Zaterdag 9 Jani 1906.
(Z ierils-zeesclie
Courant).
62ste JAARGANG. No. 83!8.
Derde Blad.
nEuwfgTiiPÏiieEW,
LANDWEER.
Reisindrukken.
ZIEKIK/EESCIIE Él NIEUWSBODE.
Vonohgnt DINSDAGDONDERDAG
ZATERDAG.
Po prjj» per 3 maanden ia f 1,30, bunco per poat
f 1,60.
Noord-Amerik»Tranaraal, Indië ona. Tonend ing
taai pat vaak, f 10,per jaar.
Dlreoteuri JX., T. DH Loozau
Uitgever-Redacteur: A. FRANKEL.
Redacteur: J. WAALE, alleen voor het binnen- en buitenL nieuws.
AdyertentiënTan 13 regels 30 Gta.
meerdere regel. 10 Cta., kannen uiterlijk tot dea
Maandags, Woensdag, en Vrjjdags middag.
2 ore besorgd worden.
Groots letter wordt naar flaattruimte berekend,
Alle betalingen moeten uitsluitend geschieden ten kantore van A. J. dk Looze, Hoek Schuithaven, Zierikzee.
Ingezonden stukken en berichten van correspondenten te adresseeren aan A. Fbënkel, Nieuwe Boogerdstraat 213, Zierikzee.
Amerika.
De correspondent van de Times te New-
York geeft nog eenige bizonderhedon over
het vleeEobtrust-schandaal.
Het gaat hier om de abattoirs te Chioago
en de industrie van gecon eer veerde vleesch-
waren. Sansationeele onthullingen waren voor
president Roosevelt aanleiding om een onderzoek
te doen iostelleo.
Het rapport van de aangewezen commissie
brengt een mmigte schandelijke feiten aan
het lioht.
Hier volgen de telegrafische bizonderheden,
zooals de correspondent van de Times ze naar
Londen seinde, volgens de New-York Times.
Men bedient zioh te Chioago van nan cholera
gestorven varkens, wier spek men zou gebruiken
by do fabrioatie van sardinen-oliemen spreekt
eveneens van bedorven hammen, waarvan bet
luchtje is weggemaakt door mjddel van chemi
sche preparatenandere preparaten dienen
om slecht vleesoh te verven; verder wordt
gesproken van geoonserveeru ossenvleescb, dat
niets anders is dan vleeBch van aan ziekte
gestorven schapen; van schapenvleesoh, dat
geitenvleesoh isvan sauoyesen, gefabriekt van
vuiligheid overvloedig besprenkeld met chemi
sche stuff sn, om er den smaak aan te geven;
van goedkeuringsbi) jatten, afgegeven voor
dieren, die aan tering waren gestorven; en
eindelijk, het ontzettendste van alles beweert
men (het klinkt haa9t ongelooflijk), dat, toen
een paar werklieden gegrepen waren door
de raderen van do machines in de oonserveer-
fabrieken, mon daarom de maohioo niet etop
zette, zoodat in die sancyssen en conserven
mensohonvleeeoh gemengd zou zijn met het
dierlijk vleeroh.
De New-York Times geeft de namen van
de fabrieken, die op dergelijke afsohnwelijke
wijze voedsel vervaardigen". Het blad
verzekert overigens, dat het in alle groote
dergelijke fabrioken zoo ongeveer preoios eondor
toegaat.
Geschied te Baltimore, in het jaar 1906,
tijdens de wondervolle Meimaand.
Stonden terecht William en Ceoilo Moran,
een jong getrouwd paartje, aangeklaagd wegens
onbehoorlijk gedrag, bestaande hierin, dat zij
op een mooien Mei-avond bniten de stad
wandelende, in eens tot de ontdekking kwamen,
elkaar reeds sinds een uur niet gekust te
hebben, en dat zy to9n een zij wegje ineloegen,
op welk wegje zy hnn schade dubbel en
dwars inhaalden.
Dit feit werd gezien door een agent. Ver
ontwaardigd snelde hy toe en nam hst paar
mee naar de waoht. Ea hoewel de twee
konden bewijzen in alle eer en deugd, drio
wekeu geloden gehowd te zyn, moesten ze
tooh den nacht ia arrest, van elkaar geRcheiden,
doorbrengen.
Wie durft, dit feit gelezen hebbende, nog
beweren, dat ia het Dollar-land de goede
zeden niet strikt gehandhasfd worden?
