Zaterdag 16 November 1907. Tweede Blad. (25 ierikzeesche Cour an t). IIEUWSTIJDINGEN. In het Land der Rogge. Schaarschte in Dienstboden. ZIEBIKZEESCHE NIEUWSBODE. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is 1,30, franco per post 1,60. Voor het buitenland, verzending eens per week, 10,— per jaar bij vooruitbetaling. 63ste JAARGAN6. No. 8540. Uitgever-HoofdredacteurA. FRANKEL, Oude Haven D 493. Redacteur: J. WAALE. Advertentiênvan 1—3 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags-, Woensdags- en Vrijdags-middags 2 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Alle betalingen moeten geschieden bij den Directeur: A. I. DE LOOZE, Hoek Schuithaven, Zierikzee. Het Kantoor is geopend eiken werkdag van 's morgens 9 tot 's avonds 9 ure. ITALIË. i de Corriere delta Sera verhaalt een nder van een bezoek, dat hij aan het r de jongste aardbeving geteisterde rbria bracht, en voornamelijk aan uzzano, de zwaarst getroffen plaats: een auto begon de reis, maar weldra men daarmee niet verder, en moest paarden en vervolgens ezels nemen, laatste 2 uren van den weg moesten 'oet worden afgelegd. Door de rotsen >t een smal steil pad, dat naar het elukkige Ferruzzano leidt. Nergens ;s den weg een levend wezen. De it is donker, dreigend, zooals op de ibertste winterdagen. Een kille wind lit over de bergtoppen en giert door dal. Al dreigender wordt de lucht, en wij het verwoeste dorp in het gezicht gen, breekt een hevige stortregen los. komen slechts langzaam vooruit, ens moeten' wij op achterblijvers van gezelschap wachten. Als wij de eerste zen ten minste de overblijfselen er - bereiken, ontmoeten wij een troep uwen, arme, magere, in lompen'gèïiulde :ens, barrevoets, zwaar beladen onder rlei huisraad. Een harer mompelt rtdurend den naam van haar kind, dat bij de ramp verloren heelt, let pad maakt een bocht, en nu staan voor geweldige puinhoopen. Van alle ouwen aan het riviertje Piappo, dat >r Ferruzzano stroomt, is er niet één ven staan. Het is moeielijk en gevaarlijk weg te vinden tusschen die bouwvallen brokken muur. Afgebroken balken r.en uit het puin op. Daarnaast staan ontredderde gedeelten van huizen, die oogenblik door den wind dreigen om vallen. Wij zien het overblijfsel van eenmaal prachtige villa. Nog eenige ren verheffen zich boven het puin, en één van die muren hangt nog een eel gave spiegel met een vrouwen- tret er naast. Door een gebroken ster wappert een in flarden gescheurd en gordijn naar buiten, let tooneel, dat wij verder op onzen in het verwoeste dorp aanschouwen, t elke beschrijving te boven. Van alle ten waait ons een akelige lijkenlucht :n. Er zijn er zooveelSoldaten vol- ngen onder somber zwijgen hun treurig •k: het opzoeken van dooden. Op de zza Cavalotti legt men de lijken naast aar en bedekt ze, voor zoover het kan, kleedingstukken, doeken en lappen, (terend daalt de regen er op neer. Het afschuwelijk, zooals die dooden daar ;en, aan weer en wind blootgesteld, ar men kan ze nergens bergen. Bloed- wanten en vrienden staan er om heen, :hten de dooden te herkennen. Daar ngen 2 soldaten het lijk eener vrouw een 8-jarig meisje moet komen om de eder te herkennen. Het kind is bang, It vreeselijk en wil de doode moeder zien. De overlevenden hebben naar krachten aan het bergingswerk deel- ïomen, en gered wat nog te redden viel. "reffende bizonderheden over den onge- snacht gaan van mond tot mond. Een ie boer vertelt, hoe hij aan den dood komen is: „Ik was juist naar bed ;aan, toen het geheele huis opeens ;on te beven en te trillen. Dadelijk ong ik er uit, nam mijn kleinkind, dat mij inwoont, uit zijn bed en snelde rr buiten, zonder mij verder om iets te tommeren. Mijn huis stond aan het (in, en daar zette ik mij, met het kind de armen, neer op den rand van de tein. Plotseling kwam er een hevige 10k, die mij en het kind voorover op grond wierp. Daarop volgde een aderend geraas. Men hoorde één lang- ïgehouden