PRED1KI in onderstaande gemeenten van Zondag 13 J Geref. Kerk te Zierikzee: 'sVoorm. tien ure en 'savonds half zes ure: ds. Laman. Cat. Zondag 17. Herv. Kerk te Kerkwerve: 'sNam. twee ure: ds. Blankert. (Doops- bediening). Herv. Kerk te Serooskerke: 'sVoorm. half tien ure: ds. Blankert van Kerk werve. Herv. Kerk te Burgh: 'sNam. twee ure: ds. Reus van Eikerzee. Herv. Kerk te Renesse: 'sNam. twee ure: ds .Japdien van Haamstede. Herv. Kerk te Noordwelle: Geen dienst. Herv. Kerk te Haamstede: 'sVoorm. half tien ure: dsJapchen. De Zondagsschool van één uur wordt niet gehouden. Geref. Kerk te Haamstede: 'sVoorm. half tien ure en 'snam. twee ure: ds. Koolstra. Oud-Geref. Kerk te Haamstede: Driemaal Leeskerk. Herv. Kerk te Eikerzee: 's Voorm. half tien ure: ds. Reus. Geref. Kerk te Eikerzee: 'sVoorm. half tien ure en 'snam. twee ure: de heer J. C. de Vries, theol. candidaat te Warfum. Herv. Kerk te Brouwershaven: 'sVoorm. tien ure: ds. Lenderink, predikant te Zierikzee. Geref. Kerk te Brouwershaven: 'sVoorm. half tien ure en 'snam. twee ure: ds. Horjus. Herv. Kerk te Zonnemaire: 'sVoorm. half tien ure: ds. De Leur. Geref. Kerk te Zonnemaire: 'sVoorm. half tien ure en 'snam. twee ure: Leeskerk. Herv. Kerk te Noordgouwe: 'sVoorm. half tien ure: ds. Schouten. 1EURTEN Schouwen en Duiveland. t ii li a r i 190 7. Chr. Geref. Kerk te Zierikzee: 's Voorm. half tien ure: ds. Wisse; 's natn. twee ure: de heer Van der Schuil, theol. student; 'savonds zes ure: ds. Wisse. Herv. Kerk te Dreischor: 'sVoorm. half tien ure: ds. v. d. Griend. Herv. Kerk te Ouwerkerk: 'sVoorm. half tien ure: ds. Kars. Herv. Kerk te Nieuwerkerk: 'sVoorm. half tien ure en 'snam. twee ure:ds. Van der Linden. Geref. Kerk te Nieuwerkerk: 'sVoorm. half tien ure, 'snam. twee ure en 'savonds zes ure: ds. De Jager. (Bevestiging leden kerkeraad). Oud-Geref. Kerk te Nieuwerkerk: 'sVoorm. 9 ure, 'snam. 2 ure en 'savonds 5,15 ureLeeskerk. Herv. Kerk te Oosterland: 's Voorm. half tien ure en 's nam. twee ure: ds. Ruijsch van Dugteren. Geref. Kerk. te Oosterland: 'sVoorm. half tien ure en 'snam. twee ure: ds. C. Staal; 's avonds zes ureLeeskerk. Herv. Kerk te Sirjansland: 'sVoorm. half tien ure en 's nam. twee ure: ds. Kamsteeg. Herv. Kerk te Bruinisse: 'sVoorm. half tien ure en 'snam. twee ureds. Waardenburg. (Doopsbediening). Geref. Kerk te Bruinisse: 'sVoorm. half tien ure en 'savonds vijf ure: Leeskerk. Oud-Geref. Kerk te Bruinisse: 'sVoorm. negen ure, 'snam. twee ure en 's avonds vijf ure: Leeskerk. Evangelisatie te Bruinisse: 'sVoorm. half tien ure en 'snam. twee ure: Gewone dienst. Evangelisatie Jeruël 11: 'sVoorm. tien ure en 'savonds half acht ure: de heer Koole van Kloetinge. RECHTSZAKEN. Op Vrijdag 1 Februari zullen voor de arrond.-rechtbank te Middelburg behandeld worden: 1°. de zaak contra-Th. de C., oud 23 jaar, werkitian, geboren en wonende te Axel, thans in hechtenis in het huis van bewaring te Middelburg, beklaagd van moedwillige mishandeling, zwaar lichamelijk letsel tengevolge hebbende; en 2°. die tegen J. H. de H., 21 jaar, reiziger, geboren en wonende te Bergen-op-Zoom, thans in hechtenis in het huis van bewaring te Middelburg, beklaagd van diefstal te Goes. In de eerste zaak zullen 4 getuigen, waaronder een tevens als deskundige, en in de tweede 2 getuigen worden gehoord. Ter openbare terechtzitting der recht zitting te Middelburg van 25 Januari zal worden behandeld de zaak tegen J. H., 29 jaar, straatmaker te Terneuzen, ter zake, dat hij in den avond van 7 Juli 