Een meisje te Ohama, in den Ameri-
kaansohen staat Arkansas, had een diammt
ter waarde van f 750 gestolen en om dien
kostbaren steen te verbergen, slikte zij hem
in. Met bshulp van X stralen werd cohter de
aanwezigheid van don diamant in haar liohaam
geconstateerd, en wel dicht bij het aanhangsel
van den blinden darm. Er was daar al een
ontsteking ontstaan en de geneesheeren ver
klaarden, dat een onverwijlde operatie nood
zakelijk was, anders zou het leven van hot
meisje er mee gemoeid zyn.
Het meisje wil zioh echter niet laten
opereeren en de reohtbank besliste dat daartoe
niet mag worden overgegaan zonder hate
toestemming.
De bestolen juwelier weet nu dat zyn
kleinood wel bewaard is; maar bij heeft daar
niet veel aan.
Italië.
Het noordelijk deel van den Vesuviuskegel
bïjjft instorten, wat gepaard gaat met ont
ploffingen en liohte uitwerping van osoh, die
zelfs tot op Capri en Sorrento neervalt.
Een Donderdagavond uit Rome ontvaDgen
telegram meldt, dat de Pans eon nieawen
aanval van hartaandoening heeft gehad.
Dr. Lapponi werd bij den lijder geroepen.
Slechts drie kardinalen werdon by den Paua
toegelaten.
Een nieuw anarchisten complot. Uit
Rome wordt gemeld dat men to Aucooa, in
den winkel van een coiffeur, Antonio Cabbi-
anelli, drie bommen heeft gevonden, die geheel
gereed waren, omringd van cement en voor
zien van lonten. Die bommen zullen onderzooht
worden. Buitendien heeft men in de woning
van Cabbianelli twee pakken zwavel gevonden
eu potasoh obloraat. Ingevolge deze ontdekking
zijn 12 anarchisten aangehouden. De koning
brengt den 24 Juni een bezoek aan Anoona.
Volgens de Patria heeft het beriobt d8zer
ontdekking te Romo groote opsohudding
gemaakt, vooral in de Kamer.
Juist wegens hot op handen zijnde bezoek
des konings werden de anarchisten good be
waakt en vooral Cabbianelli, die vroeger reeds
veroordeeld werd voor anarchistische propa
ganda. De aangeslagen bommen zijn niet
grooter dan een oracjs-appel en kannen ge
makkelijk, evenals die te Madrid, in een
bloemtuil verborgen worden. Dit is oen
gevaarlijke nieuwigheid. De politie, verwittigd
over een opleving 7an de anarchie, bewaakt
de anarohisten te Rome en te Aneona. Dez9
laatste stad is altijd een gevaarlijk oentrum
geweest voor de anarchistische propaganda.
Malatesta woonde er eenigen tijd en stichtte
een anarchistisohe club.
Zwitserland.
De Zwitsersohe Simplonfeesten zijn praohtig
geslaagd. Ala één van de allermooiste oogen
blikken wordt besohrevsn de aankomst psr
stoomboot te Gerè'e. De ha7en rijk versierd,
bevlagde booten, muziek en indrukwekkend
klokgelui. Twee-en-twintig jongedames in
't wit hingen slingers van bloemen over de
schouders vaa tien echte tunnolarbeidsrs in
werkpak. De Bondspresident en de Italiaansohe
minister vaa baitenlandsotn zaken, graaf
Guicoaodinie, drukten deze stoere werklieden
de haud.
Te Vevcy werden den genoodigden door
jongedames in sobildsraohtig gewaad bloemen
voor 't kaoopsgat, sigaren en allerlei kleine
herinneringen aargeboden.
Voorloopig zullen zoowel stoom- als eleotri-
citeit-locomotieven den spoordienst door de
Simplcn-tnnnel onderhonden.
Frankrgk.
De zaak Dreyfus komt Vrijdag 15 Juni
voor het Hof van Cassatie en wel voor de
drie versenigde Kamers onder voorzitterschap
van den len president Ballot Beaupró.
Waarschijnlijk zullen de eerste twee zittiagen
met gesloten deuren worden gehouden en
gewijd zijn aan het onderzoek van het geheime
dossier.
Maacdag 18 Jnni beginnen vermoedelijk
de openbare debatten, en daar zal wel heel
wat tijd mee heengaan.
