Zaterdag 9 Februari 1907. Tweede Blad. (Z i e r i li z e e s c li e O o xx ran t). NIEUWSTIJDINGEN. zierikzeësc1ië nieuwsbode. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is 1,30, franco per post 1,60. Voor het buitenland, verzending eens per week, 10,— per jaar bij vooruitbetaling. 63ste JAARGANG. No. 8422. Directeur: A. J. QE LOOZE. Uitgever-Redacteur: A. FRaNKEL. Redacteur: J. Waale, alleen voor het binnen- en buitenlandsch nieuws. Advertentiënvan 1—3 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags-, Woensdags- en Vrijdags-middags 2 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Alle betalingen moeten uitsluitend geschieden ten kantore van A. J. DE LOOZE, Hoek SchuithavenZierikzee. Ingezonden stukken en berichten van correspondenten te adresseeren aan A. FRANKELOude Haven D 493, Zierikzee. INDIË. In een Semarangsche correspondentie Ivan de Java-Bode wordt op het toenemend aantal Europeesche meisjes, die in Sema- rang bij Chineezen en inlanders als concu- oines dienst doen, als op een teeken des Stijds, tot aanduiding van armoede en ver- larming, gewezen. Ik geloof niet zoo wordt daar ge schreven dat een Europeesch meisje bepaald voor haar genoegen de bijzit van een Chinees wordt, 't zij dan ook, dat ■IChineezen over 't geheel niet kwaad voor hun vrouwen zijn. Schande, schande voor zoo'n meisje! Zeker, dit weten we allemaal en zucht naar opschik en luiheid zijn vaak in 't spel, nlaar 't is toch ook wel soms de nood, die een meisje naar een verwerpelijk redmiddel doet grijpen. Voor het Indo- Europeesche meisje, dat geen gelegenheid had veel te leeren, onvoldoende Hollandsch spreekt en in een inlandsche omgeving werd grootgebracht, is het moeilijk 'n em plooi en voldoend levensonderhoud te vinden. Wat doet men in Indië ten opzichte van 't vakonderwijs? Niets haast. De positie van het Indische meisje hangt af van die van den Indischen jongen en waar de mindere Indo-Europeaan zoo langzamerhand in 't gedrang raakt en zich door den inlander 't brood uit den mond ziet genomen worden, wordt de toekomst van 't Indische meisje er niet beter op. De Indische philanthropic kan weinig ioen en de staat doet te dien opzichte ïeelemaal niets. In de Locomotief heeft in ernst zelfs ieze advertentie gestaan: Gevraagd. Een jong ontwikkeld Chinees vraagt EEN JONGE EUROPEESCHE DAME, Jie eenigszins Chineesch spreekt, ter be stiering van een huis. Brieven liefst met portret onder nummer lezer, bureau Locomotief. Onder het opschrift: „In de Boei. (Een ndologische studie"), deelt het N. v. d. D. voor N.-J. het volgende mede over oestanden bij het politiewezen in Indië. Oeng, een koeliewerver, zat te Batavia in de Boei, de gevangenis. Maar theore- isch slechts! Door een gulden per dag aan één van de beambten te geven kon lij vrij gaan, als hij maar op het appèl present was. De beambte reed ondertusschen n Oeng's karretje rond. De redactie heeft Je zaak onderzocht, zij bevond niet alleen dit geval ten volle waar, maar vernam ook dat het één uit vele is. Wie geld heeft stelt een tijdelijk plaatsvervanger om te gaan zitten of zit heelemaal niet. Zij wees er den betrokken assistent-resident op, die van niets af wist, maar de waarheid van het geval nu constateerde en erkende. ZUID-AFRIKA. Gedurende het jaar 1906 waren er op een paar na 500 boedels in de Transvaal nsolvent verklaard. De pieeste insolventies waren te Johannesburg en Pretoria. Ge- ukkig waren er maar enkele eigenlijke joeren onder. AMERIKA. Nathaniël Moore, zoon van James L. Moore, die behoort tot de groote Ameri- kaansche spoorweg-magnaten, werd dezer dagen meerderjarig. Daardoor kwam hij n 't bezit van een erfenis van bijna 2 nillioen gulden. Het jongemensch vierdedeze groote gebeurtenis door het geven van een eest, waaraan werd deelgenomen door 4 zijner vrienden en 15 dames uit tooneel- ■cringen. De jongeheer Moore, die blijkbaar nog liet