Zaterdag 16 Maart 1907. Tweede Blad. NIEUWSTIJDINGEN. ZIËHIKZEESUHE (Z i e r i Is. z e e s c li e NIEUWSBODE. Courant). Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is 1,30, franco per post 1,60. Voor het buitenland, verzending eens per week, 10,per jaar bij vooruitbetaling. 63ste JAARGANG. - No. 8437. Directeur: A. J. DE LOOZE. Uitgever-Redacteur: A. FrMnkel. Redacteur: J. Waale, alleen voor het binnen- en buitenlandsch nieuws. Advertentiënvan 1—3 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags-, Woensdags- en Vrijdags-middags 2 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar olaatsruimte berekend. Alle betalingen moeten uitsluitend geschieden ten kantore van A. J. DE LOOZE, Hoek Schuithaven, Zierikzee. Ingezonden stukken en berichten van correspondenten te adresseeren aan A. FRANKEL, Oude Haven D 493, Zierikzee. JAPAN. De Japanners zitten er niet stil bij en weten gebruik te maken van de door hen in den Russisch-Japanschen oorlog ^be haalde voordeelen. Zoo is na het vredes- tractaat van Portsmouth het aantal inwoners van het eiland Sachalin gestegen tot 15000. Te Korsakowsk telt men meer dan zeshonderd hulzen, een school en een inrichting voor voortgezet onderwijs, een post- en telegraafkantoor. Het zuiden van Sachalin staat nog onder militair gezag, maar reeds wordt een burgerlijk bewind voorbereid. Uit de visscherij heeft de regeering 't eerste jaar reeds 542,335 yen voordeel getrokken. TURKIJE. De Turksche militairen te Saloniki, officieren en manschappen gelijkelijk, zijn vertoornd over het uitblijven der soldij en dat te meer nu de buitenlandsche officieren van de gendarmerie wel geregeld worden betaald. De officieren dreigen thans met een nederleggen van de wapenen als zij niet minstens de soldij van 2 achterstallige maanden uitbetaald krijgen. ZWITSERLAND. Een redacteur van den Bund, dezer dagen reizende met de Simplon-expres, ontdekte dat in de toch geheel nieuwe rijtuigen waaruit de trein was samenge steld, de aschbakjes en de koperen sloten van de deuren, die de compartementen onderling verbinden, afwezig waren. Hij vroeg opheldering aan den conducteur en deze vertelde hem, dat de rijtuigen van dezen expres gedurende het verblijf op ltaliaansch gebied steeds worden leegge plunderd, de koperen sloten, de matten op den bodem der coupés, reclameplaten, alles verdween in italiaansche zakken. Eenige dagen geleden is te Zurich een troep Singhaleezen (inboorlingen van Ceylon) aangekomen. De troep, 12 man sterk, die zich onder leiding van een impresario in verschillende Europeesche steden zou laten kijken, zou verleden Woensdag doorreizen naar Mtinchen. Maar aan het station heeft de impresario hen in den steek gelaten. Daar stonden de arme geelbruine menschen, zonder geld en zonder zich verstaanbaar te kunnen maken; ze kennen namelijk geen enkele Europeesche taal. De politie heeft hun voorloopig onderdak bezorgd. Aardappelen zonder Stalmest. Onlangs zei me Peer Verstraten, dat hij er dit jaar op gerekend had, veel aard appels te zetten. Vooreerst omdat hij er heel wat aan de fabriek wou leveren, die verleden jaar een goeden prijs betaald heeft en verder wou hij niet afwijken van zijn oude gewoonte om eenige bunders voor de consumptie te verbouwen. „Aard appelen geven gewoonlijk toch nog al een goede pacht", zei Peer, „en ik kan er nog al gemakkelijk afkomen. Ik was dus van plan veel aardappels te zetten, maar het beroerde van 't geval is, dat ik geen mest heb tenminste geen stalmest genoeg. Ik wou wat suikerbieten zaaien en een paar gemet jaapjes: ik denk, dat ik daar al mijn stalmest voor noodig heb. Daar zit ik nu wel een beetje mee verlegen, want aard appels zonder stalmest, dat gaat toch niet". „Peer", antwoordde ik hem, „aardappels zonder stalmest gaat wèl. Ik zal niet zeggen, dat het niet goed is, nu en dan eens stalmest aan de aardappels te geven of liever, dat het niet goed is, aardappels te zetten op het