Do verbalen van het onderzoek, door de
strafkamer van het Hof ingesteld, beslaan
niet minder dan 3000 bladzijden, en het
schriftelijk requisitoir van dan proonreur-
geceraal Bandoin telt 600 bladzijden. Het
mondelinge requisitoir zal 5 zittiagen in
beslag nemen.
Daarna volgt hot pleidooi van den advocaat
Moioard.
Mau verwacht dat het prooes op zyn vroegst
den 27en of den 28en Juni afgedaan zal zyn,
BelgiS.
De moord in de Zwaluwstraat te Brussel.
Men zal zioh herinneren, hoa in het begin van
Februari geheel Brussel in rep en roer werd
gobraoht door de vondst van het verminkte
lijk van een meisje, Jeanne Van Calok, dat
in een stuk papier verpakt op den drempel
van een wonicg in de Zwalnwstraut was
neergelegd. Des te meer word over de ge
heimzinnigheid van het geval gesproken, toen
door een krantenvrouw, Mario Theièie Van
Overloop, in een kroegje werd uitgeroepen
»A1b jo den moordenaar van de kleine Van
Calok hebben moet, dan moet je in de rne
dn Pont-neuf zyn. Het is een dokter, een
zwarte, met langen baard". Van mond tot
mond ging dezs beeohaldigicgdos avonds
stond er een groote menigte voor de woning
van dr. Nyssens, die om wraak riep. Wat
dr. Nyssens sinds Februari te lijden heeft
gehad, welke grove beleedigingen, en welke
enorme fiaancieelo schede zyn voortgevloeid
uit de onbekookte aantijding dier vrouw is
gebleken nit de tereohtzitting, de vorige week
gehouden, daar door dr. Nyssens een aan
klacht was ingediend tegen vrouw Overloop,
voornamelijk om in 't openbaar onschuldig to
worden verklaard, Een groot aantal getuigen
werd gehoord; dr. Nyssens was op den 7deo
Februari zwaar ziek, eon collega nam voor
hem de praktijk waarbovendien was nog
een andere collega hom komen bezoeken, en de
verklaringen van mevrouw Nyvsens, van de
dienstboden, zoowel ala va de collega's waren
gelijkluidend. Dr. Nysssens was ziek, was
op den dag van de misdaad, des middags per
rijtuig even uitgeweest, maar overigens thnis
gebleven.
Da advooaat deed mededeeliog over de
ontvangen dreigbrieven, over het verlies van
praktijk enz. en eiechto, dat hij gemaohtigd
zon worden de uitspraak van het gerecht in
50 bladen te doen opnemen. Het O. M.
was van oordeel, dat na het gehouden onder
zoek het noodzakelijk was, dat ook hot publiek
zou inzien, dat de beschuldiging een totaal
valsohe ie geweest. Niets bewees, dat dokter
Ny88eng ook maar oenig aandeel had gehad
in de misdaad van 7 Februari. De vrouw
Van Overloop werd veroordeeld tot 2 maanden
gevangenieetraf en 26 francs boste, en boven
dien werd bevolen, dat in 20 eonranten de
uitspraak zal worden publick gemaakt.
Een antomobiolrijdor van Antwerpen,
M. M. reed met groote snelheid langs de
fabriekkaai te Schaarbeek.
Een vrouw, die daar wandelde met haar
vierjarig zoontje, sprong op zij met het kind.
Het laatste was echter niet tydig uit de
voeten en werd gegrepen en tien meters ver
meegesleept.
Een agent per rijwiel snelde toe, juist op
het oogenblik dat de automobilist zioh uit
de voeten meende te maken. De agent
maakte proees-verbaal op, terwijl audere
personen de moeder en het kind in een buis
brachten.
Een geneesheer, die geroepen werd, oonata-
teerda den dood van den knaap.
Bij ministerieele beschikking ia bepaald,
hoe de landweerpliohtige mot zyn wapens
enz. heeft te handelen voor het geval hij
van woonplaats verandert als anderszins.
Hier volgen de voornaamste voorsohriften
lo. Wanneer eon landweerpliohtige naar
een ander distriot verhuist, levert bij by den
burgemeester zijner gemeente geweer of kara
bijn met monddeksel, schroevendraaier, staar t-
etakboratel en pompkoord in.
Iadien bet een hospitaalsoldaat is, verrioht
bij hetzelfde met sabel en sabelsoheede.