angstkreet, uit honderden en gelijktijdig aangeheven. Toen ik stond, zag ik een stofwolk opstijgen, B dicht, dat de maneschijn er door •duisterd werd. Allen, die zich uit de tortende huizen hadden kunnen redden, ichtten onder angstgeschreeuw naar ijiten het dorp, en ik sloot mij bij hen n, want ook in de straten was het niet veilig meer. Later in den nacht keerde ik terug, met vele anderen, die weenend en jammerend naar bloedverwanten zochten. Het was mij niet mogelijk onder die puinhoopen de plaats terug te vinden, waar mijn huis gestaan had. Alleen de koepel van de kerk was blijven staan en daardoor kon men zich nog eenigszins oriënteeren". Er zijn in het geheel slechts 5 gewonden uit de puinhoopen gered. In een oliemolen had men hen neergelegd, het eenige veilige huis, dat nog was overgebleven. Tusschen olijfpersen en landbouw gereedschap waren bedden voor hen gespreid. Bij het binnentreden zagen wij een jongen man krachteloos op een matras liggen. Het was de vrederechter Morande. Terwijl hij ongekleed uit zijn huis vluchtte, werd hij door een vallenden balk getroffen. Zijn broeder, die met hem samenwoonde, kwam om. Naast hem ligt een echtpaar, boeren. De man heeft een verbonden hoojd, de vrouw een verpletterd been. Zij spreken niet, geen klacht komt over hun lippen. Met wezenloozen blik staren zij voor zich uit. Twee dochters, één van 18 en één van 15 jaar, verloren zij bij de ramp. Intusschen hebben wind en regen nog toegenomen. Het is onmogelijk den tocht voort te zeiten. De lucht der lijken is ondragelijk geworden, waar men zich ook wendt, overal ruikt men ze. De gemeente had 2000 inwoners geteld, 1300 daarvan waren naar Amerika vertrokken. Den 22 October wilde de afgevaardigde Larissa zijn district bezoeken en men bereidde hem een feestelijke ontvangst voor. Gelukkig werd het bezoek uitgesteld, anders zouden er, tijdens de ramp, duizenden uit de omgeving in het dorp geweest zijn, en het onheil nog grooter geweest zijn. Volgens de laatste ambtelijke opgaven zijn in het geheel door de aardbeving in Calabrië 49 plaatsen getroffen. 2500 Per sonen werden van onderdak beroofd, waarbij Ferruzzano en Sant Ilario niet mee gerekend zijn, want daar zijn nagenoeg alle inwoners dakloos. Behalve in beide genoemde plaatsen zijn er 150 huizen ingestort; 1645 huizen zijn onbewoonbaar geworden. Op 9 plaatsen zijn dooden en gekwetsten. In het geheel bedraagt het aantal dooden 186. In Ferruzzano alleen 175. Gekwetst zijn 86 menschen, waarvan 50 in Ferruzzano. Een bericht uit Milaan noemt den toestand in de overstroomde streken troosteloos. In de provincie Piacensa zijn 20 K.M. van het beste akkerland, een deel van de hoofdstad en vele dorpen twee meter hoog onder water gezet. Nadat de Po iets gedaald was, is ze thans weer aan het stijgen. Ook op den linker oever zijn de dijken thans doorgebroken. In San Roco (Cremona) moesten de inwoners op de daken vluchten. Een aantal huizen stortten in, en vele menschen en een massa vee zijn verdronken. De spoor weg Milaan—Piacensa wordt bedreigd. Onweer en hagelbuien hebben in de provincie Florence den olijvenoogst ver nield. Vele wegen zijn door de overstroo mingen verwoest. L In de zandstreken is de rogge een der voornaamste gewassen. Men spreekt hier en daar van „het koren" en bedoelt daarmede „de rogge". Bewijs genoeg, dat zij den landbouwer na aan het hart ligf. Mislukt de rogge, dan is het jaar slecht. Men kan dus op het zand niet te veel zorg aan de behandeling van dit gewas besteden en eenige wenken betreffende de verzorging van den bodem, de hoeveel heid zaaizaad enz. zullen aan allen, die rogge verbouwen, zeker welkom zijn. We moeten toch niet van de veronder stelling uitgaan, dat er op dit gebied niets meer te leeren valt. Jaar in, jaar uit zien we op vele plaatsen de rogge staan met te kort stroo of slecht gevulde aren; soms met te lang, dun stroo. Nog al te vaak zagen we de rogge bij de minste regenbui of