De Boomgaard.
MIDDELBURG--ZIERIKZEE.
ADVERTENTIE!!.
wassen hebben alle een bizondere voorliefde
voor Peru-Guano. Men zorge er echter voor, dat
men in alle gevallen de Peru-Guano goed onder
werkt, zoodat zij niet aan de open lucht ligt.
Men kan ze gerust vóór het zaaien of planten
geven, daar voor verlies in den bodem geen
vrees behoeft te bestaan.
Wat de suikerbieten betreft, het is niet wel
doenlijk deze te zaaien en voor dit gewas geen
Chili-salpeter te gebruiken. Men zal dit zout het
best als overbemesting kunnen gebruiken, als de
bieten op rijen staan. Doch de Peru-Guano,
waarbij geen gevaar voor uitspoeling is, kan vóór
of met het zaaien gegeven worden. Wanneer
we de suikerbieten 200 k 300 K.G. Peru-Guano
geven en 100 200 K.G. Chili-salpeter, zal men
groote suikerrijke bieten verkrijgen.
„Het zal van 't jaar niet veel zijn met
de appelen, want er zijn er verleden jaar
te veel geweest" ot „de peren zullen dit
jaar nog al wat geven, want wij hebben
er in geen twee jaar gehad". Deze en
dergelijke uitspraken worden jaarlijks vele
malen bij het spreken over den boomgaard
of over den stand van het ooft gehoord.
En toch is er geen goed aanneembare
reden, waarom boomen, het ééne jaar wel
en hef vólgende jaaf geen vruchten zouden
geven, als ze behoorlijk verzorgd worden
en het weer vorst gedurende het
bloeitijdperk niet tegenwerkt. Maar,
vergeet dit niet, de boomgaard moet be
hoorlijk verzorgd worden. En die verzorging
moet reeds tijdig beginnen. Nu al. Ga in
uw boomgaard en ontdoe uw boomen en
struiken van alle onzuiverheden, als daar
zijn: doode takjes, half- en heel verrotte
bladeren, en alles, wat niet is „gezond
hout". Verzamel alles en verbrand het.
Bespuit daarna uw boomen en struiken
met bordeausche pap, als gij reden hebt
om te meenen, dat ze wel eens aangetast
worden door schurft, (of liever als gij wel
eens schurftige vruchten hebt), door
monilia-rot (als de appels en peren reeds
voor zij geheel volgroeid zijn, aan de
boomen in rotting overgaan, waarbij zij
dan bruin of zwart van kleur worden).
Borstel in den herfst en in het voorjaar
stammen en dikke takken met een boom
borstel en bestrijk ze met kalkmelk. Maak
den grond van den stam tot een meter
buiten de kruin voorzichtig los en open
en strooi wat kalk (vooral bij de kerse-
boomen), alsook volop thomasslakkenmeel,
beenderenmeel of een andere phosphaat-
bemesting. Wanneer dat alles gedaan is,
kunt gij een beetje wachten. Daarna
maar niet later dan in het begin van het
voorjaar moet de bodem bemest worden
met kali, in den vorm van patentkali.
Van den stam tot een meter buiten de
kroon strooit ge één halve Hectogram
patentkali per M-'. (vierkante meter). Deze
patentkali wordt lichtjes ondergewerkt.
Wil men gezond, krachtig hout hebben,
wil men de boomen bestand doen blijven
tegen invloeden van weer, schadelijk
gedierte, eventueele ziekten enz., dan
verzuime men deze bemesting met patent
kali niet. De kalibemesting van den
boomgaard is één der voornaamste zaken,
die men te betrachten heeft. De vruchten
blijven daardoor gaaf en frisch van kleur,
gezond en lekker van smaak en reuk.
Verder kan men in het voorjaar één- of
tweemaal den bodem met gier of beer
bemesten of -j- 20 gram chilisalpeter per
ML geven. Men geve echter niet te rijke
stikstofbemesting, daar het wel eens
voorkomt, dat daardoor kanker aan de
boomen komt. Bij rijke kali en phosphorzuur-
bemesting kan en moet men natuurlijk wat
meer stikstof geven. En nu aan den gang:
schoonmaken, kalken, bespuiten, bemesten
Reisindrukken.
