te Brussel langs de kaai achter de koolwagens, om de stukken, die er afvielen, op te rapen en in een emmer te verzamelen. Een scheepslosser, die de arme vrouw aan het werk zag, wierp een heele schep kolen in haar emmer, zeggende: Ziedaar, nu is je werk af. Een polite-agent had het gezien; hij maakte proces-verbaal op, en de werkman en de vrouw verschenen voor de rechtbank, de eerste voor diefstal, de tweede voor heling. De rechtbank van Brussel, oordeelende, dat hier geen oneerlijke bedoelingen waren, heeft beiden vrijgesproken. Antwerpen, 26 Maart. Heden is op 77-jarigen leeftijd overleden H. Colignon, lid der firma Van Oend <Sc Loos. Als 13-jarige jongen daar in dienst ge treden in 1844, doorliep hij alle rangen, en werd ten slotte bij Van Oend Co. te Antwerpen geplaatst en later als com pagnon van Van Oend Loos aangenomen. Hij was ridder van eenige Nederlandsche en Belgische orden. NEDERLAND. Appingedam, 25 Maart. Een aardig buitenkansje wordt medegedeeld voor de erfgenamen van den onlangs alhier overleden timmerman Klaas Nuiver. Toen men gisteren bezig was op den zolder van zijn woning ouden rommel te verwijderen, vond men in een kist ruim f 1800 aan baar geld Harlingen, 24 Maart. Gisteravond be wogen zich zwermen vogels boven onze stad, die de lucht vervulden met hun onrustig en angstig geschreeuw. Heden nacht zijn eenige honderden dood neer gevallen. Het waren pluvieren, lijsters, spreeuwen en enkele kivieten. De oorzaak van den dood der vogels is niet bekend. Amsterdam, 26 Maart. In den afge- loopen nacht is ingebroken in de drukkerij Nieuwe Tijd aan de Linnaeusparkstraat alhier. De dief is waarschijnlijk gestoord, aan gezien de sleutels der brandkast uit den broekzak van den eigenaar gehlteld, doch niet gebruikt waren. De dief is door het indrukken eener ruit aan den achterkant van het sousterrein binnengeslopen en tot in het slaapvertrek der bewoners doorgedrongen. Hij ont vreemdde twee horloges. Bij het onderzoek der politie werden in een naast gelegen tuin een revolver en vier scherpe patronen gevonden. Zeist, 24 Maart. Gisterenmorgen in de vroegte kwam alhier voor het hótel „Broedergemeente" een rijtuig aan, met twee paarden bespannen, en waarin twee als heer gekleede personen gezeten waren. Deze namen hun intrek in 't hótel, stalden aldaar paarden en rijtuig en lieten den daar wonenden koetsier W., die nogal eens in paarden handelt, en den rijtuigfabrikant H. roepen, en trachtten bij dezen paarden en rijtuig in te ruilen. Juist werden in den stal de onder handelingen gevoerd, toen langs den rijks straatweg van Arnhem een automobiel kwam aangereden, die, tengevolge van een defect aan de stuurstang, gedwongen werd voor 't hótel „Broedergemeente" halt te houden. De beide inzittende heeren kregen daardoor het vóór hen aangekomen rijtuig in 't oog, snelden den stal binnen en overrompelden daar het viertal, op wie revolvers werden gericht. Er ontstond even een schermutseling, doch de politie, telo- fonisch gewaarschuwd, was spoedig ter plaatse en nu werd het geval opgehelderd. De beide eerstaangekomenen hadden Maandagmorgen in een Duitsch grens- plaatsje een rijtuig gehuurd, waren daar mede over de Hollandsche grenzen gereden, hadden daar den koetsier gekneveld en uit het rijtuig geworpen, waarmede zij nu naar Zeist waren gekomen. De eigenaar van het rijtuig, die, toen zijn koetsier daarmede niet terugkwam, op onderzoek uitging, hoorde dat het door hem beschreven rijtuig aan de overzijde der grenzen was gezien en ontdekte spoedig, dat het den rijksweg naar Utrecht was gevolgd. Per automobiel werden toen de nasporingen voortgezet met het bovenvermelde resul taat. De dieven zijn aan het politiebureau in bewaring gebracht en het rijtuig met de paarden voorloopig in beslag genomen. Utrecht, 25 Maart. In de bocht van het fort De Bilt bij deze stad heeft gisteravond een ernstig ongeluk plaats gehad. Een wagen van het magazijn „Hollandia" aan de Ganzenmarkt is er te water geraakt. Doordat het lemoen losliet, zwenkte de wagen en