1906 te Hoek de 16-jarige A. B., met wie hij niet gehuwd was, met geweld en be dreiging haar te zullen vermoorden, heeft gedwongen aan zijn zinnelijken hartstocht te voldoen. In deze zaak zijn vanwege het O. M. 4 getuigen gedagvaard. In het begin van December zag een surveilleerende politie-agent op het Dam rak te Amsterdam een haveloos uitzienden man, die een klinker wierp door een spiegelruit van één der winkels. De man van de wet stapte op den ver nieler af, en vroeg hem, wat zijn daad te beteekenen had. Antwoord: „Om onder dak te komen". Donderdag 1.1. stond de man terecht. Uit zijn omstandig verhaal bleek, dat hij geruimen tijd zonder middelen van bestaan nad rondgezworven. Hij was ziek, voelde zich ellendig, en had de ruit verbrijzeld om zoodoende te worden ingerekend. De ambtenaar van het Q. M„ jhr. Quintus, eischte wegens „landlooperij" 3 dagen hechtenis en plaatsing in een Rijkswerk inrichting voor den tijd van drie jaren. De president, mr. Meinesz, vroeg aan beklaagde, of hij gaarne in een Rijkswerk inrichting zou willen worden opgenomen. Lachende verklaarde de zwerver, volkomen tevreden te zijn. Een jongen uit Rijnsaterwoude stond Dinsdag 1.1. terecht voor de Amsterdamsche rechtbank, omdat hij jagend was aan getroffen op een stuk land, waarvoor hij geep vergunning had. 't Is waar, zegt hij, hij is op dat land geweest, maar hij heeft er niet gejaagd. Hij had op 'n haas geschoten en „dat" haas was voortgeloopen en voortgeloopen, hij kon 't haast bijhouden. Maar zoo was-t-ie op dat verboden land gekomen, Mét dat-ie 't merkte, had-ie zijn geweer ontladen, en over z'n rug gehangen; alleen als-ie over de sloten sprong moest-ie 'twel weer in z'n hand nemen. De veldwachter zegt, dat hij van dat ontladen niets gezien heeft, en 't ook niet gelooft, want toen de jager weer op geoorloofden grond was, schoot hij spoedig daarop zonder dat hij eerst weer had geladen ten minste voor zoover de veldwachter had kunnen zien. En zijn geweer had hij gewoon in zijn handen gehad. „Die man staat hardstikke te liege!" roept de jongen verontwaardigd uit. „Dat land, dat-ie daar noemt, ligt wel tien stukken verder!" Hij doet verder een prachtig verhaal van hoe-ie 't haas naliep en 't langs den weg liep en langs de sloot, en hij d'r achter an. De veldwachter had 'm dan toch wel even kunnen waarschuwen als-ie op verboden land was. Maar zoo zijn ze. Had-ie 't haas zien liggen, dan had-ie nog niet eens gezeidJager, daar leit-ie, maar dan had-ie 'm natuurlijk zelf ingepikt. In zijn verder betoog, als zijnde niet ter zake dienende en ietwat beleedigend, wordt beklaagde gestuit. Vrijheidsberooving. Voor de Recht bank te Leeuwarden heeft Donderdag terechtgestaan S. v. d. W., deurwaarder bij het kantongerecht aldaar, beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberooving. De beklaagde heeft in den nacht van 28 op 29 October j.L, na een Zondag avond-voorstelling in de „Harmonie", den heer j. T., koopman te Leeuwarden, in gijzeling gesteld krachtens een vonnis van den kantonrechter aldaar. Toen de vrouw van T. in dienzelfden nacht eenigen tijd later zich bij den beklaagde aanmeldde met f 250 aan bankpapier, teneinde haren man onmiddellijk uit de gijzeling ontslagen te krijgen, heeft hij, zonder daartoe ge rechtigd te zijn, geweigerd het aange boden geld aan te nemen, tengevolge van welke weigering T. niet uit de gijzeling is ontslagen en mitsdien wederrechtelijk van zijne vrijheid beroofd is gebleven. Als getuigen zijn gehoord de heer T., die