doordrongen is van de waarheid, dat t bezit van' geld groote verantwoordelijk- leid en zelfbeheersching behoort op te eggen, betaalde voor dit partijtje f 48,000. SPANJE. Te Madrid vroor het Zondag zeer hard, üi te Murcia is sneeuw gevallen, wat daar nog nooit eerder schijnt te zijn voor gekomen. RUSLAND. Alle gevangenissen en forten te War schau zijn zoo overvol met gevangenen, waarvan er tallooze al maanden zonder zelfs in verhoor te zijn geweest, zitten opgesloten, dat de gouverneur-generaal het noodig heeft geoordeeld wat lucht te maken. Hij heeft daartoe een comité samengesteld uit vertegenwoordigers van de magistratuur, het leger en de politie, die de schuld der gevangenen moet nagaan en hen, die in „overmaat van ijver" zijn aangehouden, in vrijheid stellen. Daar zit toch, alles wel beschouwd, iets goed hartigs zelfs in de Russische gouverneurs- generaal en andere hooggeplaatste ver tegenwoordigers van den Tsaar. FRANKRIJK. De Parijsche correspondent van de N. R. Ct. schrijft: Het was tusschen 1750 en 1760, den juisten datum kan ik niet vinden, dat de dauphin, zoon van Lodewijk XV, op de jacht een ongelukkig schot loste. De derde Fransche republiek betaalt in den jare 1907 nog 6000 franken per jaar voor dat schot! De dauphin had op de jacht den heer Yves de la Boissière de Chambors doodgeschoten. De koning had den len Maart 1757 aan de weduwe een jaarlijksch pensioen van 6000 pond toegestaan, dat over zou gaan op den zoon en de na komelingen. Dit pensioen werd, bij uit zondering, gehandhaafd door de wet van 322 Augustus 1790. En het bleef steeds gehandhaafd en uitbetaald door alle op volgende regeeringen, de derde republiek in cluis. In 1903 had niettemin de regeering een ongeduldig begeerig gebaar gemaakt. Er waren op dat oogenblik twee personen, die van het pensioen profiteerden. De heer De Saint-Aldegonde (naam die ons belang inboezemt) en mevrouw Champagne- Bouzey, genoten ieder 3000 franken. De heer De Saint-Aldegonde overleed in 1903. Mevrouw De Champagne-Bouzey verlangde, dat het aandeel van den overledene haar toe zou komen. Maar de regeering betwistte dezen overgang en wilde haar slechts 3000 franken blijven uitkeeren. Mevrouw De Champagne-Bouzey ging recht zoeken voor den raad van state. En dit hooge staatslichaam heeft haar gelijk gegeven. Mevrouw De Champagne-Bouzey zal dus jaarlijks 6000 franken krijgen. Wie durft nog volhouden, dat het moderne Frankrijk geen oude tradities, geen oude rechten meer erkent? Het betaalt nog jaarlijks schade vergoeding voor de onvoorzichtigheden, dertig jaren vóór de groote Fransche revolutie door een Bourbonschen prins op een jachtpartij begaan. DUITSCHLAND. Op verzoek van eenige juweliers werd te Berlijn een Italiaansche graaf opgepakt en voor den rechter van instructie gebracht. Graaf Giuseppe L., die de dochter van een bekende familie tot vrouw heeft, woonde met deze, een kindje, een voedster, een juffrouw en bedienden, sedert Novem ber 1.1. in een voornaam hotel in het Westen, even voornaam en op denzelfden grooten voet als vroeger in Italië. Twee tot drie automobielen stonden hem ter beschikking. De wijze echter, waarop meneer de graaf zich de middelen tot zulk een levens wijze verschafte, was even listig als bedenkelijk. Hij betaalde alles, wat hij kocht met chèques op de Société Générale te Parijs, en een ieder meende, dat hij daar een groot vermogen had zitten. Men betaalde hem daarom gaarne nog baar uit, wat er, na aftrek van de koopsom, restte van het chèque-bedrag. In een groot kleedermagazijn, waar hij voor eenige4 duizenden mark kocht, ontving hij, behalve de kleeren, bovendien 400 Mark, in een juwelierszaak 800 mark. Bij één der grootste juweliers te Berlijn kocht de graaf voor 40,000 mark aan brillanten. Eenige dagen later wilde hij van één der eerste firma's daar ter stede 'n kostbare automobiel koopen ook met een chèque om daarmede naar Monte Carlo te vertrekken. Intusschefi kwamen echter inlichtingen omtrent het heerschap. De chèque waardeloos, de juweelen, op 1 December gekocht, den 5den December verpand Deze ontdekkingen hadden de gevangen neming van den graaf tengevolge. Een Parijsch juwelier, die maar eventjes 80,000 mark van den graaf te vorderen heeft, is zoo-juist te Berlfjjp aangekomen. NEDERLAND. 