De Boomgaard. MIDDELBURG--ZIERIKZEE. ADVERTENTIE!!. wassen hebben alle een bizondere voorliefde voor Peru-Guano. Men zorge er echter voor, dat men in alle gevallen de Peru-Guano goed onder werkt, zoodat zij niet aan de open lucht ligt. Men kan ze gerust vóór het zaaien of planten geven, daar voor verlies in den bodem geen vrees behoeft te bestaan. Wat de suikerbieten betreft, het is niet wel doenlijk deze te zaaien en voor dit gewas geen Chili-salpeter te gebruiken. Men zal dit zout het best als overbemesting kunnen gebruiken, als de bieten op rijen staan. Doch de Peru-Guano, waarbij geen gevaar voor uitspoeling is, kan vóór of met het zaaien gegeven worden. Wanneer we de suikerbieten 200 k 300 K.G. Peru-Guano geven en 100 200 K.G. Chili-salpeter, zal men groote suikerrijke bieten verkrijgen. „Het zal van 't jaar niet veel zijn met de appelen, want er zijn er verleden jaar te veel geweest" ot „de peren zullen dit jaar nog al wat geven, want wij hebben er in geen twee jaar gehad". Deze en dergelijke uitspraken worden jaarlijks vele malen bij het spreken over den boomgaard of over den stand van het ooft gehoord. En toch is er geen goed aanneembare reden, waarom boomen, het ééne jaar wel en hef vólgende jaaf geen vruchten zouden geven, als ze behoorlijk verzorgd worden en het weer vorst gedurende het bloeitijdperk niet tegenwerkt. Maar, vergeet dit niet, de boomgaard moet be hoorlijk verzorgd worden. En die verzorging moet reeds tijdig beginnen. Nu al. Ga in uw boomgaard en ontdoe uw boomen en struiken van alle onzuiverheden, als daar zijn: doode takjes, half- en heel verrotte bladeren, en alles, wat niet is „gezond hout". Verzamel alles en verbrand het. Bespuit daarna uw boomen en struiken met bordeausche pap, als gij reden hebt om te meenen, dat ze wel eens aangetast worden door schurft, (of liever als gij wel eens schurftige vruchten hebt), door monilia-rot (als de appels en peren reeds voor zij geheel volgroeid zijn, aan de boomen in rotting overgaan, waarbij zij dan bruin of zwart van kleur worden). Borstel in den herfst en in het voorjaar stammen en dikke takken met een boom borstel en bestrijk ze met kalkmelk. Maak den grond van den stam tot een meter buiten de kruin voorzichtig los en open en strooi wat kalk (vooral bij de kerse- boomen), alsook volop thomasslakkenmeel, beenderenmeel of een andere phosphaat- bemesting. Wanneer dat alles gedaan is, kunt gij een beetje wachten. Daarna maar niet later dan in het begin van het voorjaar moet de bodem bemest worden met kali, in den vorm van patentkali. Van den stam tot een meter buiten de kroon strooit ge één halve Hectogram patentkali per M-'. (vierkante meter). Deze patentkali wordt lichtjes ondergewerkt. Wil men gezond, krachtig hout hebben, wil men de boomen bestand doen blijven tegen invloeden van weer, schadelijk gedierte, eventueele ziekten enz., dan verzuime men deze bemesting met patent kali niet. De kalibemesting van den boomgaard is één der voornaamste zaken, die men te betrachten heeft. De vruchten blijven daardoor gaaf en frisch van kleur, gezond en lekker van smaak en reuk. Verder kan men in het voorjaar één- of tweemaal den bodem met gier of beer bemesten of -j- 20 gram chilisalpeter per ML geven. Men geve echter niet te rijke stikstofbemesting, daar het wel eens voorkomt, dat daardoor kanker aan de boomen komt. Bij rijke kali en phosphorzuur- bemesting kan en moet men natuurlijk wat meer stikstof geven. En nu aan den gang: schoonmaken, kalken, bespuiten, bemesten Reisindrukken. (Van onzen stadgenoot P.) ROME NAPELS. Oraag zou ik nog veel vertellen over 't eeuwige Rome, hoe het leeft en uitgaat, hoe de modellen voor kunstenaars uitge stald staan op de trappen aan de Piazza de Spagna. Je ziet er mannen met den rooverachtigen punthoed, waar 't donker roodbruine gelaat met den woest-zwarten baard den