2o. Wanneer een landweerpliohtige a in
geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere
buitengewone omstandigheden niet of voor
loopig niet in werkelyken dienst behoeft
te komen b. het jaarlyksoh onderzoek niet
behoeft bij te wonen en c binnen het koninkrijk
geen haardstede heeft, levert hij behalvo
geweer, karabijn enz. bovendien het ledergoed
in dat hij in zyn bezit heeft, behalve de
ransel.
3o. Wanneer een landweerpliohtige ge
durende zyn diensttijd bij de Landweer
onthtffirig van den werkolyken dienst voor
den geheelen duur van zyn diensttijd erlangt,
of op eenige wijze ophoudt tot de landweer
te bebooren, moeten tegelijk mot de wapenen
ook de andere van 'e rijkswege verstrekte
kleeding- en uitrustingstukken worden in
geleverd.
4o. Bovengenoemde voorwerpen worden
ook ingenomen als de landweerpliohtige in
zoodanige levensomstandigheden verkeert dat
hat hem niet mogelijk is deze te bewaren of
te doen bewaren.
Voorta volgen bepalingen hoe te handelen
by overlijden enz.
Het volgende ingezonden stak vinden
wy in de Mxdd. Ct. van Woensdag j.l.
Verzoek om vrijstelling van werkelijken
dienst bij de Landweer.
Met de opname van onderstaand adres aan
den Minister van Oorlog zult u velen met mij
zeer verplichten. Tegelijk wordt bier van
plaatsing in andere bladen verzocht. Met dank,
Uw dv.
M. C. VAN DEN ENDE.
Middelburg, 5 Juni 1906.
Geven mot den diepsten eerbied te kennen,
ondergeteokenden, onderofficieren, korporaals,
en manschappen van het aoht en dertigste
Landweerdistriot
dat zij, zonder dat eene enkele straf noodig
bleek, van 28 Mei tot 2 Juni 1906 te Vlissingen
in werkelgken dienst waren
dat rij zich gedurende dien tijd dan lof
hunner saperiouren waardig maakten en blijk
gaven, dat zij nog wisten nit te voeren wat
hun geleerd was;
dat de stemming onder de manschappen
eohter tooh een zeer gedrukte was, daar zy
uit hunne zakeu werden gerukt in een tijd,
dat er overal een groote drukte heersoht
dat er onder hen zyn, die t&lke zaken
dryven, dat hunne aanwezigheid onmisbaar is,
waardoor zy zóó groote eohade lijden, zoowel
wat bun oliëoteele als hnn oredist betreft, dat
van Rijkswege daarin onmogelijk tegemoet
gekomen kan worden;
dat er onder hen zijn, die zioh verheugen
mogen in voldoende finaitoiÖ8le tegemoetkoming,
doeh die het betreuren, dat die vergoeding
pas d&n uitgekeerd wordt, als de nood geleden is
waarom zy, adressanten, onderling overeen
kwamen, zioh tot Uwe Exoellentie te wenden
mot het eerbiedige verzoek, hun vrijstelling
te willen vcrleenen van opkomst bij eene
tweede te verwaohten oproepicg onder de
wapenen.
Hetwelk doer de
Volgen 142 handteekeningen.
Vlissingen, 2 Jnni 1906.
Van oneen stadgenoot P.)
't Had reeds eenige dagen schrikbarend
geregend, en nog steeds zag ik geen ver
andering komen. Telkens en telkens weer
menschen met parapluies, druipnat als katten.
Zoo was ik in pijlsnellen vaart Holland door
gejaagd, de grenxen tusschen Arnhem en
Emmerich gepasseerd, dan de streek der
grauwe ijzerfabrieken door, waar 't land bezaaid
is inet groezelige fabriekschoorsteenen, die
somber tegen de grijze luohten afsteken. Nog
«enige g.-A-ita pla-iisca, aooalö 'L anders zoo
vroolijke Dusseldorf, dat nu wel uitgestorven
leek en eindelijk 't oude Keulen. Hier bleef
ik den volgenden dag nog, vooral om zijn
merkwaardige gebouwen te zien.