's-Gravenhage, 7 Febr. Men d^elt mede, dat er geen gelegenheid meer is om toegang tot de tribune der Eerste Kamer te krijgen, wanneer de Begrooting van Oorlog aan de orde is, daar reeds over de weinige beschikbare plaatsen op de tribune beschikt is. Een wetsontwerp is bij de Tweede Kamer ingediend tot aanvulling en ver hooging van het le hoofdstuk der Staats- begrooting 1907, tot stichting van nieuwe gebouwen, dienende tot stallen, koetshuis, woningen voor den onderstalmeester en het intern stalpersoneel c.a. op het Konink lijk zomerverblijf Het Loo (f233.750). In de Memorie van Toelichting merkt de Minister van Financiën op, dat weliswaar de Grondwet beperkt de kosten van onder houd der zomer- en winterverblijven tot een maximum van f 50.000 's jaars, doch het in gereedheid brengen van noodzakelijk gebleken geheel nieuwe inrichtingen niet kan beschouwd worden als onderhoud, gelijk blijkens het Voorloopig Verslag op het wetsontwerp 1906 vrij algemeen als juist werd erkend. De Minister kan met het plan der com missie voor den bouw in zijn geheel medegaan, wijl het naar zijn stellige over tuiging voldoet aan de billijke eischen voor een ongetwijfeld noodzakelijke ver nieuwing van de in bijna alle opzichten zeer ondeugdelijke inrichtingen op Het Loo, die thans tot verblijf, stalling en berging dienst doen en wijl bovendien dit plan in zijn eindcijfer ad f 425.000 bij ver gelijking met het vroegere een besparing geeft van f 200.000. De uitvoering van dit plan zal zijn te verdeelen over drie jaren, zoodanig dat 11/20 der kosten komen ten laste van het loopende jaar, 6'20 ten laste van het dienstjaar 1908 en 3/20 ten laste van den dienst 1909. Te zijner tijd zal een beslissing moeten worden genomen over de bestemming van den paleisvleugel, waarin thans de stal inrichting ten deele is ondergebracht. Visscher ij- Berichten. Onze mededeelingen over verschillende vischsoorten zetten wij voortthans Iets over den Zalm. Naar bekend is, wordt de zalm gerekend te behooren tot de zeevisschen, maar toch is hij meer te beschouwen als een trek- visch. De zalm, salmo salar, trekt ge woonlijk in het voorjaar uit zee de rivieren binnen, en zwemt ver stroomopwaarts, waar, soms diep in 't land, de kuit wordt geschoten. 'Bij die gelegenheid wordt op verschillende punten langs de rivieren druk jacht gemaakt op den kostbaren visch. Soms wordt aan pacht, recht gevende tot het visschen naar zalm, heel wat geld besteed. De zalm is van lichaamsbouw nagenoeg gelijk aan den zeebaars, doch hij heeft kleinere schubben en een donkerder ge kleurde zilverachtige huid. Het vleesch van den zalm is roseachtig van kleur en gewoonlijk zeer vet. Door elkaar wegen de zalmen 5 a 6 K.G., doch visschen van 12 a 15 K.G. zijn volstrekt geen zeldzaamheden. - De zalm wordt duur verkocht en zoowel in gekookten, gerookten als in ingeinaakten staat gegeten. Op de Salmon's eilanden is deze visch nochtans tegen een betrekkelijk geringen prijs te verkrijgen. Niet alleen de mensch houdt veel van het vleesch der zalmen, doch in zee leven vele liefhebbers van 't vette hapje en vooral de bruinvisschen maken er ijverig jacht op. Heeft de vervolging nabij het strand plaats, dan gebeurt 't, dat de in 't nauw gedreven zalm door de golfjes op 't strand wordt gespoeld, en niet weer in vlot water kan komen. Vóór hij dan nog dood is, ver gasten er zich vaak reeds de meeuwen aan, die echter niet 't neusje van den zalm begeeren, doch zich voorloopig met de oogen tevreden stellen. Gewoonlijk echter