tot Donderdag d.a.v. in arrest is gebleven, diens vrouw en zwager en de directeur van het Huis van Bewaring. Het O. M. eischte schuldigverklaring aan het door schuld iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd doen blijven, met veroordeeling tot eene geldboete van f 100, bij niet-voldoening binnen twee maanden, tot 20 dagen hechtenis. De verdediger, Mr. A. Burger, betoogde, dat in de handelingen van beklaagde niets strafbaars is gelegen en concludeerde tot vrijspraak. Uitspraak 16 Januari a.s. Iets over tong. Een der meest gezochte visschen der Noordzee is de tong (Solea vulgaris). Men treft haar bijna overal in de Noodzee aan en vangt haar niet zelden vlak nabij onze kusten, soms zelfs in de zeegaten. Het lichaam der tong is langwerpiger dan dat van bot, schol en schar. Zij heeft de zijvinnen op dezelfde wijze als deze visschen en bovendien eene kleine borst- en rugvin, welke zich bevinden vlak nabij de kieuwdeksels. De huidkleur is van boven, langs de rugzijde, donkergrijs, nagenoeg als bij de schar, van onderen dofwit. De huid, welke mef zeer fijne schubbetjes is bedekt, is bizonder taai en tamelijk dik. De tong wordt niet, evenals bot, schol en schar, met de huid gegeten, doch daar van eerst zorgvuldig ontdaan. In verhouding tot de andere lichaams- deelen heeft de tong een smallen staart. Ook de kop van dezen visch is niet groot en de bek in het oogvallend klein. De randen van den eenigszins krom- gevormden bek zijn van hoornachtige knobbeltjes voorzien. De oogen van de tong staan aan de rugzijde, niet ver van den bek, doch beide aan één kant, ongeveer een halven centi meter van elkander. Bij het zwemmen beweegt zich de tong vaak in golvende beweging. Haar voedsel bestaat, behalve uit zee wormen en kleine weekdieren, ook uit plantjes van den zeebodem. Omdat de tongen hoog in prijs zijn, worden ze door de kustvisschers gedurende de zomermaanden zorgvuldig in ijskisten bewaard. Sommige visschers ontdoen de tongen vooraf van de ingewanden. Ook de visschers van naburige landen maken ijverig jacht op tongen. De grootste exemplaren, wel eens meer dan 3 dM. lang, worden soms met meer dan een gulden per stuk betaald. Gemengd Nieuws. De Kamper Crt. geeft de volgende be schrijving van de moeilijke dagen, die zijn doorgebracht aan boord der postboot „Minister Havelaar", die op Nieuwjaarsdag vergeefs probeerde door het ijs van Enk huizen naar Urk te komen: „Toen de postboot met de post en veertien passagiers, waaronder een dame voor Urk, aan boord, Enkhuizen verlaten had de zee was voor laatstgenoemde plaats op dat oogenblik open kwam men op nog aanmerkelijken afstand van het eiland voor een aaneengesloten ijsveld, waar geen doorkomen aan bleek. Kapitein De Groot gaf toen bevel noordwaarts te stoomen, in de hoop daar open water te vinden, om van die zijde het eiland te kunnen naderen. Deze hoop bleek echter ijdel, en zoo besloot men des avonds ten anker te gaan, en den volgenden ochtend af te wachten. In dien nacht echter schoof het ijs on merkbaar om de boot heen, en sloot zich vervolgens tot zoo'n vasten gordel aaneen, dat er aan geen ontkomen meer te denken viel. Toch zat men niet stil, maar werkte zonder ophouden, al was het met weinig succes, aan de bevrijding, tot als blijde verlosser, de „Rengers" opdaagde. Het was tijd, want het water was tot den laatsten druppel verbruikt; men had reeds koffie gezet van zeewater en ge bruikte het brouwsel daarna met karnemelk en de eetwaren raakten zoo leelijk op een end, dat de