waren Rinaldini weergeeft. Op hun beurt worden ze weer omgeven door zachte en teere madonna-modellen, gekleed in den meest bonten dracht, de meisjes der Campagne zoo flatteerend als één nati onale dracht van Europa vermag. Loop ze voorbij, kijk ze heel even aan en je zult dien gullen lach om de lippen zien, zooals slechts een Romeinsch meisje dat kan. Er ligt een kinderlijke naïviteit in, die toch fier is en grootsch. Zoo'n volk die dit bewaarde in zijn trekken, moet eens nobeler en tot grootere dingen in staat geweest zijn. Ze hebben dien schat be waard als een preciosa, dat de zwakke nagalm is van 't eens zoo krachtige Ro- meinsche volk. Van dit plein zou ik u tegen den avond willen meevoeren naar de hoogte van de Monte Pincio, waar heerlijke plantengroei je omringt en stille muziek door de avond koelte ruischt om zachtgalmend over de stad te dolen en een groot velum van tonen te vlechten over de huizen-massa's. Je zou in die publieke tuinen van de Monte- Pincio en villa medici de jeugd zien rond dwalen, waar menig donker oog stil starend zoekt een ander, om bliksemsnel na het vinden van 't onbekende, met dien intens vurigen gloed te schitteren, zooals slechts den Romein eigen is. 's Morgens in de vroegte maakt je een bedevaart naar de catacomben, de onder- aardsche stad buiten Rome (voornamelijk die van St.-Calixtus). Ja, 't is een echte bedevaart langs die sombere, door twee hooge muren omringde „Via Appia". Je loopt of rijdt dan den ouden weg, die eens aangelegd werd om Rome te verbinden met Beneventum en Brindisium, Je passeert de plaats waar 't „Domine quo vadis" ge vraagd werd en thans een kerkje van dien naam verrezen is. („Heer, waar gaat ge heen!) Een twintig minuten verder sta je op de plaats waar volgens sommigen 170,000 Christenen begraven werden. Je doolt dan rond in die onderaardsche doodenstad, begeleid door een monnik. Is er maneschijn 's nachtsdan moet je 't Colosseum zien. 't Is het beroemde fla- visch Amphitheater, waar meer dan 90000 toeschouwers eens hun harten klopten bij 't zien der dierlijke wreedheden. De groote rijen zitplaatsen van af de marmeren zetels der onderste tot de staanplaatsen der bovenste getuigen nog van de enorme weelde uit den tijd van het groote keizerrijk. Over den suggestus ruischte eenmaal de purperen mantel, en trilden hartstochtelijk de adem, de warme gloed der Caesars over 't kil koude marmer. In 't midden der arena steeg weleer de woeste kreet op van 't „Ave, Imperator, inorituri te salu- tant" („Heil u, keizer; die sterven gaan, groeten u") om hol terug te kaatsen, uit alle kanten van 't reuzengevaarte. En nu hoe heel anders zie je het; op de geel geworden marmeren zetels vindt je 't blauw vergeet-mij-nietje somber voortwoekeren als een teer plantje, toch vroolijk uit de gebarsten zitplaats der keizers en consuls zich verheffend; en hoogerop zie je den distel, daar waar eens het volk stond terwijl in 't midden het donkere blauwe eerenprijsbloempje welig tiert te midden van ontzettende steenresten, waar vroeger christenen en heidenen ten prooi werden gesmeten voor wilde dieren. En als je nu 's nachts bij somber maan licht langs die ruïne rondsluipt, terwijl de wind opsteekt en koel fladdert over die leege zetels, die somber staren naar de chaostische verwarring der arena, dan is 't of je nog die bange kreten hoort van het: „habet" hij (het wilde beest of de gladi ator) heeft hem. Door de groote gaten der ommuring zie je spookachtig 'tbleeke licht zijn schaduwen smijten om grillig zich af te teekenen op de vreedzaamheid der omgeving. Al deze gebouwen van 't oude Rome op te noemen en vele herinneringen van vroe- geren luister wakker te schudden, zou te ver voeren. Ik moet Rome verlaten om u langs den spoorweg door de Campagna te voeren naar Napels, 't „onvergetelijke Napels". 