(Van onzen stadgenoot P.)
ROME NAPELS.
Oraag zou ik nog veel vertellen over
't eeuwige Rome, hoe het leeft en uitgaat,
hoe de modellen voor kunstenaars uitge
stald staan op de trappen aan de Piazza
de Spagna. Je ziet er mannen met den
rooverachtigen punthoed, waar 't donker
roodbruine gelaat met den woest-zwarten
baard den waren Rinaldini weergeeft. Op
hun beurt worden ze weer omgeven door
zachte en teere madonna-modellen, gekleed
in den meest bonten dracht, de meisjes
der Campagne zoo flatteerend als één nati
onale dracht van Europa vermag. Loop
ze voorbij, kijk ze heel even aan en je
zult dien gullen lach om de lippen zien,
zooals slechts een Romeinsch meisje dat
kan. Er ligt een kinderlijke naïviteit in,
die toch fier is en grootsch. Zoo'n volk
die dit bewaarde in zijn trekken, moet
eens nobeler en tot grootere dingen in staat
geweest zijn. Ze hebben dien schat be
waard als een preciosa, dat de zwakke
nagalm is van 't eens zoo krachtige Ro-
meinsche volk.
Van dit plein zou ik u tegen den avond
willen meevoeren naar de hoogte van de
Monte Pincio, waar heerlijke plantengroei
je omringt en stille muziek door de avond
koelte ruischt om zachtgalmend over de
stad te dolen en een groot velum van
tonen te vlechten over de huizen-massa's.
Je zou in die publieke tuinen van de Monte-
Pincio en villa medici de jeugd zien rond
dwalen, waar menig donker oog stil starend
zoekt een ander, om bliksemsnel na het
vinden van 't onbekende, met dien intens
vurigen gloed te schitteren, zooals slechts
den Romein eigen is.
's Morgens in de vroegte maakt je een
bedevaart naar de catacomben, de onder-
aardsche stad buiten Rome (voornamelijk
die van St.-Calixtus). Ja, 't is een echte
bedevaart langs die sombere, door twee
hooge muren omringde „Via Appia". Je
loopt of rijdt dan den ouden weg, die eens
aangelegd werd om Rome te verbinden
met Beneventum en Brindisium, Je passeert
de plaats waar 't „Domine quo vadis" ge
vraagd werd en thans een kerkje van dien
naam verrezen is. („Heer, waar gaat ge
heen!) Een twintig minuten verder sta je
op de plaats waar volgens sommigen
170,000 Christenen begraven werden. Je
doolt dan rond in die onderaardsche
doodenstad, begeleid door een monnik.
Is er maneschijn 's nachtsdan moet je
't Colosseum zien. 't Is het beroemde fla-
visch Amphitheater, waar meer dan 90000
toeschouwers eens hun harten klopten bij
't zien der dierlijke wreedheden. De groote
rijen zitplaatsen van af de marmeren zetels
der onderste tot de staanplaatsen der
bovenste getuigen nog van de enorme
weelde uit den tijd van het groote keizerrijk.
Over den suggestus ruischte eenmaal de
purperen mantel, en trilden hartstochtelijk
de adem, de warme gloed der Caesars
over 't kil koude marmer. In 't midden der
arena steeg weleer de woeste kreet op
van 't „Ave, Imperator, inorituri te salu-
tant" („Heil u, keizer; die sterven gaan,
groeten u") om hol terug te kaatsen, uit
alle kanten van 't reuzengevaarte. En nu
hoe heel anders zie je het; op de geel
geworden marmeren zetels vindt je 't blauw
vergeet-mij-nietje somber voortwoekeren
als een teer plantje, toch vroolijk uit de
gebarsten zitplaats der keizers en consuls
zich verheffend; en hoogerop zie je den
distel, daar waar eens het volk stond
terwijl in 't midden het donkere blauwe
eerenprijsbloempje welig tiert te midden
van ontzettende steenresten, waar vroeger
christenen en heidenen ten prooi werden
gesmeten voor wilde dieren.