visschers- passagiers reeds een pak kaarsen naar binnen gewerkt hadden. De proviand toch, zeer voldoende voor de bemanning alleen, was geheel ontoereikend ook nog de ge zonde magen der veertien passagiers te vullen. Toen de „Rengers" 'teerste bij de „Havelaar" kwam, werd dan ook onmid dellijk per vlet mondvoorraad overgebracht, omdat men vreesde, dat er gebrek aan levensmiddelen zou heerschen. Bij 't bevrijdingswerk knapte een buiten gewoon zware stalen tros, maar later ging het voorspoediger. Omstreeks drie uur 's nachts kwamen redder en geredde veilig voor den ijszdom van Urk ten anker, ten aanschouwe van de geheele eilandbevol king, die vol onrust en hartelijke deelneming opgebleven was, en onophoudelijk vuren aanstak, om de opvarenden als bakens te dienen. Een groot aantal teertonnen en allerlei andere zaken moesten daarvoor in vlammen opgaan. De burgemeester en mevrouw Van Suchtelen van de Haare waren in persoon tot drie uur op de pier aanwezig. Nadat de passagiers aan wal waren gezet, vertrokken beide booten weer, de „Havelaar" naar Enkhuizen, de „Rengers" naar Kampen. Klerkenlied. In de Stem van lndië vonden we onderstaand klerkenlied op de wijze van Speenhoff's „Vegetariërs" te zingen Tweede klerken, dat zijn menschen, Die zich gaarne eerste wenschen. Daarom stichten zij nu bonden, Die aan iedereen verkonden, Dat ze willen gaan probeeren Of het niet is te verkrijgen, Dat hun tractementen stijgen. Refrein 't Is zoo deftig, 't is zoo fijn, (bis) Klerk bij 'n Departement te zijn. (bis) Maandag pennen, Dinsdag pennen, Vrijdag pennen, al maar door, Zaterdag voortdurend pennen Soms des avonds ook nog pennen. God bewaar ons voor dat pennen. Pennen doen zij als de beste. Tot ze pennen zijn ten leste. Refrein 't Is zoo deftig, 't is zoo fijn, (bis) Klerk van een kantoor te zijn. (bis) Voor een heel gering salaris Pennen ze tot alles klaar is. Krijgen wat onnooz'Ie centen Voor verhoogde tractementen. En dan zijn zij ineens heeren Die zich alles permitteeren, Uitgezonderd met de vrouwen, Want ze kunnen toch niet trouwen. Refrein 't Is zoo deftig, 't is zoo fijn (bis) Klerk op een kantoor te zijn. (bis) Ongewone staking! Te Bunschoten is Zondag staking geweest in den kerk dienst voor de Hervormden. De zaak was deze: Met ingang van 1 Januari j.l. is van gemeentewege het van ouds gebruikelijke luiden van de klok, hangende in den gemeente-toren, die met de kerk een geheel vormt, verboden en de toegang door den toren tot de kerk afgesloten. 't Gevolg hiervan was, dat predikant en kerkgangers, den sinds menschenheugenis gebruikelijken weg versperd vindende, huiswaarts keerden en er ook voor het verdere gedeelte van den dag geen dienst was. Men is zeer benieuwd, hoe dit geval zich zal oplossen. In verband met het in België heerschende mond- en klauwzeer worden de grenzen streng door onze douanen bewaakt en geldt o. a. als voorschrift, dat karren en andere voertuigen slechts ons land mogen binnenkomen langs de rijkswegen waar de douaneposten staan. Dat aan die bepaling streng de hand wordt gehouden ondervond deze week de knecht van den landbouwer Van Deurzen, die met paard en kar, geladen met stalmest, langs een zandweg van uit België Holland binnenkomend, door de kommiezen uit Nispen den heelen boel zag aangeslagen. Tegen den aanvoerder werd procesverbaal opgemaakt. Paard met kar en mest werd ter be schikking gehouden van den burgemeester dier gemeente in afwachting der beslissing van hoogere autoriteiten. Hoogstwaarschijn lijk zal alles