ZIERIKZEESÜHE
NIEUWSBODE.
Zaterdag 11 Januari 1908.
Tweede Blad.
(25 ierikzeesche
Oour an t).
KENNISGEVING.
NIEUWSTIJDINGEN.
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is 1,30, franco per post
1,60.
Voor het buitenland, verzending eens per week,
10,— per jaar bij vooruitbetaling.
63ste JAAB6ANG. No. 8564.
Uitgever-Hoofdredacteur c A. FRANKEL,
Oude Haven D 493.
Redacteur: J. WA ALE.
Advertentiënvan 1—3 regels 30 Cts.,
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des
Maandags-, Woensdags- en Vrijdags-middags
2 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Alle betalingen moeten geschieden bij den Directeur: A. J. DE LOOZEHoek Schuithaven, Zierikzee.
Het Kantoor is geopend eiken werkdag van 's morgens 9 tot 's avonds 9 ure.
De BURGEMEESTER van Zierikzee brengt
ter kennis van de ingezetenen, dat er op Maan
dag den 13 Januari e.k., des namiddags te 2 uur,
op het Raadhuis, eene openbare Vergadering van
den Gemeenteraad zal gehouden worden, waarin
de volgende zaken ter tafel zullen worden ge
bracht, t. w.:
1. Resumtie notulen.
2. Brief van Gedep. Staten, houdende goed
keuring van het raadsbesluit tot af- en
overschrijving van - en op posten der
gemeentebegrooting voor 1907.
3. Brief van Uedep. Staten, houdende bericht
van ontvangst van een afschrift van de
Verordeningen tot wijziging der Algemeene
Politie-Verordening en tot wering en be
teugeling der mazelen.
4. Brief van Gedep. Staten, houdende goedkeuring
van het raadsbesluit tot verkoop en uitgifte
in erfpacht van gemeentegrond in „de Molle-
man".
5. Brief van Gedep. Staten, houdende goedkeuring
van het raadsbesluit tot onderhandsche ver
pachting van gemeentegrond voor gebruik
als standplaats voor een danstent.
6. Brief van Gedep. Staten, houdende terug
zending van het door hen goedgekeurde
2e suppl. kohier van den hoofdelijken omslag
voor 1907.
7. Brief van Gedep. Staten, houdende terug
zending van de door hen goedgekeurde
gemeentebegrooting voor 1908.
8. Mededeeling van Burgem. en Weth. van de
gedane opneming der boeken en kas bij den
iemeente-Ontvanger.
9. Brief van den heer W. C. de Crane, houdende
bericht, dat hij zijne herbenoeming tot com
missaris der Vischmarkt niet aanneemt.
10. Brieven van de heeren M. F. de Vos en
F. W. Loewer, houdende bericht, dat zij hunne
herbenoeming, respectievelijk tot regent en
boekhouder van het Burgerlijk Armbestuur
aannemen.
11. Brief van den heer L. I. Verwer, houdende
bericht, dat hij zijne herbenoeming tot regent
van het Burgerweeshuis aanneemt.
12. Brieven van oe heeren mr. P. S. Gerlings e. a.,
houdende bericht, dat zij hunne benoeming
tot leden der Commissie van Toezicht op
het Middelbaar Onderwijs aannemen.
13. Brieven van de heeren mr. H. J. Wervelman
e. a., houdende bericht, dat zij hunne benoe
ming tot leden dier Commissie niet aannemen.
14. Mededeeling der opbrengst van middelen der
gemeente over 1907.
15. Verslag der Commissie, benoemd tot onder
zoek der rekening van het Burgerweeshuis
over 1906.
16. Verslag der Commissie, benoemd tot onder
zoek der begrooting van het Burgerweeshuis
voor 1908.
17. Voorstel van Burgem. en Weth. tot het ver-
leenen van afschrijving van hoofdelijken
omslag.
18. Voorstel van Burgem. en Weth. tot af- en
overschrijving van - en op posten der ge
meentebegrooting voor 1907.
19. Behandeling van het suppletoir kohier der
belasting op de honden voor 1907.