En als je nu 's nachts bij somber maan
licht langs die ruïne rondsluipt, terwijl de
wind opsteekt en koel fladdert over die
leege zetels, die somber staren naar de
chaostische verwarring der arena, dan is 't
of je nog die bange kreten hoort van het:
„habet" hij (het wilde beest of de gladi
ator) heeft hem.
Door de groote gaten der ommuring
zie je spookachtig 'tbleeke licht zijn
schaduwen smijten om grillig zich af
te teekenen op de vreedzaamheid der
omgeving.
Al deze gebouwen van 't oude Rome op
te noemen en vele herinneringen van vroe-
geren luister wakker te schudden, zou te
ver voeren. Ik moet Rome verlaten om u
langs den spoorweg door de Campagna
te voeren naar Napels, 't „onvergetelijke
Napels".
't Zal dan ongeveer een uur of vier ge
weest zijn, toen ik heen en weer slingerende
in een spoorrijtuig Rome verliet. De huizen
rijen regen zich meer en meer aaneen;
't massale werd minder en minder en na
ongeveer een kwartier uur zag ik slechts
de groenwazige vlakten der heerlijke Cam
pagna voor me. Nog eenigen tijd vervolgden
de sombere ruïne-resten der arcadengangen
van de oude waterleiding (de aqua mareia),
als laatste voelhoorn der stad reeg ze
't oude Rome aan 't rondom liggende land.
Schuiner en schuiner vielen de stralen der
gouden zon door de bogen van 't aqua
duct tot je eindelijk niets meer zag dan
't wazige silhouet, om ten laatste ooit den
Sint-Pieterkoepel op te slorpen in den
neveldamp, die zachtjes over de Romeinsche
Campagne trilde zonder een spoor weer
te geven, dat slechts een paar uur gaans
in de verte 't eeuwige Rome streed.
Het donker viel toen we de oude grens van
den kerkelijken Staat overstoomden, je kon
weinig meer onderscheiden. Een oogenblik
wordt gerangeerd bij Ceprano, juist tijd
genoeg om een fiasco roode Romano-wijn
te koopen en voort ging 't weer.
Een enkele stationsnaam als die van
Cassino doet herinneren, dat je in de
buurt komt van het beroemde klooster der
Monte Casino. Het is op den top gelegen
van dien berg en reeds in de zesde eeuw
na Christus gesticht. Thans nog bewoond
door de geleerde kloosterorde der Bene
dictijnen, draagt 't zijn wetenschappelijken
naam hoog. (Onder de monniken bevindt
zich, naar ik meen, ook een Hollander).
Eerst een half uur na middernacht rollen
we Napels binnen. Vermoeid van de reis,
vloog ik 't eerste 't beste hotel binnen,
maar kreeg de boodschap dat alles vol
was. Links en rechts de hotels eveneens
vol, 't begint er mooi uit te zien. Vóór
me bij de groote straat waar nog eenig
verkeer in was, gelukkig kon ik in een
bar nog juist een koffie veroveren en sloop
toen de donkere straten door. Napels was
bijzonder druk bezocht door vreemdelingen
en zoo kreeg ik eerst in het veertiende
hotel een kamer. In minder dan geen tijd
was ik boven en stond buiten op 't balcon
nog even ruim adem te halen. De frissche
nachtwind sloop zachtkens door de nauwe
bochtige straatjes, die op 't plein uitkwamen,
waar ik op stond te turen. De Vesuvius
was tot stilstand gekomen en Napels sliep
weer even rustig als ooit te voren. Weg
was de schrik voor 't vuurmonster; alles
was hierbij vreedzaam en slechts heel in
de verte hoorde men 't zachte geruisch van
de zee, waar ze schuurt tegen 't vlakke
strand van den golf der onvergetelijke stad
Napels.
Brieven uit Berlijn.
(Van onzen Correspondent).