land, dat het vorige jaar pas, of een paar jaar geleden de stalmest- kar gezien heeft, want ja zeker, aardappels houden wel van een humusrijken, zwarten, warmen bodem, maar dat het niet gaan zou, aardappels zonder stalmest te zetten, wel, man, 't is te gek om los te loopen. Ge kunt jaren achtereen aardappels ver bouwen zonder stalmest, als ge er maar wat anders voor in de plaats geeft. Kijk eens hier. En onthoud het goed. Onder Alle land- en tuinbouwgewassen, is er geen enkel, die zulke enorme hoe veelheden Kali uit den grond haalt als de aardappel. Daarvan staat men gewoon weg, verbaasd. Zoowel op klei- als zandgronden is de aardappelboer daarom genoodzaakt aan die behoefte van de aardappels te voldoen. Vandaar, dat ge tegenwoordig overal aardappels ziet bemesten met kali. Men geeft in Februari of Maart per Hectare ongeveer 600 K.G. patentkali, dat is per gemet ongeveer 250 K.G. Honderden en nog eens honderden proeven hebben be wezen, dat patentkali de alleronontbeer- lijkste bemesting is voor aardappels. Verder geeft ge ammoniak-super, óf super en wat chili, óf zeer vroeg in den winter thomas- slakkenmeel en zwavelzure ammoniak, óf in 't voorjaar Peru-Guano; maar hóe ge het ook aanlegt, wélken kunstmest ge ook geeft, ik houd het voor uitgemaakt, dat Patentkali het voornaamste is. En, weet ge waarom? Omdat op verschillende gronden door het vele aardappelen, bieten, knol- en koolrapen, mangelwortelen-ver- bóuwen de Kali ontbreekt. Ik behoef je zeker niet op proeven te wijzen met gunstige uitslagen. Ge krijgt in den laatsten tijd boekjes genoeg, waarin tal van proeven met gunstige resultaten van Kali op aard appelen beschreven staan. Gij hebt die dus maar voor 't grijpen. Er gaat echter niets boven eigen ondervinding en eigen waar neming. Daarom moet gij zelf Patent kali op uwe aardappels probeeren. Zaai het zout in het begin van Maart op uw akker. Vooral nu ge zoo weinig stalmest hebt, zijt ge in de gelegenheid de proef te doen. Ge behoeft dus niet meer bang te zijn, dat ge geen aardappelen kunt zetten zonder stalmestet is nug Patent- kali te krijgen". De ramp van de Harwichboot. De redders te Londen. Reeds lang vóór den aanvang der matinée op jl. Donderdag verdrongen zich menschen tot de ingangen van de „Palace" om toe gelaten te worden. De heeren Sperling en Jansen, vergezeld van den heer Dirkzwager en een tolk, die hen vergezelden, traden even vóór den aanvang der voorstelling, bijna onopgemerkt een voor hen bestemde loge ter zijde van het orkest binnen en namen daar plaats. Beide mannen droegen de Oranje-Nassau- orde, Jansen tevens de talrijke reddings medailles, waarop zij roem mogen dragen. De meeste menschen in den schouwburg hadden hen in den aanvang niet eens zien zitten; slechts zij, die in de stalles zaten, bemerkten langzamerhand, dat die beide gedecoreerde mannen, die daar zoo kalm zaten, degenen waren die de laatste paar weken de helden der wereld zijn. Precies om twee uur rees het doek en nam de voorstelling een aanvang. Aan de samenstelling van het programma was alle zorg besteed; het bevatte niet minder dan 25 der beste nummers en be halve de beste artisten van de „Palace" verleenden een aantal „sterren" van de groote music-halls te Londen belangloos hun medewerking. De programma's waren keurig uitgevoerd en waren afgewisseld door een aantal photo's op de ramp van de „Berlin" betrekking hebbende. Vóór den aanvang der voor stelling hadden Jansen en Sperling hun handteekening op enkele der programma's gezet; deze waren in een oogenblik voor een pond het stuk onder de toeschouwers verkocht. In de pauze der voorstelling werd een met groen trijp bekleede plank gelegd van het tooneel over het orkest heen tot de loge waar de mannen zaten, en toen trad de Mayor van Harwich, die in één der bovenloges met zijn familie de voorstelling had bijgewoond, op het tooneel en vroeg een oogenblik aandacht. Hij meende als Mayor der zwaar be