20. Adres van W. Douw, houdende verzoek om
een perceeltje gemeentegrond nabij het Gat
van West Noordwesten in koop te verkrijgen,
met voorslel van Burgem. en Weth.
21. Voorstel van Burgem. en Weth. om de stand
plaats voor een stoomcarrousel op de kermis
alhier voor den tijd van drie jaren onderhands
te verpachten aan de wed. J. Schlldmeijer te
Edam.
22. Verzoek van den heer E. M. J. Colago Belmonte
om wachtgeld, met voorstel van Burgem. en
Weth.
23. Voorstel van Burgem. en Weth. in zake de
regeling van het onderhoud van den straat
weg Zierikzee—Brouwershaven.
24. Benoeming van een Commissaris der Visch
markt.
Enz.
Zierikzee, den 10 Januari 1908.
De Burgemeester,
H. C. MOOLENBURGH, Weth., l."-B.
INDIË.
Twaalf menschen ter dood gebracht.
De heer S. D. v. d. Spek geeft in de
Locomotief, als ooggetuige, een relaas van
de executie van twaalf misdadigers te Pati.
Men weet: de regeering gaf onlangs
last, dat ter dood veroordeelden de
oprichting der galg binnen de muren der
gevangenis niet mogen zien, waarmee zij,
zooals wij reeds in het licht stelden, den
schijn van humaniteit dient. Want den
veroordeelden wordt te voren aangezegd,
dat hun verzoek om gratie is afgewezen,
en van dat oogenblik begint de marteling
immers reeds!
De heer v. d. Spek stelt dit eveneens
in het licht, om dan te vervolgen
„De eerste groep van drie der twaali
veroordeelden wordt voorgebracht. Gewillig
gaan ze, gelaten kijkt elk droefgeestig
voor zich heen, en luistert naar de voor
lezing van het vonnis. De regent vraagt
hun beurtelings af, of ze nog iets te ver
zoeken hebben. Een tracht zich vrij te
pleiten; de tweede verzoekt, of er op
gelet zal worden dat zijn sawahs recht
matig tusschen zijn twee vrouwen en zijn
kind verdeeld zullen worden. Op de vraag
of het kind nog jong is, dringen dikke
Uanen zich op in de oogen van den ver
oordeelde en met bevende lippen antwoordt
hij„ja heer, hij is nog zoo klein
En, zichtbaar dankbaar, als de regent
hem verzekerd heeft, dat alles overeen
komstig zijn wensch zal geschieden,
gevoelt hij zich genoodzaakt een heil-
wensch uit te spreken voor de autoriteiten.
De derde bekent volmondig en verklaart
dat alle twaalf aan het gepleegde misdrijf
schuldig zijn. Ook hij groet eerbiedig op
het moment, dat ze zich omwenden om
de laatste twintig schreden af te leggen,
die hen van het schavot scheiden.
Het schavot is een plancher van een
meter hoogte, waarin zich drie valluiken
bevinden, die door het opzij duwen van
een ijzeren klink op eik luik, neervallen.
Boven deze valluiken heeft men de galg
met drie haken. Boven elk luik één.
Hieraan de strop.
Bij het schavot gekomen, legt de beul
met gretigen greep de hand op den voorste.
Elke helper doet hetzelfde bij de twee
anderen. Gelijk gaan ze de trap op; en
elk hunner gaat op één der valluiken
staan. De strop wordt losgehaakt, over
hun gelaat geschoven en om den hals
gebracht. Nog altijd kijken ze recht voor
zich uit. Daar wordt de hoofddoek hun
van het hoofd genomen, opengeslagen en
voor hun gezicht gebonden, waarmede de
wereld voor goed voor hen verdwijnt.
Toch nog niet. De beul vindt één der
doeken niet goed vastgebonden. Hij maakt
dien weder los, zoodat het slachtoffer nog
eens, maar nu werkelijk voor 't Jaatst, z'n
medemenschen aanschouwt en bindt hem
daarna weder den blinddoek om.
Drie stooten, drie slagen van de neer
vallende luiken, die ons, toeschouwers,
door de ziet gaan, en met hoorbaren schok
vallen de slachtoffers naar beneden en
blijven spartelend en krimpend hangen.