liep pardoes de Biltsche Grift in, onderwijl het paard doorsukkelde. De wagen ging het hellende vlak af en de beide opzittende personen waren ongelukkigerwijze niet meer in staat er tijdig af te springen. In het volgende oogenblik kantelde de wagen en beiden kwamen er onder te liggen, halverwege In het water. Weldra waren eenige personen toegesneld en dadelijk werd al het mogelijke in het werk gesteld om afdoende hulp te verleenen. Voor een der beide ongelukkigen kwam die echter te laat. Het was v. Z., wonende in de Bollenhofschestraat alhier, die reeds stervende was, toen men hem uit zijn benarde positie verloste. Door den val had hij zijn halswervel gebroken. De arme man overleed weldra. Geneeskundige hulp kon hier niet meer baten. Hij is 39 jaar oud en gehuwd. De «ander kwam er beter af en liep nagenoeg geen kwetsuren op. 's-Gravenhage, 26 Maart. Aangezien het wetsontwerp tot versterking van het blijvend gedeelte niet tijdig gereed zal zijn, heeft de Minister van Oorlog bepaald, dat de komst der miliciens, die zich vrij willig hebben aangemeld, eerst op 1 April behoeft plaats te hebben. Klaver. Ik geloof niet, dat er één gewas is, zoo algemeen verspreid als de klaver. Men vindt ze op allerlei gronden; men vindt ze als ondergewas, men vindt ze als hoofd gewas. Met welk doel men de klaver ook teelt, hetzij als groenbemesting, hetzij om zaad te winnen, hetzij als veevoeder, met oordeel behandeld, is het in de vrucht- wisseling een zeer noodig en zeer voor- deelig gewas. Men meene echter niet, dat klaverland, om den grootst mogelijken oogst op te leveren, niet aan bepaalde eischen moet voldoen. Klaverland mag niet te droog en moet rijk zijn aan kalk. De klaver onttrekt minstens 150 K.G. kalk aan den grond. Daarenboven heeft alle klaver, waar en met welk doel ook gezaaid, phosphorzuur en kali noodig. Gij weet het bij ondervinding, dat, als men op de wei klavers wil zien, men met kainiet en slakkenmeel moet werken. Geen wonder, dat klaver als afzonderlijk gewas ook beide noodig heeft. Een Hectare klaverland heeft minstens noodig 600 K.G.'slakkenmeel en 1200 K.G. kainiet, die men het best in het najaar, maar ook nog, vooral kainiet in het voorjaar kan geven. In wintergraan zaait men de klaver in Maart of begin April. Per Hectare kan men ongeveer 20 K.G. zaad gebruiken, daar de klaver uit den aard der zaak nog al dik moet staan. Heeft men het wintergraan geen kalibemesting genoeg gegeven, dan kan men zulks nu nog goed maken, door per Hectare 300 ci 400 K.G. patent-kali over het graan uit te zaaien. Dit zal behalve de klaver ook het graan nog ten goede komen. Serradella, ook een klaver soort, is uitstekend geschikt als stoppel vrucht, of onder rogge of haver. In beide gevallen kan ze gedeeltelijk voor groen- voeder, gedeeltelijk voor groenbemesting gebruikt worden. Maar, denk er aan, dat ook serradella een rijke kalibemesting noodig heeft. Een goede oogst serradella onttrekt ongeveer 200 K.G. kali aan den bodem. Als ge dus in het najaar geen kainiet hebt gegeven aan den serradella- grond en ge kunt dit zout nu niet meer uitzaaien, dan is het hoogst noodzakelijk, dat ge in het voorjaar ongeveer 400 K.G. patent-kali aan den grond geeft, welke meststof ook tusschen rogge kan gezaaid worden. Op het haverland kan men nog best kainiet zaaien. TWEEDE KAMER. Jn de Donderdag 1.1. gehouden zitting werd de behandeling van het noodwetje omtrent het blijvend gedeelte voortgezet. Minister Sabron betoogde dat zonder wetswijziging geen goed gebruik van de landweer voor mobilisatie is te maken en deelde onder meer mede dat er voor noodige aanvulling van het blijvend ge deelte een overcompleet van 879 vrijwilli gers is. Minister Heemskerk oordeelde de oppo sitie meer fel dan sterk en stelde in het licht dat bij de behandeling der militiewet in 1901 het blijvend gedeelte is aangewezen tot dekking en uitvoering der mobilisatie. Hij trok ten slotte het thans niet meer noodige dwangartikel 4 van het ontwerp in Hierna volgden replieken. Na die replieken