proefde stad eenige woorden te mogen spreken, allereerst om dank te brengen aan allen die deze voorstelling bijwoonden; aan de directie, die haar voorbereidde; aan alle artisten, die hun medewerking verleenden. Toen deelde hij mede een telegram te hebben ontvangen van Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden, die haar sympathie voor deze voorstelling betuigde en nog pst. 25 zond voor het doel, waarvoor men hier bijeen was. Daverende toejuichingen volgden op deze woorden. De Mayor kon verde; zeggen, dat men thans bijeen had pst. 5000 voor de nage laten betrekkingen der bemanning van de „Berlin" en dat deze voorstelling dat bedrag zeker met pst. 500 zou verhoogen. „En dan", vervolgde spreker, „hebben wij hier twee der inamen van de be manning der reddingsbooten, die zooveel heldenmoed toonden. Ik bedoel kapitein Sperling (oorverdoovende hoera's en ge juich) en kapitein Jansen (wederom ver vaarlijk gejuich). Tot onze spijt kon de derde, kapitein Berkhout, door lichte ongesteldheid niet komen (teekenen van teleurstelling). Deze heeren willen uit be scheidenheid niet op het tooneel komen Er ontstond uit de zaal bijna iedereen stond nu overeind nu vervaarlijk ge roep, vooral van de gaanderijen, van„Op het tooneel! Op het tooneel!" maar de beide redders bleven kalm in hun loge zitten en gaven duidelijk te kennen, dat zij niet van plan waren op het tooneel te komen. Toen eindelijk weer stilte was ontstaan, vervolgde de Mayor: „Ik mag de eer hebben dezen beide edelen mannen aan te bieden een gouden medaille, die de directie van de „Palace" voor hen liet vervaardigen en ik zal hun die geven en er ook één aan toevoegen die voor Berkhout is bestemd". De Mayor ging nu over de plank tot de loge en overhandigde den heeren Sperling en Jansen de medailles en toen begon het gesenreeuw en gejuicu eer van voor af aan. Tusschen het hoera-geroep hoorde men steeds weer: „Op het tooneel! Op het tooneel 1", waartusschen het geroep van eenige Hollanders van „Neen, neen!" Eindelijk kon de Mayor zich weer ver staanbaar maken en zeggen „Waar de heeren niet op het tooneel willen komen, mogen wij niet aandringen hun zenuwen zijn te veel overspannen, stemt liever met mij in met drie daverende hoera's voor hen". Hieraan werd voldaan en spontaan voegde het publiek er nog drie aan toe, waarvoor de redders met eenvoudige handbeweging dankten. Het orkest speelde daarna het „Wilhel mus", door allen staande aangehoord en daarna daverend toegejuicht en toen kon de voorstelling voortgang hebben. Er volgden nog enkele nummers en tot slot de biograaf, die tafereelen toonde van den Hoek-van-Holland uit de droeve dagen, die achter ons liggen, is het wonder dat Sperling en Jansen die lichtbeelden, staande in hun loge, met groote aandacht volgden Toen de beeltenis van prins Hendrik op het doek verscheen, daverde het in den schouwburg van groot gejuich. Daarmede was de goed-geslaagde voor stelling, die gelukkig niet overdreven was geweest en ook was bijgewoond door Haar Majesteits gezant, Baron Gericke van Herwijnen, en den legatieraad mr. Van Royen, geëindigd. Het was toen reeds bij zessen geworden. Met den heer Dirkzwager reden de beide mannen daarna nog naar Mansion House, daar de Lord Mayor het verlangen had te kennen gegeven hen te ontvangen en ver volgens zouden zij naar de „Hollandsche club" komen. De kinderkazerne wan Regout. Onder dezen titel geeft Het Volk een uitvoerig verslag, met teekeningen, van een bezoek aan Maastricht, naar aanleiding van de, op het Landelijk Congres voor den wettelijken tien-uren-dag, over de vrijheidsbeneming aan de glasblazersleer lingen der fabriek de „Sphinx" aldaar gedane mededeelingen. Voorop stelt de verslaggever dat de tegen de directie van de „Sphinx" uitge brachte aanklacht alleen die vrijheids beperking gold en over de behandeling der jongens in het kosthuis noch ten goede noch ten kwade een enkel woord is gerept. Na eenige