wel verbeurd verklaard worden. Twee koningstijgers op één avond. De heer E. Munaut, wapenhandelaar en bekend jager te Soerabaja, doet aan het Soerab. Handelsbl. mededeelingen omtrent een gelukkige jacht aan Java's Zuidkust, waarvan hij pas was teruggekeerd. Wij ontleenen daaraan het volgende: Het was namiddags, toen alles aan wal was te Bandi Alit, een kleine baai aan Java's Zuidkust, 35 a 40 kilometer ten oosten van Poegar (Bezoeki). Ik wandelde het strand eens langs en zag overal de sporen van schildpadden, die er hun eieren komen leggen. Maar daarnaast ontwaarde ik tijgersporen, gaande naar en van het strand naar het bosch. Vóórdat de nacht inviel, liet ik een hokje maken voor een geit; voor een opening in den wand plaatste ik een klem. Ik rekende er vast op dat één der wilde dieren, die hier blijkbaar in grooten getale hun jachtterrein hadden, het aas zou ruiken en onder schot komen. Maar ik hoorde en zag niets; den vol genden morgen bleek de geit ongedeerd. Het had dien nacht geregend en de oude sporen waren alle uitgewischt. Dan maar nieuwe gezocht, dacht ik, en jawel, een heel eind verder vond ik het spoor van een groote schildpad, dat zich op het zand afteekende en lijnrecht op den bosch- rand toeliep, dus van een dier, dat waar schijnlijk eieren had gelegd. Maar, een spoor dat den terugweg van het dier naar zee aanduidde, was nergens te vinden, ergo was het zeer waarschijnlijk de prooi van een wild dier geworden. Inderdaad bleek dit zoo te zijn. De ongelukkige amphibie had haar taak als eierlegster blijkbaar niet kunnen volbrengen (gewoonlijk deponeert zij 100 k 130 eieren in een kuil). Onder het werk was de schildpad door een tijger overvallen, die het dier met een slag van zijn machtigen klauw op den rug had gewenteld om daarna den kop aan te grijpen en den hals door te bijten, tot het weerlooze dier geen teeken van leven meer gaf. Toen had het wouddier de schaal van de schild pad tusschen zijn tanden gevat en zijn prooi eenige passen verder de rimboe ingetrokken, waar zij van buiten niet zicht baar was. De strijd had blijkbaar nog niet lang geleden plaats gehad en het vleesch was nog onbedorven. Ik sneed er een flink stuk uit en de soep, die ik er van kookte, smaakte voortreffelijk. Bij eenig nader onderzoek van het terrein bleek mij, dat niet één, maar twee tijgers aanwezig waren geweest; zij hadden niet, veel van het beest gegeten maar zouden, daarvan hield ik mij overtuigd, de rest niet vergeten. Op de plaats, waar het aas lag, boog zich een vrij diepe rivier naar zee af, zoodat het mij gemakkelijk viel de schild pad door een haag van in den grond gestoken boomtakken af te sluiten. Ik liet in die haag twee openingen, voor beide legde ik een klem, zonder anker; met een stevige rottan had ik er echter vrij zware takken aan vast gemaakt om het spoor van de eventueel vluchtende dieren ge makkelijk te kunnen volgen. Dicht in de buurt maakte ik voor mij een schietstand, van waar ik de klemmen beide onder schot had. De maan was 10 dagen oud, dus de omstandigheden waren zoo gunstig mogelijk. Alleen was het zaak goed uit te kijken, omdat de golfslag op het strand en de branding iets verder in zee elk geluid verdoofden. Toen de zon onderging, nam ik mijn plaats in en het zal zoo ongeveer half zeven zijn geweest, toen ik plotseling meende twee beesten langs den boschrand te zien galoppeeren. In een oogenblik waren zij vlak in de buurt; het was het tijgerpaar, dat zijn achtergelaten prooi kwam verslinden. Een twintigtal