't Zal dan ongeveer een uur of vier ge weest zijn, toen ik heen en weer slingerende in een spoorrijtuig Rome verliet. De huizen rijen regen zich meer en meer aaneen; 't massale werd minder en minder en na ongeveer een kwartier uur zag ik slechts de groenwazige vlakten der heerlijke Cam pagna voor me. Nog eenigen tijd vervolgden de sombere ruïne-resten der arcadengangen van de oude waterleiding (de aqua mareia), als laatste voelhoorn der stad reeg ze 't oude Rome aan 't rondom liggende land. Schuiner en schuiner vielen de stralen der gouden zon door de bogen van 't aqua duct tot je eindelijk niets meer zag dan 't wazige silhouet, om ten laatste ooit den Sint-Pieterkoepel op te slorpen in den neveldamp, die zachtjes over de Romeinsche Campagne trilde zonder een spoor weer te geven, dat slechts een paar uur gaans in de verte 't eeuwige Rome streed. Het donker viel toen we de oude grens van den kerkelijken Staat overstoomden, je kon weinig meer onderscheiden. Een oogenblik wordt gerangeerd bij Ceprano, juist tijd genoeg om een fiasco roode Romano-wijn te koopen en voort ging 't weer. Een enkele stationsnaam als die van Cassino doet herinneren, dat je in de buurt komt van het beroemde klooster der Monte Casino. Het is op den top gelegen van dien berg en reeds in de zesde eeuw na Christus gesticht. Thans nog bewoond door de geleerde kloosterorde der Bene dictijnen, draagt 't zijn wetenschappelijken naam hoog. (Onder de monniken bevindt zich, naar ik meen, ook een Hollander). Eerst een half uur na middernacht rollen we Napels binnen. Vermoeid van de reis, vloog ik 't eerste 't beste hotel binnen, maar kreeg de boodschap dat alles vol was. Links en rechts de hotels eveneens vol, 't begint er mooi uit te zien. Vóór me bij de groote straat waar nog eenig verkeer in was, gelukkig kon ik in een bar nog juist een koffie veroveren en sloop toen de donkere straten door. Napels was bijzonder druk bezocht door vreemdelingen en zoo kreeg ik eerst in het veertiende hotel een kamer. In minder dan geen tijd was ik boven en stond buiten op 't balcon nog even ruim adem te halen. De frissche nachtwind sloop zachtkens door de nauwe bochtige straatjes, die op 't plein uitkwamen, waar ik op stond te turen. De Vesuvius was tot stilstand gekomen en Napels sliep weer even rustig als ooit te voren. Weg was de schrik voor 't vuurmonster; alles was hierbij vreedzaam en slechts heel in de verte hoorde men 't zachte geruisch van de zee, waar ze schuurt tegen 't vlakke strand van den golf der onvergetelijke stad Napels. Brieven uit Berlijn. (Van onzen Correspondent). Weldadigheidsfeesten ten bate van de arrangeurs! Berlijn, 10 Januari '07. „Manch armer Teufel plagt sich sehr In schlecht bezahlter Stelle Mein Brot, es ist nicht halb so schwer tdi arrangiere Batte. Zum Besten irgend eines Zwecks Muss sich das Fest entfalten In Wahrheit wird der Faschingsfex. Zum Besten nur gehalten". (Anonymus in de Berliner Mittagszeitung). De bevolking van Spree-Athene is over wegend evangelisch luthersch; hetroomsche element blijft wat aantal en invloed betreft, verre in de minderheid. Toch heeft de Berlijner, die van oudsher graag de ge bruiken uit den «reemde naaapt, evengoed zijn „Fasching" als de bewoner van Weenen, München, Keulen en andere roomsch-katholieke centra. Het eenige verschil tusschen hier en ginds bestaat hierin, dat de Berlijnsche „Fasching" niet, zooals b.v. in Keulen of 's-Hertogenbosch, ook op straat wordt gevierd, vroeger in den winter begint, en na het aanbreken van de vasten nog geruimen tijd voort duurt. Als de Berlijner eenmaal begint, weet hij van geen uitscheiden. Het seizoen der weldadigheidsfeesten van allerlei aardbazars, bals, opvoeringen, cabarats, der groote „publieke bals ten bate van dit of dat, is opnieuw aangebroken", en de Berliner en Berlinerin tingeltangelen, dansen, flirten weer met edele zelfver loochening en