mededeelingen omtrent hetgeen hij van glasblazers omtrent het kosthuis vernam, verhaalt de verslaggever zijn onder houd met den heer Pierre Regout, dien hij èn zijn kwaliteit èn het doel van zijn komst noemde. De heer Regout verklaarde zich volkomen bereid alle mogelijke inlichtingen te ver schaffen. Wij stippen uit het onderhoud, dat daarop volgde, het een en ander aan. De heer Regout zeide dat hij in Frankrijk geen enkele glasblazerij kent die er geen jongenskosthuizen op nahoudt. In de groote meerderheid der glasblazerijen in andere landen worden die ook gehouden. Dat is noodig, want voor de glasblazerijen zijn in den regel weinig jongens te krijgen. In Maastricht willen ze wel in de andere afdeelingen der fabriek werken en in andere industriën, maar voor de glasfabriek krijgt men ze niet. Jaren geleden is de firma daarom met een jongenskosthuis begonnen, waarvoor jongens verkregen worden uit Hasselt, St.-Truijen, Hoboken, Antwerpen, Brussel, Gent, Lokeren, Leuven, Lanaeken en zelfs uit de Walenprovincies een tweetal. Die kinderen worden den heer Regout door de ouders toevertrouwd. Er is beloofd dat goed voor hen zal worden gezorgd en dat gebeurt. De kinderen hebben goede ligging, beter dan menigeen thuis; ze krijgen vijf malen per dag eten en kunnen zooveel eten ajs zij willen. 's Morgens om zes uur krijgen ze brood met koffie en om twaalf uur middageten. Daarna werken ze van 1.10 uur tot 6.10 uur, na intusschen te half vierjweer koffie met brood te hebben gehad en 's avonds soep en brood met vleesch of iets anders er op n=n wordt voor hun ontspanning gezorgd. Zij blijven echter steeds onder toezicht van den geestelijke, aan wien de leiding van het gesticht is toevertrouwd. Wat den tunnel betreft, daaromtrent werd het volgende medegedeeld. Naast de fabriek in de Boschstraat staat de fabriek,' door den grootvader van den heer Regout in 1834 gebouwd. Dat gebouw is afgekeurd en daarom moesten nieuwe fabrieks gebouwen gezet worden, wat gebeurd is aan de overzijde der straat. Wanneer nu het glaswerk over de Bosch straat van de eene fabriek in de andere wordt gebracht, is er in de eerste plaats groote kans voor het breken van het goed. Bovendien wordt dat nog al veel gestolen en eindelijk is er de misère van den sneeuwval. Om al die bezwaren terzijde te stellen is de tunnel tusschen beide fabrieken ge bouwd en de kosten ervan hebben f 12.000 bedragen. De jongens gaan er 's morgens uit het kosthuis door. De verslaggever ging er ook door en erkent dat het loopen door de half donkere gang van enkele tientallen meters niets vreeselijks had, als men dien tocht niet maakte onder het bewustzijn dat daardoor een flink deel van de persoonlijke vrijheid werd ingeboet. Verder werd het kosthuis bezocht, alles zag er zindelijk uit; de inrichting is militairement; er is ook een ontspannings zaal, die echter een soberen indruk maakt. Het vertrek is, zooals trouwens de geheele inrichting van het kosthuis, te prozaïsch voor het kinderlijk gemoed van jongens van 12 tot 16 jaar, die er hun tehuis moeten vinden. Ook werd een kijkje genomen in de concertzaal van de „Sphinx", een pracht- lokaal. De redacteur van Het Volk zag de jongens aan het middagmaal, dat uitstekend was. Hij komt dan ook tot de conclusie: de verzorging in het kosthuis is goed, maar de vrijheidsbeperking blijft over. De verslaggever zegt zelf te moeten be kennen zoo vrijpostig te zijn opgetreden, dat de grenzen werden bereikt. Maar de heer Regout liet het hem aan geen enkele inlichting ontbreken. „Hij is er in geslaagd", concludeert hij, „dat zij hier onomwonden erkend, aan te toonen, dat de jongens het in zijne in richting stoffelijk goed hebben. Doch de fundamenleele grief vande vrijheidsbeneming van de knapen, ter wille zijner industrie, is gebleven". Reisindrukken. (Van onzen stadgenoot P.) Salerno-Brindisi-Corfu. 