Weldadigheidsfeesten ten bate
van de arrangeurs!
Berlijn, 10 Januari '07.
„Manch armer Teufel plagt sich sehr
In schlecht bezahlter Stelle
Mein Brot, es ist nicht halb so schwer
tdi arrangiere Batte.
Zum Besten irgend eines Zwecks
Muss sich das Fest entfalten
In Wahrheit wird der Faschingsfex.
Zum Besten nur gehalten".
(Anonymus in de Berliner Mittagszeitung).
De bevolking van Spree-Athene is over
wegend evangelisch luthersch; hetroomsche
element blijft wat aantal en invloed betreft,
verre in de minderheid. Toch heeft de
Berlijner, die van oudsher graag de ge
bruiken uit den «reemde naaapt, evengoed
zijn „Fasching" als de bewoner van
Weenen, München, Keulen en andere
roomsch-katholieke centra. Het eenige
verschil tusschen hier en ginds bestaat
hierin, dat de Berlijnsche „Fasching" niet,
zooals b.v. in Keulen of 's-Hertogenbosch,
ook op straat wordt gevierd, vroeger in
den winter begint, en na het aanbreken
van de vasten nog geruimen tijd voort
duurt. Als de Berlijner eenmaal begint,
weet hij van geen uitscheiden.
Het seizoen der weldadigheidsfeesten
van allerlei aardbazars, bals, opvoeringen,
cabarats, der groote „publieke bals ten
bate van dit of dat, is opnieuw aangebroken",
en de Berliner en Berlinerin tingeltangelen,
dansen, flirten weer met edele zelfver
loochening en bewonderenswaardige vol
harding tot den vroegen morgenHeuckel-
Trocken, Kupferberg-Gold en andere
bekende schuimwijnmerken vloeien weer
in stroomen, alles tot stijving van allerlei
pensioenkassen, ten bate van dorstige
arme zuigelingen, crèches en „tehuizen",
voor den opbouw der Koloniën, de be
strijding van het Poolsche gevaar in het
Oosten der Monarchie, voor weduwen en
weezen, dakloozen en zieken, voor
lieve hemel, ja waarvoor niet al
Eerlijk gezegdlaat doorgaans het
eigenlijke liefdadige doel den „Iemand"
en de „lemandin" volmaakt koud, ten
bate waarvan men op dergelijke bazars en
bals zich, schitterend uitgedost, zoo „on
baatzuchtig" opoffert, doch waaraan men
feitelijk alleen deelneemt, om zich te
amuseeren, te zien, en gezien te worden.
Doel en afrekening van het feest zijn
immers zaak van het comité, dat zich zoo
belangeloos voor de goede zaak beschik
baar stelde!
De mode speelt ook op dit gebied een
groote rol, en daar we tegenwoordig hier
wegloopen met den „Biedermeier"-tijd en
Biedermeierstyl, even hard als een paar
jaar geleden met Ueberbrettl- en „lugend"-
styl, spreekt het vanzelf, dat we ook
Biedermeier-feesten arrangeeren.
De Duitsche Biedermeier-tijd valt samen
met de dagen van onzen Jan Adam Kegge
en diens „onsterfelijken vriend", van
Saartje met de mof, en den charmanten
van den Hoogen, van „Petrus Stastokius",
en het diaconiehuis-mannetje, de sentimen-
teele Amélie van Brammen in haar schuit-
hoed en groenzijden spencer, en de vroolijke
Koosje Naslaan, van Klaartje Donze, en
Gerrit Witse, de zusters „in de eerste
voiles", wandelende met de broers in de
„eerste rokken", van schipper Rietheuvel
en zijn tusschen de vredige weilanden
voortglijdende trekschuit. Al wat met dit
gemoedelijke „spiessbiirgerliche" tijdperk
samenhangt, toen er nog geen specialiteiten
voor zenuwziekten noodig waren, met het
tijdperk van de Holiandsche trekschuit en
zijn gezellig roefje en den Berlijnschen
„Torwagen", een soort logge Janplezier,
hobbelend van de Brandenburger Poort
naar Charlottenburg en vice versa, is in
het nerveuse, hyper moderne huidige
Berlijn W. sinds eenige maanden in de
mode.
