Zaterdag 9 Jani 1906. (Z ierils-zeesclie Courant). 62ste JAARGANG. No. 83!8. Derde Blad. nEuwfgTiiPÏiieEW, LANDWEER. Reisindrukken. ZIEKIK/EESCIIE Él NIEUWSBODE. Vonohgnt DINSDAGDONDERDAG ZATERDAG. Po prjj» per 3 maanden ia f 1,30, bunco per poat f 1,60. Noord-Amerik»Tranaraal, Indië ona. Tonend ing taai pat vaak, f 10,per jaar. Dlreoteuri JX., T. DH Loozau Uitgever-Redacteur: A. FRANKEL. Redacteur: J. WAALE, alleen voor het binnen- en buitenL nieuws. AdyertentiënTan 13 regels 30 Gta. meerdere regel. 10 Cta., kannen uiterlijk tot dea Maandags, Woensdag, en Vrjjdags middag. 2 ore besorgd worden. Groots letter wordt naar flaattruimte berekend, Alle betalingen moeten uitsluitend geschieden ten kantore van A. J. dk Looze, Hoek Schuithaven, Zierikzee. Ingezonden stukken en berichten van correspondenten te adresseeren aan A. Fbënkel, Nieuwe Boogerdstraat 213, Zierikzee. Amerika. De correspondent van de Times te New- York geeft nog eenige bizonderhedon over het vleeEobtrust-schandaal. Het gaat hier om de abattoirs te Chioago en de industrie van gecon eer veerde vleesch- waren. Sansationeele onthullingen waren voor president Roosevelt aanleiding om een onderzoek te doen iostelleo. Het rapport van de aangewezen commissie brengt een mmigte schandelijke feiten aan het lioht. Hier volgen de telegrafische bizonderheden, zooals de correspondent van de Times ze naar Londen seinde, volgens de New-York Times. Men bedient zioh te Chioago van nan cholera gestorven varkens, wier spek men zou gebruiken by do fabrioatie van sardinen-oliemen spreekt eveneens van bedorven hammen, waarvan bet luchtje is weggemaakt door mjddel van chemi sche preparatenandere preparaten dienen om slecht vleesoh te verven; verder wordt gesproken van geoonserveeru ossenvleescb, dat niets anders is dan vleeBch van aan ziekte gestorven schapen; van schapenvleesoh, dat geitenvleesoh isvan sauoyesen, gefabriekt van vuiligheid overvloedig besprenkeld met chemi sche stuff sn, om er den smaak aan te geven; van goedkeuringsbi) jatten, afgegeven voor dieren, die aan tering waren gestorven; en eindelijk, het ontzettendste van alles beweert men (het klinkt haa9t ongelooflijk), dat, toen een paar werklieden gegrepen waren door de raderen van do machines in de oonserveer- fabrieken, mon daarom de maohioo niet etop zette, zoodat in die sancyssen en conserven mensohonvleeeoh gemengd zou zijn met het dierlijk vleeroh. De New-York Times geeft de namen van de fabrieken, die op dergelijke afsohnwelijke wijze voedsel vervaardigen". Het blad verzekert overigens, dat het in alle groote dergelijke fabrioken zoo ongeveer preoios eondor toegaat. Geschied te Baltimore, in het jaar 1906, tijdens de wondervolle Meimaand. Stonden terecht William en Ceoilo Moran, een jong getrouwd paartje, aangeklaagd wegens onbehoorlijk gedrag, bestaande hierin, dat zij op een mooien Mei-avond bniten de stad wandelende, in eens tot de ontdekking kwamen, elkaar reeds sinds een uur niet gekust te hebben, en dat zy to9n een zij wegje ineloegen, op welk wegje zy hnn schade dubbel en dwars inhaalden. Dit feit werd gezien door een agent. Ver ontwaardigd snelde hy toe en nam hst paar mee naar de waoht. Ea hoewel de twee konden bewijzen in alle eer en deugd, drio wekeu geloden gehowd te zyn, moesten ze tooh den nacht ia arrest, van elkaar geRcheiden, doorbrengen. Wie durft, dit feit gelezen hebbende, nog beweren, dat ia het Dollar-land de goede zeden niet strikt gehandhasfd worden? Een meisje te Ohama, in den Ameri- kaansohen staat Arkansas, had een diammt ter waarde van f 750 gestolen en om dien kostbaren steen te verbergen, slikte zij hem in. Met bshulp van X stralen werd cohter de aanwezigheid van don diamant in haar liohaam geconstateerd, en wel dicht bij het aanhangsel van den blinden darm. Er was daar al een ontsteking ontstaan en de geneesheeren ver klaarden, dat een onverwijlde operatie nood zakelijk was, anders zou het leven van hot meisje er mee gemoeid zyn. Het meisje wil zioh echter niet laten opereeren en de reohtbank besliste dat daartoe niet mag worden overgegaan zonder hate toestemming. De bestolen juwelier weet nu dat zyn kleinood wel bewaard is; maar bij heeft daar niet veel aan. Italië. Het noordelijk deel van den Vesuviuskegel bïjjft instorten, wat gepaard gaat met ont ploffingen en liohte uitwerping van osoh, die zelfs tot op Capri en Sorrento neervalt. Een Donderdagavond