verklaarde de heer Van Doorn zich tegen het ontwerp. Spreker's standpunt was, dat de opge roepen manschappen geen rechten hebben en de uitgaaf van een half millioen gulden aan vrijwilligers dus niet gewettigd is. Hét ontwerp is ten slotte aangenomen met 54 stemmen voor en 41 tegen. uitgesproken in de Tweede Kamer op Dinsdag 24 Maart. Mijnheer de Voorzitter! Ik heb tegen dit wetsontwerp overwegende bezwaren, zóó overwegend, dat het onverklaarbaar is dat de Regeering daarmede gekomen is. Ik heb echter niet het woord gevraagd om die bezwaren op dit oogenblik te ontwikkelen. Zij zijn zeer in het kort in het Voorloopig Verslag opgenomen en het is mij bekend, dat er na mij sprekers zullen komen, die diezelfde grieven en bedenkingen met meer kracht en meer kennis van zaken dan mij gegeven zou zijn, zullen te berde brengen. Uitsluitend heb ik het woord gevraagd om kortelijk uiteen te zetten een conciliant denkbeeld, dat ook in de afdeeling door mij is voorgestaan en waaromtrent ik hoop, dat de sprekers, die na mij komen en dat is wel de oorzaak van het min of meer ongewone feit, dat ik als eerste spreker in deze militaire zaak optreed nog hun oordeel willen zeggen, vóór dat de Regeering daarover haar laatste woord heeft gesproken. De reden voor de indiening van dit wetsontwerp het staat na de ver schijning der Memorie van Antwoord vast is de bezorgdheid der Regeering voor de belangen der mobilisatie. De Minister van Oorlog is van oordeel, dat hij 2200 man meer dan de 2de.ploeg van Minister Van Rappard hem 2ou geven, in de kazerne noodig heeft vóór het oogenblik van de mobilisatie, teneinde de mobilisatie behoorlijk te kunnen ten uitvoer leggen. Nu begin ik met ^nij te dien aanzien geheel te stellen op* bet standpunt der Regeering. Ik neem voor een oogenblik aan, al ben ik daarvan niet overtuigd, dat de Ministers Staal en Van Rappard deze zaak geheel verkeerd hebben ingezien en dat inderdaad die meerdere sterkte van 2200 man van het blijvend gedeelte in de kazerne vóór het oogenblik der mobilisatie beslist noodig en onafwijsbaar is. Dit technisch-militaire punt laat ik dus in het midden. Voor het oogenblik stel ik mij in dit opzicht op het standpunt van den Minister van Oorlog. Ik wil alleen deze vraag stellen: is, wat de Minister wenscht te bereiken, niet te bereiken op een andere, een minder bedenkelijke en veel minder kostbare wijze dan de Minister van Oorlog wenscht? Die vraag beantwoord ik voorshands be vestigend. Laat ik beginnen met duidelijk te zeggen, wat ik zou wenschen; dit: dat de Regee ring dit wetsontwerp beperkte tot art. 4 en de artt. 1, 2 en 3 daarvan terugnam, met de verklaring tevens, dat de Minister van Oorlog de mannen, die krachtens art. 4 voor het blijvend gedeelte zouden worden aangewezen en niet begrepen zijn in de tweede ploeg van Minister Van Rappard, met klein verlof in hun haardsteden zou laten, totdat zich omstandigheden voor deden, die, naar het oordeel der Regeering, het noodig maakten, de mogelijkheid onder de oogen te zien, dat het tot mobilisatie zou kunnen komen. Juridisch zouden dan deze meerdere manschappen bij het blijvend gedeelte zijn ingelijfd, maar voorshands zouden zij met klein verlof thuis worden gelaten. De Minister zou hen bij eenvoudig telegram in de kazerne kunnen oproepen; hij zou daarvoor noch art. 110 der Militie- wet, noch een Koninklijk besluit noodig hebben: één telegram, gezonden aan de korpscommandanten of aan de burgemees ters, zou voldoende zijn om die manschappen binnen 24, zeg met het oog op wat in de Memorie van Antwoord daaromtrent voor komt, binnen 36 uren in de kazerne te doen komen. Natuurlijk zouden er altijd enkelen achter blijven wegens ziekte en afwezigheid, maar op een dergelijk verloop moet steeds worden gerekend. Ook de troepen in de kazerne hebben een per centage aan zieken. De Minister zou dus, op die wijze de zaak inrichtende, die manschappen, zoodra een wolkje aan den horizont kwam, onmid dellijk kunnen oproepen. Nu vraag ik: heeft dan niet de Regeering de