windvlaag gaan legeren. Het spreekt van zelf, dat al deze en andere ongewenschte eigenschappen van de rogge niet altijd kunnen voorkomen worden, maar zeer vaak kan de boer er toch wel iets toe bijbrengen om den oogst beter te doen gelukken. In het algemeen wordt aan de bewerking en de bemesting van den grond nog te weinig aandacht geschonken. Of men het gelooven wil of niet, het is een feit, dat nog zeer vaak al te veel de oude sleur gevolgd wordt. Wil de zandboer een zoo groot mogelijke op brengst van zijn land trekken, van zoo goed mogelijke kwaliteit, dan moet hij zich van alle overgeërfde, verkeerde ge woonten losmaken. Wanneer zèait men de rogge? En wanneer móet ze gezaaid worden? Wan neer men ze zaait? Wel, als men mest heeft. De zandboer is gewoonlijk geen groot-grondbezitter. De boerderijtjes op het zand zijn betrekkelijk klein. Veel vee wordt niet gehouden en de hoeveelheid stalmest is gering, ook al in verband met de hoeveelheid en den aard van het strooisel. Zoodra nu een boer een weinig mest verzameld heeft, zaait hij een meet rogge. Hij zegt dus niet: nu is het de juiste tijd om rogge te zaaien, nu zaai ik al mijn rogge. Neen, hij handelt als gezegd is: nu heb ik stalmest, nu zaai ik rogge. Alsof het voor den oogst hetzelfde is, of men in September of December zaait! Alsof rogge niet anders verbouwd zou kunnen worden dan alleen met stal mest! Maar, daar zit hem juist de knoop. Men is te bang, om wat geld uit te geven om kunstmest te koopen en tracht het daarom alleen met stalmest te doen. Kijk eens hier: dat de rogge stalmest krijgt, vind ik uitstekend, maar dat men ze zonder kunstmest wil verbouwen, is hoogst af te keuren. In het algemeen is de beste zaaitijd voor de rogge September en October. De grond moet natuurlijk niet te droog, niet vuil en diep bewerkt zijn, waarover straks, maar het is zeker waar kijk maar of het niet uitkomt in de practijk dat de rogge, die op tijd gezaaid wordt, in alle opzichten beter is, dan te laat gezaaide. Maar, om op tijd rogge te kunnen zaaien, moet men de bemesting anders inrichten. Hetzij half stalmest, half kunstmest, hetzij dit hangt van omstandigheden af heel kunstmest. En die kunstmest moet in de eerste plaats bestaan uit kali en phos- phorzuurbemesting. Men kan voor rogge uitstekend kaïniet gebruiken. Kaïniet is betrekkelijk goedkoop. Kaïniet past op zandgrond; kaïniet past bij rogge. Ik kom op de bemesting der rogge in het 2de gedeelte van dit opstel in bizonderheden terug. Ik zal daarin tevens over het zaai zaad, de voorvrucht en de oudervrucht spreken. Maar reeds nu wensch ik er uit drukkelijk op te wijzen, dat de roggeboer over het algemeen te weinig kaïniet gebruikt. Met meer kaïniet, zou men krachtiger stroo, minder legerrogge en beter gevulde aren hebben. Ik wil intusschen eerst over het zaai zaad spreken. Met de „Lusitania" over zee. Een oud-Amsterdammer, die thans te New-York woont, kwam dezer dagen in de hoofdstad terug, nadat hij den overtocht had gemaakt met de „Lusitania", de nieuwe boot van de Cunardlijn. Zaterdag 19 October uit New-York vertrokken, was hij Donderdag 24 October aan de Iersche kust. De reis van Sandy Hook naar Daunts Rock werd gemaakt in 4 dagen, 22 uren, dat is 23.61 knoop per uur als gemiddelde snelheid. De oud-Amsterdammer was over de reis niet enthousiast. „Het mooie van de zeereis gaat er af", zeide hij. „Men voelt zich niet meer aan boord van een schip, maar in een groot hotel. Men wandelt door corridors, hals en zalen, grooter dan in de meeste hotels, men stijgt en daalt per electrische lift, vijf verdiepingen, zit voor open haarden, waarin houtblokken knetteren, telephoneert uit zijn hut met de heele wereld precies als in een groot hotel van den eersten rang. Op dagen met slecht weer, zooals wij ze troffen, merkt men van de zee niets. Alleen wat schommeling en scheeps- geluiden herinneren er aan, dat men drijft op den grooten oceaan tusschen twee