meters van het aas hielden de wilde dieren plotseling hun vaart in, aarzelden en gromdenzij hadden de verandering opgemerkt hun prooi was gebarricadeerd Maar lang duurde de aarzeling niet, plotseling schoten beiden weer vooruit en het was of zij wedijverden, wie er het eerst zou zijn. Daar daverde een gebrul boven de branding uit; de eerste tijger zat in de klem. Het dier deed een kolossalen sprong en kwam in het volle maanlicht te staan. Het stond recht overeind, met de klem aan zijn rechter voorpoot, woedend in de ijzeren veeren bijtende en op mij toe- loopende. Voor ik schieten kon, volgde een tweede gebrul; ook de andere tijger was gevangen. Ik loste daarop mijn eerste schot en trof den meest nabijzijnden tijger in de elleboog van den linker-voorpoot; de kogel bleek later den kop te hebben geschramd. Het tweede schot velde het dier neer, het projectiel had de hersenpan verbrijzeld. Op het tweede schot maakte de tweede tijger, die te voren zich met niets had bezig gehouden dan in de klemijzers te bijten, een sprong in de richting der rivier. Het dier dacht die blijkbaar te kunnen overzwemmen, maar de tak aan de klein gebonden, ging mee te water, ankerde daar in den bodem vast en toen ik den oever bereikte, had het water oppervlak zich al weder boven dier, tak en klem gesloten. Dien nacht liet ik het dier waar het was; den volgenden morgen haalden mijn helpers het met veel moeite uit de diepte op; het noodlot had den woudkoning den dood door verdrinking bereid. Uit bovenstaand verhaal blijkt, dat er op Java nog op groot wild te jagen valt; maar men moet een beetje ver uit de buurt gaan en er wat voor over hebben. TELEGRAMMEN. 's-Gravenhage, 11 Januari. Ministerie van Koloniën. Blijkens een uit Nederlandsch-Indië ontvangen telegram teisterde een vloedgolf de Zuidkust van Poelo Simeuloee en onderhoorigheden van Atjeh, waardoor aldaar veertig lieden omgekomen zijn, en op het eiland Tapa driehonderd vermist worden. Ingezonden Stukken. Mijnheer de Redacteur! Het is zeker een ernstig verschijnsel als de bevolking eener gemeente verhindert. Ook hier had zich dit helaas, vroeger reeds voorgedaan, tot nu eenige jaren geleden eene geleidelijke stijging werd waargenomeneinde 1905 bereikten we echter het cijfer boven de 7000. Het afgeloopen jaar brengt ons echter de teleur stelling van een vermindering met 75 zielen, toch vinden we aangegeven, dat het aandeel door ves tiging en meerdere geboorte dan sterfte met 337 is vermeerderd, maar daar staat tegenover een uittocht van 412 inwoners. Dat is zeer te betreuren en dat aan dat on gunstige feit een hoofdartikel wordt gewijd, is zeer te prijzen echter met reserve van de vraag: is de beschouwing ter overdenking" de vrucht van behoorlijke studie en onderzoek, of van een vaag vermoeden? Laat ons uit dat standpunt het bewuste artikel eens nagaan. Allereerst uwe belangstellende en zeer gewet tigde vraag: „welke is de oorzaak van dit be denkelijk verschijnsel?" Daarop volgt een uiteenzetting, hoe eigenlijk Zierikzee als centrum van een welvarende streek en om de plaatselijke instellingen, speciaal van onderwijs, bevolking zou moeten aantrekken in plaats van afstooten, en hierop laat u de vraag volgen: „Zou de hoofdelijke omslag, die in Z. vrij hoog is, soms daarvan de schuld dragen". Dat dit voor u eigenlijk geen vraag, maar een feit is, blijkt genoeg uit het zelfs weglaten van het vraagteeken en voorts uit hetgeen u verder laat volgen: dat „de ingezetenen van ons stadje veel „te hoog in de belasting