zekerheid en ik druk op dat woord om die manschappen ettelijke dagen vóór en in ieder geval op het oogenblik van de mobilisatie reeds in de kazerne te hebben? Voor die vraag zou ik een oogenblik de aandacht van Regeering en Kamer willen verzoeken; en ik spreek daarbij de Minister houde het mij ten goede min of meer op voet van gelijk heid, zelfs met den Minister van Oorlog. Want deze vraag heeft niets militair-tech nisch, niets waarvoor men militair-weten- schappelijke studiën zou moeten hebben gemaakt. In zekeren zin zijn wij allen precies evenzeer bevoegd en in staat, die vraag te beoordeelen, zelfs als de Minister van Oorlog. Welnu, die zekerheid bestaat, naar mijn overtuiging. Ik geef den Minister van Oorlog dadelijk gewonnen, dat de ervaring omtrent den modernen oorlog leert, dat de opvolging der gebeurtenissen zóó snel kan gaan, dat er een zeer kort tijdsverloop kan liggen tusschen de oorlogsverklaring, eventueel het ultimatum, en de eerste krijgsver richtingen. Wij hebben gezien, hoe in den Russisch-Japanschen oorlog de Japansche torpedoflottielje de Russische slagschepen aantastte op een oogen blik, dat de oorlogs verklaring wel reeds in Petersburg was gekomen, maar waarop de autoriteiten op het terrein nog niet wisten, dat de oorlog was uitgebroken. De opvolging der ge beurtenissen kan uitermate snel zijn, en ik kan begrijpen, dat de Minister van Oorlog zegt: ik kan, als de strijd ont brandt, niet meer wachten om de man schappen te laten komen, die ik voor de mobilisatie noodig heb; die moeten vooraf in de kazerne zijn. Volkomen waar; maar dat is de vraag niet. De vraag, waarom het gaat is een geheel andere en wel deze: of niet steeds aan den oorlog een zeker tijdperk van spanning zal voorafgaan, waarin èn Regeering èn volk weten, dat de mogelijkheid van oorlog in de naaste toekomst niet is buitengesloten; of niet steeds in den modernen oorlog aan de oorlogsverklaring een zeker incubatie-tijdperk van den oorlog met zijn eigen karakteristieke verschijnselen voorafgaat? Ziedaar een vraag, die ik zeer stellig bevestigend zou willen beantwoorden. Ik kan mij daarvoor beroepen op de onder vinding van de halve eeuw, die achter ons ligt, een halve eeuw aan oorlogs ervaring buitengewoon rijk. In den Russisch-Japanschen oorlog is wel is waar plotseling het oogenblik ingetreden, dat tot feitelijkheden werd overgegaan, maar de oorlog zelf heeft men maanden, althans weken vmg kunnen zien aankomen. Die oorlog kwam zóó weinig onverwacht, dat de Russische vloot ge heel in slagorde opgesteld voor de have:: van Port-Arthur lag, en de vesting voor een beleg werd geapproviandeerd en van munitie voorzien. Niet één Kabinet in Europa, zelfs niet één couranten-lezend particulier, of hij wist, dat er ieder oogenblik een groote oorlog in Oost-Azië kon ontbranden.. Dat van die schepen niet scherp genoeg is uitgekeken, is natuurlijk een zaak van geheel andere orde. Uit den Boerenoorlog herinnert men zich die van onheil zwangere weken, ver- loopen tusschen de mislukte conferentie te Bloemfontein en het ultimatum der Hollandsche Republiekenzelfs de grootste optimisten durfden zich toen niet meer vleien, dat de onweerswolk, welke boven Zuid-Afrika was saamgepakt, nog voorbij zou drijven. Niet anders was het in den Spaansch- Amerikaanschen oorlog van 1898. Toen het Amerikaansche slagschip „de Maine" op de reede van Havanna plotseling in de diepte verdwenen was, wist men in Spanje en ook daarbuiten, dat een oorlog tusschen de Unie en Spanje schier on vermijdelijk was. De Grieksch-Turksche oorlog van 1897 is voorafgegaan door een tijdperk van maanden, waarin de Grieksche vrijwilligers- benden reeds van alle zijden Turkije waren binnengedrongen en zelfs een expeditie van 3000 man op Kreta was geland onder commando van een Grieksch officier. Eerst weken later kwam het tot een .oor- ?n den Servisch-Bulgaarschen oorlog evenzeer, Vier weken vóór de oorlogs verklaring stond een leger van 4000

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1908 | | pagina 5