uit Rome ontvaDgen telegram meldt, dat de Pans eon nieawen aanval van hartaandoening heeft gehad. Dr. Lapponi werd bij den lijder geroepen. Slechts drie kardinalen werdon by den Paua toegelaten. Een nieuw anarchisten complot. Uit Rome wordt gemeld dat men to Aucooa, in den winkel van een coiffeur, Antonio Cabbi- anelli, drie bommen heeft gevonden, die geheel gereed waren, omringd van cement en voor zien van lonten. Die bommen zullen onderzooht worden. Buitendien heeft men in de woning van Cabbianelli twee pakken zwavel gevonden eu potasoh obloraat. Ingevolge deze ontdekking zijn 12 anarchisten aangehouden. De koning brengt den 24 Juni een bezoek aan Anoona. Volgens de Patria heeft het beriobt d8zer ontdekking te Romo groote opsohudding gemaakt, vooral in de Kamer. Juist wegens hot op handen zijnde bezoek des konings werden de anarchisten good be waakt en vooral Cabbianelli, die vroeger reeds veroordeeld werd voor anarchistische propa ganda. De aangeslagen bommen zijn niet grooter dan een oracjs-appel en kannen ge makkelijk, evenals die te Madrid, in een bloemtuil verborgen worden. Dit is oen gevaarlijke nieuwigheid. De politie, verwittigd over een opleving 7an de anarchie, bewaakt de anarohisten te Rome en te Aneona. Dez9 laatste stad is altijd een gevaarlijk oentrum geweest voor de anarchistische propaganda. Malatesta woonde er eenigen tijd en stichtte een anarchistisohe club. Zwitserland. De Zwitsersohe Simplonfeesten zijn praohtig geslaagd. Ala één van de allermooiste oogen blikken wordt besohrevsn de aankomst psr stoomboot te Gerè'e. De ha7en rijk versierd, bevlagde booten, muziek en indrukwekkend klokgelui. Twee-en-twintig jongedames in 't wit hingen slingers van bloemen over de schouders vaa tien echte tunnolarbeidsrs in werkpak. De Bondspresident en de Italiaansohe minister vaa baitenlandsotn zaken, graaf Guicoaodinie, drukten deze stoere werklieden de haud. Te Vevcy werden den genoodigden door jongedames in sobildsraohtig gewaad bloemen voor 't kaoopsgat, sigaren en allerlei kleine herinneringen aargeboden. Voorloopig zullen zoowel stoom- als eleotri- citeit-locomotieven den spoordienst door de Simplcn-tnnnel onderhonden. Frankrgk. De zaak Dreyfus komt Vrijdag 15 Juni voor het Hof van Cassatie en wel voor de drie versenigde Kamers onder voorzitterschap van den len president Ballot Beaupró. Waarschijnlijk zullen de eerste twee zittiagen met gesloten deuren worden gehouden en gewijd zijn aan het onderzoek van het geheime dossier. Maacdag 18 Jnni beginnen vermoedelijk de openbare debatten, en daar zal wel heel wat tijd mee heengaan. Do verbalen van het onderzoek, door de strafkamer van het Hof ingesteld, beslaan niet minder dan 3000 bladzijden, en het schriftelijk requisitoir van dan proonreur- geceraal Bandoin telt 600 bladzijden. Het mondelinge requisitoir zal 5 zittiagen in beslag nemen. Daarna volgt hot pleidooi van den advocaat Moioard. Mau verwacht dat het prooes op zyn vroegst den 27en of den 28en Juni afgedaan zal zyn, BelgiS. De moord in de Zwaluwstraat te Brussel. Men zal zioh herinneren, hoa in het begin van Februari geheel Brussel in rep en roer werd gobraoht door de vondst van het verminkte lijk van een meisje, Jeanne Van Calok, dat in een stuk papier verpakt op den drempel van een wonicg in de Zwalnwstraut was neergelegd. Des te meer word over de ge heimzinnigheid van het geval gesproken, toen door een krantenvrouw, Mario Theièie Van Overloop, in een kroegje werd uitgeroepen »A1b jo den moordenaar van de kleine Van Calok hebben moet, dan moet je in de rne dn Pont-neuf zyn. Het is een dokter, een zwarte, met langen baard". Van mond tot mond ging dezs beeohaldigicgdos avonds stond er een groote menigte voor de woning van dr. Nyssens, die om wraak riep. Wat dr. Nyssens sinds Februari te lijden heeft gehad, welke grove beleedigingen, en welke enorme fiaancieelo schede zyn voortgevloeid uit de onbekookte aantijding dier vrouw is gebleken nit de tereohtzitting, de vorige week gehouden, daar door dr. Nyssens een aan klacht was ingediend tegen vrouw Overloop, voornamelijk om in 't openbaar onschuldig to worden verklaard, Een groot aantal getuigen werd gehoord; dr. Nyssens was op den 7deo Februari zwaar ziek, eon collega nam voor hem de praktijk waarbovendien was nog een andere collega hom komen bezoeken, en de verklaringen van mevrouw Nyvsens, van de dienstboden, zoowel ala va de