Biedermeieris troef! Men volgt den
Biedermeier-styl bij de meubileering van
salon en zitkamer, leest Biedermeier-romans,
en arrangeert Biedermeier-feestenten
deele een gevolg van het enorme „lörn-
Uhl"-succes van een in den loop van
1906 verschenen bizonder mooien roman,
uit de pen van een tot dusver onbekenden
jongen schrijver Hermann. Diens Jettdien
Gebert", de pakkende lotgevallen van een
mooi jodinnetje van goeden huize uit het
Berlijn in den jare 1839, maakt ontzag
lijken opgang, niet het minst wegens de
interessante militie-schildering, en den kijk,
dien de schrijver geeft op het Berlijn dier
dagen, zeden en gebruiken, opvattingen
en kleederdrachten. Verwonderen zou het
me niet, wanneer deze mooie roman in-
tusschen reeds door één onzer Holiandsche
uitgevers ontdekt en onmiddellijk aange-
teekend is, en binnenkort in Hollandsch
kleed zal verschijnen.
Verleden week werd zelfs natuurlijk
ook weer ten bate van een liefdadig doel
in de nieuwe romaansche tentoonstellingshal
bij den Zoöl. Garten een Biedermeier-
tentoonstelling geopend, speciaal betrekking
hebbende op het Berlijnsche leven der
hof- en burgerlijke kringen uit dat tijdperk,
en waartoe van particuliere zijde een
belangrijke collectie tijdelijk was afgestaan.
Wat een poespan van stijlen niet waar?
Een tentoonstellingsgebouw produkt
der 19e eeuw doch opgetrokken in
middeleeuwsch-romaansche stijl, en staande
in het nauwelijks 20 jaren bestaande
fonkelnieuwe centrum van Berlijn W, het
opgedirkte Parvenupolis! Een Biedermeier
milieu in een romaansche halHet spreek
woord zegt terecht: „Ie style c'est l'homme",
in het onderhavige geval le style tout a
fait-berlinois! Bij de opening der tentoon
stelling hadden eenige dames en heeren
zich in de schilderachtig, kleurige Bieder-
meierdrachtgestoken.Verscheidene„Jettchen
Gebert's" in wijde klokrokken, spencers,
van de ellebogen afhangende shawls fichus
en schuine-rollen-kapsels, bewogen zich,
gechaperoneerd door elegante cavaliers in
het kostuum van Jason Gebert en andere
„lions" uit den Biedermeiertijd, door het
publiek en verkochten programma's en
catalogi voor het bewuste liefdadige doel.
Is het eigenlijk wonder, dat in het
huidige Berlijn met zijn bevolking van
ruim 2! millioen inwoners door klaploopers
en handige oplichters partij wordt getrok
ken van de behoefte der rijke Berlijners
aan pretmaken onder den dekmantel der
liefdadigheid? Dergelijke arrangeurs weten
immers, dat de honderde gasten, die aan
de oproeping gehoor hebben gegeven, uit
sluitend zijn gekomen om zich te amuseeren.
Sinds eenige weken maakt de pers jacht
op twee „feestpiraten", typische vertegen
woordigers van deze philantropen ten bate
der eigen berooide kas, die zich op erger
lijke manier aan afzetterij der gasten der
bewuste bals, (een bal der „Berliner
Rangen" op Oudejaarsavond, en een
Boheme-feest der „Berliner Biihnen Kiinstler"
van verleden week) hebben schuldig ge
maakt.
Het is te hopen, dat de personen met
klinkende namen, die zich dikwijls laten
overreden om in de lijst der deelnemers
aan een feestcomité te pareeren
mits zij verder niet lastig worden gevallen,
voortaan voorzichtiger zullen zijn, nu ge
bleken is, hoeveel misbruik van den klank
hunner namen wordt gemaakt.