Zie, hoe de beenen zich optrekken, hoe
de borstkas zich inspant om zich uit te
zetten onder den drang tot ademhalen.
De beu! en zijn helpers knijpen elk ver
oordeelde den neus dicht, springen op
het touw, waarmede de ellebogen zijn
vastgesnoerd en schokken op dit touw
met kracht op en neer, teneinde de
stroppen geheel om de halzen te doen
sluiten. Walging maakt zich van ons
meester. Een stille woede bekruipt me
tegenover die kalme wreedheid van den
beul.
De dokter kijkt op z'n horloge, en als,
na ongeveer een kwartier, blijkt dat geen
der drie zich meer beweegt, beklimt hij
het schavot en constateert den dood.
Zoo gaat het vier malen achtereen. Een
veroordeelde had een doodstrijd van
twintig minuten. De overigen waren dood
na twaalf tot zeventien minuten.
Is dit ter dood brengen of martelen,
totdat de dood er op volgt? Mijn over
tuiging is, dat 't meer op 't laatste gelijkt.
Groepsgewijze werden de lijken weg
gevoerd.
Wie zulk een executie niet heeft aan
schouwd, kan zich geen voorstelling maken
van het vreeselijke, dat er in gelegen is,
een mensch door zijn medemensch zóó
te zien martelen!
Dat dichtknijpen van den neus, dat
schokken op het bindtouw, het is zóó
walgingwekkend wreed, dat 't mijns inziens
elke beschrijving te boven moet gaan.
Mij is 't onmogelijk den indruk juist weder
te geven.
En dan het idee dat wij, Europeanen,
beschaafden, in de twintigste eeuw, zulke
barbaarschheid moeten aanzien als zijnde
een wettelijke daad! Schande, driewerf
schande-
De schrijver wil nu dat alle weidenkenden
zich zullen vereenigen om een petitie te
richten aan de Koningin, opdat aan de
doodstraf een einde kome.
Alweer heeft, blijkens een bericht
in één der Soerabajasche dagbladen, een
wraakzuchtige baboe, te Soerabaja, een
afschuwelijke misdaad gepleegd. Het
monster was in dienst bij een jong
getrouwd paartjeop Kalianjar-wetan
aldaar, en aan haar was de zorg opge
dragen voor het eerste kleintje, een wichtje
van zes maanden. Zij behandelde het
kindje echter niet naar den zin van de
jonge moeder, en werd daarom herhaalde
lijk beknord. Om zich hierover te wreken,
gaf zij het kindje met rattenkruid ver
giftigde melk en enkele uren daarna stierf
het wichtje.
Het wijf heeft de misc'-.ad zonder een
zweem van berouw bekend.
CHINA.
Een voorbeeld van de ontzettende wijze,
waarop Chineezen wraak weten te nemen,
vertelt de Avenir du Tonkin.
Dezer dagen bemerkten eenige Fransche
beambten op de Claire-rivier een klein
houtvlot, dat langzaam met den stroom
kwam aangedreven. Het leek, alsof men
op het wrakke vaartuig menschen uitgestrekt
zag liggen, en een boot werd afgezonden,
om de zaak te onderzoeken.
Een vreeselijk schouwspel vertoonde zich
toen aan de beambten. Op het vlot lagen
twee lijken. Een vrouw lag op den rug,
met uitgestrekte armen, en over haar heen
het levenlooze lichaam van een man. Met
groote spijkers, welke door handen en
wree^gingent waren de ongelukkigen op
elkaar gekruisigd. De lippen der vrouw
waren toegenaaid, maar de gebroken oogen
staarden open in het niet, en toonden de
sporen van «én afschuwelijken doodstrijd,
die dagen lang moet hebben geduurd.
Op een hoek vanhetvfot, vastgebonden
aan de balken, vond men een klein kindje,
dat nog licht weende. Een strook papier,
op de lijken gevonden, gaf de opheldering
van het geval.
Oe vrouw had haar man bedrogen met
diens tolk, het tweede slachtoffer, leder,
die het zou wagen het paar te redden,
werd met vreeselijke vervloekingen bedreigd.