Weer ging 't verder langs Bonn, Remagen,
Coblenz, kortom al die plaatsen en plaatjes,
die anders zoo vroolijk, zoo levenslustig zijn,
tot zelfs de Loreley, was grauw en waxig in
den nevel en regen gehuld. Tegen den
namiddag was ik in Straatsburg, maar hier
geen gefladder, geen gegons van vroolijke
stemmetjes van flirtende meisjes, van opge
prikte vlindertjes, zoo echt hare Franeche
luchthartigheid bloot gevend in de Duitsohe
stad.
Neen, alles was regen en nog eens regen
zoolang ik den Rijn zag. Eerst nadat ik me
nog eenigen tijd in Bazel opgehouden had,
kwam er, juist toen ik vertrekken zou, een
ommekeer.
Ik was in den trein 'gestaptdie me naar
Luoern zou brengen. Uit verveling keek ik
nog wat uit 't raampje, vóór we vertrokken,
en toen, ja toen zag ik de heerlijke zon door
komen. Niet iedereen keek naar die zon; aan
't andere eind van 't lang gerekte station stond
de trein voor Holland, en nu zag ik, hoe een
troepje landverhuizers, blijkbaar Zuid-Russen
of Slavische volkeren, op dezen trein aanvielen.
Alles sleepten ze mee, pakken, kisten, koffers,
en vooral niet te vergeten: //kinderen". Een
groote ruwe kerel wees hun de richting, en
de horde gehoorzaamde als gedweeë sohapen.
Alleen achteraandaar ging 't niet zoo goed
een jonge vrouw met een groot pak kleeren
op den rug gebondeneen evengroot pak
onder den óéucn arm en een kind, een zuige
ling onder den anderen, kon niet zoo vlug
meekomen, want ze moest nog 't oog houden
op drie andere kleine schapen, die ieder op
hun beurt ook weer mandjes, kistjes en ge
zamenlijk nog een grooten zak voorttrokken.
Maar de kraohten der kleine stumpers schenen
weldra uitgeput te zijn, en 't eindoel was nog
zoo ver weg, zoodat ze 't maar opgaven. Er
kwam nog bij, dat een mormel van een lampen-
poetsoraohtig hondje zijn tanden gezet had in
één der flarden, die bij 't kleinste kind zijn
kleeren bengelden. Een onmogelijk gegil
natuurlijk tot groot vermaak der menigte.
De afgebeulde moeder nam nu zelf den grooten
zak, de zuigeling werd er op gezet, en door
zijn broertjes vastgehouden, en zoo trok ze de
karavaan verder.
Niemand hielp, want 't waren immers maar
//landverhuizers". En dan straks in dien trein,
waar een luxewageneen restauratiewagen,
en een wagen met landverhuizers met dezelfde
snelheid worden voortgetrokken. De locomotief
neemt alles mee in haar duizelingwekkende
vaart; maar achter die locomotief, daar zitten
binnen in dio wagens de zielen en zieltjes, die
telkens, als de dageraad weer opdoemt achter
de bergen, of ver, ver over de heide of
't hoogland, weer nieuwe illusies ziet maken,
sommige hoe zij op de meest plezierige wijze
den nieuwen, den komenden dag, zoolang
mogelijk zullen rekken, anderen peinzend
hoe, of op wat voor manier zij er zich zoo
spoedig mogelijk weer hongerig door zullen
slaan, voor beiden is 't doel, een vermoeide
avond. Mijn trein floot, en we stoomden weg;
ik keek nog een oogenblik den anderen trein
na, en zag alleen de groote roode schijf van
den achtersten wagen, juist dien, waar de
landverhuizers inzaten; 't was, alsof ze dus
overal gekenmerkt waren.
't Was slechts een indruk van tragische
levens, die ze naliet.
Tegen den avond kwam ik in Lucern aan.
Buiten 't station wist ik niet of ik rechts of
links, vóór of achter me moest kijken. Nog
zie ik 't meer voor me, die oevers, de Scheizer-
hof quai, waar 't middelpunt van verkeer is, en
dan 't smaragd groene water van de Reuss,
die juist hier haar water in het meer stort.
Spiegelglad is de ruimte voor me, waar alles
in reflecteert, en dan omzoomd door den reeds
wazig en nevelig wordenden Rigi, terwijl
aohter me de Pilatus troont met zijn besneeuwde
toppen, goudgeel, koperroodachtig door de
stervende avondzonne mij besprenkelend niet
licht. Een eind verder ligt over de rivier de
Reuss een oude houten brug in soheeve
richting, en geeft daardoor een eigenaardig
karakter aan 't geheel.