worden de meeuwen door de menschen van hun prooi ver jaagd, die zich gretig van het buitenkansje meester maken. In zee worden betrekkelijk weinig zalmen gevangen, doch in de fuiken en haring netten langs de zeegaten worden meer malen zalmen verschalkt. Door de Regeering is aan de Tweede Kamer ingezonden een Nota van Inlichtingen op het advies van P. F. Wijne en 23 andere visschers te Philippine, ter zake van het nemen van maatregelen in het belang der mosselvisscherij. In deze Nota geeft de Regeering uit voerige inlichtingen omtrent twee in bedoeld adres behandelde punten: a. de verhooging der retributie voor concessie van mosselbanken in de Wester-Schelde en den Brakman bij de op 17 December 1905 gehouden verloting voor de jaren 1905 tot en met 1910; en b. het verjagen van de visschers die mosselzaad wenschen te halen van de zeewerken langs de Nederlandsche kusten. Wat de eerste klacht, gericht tegen het stelsel van verloting, aangaat, merkt de Regeering op dat het zeker verkieslijk ware, dat de mosselbanken in de Wester- Schelde en aanliggende wateren publiek konden worden verpacht, maar dit laat het tractaat met België van 1839 niet toe en het is tot nog toe niet gelukt daarin verandering te brengen. Zoolang het niet gelukt het Belgisch Gouvernement op dit punt tot het dezerzijdsche inzicht te brengen, waartoe tegen het einde van het thans loopende concessie-tijdvak (31 Dec. 1910) opnieuw pogingen zouden kunnen worden gedaan, is geen ander stelsel mogelijk dan dat van verloting. Het voornaamste nadeel van dit stelsel is dat, daar alle ingezetenen der beide landen gelijkelijk tot deelneming gerechtigd zijn, een groot aantal personen aan de loting deelnemen, die met de visscherij niets te maken hebben en ook geen mosselvisscherij wenschen te gaan uit oefenen, doch alleen medetrekken, teneinde de kans te hebben de hun toevallende concessie voor een perceel tegen eene premie van de hand te doen. Daarom is de Regeering bij de voor bereiding der verloting van 1905 te rade gewqfden de verbruikswaarde, welke natuurlijk naar den aard der perceelen uiteenloopt, zoo nauwkeurig mogelijk te doen schatten en op grond van die schatting het bedrag der retributie vast te stellen. Ook deze nadere regeling der retributie heeft de niet-belanghebbenden niet van deelneming aan de loting weerhouden. Dat de retributies voor het genot der perceelen niet te hoog gesteld zijn, blijkt zegt de Regeering voldoende uit het feit, dat ook nu weder hooge bedragen voor overneming zijn besteed. Omtrent den wensch „dat de Neder landsche kusten zullen opengesteld worden tot het afhalen van mosselzaad", deelt de Regeering o. a. mede dat men hierbij het oog heeft op de bepaling van het bagger- reglement, waarbij verboden is zonder vergunning van den Minister van Water staat mosselzaad (jonge mosselen) te rapen van de rijkswerken langs de zeekusten. Bij de toepassing dezer bepaling is rekening te houden met den aard der werken. Terwijl voor steen- en betonwerken het Waterstaatsbelang het beste zou worden gediend, wanneer het afhalen nimmer werd toegestaan, wordt niettemin ook voor deze werken zooveel doenlijk met de belangen der visschers rekening gehouden, hetgeen de Regeering in hare Nota nader uiteenzet, waarna zij tot de conclusie komt dat genoegzaam blijkt dat zij in gevallen waar het waterstaatsbelang eene weigerende houding rechtvaardigt, dit bezwaar weet te ondervangen en zich de kans op duurder onderhoud getroost, indien het haar zoodoende mogelijk wordt de belangen der visscherij te behartigen. In het jaarverslag van de Neder landsche Kamer van Koophandel te Parijs wordt gepubliceerd het antwoord, door het bestuur der „Vereeniging tot bevordering van de belangen der Zeeuwsche Oester industrie" te lerseke gegeven naar aan leiding van een rapport, door den heer Bunge in het begin van 1906 uitgebracht. Daaruit blijkt, dat de