In de circulaire wordt b.v. aangekondigd,
dat deze of die kunstenaar of kunstenares
van grooten naam aan het feest zal deel
nemen en zich zal laten hooren, doch op
den avond zeiven wordt het den deelnemers
duidelijk, dat zij het slachtoffer zijn ge
worden van handige afzetters, die hen,
zooals op het zoogenaamde Boheme-feest
van verleden week, behalve 5 Mk. entrée,
tot het koopen van een feesthoed voor
3 Mk. (ter werkelijke waarde van hoogstens
20 Pfennig), en het betalen van meer
extra-emolumenten noodzaakten.
Er werd geducht over geklaagd in de
bladen, maar de „arrangeur", ook niet op
z'n mondje gevallen, had de brutaliteit te
antwoorden, dat dergelijke feesten meestal
met een deficit eindigen. (Nota bene, een
feest van liefdadigheid!) De onkosten zijn
te enorm, betoogde de arrangeur. Geen
wonder, want zonder blikken of blozen
laat hij er in één adem op volgen, dat hij
zich zeiven gedurende de acht weken van
voorbereiding als vergoeding voor zijn
moeite 30 Mark (zegge 18 gulden!) per
dag uit de opbrengst der entrée's had
uitbetaald (behalve hetgeen natuurlijk
in stilte nog aan den strijkstok bleef
kleven
De satirieke anonymus laat dan ook in
zijn gedichtje „Der Ball-arrangcur" op het
als motto aangehaalde eerste couplet volgen:
„Fürs Komitee da lindet sich
Leicht manch beriihmter Name,
Der Kiinstler denkt, was Riimmert's mich,
Es macht mir bloss Reklame.
Wie viel man auch Entree erhebt,
Das Geld wird immer alle.
Und von dem Defizitchen lebt
Man bis rum nachsten Balie!"
K.
New-Yorksche millionnairs.
In de 5e Avenue te New-York een
ruim 8 kilometer lange straat wonen
in eene reeks van prachtige paleizen de
rijkste millionnairs ter wereld.
Één der allerkostbaarste paleizen is het
groote steenen gebouw op den hoek van
de 5e Avenue en de 57e straat, het ver
blijf van het hoofd der familie Vanderbilt.
Dat gebouw alleen heeft 12 millioen
gulden gekost en de inwendige inrichting
6 millioen.
Niet ver van daar is de vorstelijke
woning van James Astor, die een jaar-
lijksch inkomen van 12 millioen gulden
geniet. Zijn paleis is naar het model van het
slot Chambord gebouwd. Het heeft minstens
6 millioen gulden gekost. Driehonderd
man hebben er 2j jaar aan gewerkt.
Daarbij komt dan nog de prachtige
inrichting. Men vindt schilderijen van
bijna onschatbare waarde en o.a. ook een
gouden servies, dat minstens f 120,000
waard is.
Niet ver van daar is het huis van
Commodore Cherry, dat er vanbuiten een
voudiger uitziet, maar aan welks bouw
toch ook ontzaglijke sommen zijn besteed.
Zoo is er o.a. eene trap van sneeuwwit
marmer, waarvan elke trede, naar men
verzekert6000 gulden moet hebben
gekost. Onderaan staan twee levensgroote
gepantserde beelden als wachters en de
leuning is met goud ingelegd.
Ook het huis van Charles Yerkes ziet er
eenvoudig uitmaar het zou voor 12 millioen
gulden niet te koop zijn. Het gebouw
zelf heeft „maar" 7 millioen gekost,
doch het bevat kunstschatten van hooge
waarde. Voorts vindt men er o. a. een
ledikant, dat f 24000 heeft gekost, en eene
badkamer, aan welker inrichting f 72000
is besteed.
De „Koperkoning" Clarke woont in een
hoog paleis van graniet, dat ook allerlei
kostbare voorwerpen uit allerlei landen
bevat. Er is daar o.a. eene Turksche
kamer, welke f 180.000 heeft gekost.
Er zijn nog vele andere prachtige
millionnairshuizen in de 5e Avenue, oa.
van den „Spoorwegkoning" Huntingdon,
eene reeks paleizen van leden der familie
Vanderbilt, het huis van den „Suikerkoning"
Havemeyer enz.