bewonderenswaardige vol harding tot den vroegen morgenHeuckel- Trocken, Kupferberg-Gold en andere bekende schuimwijnmerken vloeien weer in stroomen, alles tot stijving van allerlei pensioenkassen, ten bate van dorstige arme zuigelingen, crèches en „tehuizen", voor den opbouw der Koloniën, de be strijding van het Poolsche gevaar in het Oosten der Monarchie, voor weduwen en weezen, dakloozen en zieken, voor lieve hemel, ja waarvoor niet al Eerlijk gezegdlaat doorgaans het eigenlijke liefdadige doel den „Iemand" en de „lemandin" volmaakt koud, ten bate waarvan men op dergelijke bazars en bals zich, schitterend uitgedost, zoo „on baatzuchtig" opoffert, doch waaraan men feitelijk alleen deelneemt, om zich te amuseeren, te zien, en gezien te worden. Doel en afrekening van het feest zijn immers zaak van het comité, dat zich zoo belangeloos voor de goede zaak beschik baar stelde! De mode speelt ook op dit gebied een groote rol, en daar we tegenwoordig hier wegloopen met den „Biedermeier"-tijd en Biedermeierstyl, even hard als een paar jaar geleden met Ueberbrettl- en „lugend"- styl, spreekt het vanzelf, dat we ook Biedermeier-feesten arrangeeren. De Duitsche Biedermeier-tijd valt samen met de dagen van onzen Jan Adam Kegge en diens „onsterfelijken vriend", van Saartje met de mof, en den charmanten van den Hoogen, van „Petrus Stastokius", en het diaconiehuis-mannetje, de sentimen- teele Amélie van Brammen in haar schuit- hoed en groenzijden spencer, en de vroolijke Koosje Naslaan, van Klaartje Donze, en Gerrit Witse, de zusters „in de eerste voiles", wandelende met de broers in de „eerste rokken", van schipper Rietheuvel en zijn tusschen de vredige weilanden voortglijdende trekschuit. Al wat met dit gemoedelijke „spiessbiirgerliche" tijdperk samenhangt, toen er nog geen specialiteiten voor zenuwziekten noodig waren, met het tijdperk van de Holiandsche trekschuit en zijn gezellig roefje en den Berlijnschen „Torwagen", een soort logge Janplezier, hobbelend van de Brandenburger Poort naar Charlottenburg en vice versa, is in het nerveuse, hyper moderne huidige Berlijn W. sinds eenige maanden in de mode. Biedermeieris troef! Men volgt den Biedermeier-styl bij de meubileering van salon en zitkamer, leest Biedermeier-romans, en arrangeert Biedermeier-feestenten deele een gevolg van het enorme „lörn- Uhl"-succes van een in den loop van 1906 verschenen bizonder mooien roman, uit de pen van een tot dusver onbekenden jongen schrijver Hermann. Diens Jettdien Gebert", de pakkende lotgevallen van een mooi jodinnetje van goeden huize uit het Berlijn in den jare 1839, maakt ontzag lijken opgang, niet het minst wegens de interessante militie-schildering, en den kijk, dien de schrijver geeft op het Berlijn dier dagen, zeden en gebruiken, opvattingen en kleederdrachten. Verwonderen zou het me niet, wanneer deze mooie roman in- tusschen reeds door één onzer Holiandsche uitgevers ontdekt en onmiddellijk aange- teekend is, en binnenkort in Hollandsch kleed zal verschijnen. Verleden week werd zelfs natuurlijk ook weer ten bate van een liefdadig doel in de nieuwe romaansche tentoonstellingshal bij den Zoöl. Garten een Biedermeier- tentoonstelling geopend, speciaal betrekking hebbende op het Berlijnsche leven der hof- en burgerlijke kringen uit dat tijdperk, en waartoe van particuliere zijde een belangrijke collectie tijdelijk was afgestaan. Wat een poespan van stijlen niet waar? Een tentoonstellingsgebouw produkt der 19e eeuw doch opgetrokken in middeleeuwsch-romaansche stijl, en staande in het nauwelijks 20 jaren bestaande fonkelnieuwe centrum van Berlijn W, het opgedirkte Parvenupolis! Een Biedermeier milieu in een romaansche halHet spreek woord zegt terecht: „Ie style c'est l'homme", in het onderhavige geval le style tout a fait-berlinois! Bij de opening der tentoon stelling hadden eenige dames en