De vrouw moest blijkbaar uit den voornamen
stand afkomstig zijn; zij \>as gekleed in
een kostbaar zijden kostuum. De man was
ongeveer 20 jaar en droeg de gewone
dracht van een tolk. Het kind werd welis
waar onmiddellijk onder behandeling
genomen, maar de hulp was te laat gekomen;
na twee dagen stierf ook het kleine,
onschuldige wezentje.
Het vlot moet van den rivieroever door
honderden menschen zijn gezien, maar
niemand had getracht, de ongelukkigen te
bevrijden of het kind te redden.
ZUID-AFRIKA.
Gedurende de eerste negen maanden van
het afgeloopen jaar hebben 16.000 personen
méér Zuid-Afrika verlaten, dan er zijn
ingekomen.
Dat beteekent het tegendeel van goud
maken in het zwarte werelddeel.
Maar de Transvaalsche Volksstem maakt
zich daarom nog niet ongerust. Want het
feit, zegt het blad, dat Zuid-Afrika in
negen maanden zestien-duizend trekvogels
kwijt raakte, beteekent daarom nog niet,
dat de bevolking met evenveel personen is
verminderd. En hoe grooter 't aantal
geboren Afrikaners wordt, des te geringer
wordt de kans, dat ons werelddeel zal
worden beschouwd als één van die oorden,
die enkel goed genoeg zijn om er een paar
jaren met geld-maken door te brengen.
De dag moet komen dat onze worstelende
samenleving zichzelf ontdoen zal van alle
bevolkings-elementen, die strekken om het
peil der Zuid-Afrikaansche beschaving
naar omlaag te richten.
't Is daar overigens een vreemde toestand
in het goudland. Goud beteekent nog geen
rijkdom. Een Johannesburger blad schrijft:
Er loopen over onze straten mannen
met ledige magen, lijdende aan den
knagenden honger. Er loopen vrouwen,
wier bleek gelaat en holle oogen getuigen
van lijden honger lijden. En er loopen
hongerige en zeer slecht gevoede kinderen
rond! En dat in de stad, die roemt op de
rijkste goudmijnen in de wereld. In een
hut vond men het lijk van een blanke
vrouw. Geneeskundig onderzoek bracht
aan 't licht, dat zij verhongerd was. En de
hut stond vlak bij een goudmijn!
Zoo is dé toestand hier.
AMERIKA.
Te New-York is het tweede proces be
gonnen tegen den miliionnair Harry Thaw,
die in een schouwburg aldaar den architect
Stanford White heeft doodgeschoten, omdat
White mevrouw Thaw een actrice
als jong meisje had verleid en haar nu
nog voortdurend achtervolgde.
In het eerste proces (onze lezers zullen
het zich zeker herinneren), waarbij de
gezworenen tot geen besluit konden komen,
pleitte de Californische advokaat Delmas
voor vrijspraak, op grond van een onge
schreven wet, die misdaden uit hartstocht
niet strafbaar stelt. Hij had echter niets
tegen een onderzoek omtrent de geestver
mogens van den beschuldigde.
De eerste verdediger in dit tweede
proces is Martin Littleton, een man, die
zijn loopbaan begon als ondergeschikt
spoorwegbeambte en die zich door ijver
en, volharding opwerkte (ot een advokaat
van den eersten rang. Hij zal zich niet
beroepen op een ongeschreven wet, maar
tijdelijken waanzin pleiten.
De procureur-generaal Jerome za), even
als in het eerste proces, optreden als
vertegenwoordiger van hel Openb. Min.
Men herinnert zich, dat zijn woordenstrijd
met den advokaat van Thaw vaak den
indruk maakte, alsof het voornamelijk te
doen was om redenaarsroem en het lot
van den beschuldigde bijzaak was. Zoowel
van de zijde der beschuldiging als der
verdediging is een nieuw onderzoek omtrent
Thaw en zijn vrouw, vooral omtrent hunne
reis naar Europaingesteld en men
verwacht dat het kruisverhoor zeer be
langwekkend zal zijn.