invoer van oesters in Frankrijk vooral Rijssel en in het algemeen Noord-Frankrijk sedert een tiental jaren plaats heeft en langzamerhand aan het toenemen is. Negentig percent van deze oesters behooren echter tot de minderwaardige soorten, als daar zijn 3de en 4de soort. De invoer van 1ste soort Zeeuwsche oesters bepaalt zich, naar men gelooft, tot een 200,000 stuks, een aantal, dat zeker voor uitbreiding vatbaar zou zijn, wanneer de vraag van Frankrijk zich niet uitsluitend tot Imperialen bepaalde. Maar uitsluitend Imperialen leveren ligt niet in 't belang van den handel, daar deze oesters steeds tot een beperkt aantal voorhanden zijn, en men in de eerste plaats zijn groote afnemers van le soort oesters daarmee believen moet: Duitsch- land, België, Rusland, Zweden, Noorwegen en Engeland Zelfs op een gunstig oogen blik, als in 1898, toen de Fransche kranten het bericht verspreidden, dat er schaarschte zou zijn aan Fransche oesters, was het niet mogelijk relaties van beteekenis te Parijs aan te knoopen, noch door middel van monsterzendingennoch zelfs door het aanstellen van' een in ieder opzicht goed geïntroduceerden agent. Ter overweging. Een lezer zond aan de Nijm. Ct. het volgende ter plaatsing, dat ook elders wel eens mag gelezen worden. Voor menschen die zaken doen, hetzij grossier of handelaar, hetzij fabrikant of baas, is Januari de maand der rekeningen, van 't hoogste belang, al geeft hij den een rijken oogst en den'ander heel veel zorg. Met dien „ander" bedoelen we vooral den kleinen ambachtsman en den win kelier. Hoe reikhalzend zien ze uit naai den Nieuwjaarstijd, om hun klanten eindelijk de rekening te kunnen aanbiedenZij hebben toch vaak een heel jaar crediet moeten geven, terwijl de knechts geregeld hun loon moesten ontvangen en de leveran ciers moesten betaald worden. Hoeveel bange uren hebben zij soms doorleefd, als de wissel verscheen, welke geen uitstel duldde! Wel stond genoeg in 't boek, doch uit beleefdheid heeft men gewacht tot Kerstmis en Nieuwjaar voorbij waren. Men wilde de klanten niet „lastig" vallen. En nu de tijd van oogsten is gekomen, hoe vaak wordt baas of winkelier dan nog afgescheept met de boodschap „Mijnheer of mevrouw is niet thuis" of: „Kom maar eens terug Welke hoop wordt gesteld op 't innen van bedragen, die soms een heel jaar te boek staan, weten alleen zij, die met de levens omstandigheden van kleine ambachtslui en neringdoenden zijn bekend. Bij 't begin van het nieuwe jaar gaan de zaken altijd eenigszins slap. De grossiers en leveranciers van grondstoffen willen echter met Nieuwjaar „reine zaken"; anders wordt het crediet opgezegd, zoo niet erger. Manen durft de baas of winkelier echter niet, want de klanten mochten het eens kwalijk nemen en voor verder werk of leverantie bedanken. Wel worden vooral kleine rekeningen in den loop van 't jaar de klanten aange boden, doch vele menschen hebben de slechte gewoonte, uit pure nalatigheid die rekeningen ter zijde te leggen en te vergeten, terwijl zoodoende juist zij worden getroffen, die het geld 't slechtst kunnen missen. Is de gewoonte om rekeningen van ambachtslieden eerst met Nieuwjaar te betalen op zich zelve reeds verkeerd, dan moest men, als na janfen dag de rekening word aangeboden, ten minste prompt be talen. Men bedenke tóch, dat het werk zijn loon waard is en dat laakbare na latigheid in 't betalen van rekeningen vaak zorg en tranen brengt in menig oppassend gezin, ja zelfs zijn ondergang tengevolge kan hebben. De moord te Mill. Een belangstellend lezer te Mill schrijft aan De Telegraaf nog het volgende: Verleden Maandag was het veemarkt geweest te Mill, een dorp in het land van Cuijk. Gewoonlijk blijven op zoo'n dag eenige markthouders in de kroegen hangen. Zoo was ook P. V.. keuterboer en op- kooper van varkens, in 't dorp gebleven,

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1907 | | pagina 5