Die millionnairshuizen te zamen worden
met hun inhoud geschat op een waarde
van 240 millioen gulden, en het gezamen
lijk inkomen hunner bewoners wordt
geraamd op eene som van 4800 millioen
gulden.
Burgerlijke Stand van Stavenisse.
December 1906.
Geboren:
2. Johanna, d. van Gerardus Potappet en
Cathalina Wesdorp.
3. Cornelis, z. vanlohannis Jacob van Oeveren
en Elizabeth Potappel.
9. Jacob, z. van Jacob Priem en Pieternella
Moerland.
14. Bartelina, d. van Marinus Wesdorp en
Cornelia Anna Dekker.
24. Jacoba, d. van Danker van den Berg en
Cornelia de Rijke.
27. Janna Wilhelmina, d. van Adriaan de Wit en
Martina Smits.
Gehuwd:
27. Jan Dorst, j.m., 24 j. en Adriana Francina
Moerland, j.d., 22 j.
Als levenloos aangegeven:
9. Een kind van het mannelijk geslacht van
Marinus Goedegebuure en Cathalina
Wesdorp.
Overlijden:
Geene.
Weekmarkt te Zierikzee17 Jan. 1907.
Boterprijzen De boter is verkocht voor
0,50, 0,57J, 0,60 en 0,62) de 5 H.G.
Kip-eieren: De Kip-eieren zijn verkocht
voor 1,37J1,50 en 1,62! de 25 stuks.
STOOMBOOTD1ENST
Januari.
AMSTERDAMSCHE TIJD.
Van Middelburg:
'smorg. 'smidd.
7,30 1,45
7,30
7,30
Zaterd. 19
Zondag 20
Maand. 21
Dinsd. 22
Woens. 23
Dond. 24
Vrijdag 25
Zaterd. 26
7,30
7,30
7,30
7,30
7,30
1,30
1,30
1,30
1,30
1,30
1,30
Van Zierikzee
'smorg. 'smidd. j
7,30
7,30
7,30
Zaterd. 19
Zondag 20
Maand. 21
Maand. 21 11,
Dinsd. 22 7,30
Woens. 23
Dond. 24
Vrijdag 25
Zaterd. 26
7,30
6,30
7,30
7,30
1,30
12,—
1,30
2-
1,30
1,30
Indien reizigers van Zierikzee naar Goes, bij
den Agent te Zierikzee, vóór het vertrek der boot,
(tijdig voor de ochtendreizen op den vooraf-
gaanden avond, vóór 8 uur) plaats nemen voor
den wagen van Catsche veer, zal om een bij
wagen naar Goes worden getelegrafeerd.
Getrouwd:
FILIPPUS MARINUS VAN
ZUIDLAND Johsz.
en
W1LLEMIJNTJE UIL JD.,
die, tevens namens wederzijdsche Familie,
hun' hartelijken dank betuigen voor de
vele bewijzen van belangstelling bij hun
huwelijk ondervonden.
Bruinisse, 18 Januari 1907.
Heden overleed onze geliefde Vader,
Behuwd- en Grootvader
Atbrecht van Loozen
in den ouderdom van ruim zes-en
tachtig jaar.
Westenschouwen 17 Jan. 1907.
Mede namens de verdere Familie
J. VAN HEKKE.
*t* Voor de bewijzen van deelneming,
ontvangen bij het overlijden van mijne
geliefde Dochter MARIA FRANSINA, betuig
ik door deze mijn dank.
's-Gravenhage,
Kon. Emmakade 110.
J. C. VAN MERVENNÉE.
V Voor de vele bewijzen van deel
neming, ontvangen tijdens de ziekte en
na het overlijden van onze geliefde Echt-
genoote, Moeder en Behuwdmoeder, be
tuigen wij onzen hartelijken dank.
Oosterland, 18 Januari 1907.
Mede uit naam
mijner Kinderen en Behuwdkinderen,
D. VIERGEVER.