werelddeelen. En aan den anderen kant merkt men van die twee werelddeelen te veel. Het zorge- looze rust-gevende gevoel, dat men vroeger op de zeereizen had, doordien geen bericht van land ons kon bereiken, is nu ook weg door de Marconi-telegrammen". Het is dezer dagen 100 jaar geleden dat het eerste stoomschip de wereld verbaasde. Niet onaardig is het, nog eens na te gaan hoe de snelheid in de jongste 50 jaren geleidelijk vermeerderde: In 1865 maakte de „Persia" een record door den overtocht van Engeland naar de Ver. Staten te doen in 9 dagen, 1 uur en 45 minuten. In 1866 bracht de „Scottia" het record op 8 dagen, 2 uur en 48 minuten. In 1869 maakte de „City of Brussels" de reis in 7 dagen, 22 uur en 3 minuten. Het duurde 11 jaren voor het record onder de 7 dagen werd gebracht. Dit deed de „Alaska" in 1882, toen zij in 6 dagen, 18 uur en 37 minuten overging. Zeven jaren later, in 1889, bracht de „City of Paris" het record op 5 dagen, 19 uur en 18 minuten. Achttien jaren zijn noodig geweest om van het 5-dagen-record op het 4-dagen- rccord te komen. Het moet de aandacht hebben getrokk .n, dat in onze dagen de vraag naar vrouwe lijke dienstbaren tot hulp in het huisgezin, in zoo sterke mate het aanbod overtreft. De opsporing van de oorzaak van of de verklaring van dit verschijnsel moge op het eerste oog een beuzelachtig werk schijnen, voor vele om dienstboden zuch tende huismoeders is zij misschien een openbaring van iets verborgens, voor het algemeen heeft zij waarde, als omdat zij wijst op een rotte plek in het maatschap pelijk leven in onze omgeving. Vroeger zag zelfs de welgezeten burger man, die met meer dochters was gezegend, dan hem ter assistentie van moeder de vrouw noodig waren, er volstrekt geen schande in om één of meerdere hunner bij nette lieden te laten dienen. Hij wist, dat zijn kind daar goed te eten zou hebben, dat ze daar onder goede tucht zou staan, dat ze een fatsoenlijke opvoeding zou krijgen, dat ze daar onder leiding van de juffrouw of mevrouw zou gevormd worden tot een degelijke, flinke huis houdster, die, wanneer ze later, niet al te vroeg, haar hand schonk aan een oppassend werkman, alle voorwaarden in zich ver- eenigde om dien man gelukkig te maken en haar gezin tot welstand te brengen. In alle huishoudelijke werkzaamheden goed onderlegd; gewend aan stiptheid en orde, aan zuinig beheer en overleg; goed gevoed, gezond en krachtig; goed in de kleeren, vaak met een welgevulden spaar pot, zoo trad ze den gehuwden staat in, en leverde het ware type van de degelijke Hollandsche huismoeder. En tegenwoordig? Hoe gaat het in den burgerstand? De dochters gaan niet dienen, tenminste niet als meid. O, foeimeid I Wie zou er aan denken Dat is veel te min. De meisjes, die op school blijken geven van goed te kunnen leeren, gaan voor de eene of andere be trekking studeeren; zij, die niet zoo vlug zijn of geen zin in 't leeren hebben, gaan een paar jaar op een naaischool of bij een modiste in de leer, om later in betrekking te gaan als modiste, winkeljuffer of naaister. Dan „dienen" ze niet, neen, maar dan zijn ze „in betrekking". Vat U het onderscheid Andere meisjes blijven bij hun ouders thuis, en verdeelen hun tijd tusschen niets doen en wandelen, ze zijn den moeders vaak tot last, en den vaders een bron van ergernis. Ze hebben het thuis zóó goed, zóó gemakkelijk, dat ze het lot van de gehuwde burgervrouw volstrekt niet be nijden, en hun eischen, hoofdzakelijk de financieele, aan een echtgenoot zóó hoog gaan stellen, dat de kans om te trouwen al zeer gering wordt. Ze gaan voornaam gekleed, ze vertoonen zich met hun ouders vaak op plaatsen van vermaak, ze wandelen zóó veel, ze hebben zich hier en daar reeds uitgelaten, dat ze een man moeten hebben, die minstens zooveel inkomen heeft, dat een burger jonkman, die een behoorlijk bestaan of matige vooruitzichten heeft, zich niet aan haar waagt. En zoodoende worden ze niet of niet