Mevrouw Thaw (Evelyn Nesbilt) zal,
evenals in het vorige proces, de voornaamste
getuige zijn.
Rechter Dowling hoopt het proces aan
merkelijk te bekorten, vooral door het
houden van avondzittingen. Thaw zelf
hoopt den 23en Februari vrij te zijn.
Er worden geen vrouwen bij de ver
handelingen toegelaten, met uitzondering
van de leden der familie Thaw. In het
geheel wordt slechts toegang verleend aan
150 personen.
Thaw's zuster voert een proces tot
echtscheiding. Zij is indertijd, tegen den
zin harer familie, getrouwd met Graaf
Yarmouth, een man, die indertijd opzien
wekte door in specialiteiten-theaters als
vrouw gekleed de serpentine te dansen,
om zijn geringe inkomsten wat te ver
meerderen.
Volgens een officieele statistiek hebben
10,782 in de Vereenigde Staten in het
afgeloopen jaar zelfmoord gepleegd. Dit
cijfer is nog nooit zoo hoog geweest. De
geldcrisis zal er niet vreemd aan zijn.J jT
Er verandert veel in'Amerika, maar
niet afgeschaft is nog steeds de Nieuwjaars
receptie van den president, waarbij deze
duizenden menschen de hand drukt. Dit
jaar heeft hij, volgens een bericht uit
Washington, aan niet minder dan 5645
personen de hand gegeven.'Eenige'vermin-
dering is echter wel waar te nemen, want
het vorige jaar bedroeg het aantal presi-
dentieele handdrukken op Nieuwjaarsdag
7200 en het jaar daarvoor 9000. Maar dit
jaar schijnt toch wel een record te zijn,
daar ditmaal de receptie nog geen vier
uur duurde. Dat wil dus '.zeggen, dat
president Roosevelt ongeveer 25 hand
drukken in de minuut gaf.
ITALIË.
Toen de Koning Dinsdag 1.1. een gedenk-
teeken van zijn grootvader Victor Emanuel
ging bezichtigen, begroetten de werklieden
hem met de kreten„Geef ons werk of
brood!" Terstond werden er een zeventig
ingerekend, maar toen zij zeiden, dat zij
den Koning alleen op hun ellendigen toe
stand wilden wijzen, werden zij weer op
vrije voeten gesteld.
ZWEDEN.
Koning Gustaaf van Zweden wenscht
niet gekroond te worden. Hij is een een
voudig en zuinig man, wars van alle
kostbare en lastige ceremoniën. Aan een
redacteur van het Aftenbladet heeft hij
verklaard, dat hij de kroning, die door de
grondwet niet wordt voorgeschreven, als
een overbodige formaliteit beschouwt
weinig in overeenstemming met den
modernen geest van eenvoud. Het zijn
vooral de groote kosten geweest, die den
Koning tot zijn besluit geleid hebben.
Op Koning Oustaaf's persoonlijk ver
langen, zullen ook belangrijke vereenvou
digingen aangebracht worden in de vormen,
waarmee de opening van het Parlement
gepaard pleegt te gaan. Ook zelf wenscht
hij jiiets liever dan een eenvoudig en zuinig
leven te leiden, maar dat zal hem als
Koning niet zoo gemakkelijk vallen.
RUSLAND.
In enkele bladen loopt het gerucht, dat
de politie te Moskou aan die te St.-Peters-
burg heeft medegedeeld, dat zij reden
meent te hebben, om te gelooven, dat de
jonge vrouw, die den aanslag op gouverneur-
generaal Hörschelmann pleegde, niemand
anders is dan prinses Mesjtsjerskaja, die
onlangs op zoo raadselachtige wijze uit
hare woning te St.-Petersburg verdween.
Men weet, dat de vrouw, die den aanslag
op Hörschelmann pleegde, alle inlichtingen
over haar persoon heeft geweigerd. Grond
tot het vermoeden, dat zij dezelfde is als
prinses Mesjtsjerskaja, geeft de sprekende
gelijkenis tusschen beiden volgens haar
portretten. Zelfs de kleeding is dezelfde.