't Is ongeveer acht uur in den morgen. Ratelend vliegt het kleine wagentje met me over lollige pleintjes, door nauwe straatjes, tot we eindei:jk de ellenlange boulevardachtige straat aer buitenwijk be reiken. Glunderend loopt de bijna in elkaar vallende knol te knikkebollen, zeker na denkend over zijn vroeg vrachtje, dat hij direct aan het station zal afschepen, wat dan ook spoedig gebeurde. Ik holde de trappen op, want veel tijd was er niet; een slechte gewoonte trouwens van me om altijd even laat aan een trein te komen maar in Italië kom je steeds nog vroeg genoeg. Een groot aantal reizigers, voor namelijk Italianen, drentelen kalm op en neer, terwijl een bewegelijke Franschman stond te stampvoeten van nijd, dat de trein niet kwam. Eindelijk, ongeveer een kwar tier daarna, zien we hem\ van uit het gebergte komen en langzaam, statig stoomt hij binnen. In dien tusschentijd had de Franschman al zesmaal pardon moeten roepen, daar hij al die keeren in zijn over- grooten haast tegen menschen aanbonsde. 't Zal tegen negenen geweest zijn, toen ik 't kalme Salerno uitstoomde in de rich ting van Eboli. Rechts gluurt de eentonige kale vlakte, waar de reuzen, ruïne tempel bouw van het oude Paestum heel vaag opdoemt. Het zijn die sombere heiligdom men, die vergeten door de wereld daar blijven staan in al hun grootschheid van vroeger. Grijze luchten trokken over deze vlakten, en maakten de somberheid nog rtroofgeestiger. Lang zie je de golf nog. die dc branding van dc Middollandochc zee opneemt. Ze wordt waziger voor het oog, als je meer en meer 't bergland inrijdt. Na Eboli begint 't spookachtige gebergte der uitloopers van Calabrië. Telkens diepe dalen en ravijnen, omzoomd door hooge bergtoppen, waar hier en daar een kaal klooster of afgebrokkelde burcht-ruïne je toegrijnst. Nu eens over uitgedroogde rivie ren, wier geel zand en kiezel droevig den loop aangeven, waar soms water vloeit, dan weer door tunnels in 't donker voort jagende met de verpestende benauwde lucht rondom je. Het is 't land der vroegere roover-romans, waar men Rinaldini's liet wonen, en diligences in afgronden liet storten, waar in kilkoude nachten wee- geschreeuw en dof gehuil rommelden uit diepe kloven of van de hooge burchten die dan door spoken worden bewoond, welke alleen zichtbaar zijn, als 't heel in de verte 's nachts twaalf uur slaat. Zoo zie je er nog werkelijk 't type rondloopen van den roover, maar thans zijn 't goeie landslui, oliedom, met barsche gezichten, wier kleuren gebruind door de felle zon van dit heerlijke land, die echte charme geven aan 't volk. De puntmuts op 't hoofd net als heusche roovers der kinderboekjes; met korte gitzwarte baarden en in schilder achtige bonte kleeding. In hun gordel steeds een mes hebbend, of zooals de Albaneezen, pistolen daar in dragend. Maar ze geven meestal geen vrouwen afgebeeld in die boekjes, want dan zouden ze te mooi worden. Werkelijk is het een lust een oogenblik stil te staan voor een klein station Potenza, en daar het schilder achtige „ewig weibliche" te zien. Weer gaat het verder naar het Zuid- Oosten. Het is ongeveer tijd geworden om het geïmproviseerde middagmaal te gebruiken. De één voor den anderen begint dan ook te rommelen in zijn bagage, en ook ik haal mijn voorraad te voorschijn. Op 't laatste station werd natuurlijk de gebruikelijke fiasco wijn gekocht, een paar arancia (sinaasappelen) en eenige gele nespoli (onze mispels, doch versch) welke beide laatste soorten voor dessert zouden dienen. Een Italiaan gebruikt veelal zijn wijn nu eenmaal niet in een miserabel klein glaasje zonder voet, doch zet liever de langen glazen buis, waarin deze kleine fiasco eindigt, aan zijn mond. 's Lands wijs, 's lands eer en vooral natuurlijk op 't land zelve. Tegen half drie waren we aan 't oude Metapontum, dat weinig meer over heeft uit den tijd, dat het den overbekenden Pythagoras binnen zijn muren had. Kort daarop naderen we de kust, waar

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1907 | | pagina 5