heeren zich in de schilderachtig, kleurige Bieder- meierdrachtgestoken.Verscheidene„Jettchen Gebert's" in wijde klokrokken, spencers, van de ellebogen afhangende shawls fichus en schuine-rollen-kapsels, bewogen zich, gechaperoneerd door elegante cavaliers in het kostuum van Jason Gebert en andere „lions" uit den Biedermeiertijd, door het publiek en verkochten programma's en catalogi voor het bewuste liefdadige doel. Is het eigenlijk wonder, dat in het huidige Berlijn met zijn bevolking van ruim 2! millioen inwoners door klaploopers en handige oplichters partij wordt getrok ken van de behoefte der rijke Berlijners aan pretmaken onder den dekmantel der liefdadigheid? Dergelijke arrangeurs weten immers, dat de honderde gasten, die aan de oproeping gehoor hebben gegeven, uit sluitend zijn gekomen om zich te amuseeren. Sinds eenige weken maakt de pers jacht op twee „feestpiraten", typische vertegen woordigers van deze philantropen ten bate der eigen berooide kas, die zich op erger lijke manier aan afzetterij der gasten der bewuste bals, (een bal der „Berliner Rangen" op Oudejaarsavond, en een Boheme-feest der „Berliner Biihnen Kiinstler" van verleden week) hebben schuldig ge maakt. Het is te hopen, dat de personen met klinkende namen, die zich dikwijls laten overreden om in de lijst der deelnemers aan een feestcomité te pareeren mits zij verder niet lastig worden gevallen, voortaan voorzichtiger zullen zijn, nu ge bleken is, hoeveel misbruik van den klank hunner namen wordt gemaakt. In de circulaire wordt b.v. aangekondigd, dat deze of die kunstenaar of kunstenares van grooten naam aan het feest zal deel nemen en zich zal laten hooren, doch op den avond zeiven wordt het den deelnemers duidelijk, dat zij het slachtoffer zijn ge worden van handige afzetters, die hen, zooals op het zoogenaamde Boheme-feest van verleden week, behalve 5 Mk. entrée, tot het koopen van een feesthoed voor 3 Mk. (ter werkelijke waarde van hoogstens 20 Pfennig), en het betalen van meer extra-emolumenten noodzaakten. Er werd geducht over geklaagd in de bladen, maar de „arrangeur", ook niet op z'n mondje gevallen, had de brutaliteit te antwoorden, dat dergelijke feesten meestal met een deficit eindigen. (Nota bene, een feest van liefdadigheid!) De onkosten zijn te enorm, betoogde de arrangeur. Geen wonder, want zonder blikken of blozen laat hij er in één adem op volgen, dat hij zich zeiven gedurende de acht weken van voorbereiding als vergoeding voor zijn moeite 30 Mark (zegge 18 gulden!) per dag uit de opbrengst der entrée's had uitbetaald (behalve hetgeen natuurlijk in stilte nog aan den strijkstok bleef kleven De satirieke anonymus laat dan ook in zijn gedichtje „Der Ball-arrangcur" op het als motto aangehaalde eerste couplet volgen: „Fürs Komitee da lindet sich Leicht manch beriihmter Name, Der Kiinstler denkt, was Riimmert's mich, Es macht mir bloss Reklame. Wie viel man auch Entree erhebt, Das Geld wird immer alle. Und von dem Defizitchen lebt Man bis rum nachsten Balie!" K. New-Yorksche millionnairs. In de 5e Avenue te New-York een ruim 8 kilometer lange straat wonen in eene reeks van prachtige paleizen de rijkste millionnairs ter wereld. Één der allerkostbaarste paleizen is het groote steenen gebouw op den hoek van de 5e Avenue en de 57e straat, het ver blijf van het hoofd der familie Vanderbilt. Dat gebouw alleen heeft 12 millioen gulden gekost en de inwendige inrichting 6 millioen. Niet ver van daar is de vorstelijke woning van James Astor, die een jaar- lijksch inkomen van 12 millioen gulden geniet. Zijn paleis is naar het model van het slot Chambord gebouwd. Het heeft minstens 6 millioen gulden gekost. Driehonderd man hebben er 2j jaar aan gewerkt. Daarbij komt dan nog de prachtige inrichting. Men vindt schilderijen van bijna onschatbare waarde en o.a. ook een gouden servies, dat