Aan den anderen kant van deze zoogenaamde
Kapelsbrug ligt 't ouwj Lucern, met zijn*
warnet van straatjes en pleintjesomzoomd
door houten en steenen bont-beechilderde
huizen. Hier en daar fonteinenen water-
spuwende beeldjes, omringd door spelende
kinderen, rustende workmenschen, schreeuwende
kooplui; ja, dat is 't Lucern voor de Zwitsers;
hoogstens verdwaalt hierin nog een vreemde
ling, die 't te doen is 't volk te zien en gade
te slaan hoe 't leeft.
Den volgenden morgen ging ik heel vroeg
op pad. De zon scheen heerlijk over 't meer
en aen Rigi. De achttienhonderd meter hooge
top, stak helder wit tegen de blauwe lucht af.
Langs den oever, voorbij de groote hótels,
waar nog weinig leven in te bespeuren was,
liep de weg een weinig" de hoogte óp tot
't dorp Meggen, en dan weer verder naar
Kürsnacht. Hier beginnen de Tell's Sagen te
spelen. Een groot piepend uithangbord knarBt
op zijn hengsel, en verkondigt, dat Willem
Teil hier op deze plaats heeft zitten wachten
om den pijl af te schieten op Qessler. Een
klein eind verder een kapel ter eere van den
grooten vrijheidsrechter Teil. Hier begint de
weg om den Rigi te beklimmen. Langzaam,
maar met regelmatigen stap begon ik. De
lucht betrok eenigszins, en kort daarna was
de top van den Rigi niet meer te zien. De
wolken of nevels kwamen lager om lager.
Na ongeveer een klein uur geloopen te hebben,
kwam ik een kleine jongen tegen, die me
groette, en tevens in 't voorbijgaan zeide, dat,
als ik verder ging, een flink pak sneeuw me
wachtte. Kleine kinderen en dronken menschen
spreken dikwijls waarheid; maar toch liep ik
nog een klein uur verder, nu geheel en al in
den nevel en mist. Ik probeerde overal een
levend wezen te ontmoeten om den weg te
vragen, tot eindelijk het me gelakte een
bewoonde Sennhütte te zien. Een groote hond
kwam op me aanschieten, en moest ik dus
wachten tot 't een of ander individu zich zou
vertoonen. Een deurtje ging open, en van een
hooge kippentrap kwam de eigenaar naar
beneden om eerst den hond binnen te halen.
Verwilderd, armoedig, maar toch stoer en
krachtig zag hij er uit, zooals trouwens de
meeste van deze bewoners, maar er zit in den
Zwitser een groot vrijheidsgevoel, gepaard
gaande met een gulle gastvrijheid.
Hij uoodigde me uit mee naar binnen te
gaan. We liepen 't hooge kippentrapje op en
kwamen in een vertrek wat blijkbaar van den
stal afgescheiden was.
Een stoel werd gereed gezet, terwijl de
kinderen verschrikt wegliepen en de vrouw
verlegen in een hoek bleef staan.
Dat was zijn rijk, zijn leven, vertelde hij
me en hij was gelukkig, zeer gelukkig altijd.
Ze hielden allen zooveel van elkaar.
En ieder hielp mee om wat te verdienen.
Vooral in den goeden tijd, den zomer, dan
ging hij werken bij boeren daar beneden in
de vlakte, de jongens waren gidsen en kregen
van de vreemdelingen geld, terwijl zijn vrouw
altijd hard werkte om 't huishouden, de geit
en kippen te verzorgen. In dien tussohentijd
kwam de vrouw met een glas geitenmelk en
vioeg of ik ook een boterham met kaas wilde
hebben. Natuurlijk sloeg ik 't niet af, want
ik wilde nog wel een oogenblik hier blijven,
buiten huilde de wind en sneeuwde het ge
weldig, zoodat aan terugkeeren nog niet te
denken viel, en 't hier binnen trouwens veel
beter was. In 't kleine vertrek stond alleen
een tafel en drie stoelen, de kinderen zaten
blijkbaar meestal op een soort van bank.
Aan den muur hing een plaat met verschoten
kleuren, voorstellende: //Teil, den appel van
't hoofd zijns zoons schietend". Onwillekeurig
kwam 't gesprek ook hierop en nu kwam het
loe. Met al zijn gave vertelde hij me de ge-
sohiedenie, vol met mystieke sagen, en overal