meer gevraagd en worden ze oude vrijsters. En hoe is het in den arbeidersstand op het platteland leder, die eenigszins met het buitenleven bekend is, zal weten, dat sinds enkele jaren een ware „boerendienst- meiden-nood" heerscht. Hoewel het werk op de boerenhoeven veel verminderd is, sedert de boerinnen niet meer zelve karnen, komen tegen hooge loonen zelfs geen boerendienstmeiden zich aanbieden. Ook in de stad, waar vroeger veel meisjes van buiten gingen dienen, doet zich het gebrek aan dienstboden gevoelen. Hoe komt dat Waar blijven de meisjes van buiten Behoudens de enkelen, die, zooals 't heet, naar Holland, dat wil dan zeggen in de groote steden in Holland gaan dienen, omdat de loonen daar veel hooger zijn, dan hier in onze omgeving, behoudens die enkelen, die dan toch meestal reeds hier gediend hebben, gaan de dochters der boerenarbeiders of kleine bóeren niet meer dienen. De meisjes gaan reeds met haar veertiende jaar, als ze thuis gemist kunnen worden, naar het veld. De boer neemt graag vrouwvolk in zijn dienst, omdat ze goedkoopere werkkrachten zijn, en, laat ik er bij voegen, ook in den druksten tijd tot aanvulling noodig zijn. Die drukste tijd bepaalt zich evenwel tot slechts enkele weken, terwijl geheele scharen landelijke schoonen, van dat het werk uitkomt, tot na het rooien der suiker bieten mannenwerk verrichten op den akker. De meisjes gaan graag in 't veld, veel liever dan te gaan dienen. Ze spreken zulks openlijk uit, ze dwingen haar ouders er toe hun toestemming te geven om haar dienst te verlaten, teneinde naar het veld te gaan. Ze zijn vrijer, ze staan niet onder streng toezicht, ze kunnen onder elkaar gekken, ze mogen praten en losse praat uitslaan zooveel ze willen; ze zijn 's avonds vrij om rond te slenteren ze komen met jonge mannen in aanraking. Dit zijn de redenen, die bij haar gelden, maar die ze tegen haar ouders niet uit spreken. Voor haar ouders is het voor naamste motief, dat de meisjes veel geld thuis brengen I Hebben de ouders gelijk Zijn ze te zwak tegenover hun kinderen om zelve voor haar den besten weg te kiezen Of zijn ze ziende blind voor de gevaren, waaraan ze hun dochters bloot stellen, en gevoelen ze niet, dat ze zich- zelve het leven draaglijker zoeken te maken, ten koste van het toekomstig geluk hunner kinderen Ze hebben geen gelijkze doen hun kinders te kort, hetzij dan uit toegevendheid, hetzij uit bekrom penheid. Dienen de meisjes bij boer of burger, dan eten ze aan de tafel met de familie, ze hooren en zien vaak veel goeds en kunnen van hun meesteres veel leeren. 's Avonds zitten ze in de kamer met de vrouw te naaien of te stoppen. Ze zitten daar goed en wel bezorgd. Ze hebben een goede tafel en komen goed in de kleeren. Ze zijn niet blootgesteld aan ruwe bejege ning van jongens, en aan onbeschaafde taal en omgang. Ze krijgen in één woord een opvoeding tot de taak, die haar latar als huisvrouw wacht. En als ze „in t veld gaan", wat dan Worden ze daar ook opgevoed tot ;huisvrouw Lijdt haar lichaam daar niet vaak onder het ruwe weder Wordt haar ziel daar niet geschaad onder den ruwen omgang met opgeschoten knapen Zijn ze 's winters, als ze weer thuis ten laste harer ouders komen, niet ontwend aan huiselijkheid, orde, regelmaat en tucht Slijten ze niet veel aan schoeisel en kleeding Leeren ze koken, naaien en zooveel, dat een huisvrouw moet kennen Neen, ik zou niet weten, hoe en wanneer? Trouwen zulke meisjes, en dat doen ze dikwijls te vroeg, dan jagen ze met haar kostelijk eten, en met haar netheid den man de deur uit, en met haar zuinigheid en overleg? maken ze hem arm. Mochten deze regelen bijdragen om de oogen der ouders te openen, dan bereikte ik tweeërlei doelle wisten de huisvrouwen, hoe het komt, dat ze zoo moeilijk een meid kunen krijgen en 2e zou de opvoeding der meisjes ten plattelande verbeterd worden. M. N.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1907 | | pagina 5