minstens f 120,000 waard is. Niet ver van daar is het huis van Commodore Cherry, dat er vanbuiten een voudiger uitziet, maar aan welks bouw toch ook ontzaglijke sommen zijn besteed. Zoo is er o.a. eene trap van sneeuwwit marmer, waarvan elke trede, naar men verzekert6000 gulden moet hebben gekost. Onderaan staan twee levensgroote gepantserde beelden als wachters en de leuning is met goud ingelegd. Ook het huis van Charles Yerkes ziet er eenvoudig uitmaar het zou voor 12 millioen gulden niet te koop zijn. Het gebouw zelf heeft „maar" 7 millioen gekost, doch het bevat kunstschatten van hooge waarde. Voorts vindt men er o. a. een ledikant, dat f 24000 heeft gekost, en eene badkamer, aan welker inrichting f 72000 is besteed. De „Koperkoning" Clarke woont in een hoog paleis van graniet, dat ook allerlei kostbare voorwerpen uit allerlei landen bevat. Er is daar o.a. eene Turksche kamer, welke f 180.000 heeft gekost. Er zijn nog vele andere prachtige millionnairshuizen in de 5e Avenue, oa. van den „Spoorwegkoning" Huntingdon, eene reeks paleizen van leden der familie Vanderbilt, het huis van den „Suikerkoning" Havemeyer enz. Die millionnairshuizen te zamen worden met hun inhoud geschat op een waarde van 240 millioen gulden, en het gezamen lijk inkomen hunner bewoners wordt geraamd op eene som van 4800 millioen gulden. Burgerlijke Stand van Stavenisse. December 1906. Geboren: 2. Johanna, d. van Gerardus Potappet en Cathalina Wesdorp. 3. Cornelis, z. vanlohannis Jacob van Oeveren en Elizabeth Potappel. 9. Jacob, z. van Jacob Priem en Pieternella Moerland. 14. Bartelina, d. van Marinus Wesdorp en Cornelia Anna Dekker. 24. Jacoba, d. van Danker van den Berg en Cornelia de Rijke. 27. Janna Wilhelmina, d. van Adriaan de Wit en Martina Smits. Gehuwd: 27. Jan Dorst, j.m., 24 j. en Adriana Francina Moerland, j.d., 22 j. Als levenloos aangegeven: 9. Een kind van het mannelijk geslacht van Marinus Goedegebuure en Cathalina Wesdorp. Overlijden: Geene. Weekmarkt te Zierikzee17 Jan. 1907. Boterprijzen De boter is verkocht voor 0,50, 0,57J, 0,60 en 0,62) de 5 H.G. Kip-eieren: De Kip-eieren zijn verkocht voor 1,37J1,50 en 1,62! de 25 stuks. STOOMBOOTD1ENST Januari. AMSTERDAMSCHE TIJD. Van Middelburg: 'smorg. 'smidd. 7,30 1,45 7,30 7,30 Zaterd. 19 Zondag 20 Maand. 21 Dinsd. 22 Woens. 23 Dond. 24 Vrijdag 25 Zaterd. 26 7,30 7,30 7,30 7,30 7,30 1,30 1,30 1,30 1,30 1,30 1,30 Van Zierikzee 'smorg. 'smidd. j 7,30 7,30 7,30 Zaterd. 19 Zondag 20 Maand. 21 Maand. 21 11, Dinsd. 22 7,30 Woens. 23 Dond. 24 Vrijdag 25 Zaterd. 26 7,30 6,30 7,30 7,30 1,30 12,— 1,30 2- 1,30 1,30 Indien reizigers van Zierikzee naar Goes, bij den Agent te Zierikzee, vóór het vertrek der boot, (tijdig voor de ochtendreizen op den vooraf- gaanden avond, vóór 8 uur) plaats nemen voor den wagen van Catsche veer, zal om een bij wagen naar Goes worden getelegrafeerd. Getrouwd: FILIPPUS MARINUS VAN ZUIDLAND Johsz. en W1LLEMIJNTJE UIL JD., die, tevens namens wederzijdsche Familie, hun' hartelijken dank betuigen voor de vele bewijzen van belangstelling bij hun huwelijk ondervonden. Bruinisse, 18 Januari 1907. Heden overleed onze geliefde Vader, Behuwd- en Grootvader Atbrecht van Loozen in den ouderdom van ruim zes-en tachtig jaar. Westenschouwen 17 Jan. 1907. Mede namens de verdere Familie J. VAN HEKKE. *t* Voor de bewijzen van deelneming, ontvangen bij het overlijden van mijne geliefde Dochter MARIA FRANSINA, betuig ik door deze mijn dank. 's-Gravenhage, Kon. Emmakade 110. J. C. VAN MERVENNÉE. V Voor de vele bewijzen van deel neming, ontvangen tijdens de ziekte en na het overlijden van onze geliefde Echt- genoote, Moeder en Behuwdmoeder, be tuigen wij onzen hartelijken dank. Oosterland, 18 Januari 1907. Mede uit naam mijner Kinderen en Behuwdkinderen, D. VIERGEVER.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1907 | | pagina 6