zijn aangeslagen, zoodat „menigeen onze gemeente metterwoon verlaat en „natuurlijk menigeen terugdeinst zich hier te „komen vestigen". Zulk een veroordeeling, in het publiek uitge sproken het moge met goede bedoeling zijn geschreven kan niet anders dan nadeelig zijn voor onze gemeente en de onjuistheid er van aan te toonenmoet een eerste plicht geacht worden. Vooreerst de bewering, dat de H. O. hier hoog zou zijn. Deze bedroeg in 1905 3-'fi pCt. en in 1906 2-' pCt. Bij de zeer overvloedige polemiek tijdens de herziening der Gem. Wet in 1897, werd steeds als normaal aangenomen 4 pCt. En ook nu no.g kan het belastingpercentage van Zierikzee gerustelijk worden getoetst aan dat van plaatsen vau ongeveer gelijken rang buitengewone gevallen, als bijv. Kampen buiten beschouwing gelaten); men zal dan bevinden, dat werkelijk de H. O. hier niet te hoog is. Dat de H. O. in eenig verband zou staan met de uitwijking uit de gemeente in 1906 van 412 personen de volkomen onjuistheid daarvan zou zelfs bij de minste poging tot onderzoek en overtuiging aan den dag gekomen zijn. Immers als men de namen der 412 uitgewekenen nagaat en men ziet hoeveel aangeslagenen in den H. O. daaronder zijn, dan telt men niet eens ten volle een 30-tal. Wie het eerst in het oog vallen en zeker wel het meest de aandacht verdienen zijn 7 namen van gegoeden. Het vertrek van deze rubriek (hier wordt nog slechts bij uitsloting gesproken uit financieel standpunt voor de ge meente) valt zeer zeker te betreuren. De aanslagen die daardoor verloren gaan, loopen van de 56e klasse (op 6 na de hoogste aanslag) tot de 18e klasse. Niemand zal redelijkerwijze durven be weren, dat hieronder één vertrek gegrond is op te hoogen H. O. Dan volgt de rubriek verplaatste ambtenaren, (godsdienstleeraars medegerekend) en een paar, die ontslag genomen hebben. Ook bij dezt rubriek, 13 in getal,, is geen spoor van H. O. ah oorzaak van vertrek. Hierna resten nog een paar aangeslagenen, die vertrokken wegens familie-aangelegenheden en de enkelen, in de 3 laagste klassen aangeslagen geweest, die lotsverbetering zochten. Het overgroote aantal, dat nu nog overblijft van de 412 uitgewekenen, droeg niet bij in den H. O. en kan dus daarin geen aanleiding gehad hebben om weg te gaan. Om welke reden gingen die dan heen? Zeer veel mutatie was er onder het dienstboden- personeel; ook waren er nog al jongelieden, die weggingen ter verdere opleiding, doch de hoofd zaak is eenvoudig het streven van de werkende klasse naar lotsverbetering. Wie zou dat durven laken? Het is een der zegeningen van den tegen- woordigen tijd, dat men in casu de werkman niet meer bij moeders-pappot blijft zitten, maar er flink op uittrekt! Niettemin is die uittocht, vooral van goede krachten, ongewenscht voor de gemeente. Hoe dit tegen te gaan? Er is een middel: industriën en daardoor werkverscttaffing in het leven roepen. Wie zal dat kunnen, wie zal durven? Met het voorgaande zal voldoende zijn toegelicht, dat de H. O. volstrekt in geen verband staat met het ongewenschte verschijnsel van vermindering der bevolking over 1906. Afgescheiden daarvan, echter, zijn er redenen genoeg om mede te gaan met uwe boete-predikatie aan de vroede vaderen zooals ze door u in patriar chalen stijl genoemd worden, om zuinigheid te betrachten en dat geweldig gul-zijn met uitgaven, als die uit de gemeentekas moeten komen, zooveel mogelijk te breidelen. Voor het heden zijn we er

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1907 | | pagina 2