De geruchten, die eerst hebben geloopen
over een zelfmoord van genoemde prinses
om financiëele redenen, zijn achteraf ge
bleken ongegrond te zijn geweest. De
kamenier der prinses heeft St.-Petersburg
verlaten en vertoeft tegenwoordig te
Moskou. Men zal haar denkelijk aan een
scherp verhoor onderwerpen. Voorloopig
zal men inmiddels wellicht goed doen het
bericht nopens de identiteit van moorde
nares en prinses met het noodige voor
behoud te aanvaarden.
ENGELAND.
Londen, 7 Jan. De correspondent van
de Tribune te Vancouver meldde, dat 500
daar wonende Japanners door hun consul
bericht hadden gekregen, dat zij zich gereed
moesten hadden, wijl zij vroeger bij de
reserve hadden gediend, om dadelijk naar
Japan terug te keeren. De correspondent
van de Standard te New-York verzekert
evenwel, dat de Japansche gezant het
bericht ten stelligste tegenspreekt.
FRANKRIJK.
Het testament van barones Adolphe de
Rothschild, die onlangs gestorven is, bevat
verscheidene legaten aan weldadigheids
instellingen, waaraan sommen vermaakt
worden van 100,000 tot 2,000,000 francs.
Als universeel erfgenaam heeft de over
ledene haar broeder benoemd, die belast
is met de uitkeering der verschillende
legaten, welke een totaal bedrag beloopen
van 8 millioen francs.
BELGIË.
De Belg Joris, die, zooals men weet,
beschuldigd werd van medeplichtigheid in
een aanslag tegen den sultan van Turkije,
en aldaar 2\ jaar in de gevangenis door
bracht, nadat zijn doodvonnis reeds was
uitgesproken, is thans gezond en wei in
zijn vaderstad Antwerpen teruggekeerd,
waar hij natuurlijk ieders belangstelling
gaande maakt.
Omtrent den aanslag zelf, bewaart hij
een hardnekkig stilzwijgen, daar de Turk-
sche autoriteiten hem vóór zijn vertrek uit
Stamboel een verklaring lieten teekenen,
waarbij hij zich verplichtte, noch door
woord, noch met de pen, iets tegen de
Ottomaansche regeering te ondernemen.
Daar hij slechts onder deze voorwaarde
de vrijheid herkrijgen kon en de Turksche
gevangenis sedert lang iedere bekoring
voor hem verloren had, beloofde hij zulks
op zijn eerewoord. Over de Turksche
justitie en het Turksche gevangeniswezen
meent hij echter te mogen spreken; en
hij vertelt, dat hij zonder het Belgische
gezantschap van honger en kou zou zijn
omgekomen.
De Ottomaansche gevangenisdienst Is
namelijk zoo ingericht, dat de celbewoners
den hongerdood sterven, wanneer ze geen
geld bezitten om levensmiddelen te koopen.
's Morgens krijgen de gevangenen een
brood, dat nogal te eten is; maar 's avonds
tracteert men hen op „Tsjarba", een soort
rijstsoep, die geen mensch slikken kan.
Wie maar even de middelen er toe bezit,
laat dan ook zijn eten uit de stad komen.
Ook met de kleeding heeft men heel wat
te stellen. De gevangenis is een groote
houten barak, waar het, al naar het jaar
getijde, snikheet of ijskoud is. Gedurende
de eerste dagen van zijn gevangenisschap
werd Joris met alle mogelijke égards be
handeld. Later echter trad men ontzettend
ruw op om hem tot een bekentenis te
dwingen. Zoo werd hij eens in een nauw
hok gegooid, waar hij vier dagen lang op
den kouden vloer moest slapen.
Folteringen in den eigenlijken zin des
woords had hij niet te verduren, doch men
plaagde hem zóó, dat hij ten slotte zelf
verzocht zijn doodvonnis zoo spoedig
mogelijk te willen uitvoeren.
Dag en nacht werd hij door drie wach
ters geobserveerd en bij wijze van opbeuring
vertelden dezen hem zeer uitvoerig van
de vreeselijke martelingen, die de andere