collega's waren gelijkluidend. Dr. Nysssens was ziek, was op den dag van de misdaad, des middags per rijtuig even uitgeweest, maar overigens thnis gebleven. Da advooaat deed mededeeliog over de ontvangen dreigbrieven, over het verlies van praktijk enz. en eiechto, dat hij gemaohtigd zon worden de uitspraak van het gerecht in 50 bladen te doen opnemen. Het O. M. was van oordeel, dat na het gehouden onder zoek het noodzakelijk was, dat ook hot publiek zou inzien, dat de beschuldiging een totaal valsohe ie geweest. Niets bewees, dat dokter Ny88eng ook maar oenig aandeel had gehad in de misdaad van 7 Februari. De vrouw Van Overloop werd veroordeeld tot 2 maanden gevangenieetraf en 26 francs boste, en boven dien werd bevolen, dat in 20 eonranten de uitspraak zal worden publick gemaakt. Een antomobiolrijdor van Antwerpen, M. M. reed met groote snelheid langs de fabriekkaai te Schaarbeek. Een vrouw, die daar wandelde met haar vierjarig zoontje, sprong op zij met het kind. Het laatste was echter niet tydig uit de voeten en werd gegrepen en tien meters ver meegesleept. Een agent per rijwiel snelde toe, juist op het oogenblik dat de automobilist zioh uit de voeten meende te maken. De agent maakte proees-verbaal op, terwijl audere personen de moeder en het kind in een buis brachten. Een geneesheer, die geroepen werd, oonata- teerda den dood van den knaap. Bij ministerieele beschikking ia bepaald, hoe de landweerpliohtige mot zyn wapens enz. heeft te handelen voor het geval hij van woonplaats verandert als anderszins. Hier volgen de voornaamste voorsohriften lo. Wanneer eon landweerpliohtige naar een ander distriot verhuist, levert bij by den burgemeester zijner gemeente geweer of kara bijn met monddeksel, schroevendraaier, staar t- etakboratel en pompkoord in. Iadien bet een hospitaalsoldaat is, verrioht bij hetzelfde met sabel en sabelsoheede. 2o. Wanneer een landweerpliohtige a in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden niet of voor loopig niet in werkelyken dienst behoeft te komen b. het jaarlyksoh onderzoek niet behoeft bij te wonen en c binnen het koninkrijk geen haardstede heeft, levert hij behalvo geweer, karabijn enz. bovendien het ledergoed in dat hij in zyn bezit heeft, behalve de ransel. 3o. Wanneer een landweerpliohtige ge durende zyn diensttijd bij de Landweer onthtffirig van den werkolyken dienst voor den geheelen duur van zyn diensttijd erlangt, of op eenige wijze ophoudt tot de landweer te bebooren, moeten tegelijk mot de wapenen ook de andere van 'e rijkswege verstrekte kleeding- en uitrustingstukken worden in geleverd. 4o. Bovengenoemde voorwerpen worden ook ingenomen als de landweerpliohtige in zoodanige levensomstandigheden verkeert dat hat hem niet mogelijk is deze te bewaren of te doen bewaren. Voorta volgen bepalingen hoe te handelen by overlijden enz. Het volgende ingezonden stak vinden wy in de Mxdd. Ct. van Woensdag j.l. Verzoek om vrijstelling van werkelijken dienst bij de Landweer. Met de opname van onderstaand adres aan den Minister van Oorlog zult u velen met mij zeer verplichten. Tegelijk wordt bier van plaatsing in andere bladen verzocht. Met dank, Uw dv. M. C. VAN DEN ENDE. Middelburg, 5 Juni 1906. Geven mot den diepsten eerbied te kennen, ondergeteokenden, onderofficieren, korporaals, en manschappen van het aoht en dertigste Landweerdistriot dat zij, zonder dat eene enkele straf noodig bleek, van 28 Mei tot 2 Juni 1906 te Vlissingen in werkelgken dienst waren dat rij zich gedurende dien tijd dan lof hunner saperiouren waardig maakten en blijk gaven, dat zij nog wisten nit te voeren wat hun geleerd was; dat de stemming onder de manschappen eohter tooh een zeer gedrukte was, daar zy uit hunne zakeu werden gerukt in een tijd, dat er overal een groote drukte heersoht dat er onder hen zyn, die t&lke zaken dryven, dat hunne aanwezigheid onmisbaar is, waardoor zy zóó groote eohade lijden, zoowel wat bun oliëoteele als hnn oredist betreft, dat van Rijkswege daarin onmogelijk tegemoet gekomen kan worden; dat er onder hen zijn, die zioh verheugen mogen in voldoende finaitoiÖ8le tegemoetkoming, doeh die het betreuren, dat die vergoeding pas d&n uitgekeerd wordt, als de nood geleden is waarom zy, adressanten, onderling overeen kwamen, zioh tot Uwe Exoellentie te wenden mot het eerbiedige verzoek, hun vrijstelling te willen vcrleenen van opkomst bij eene tweede te verwaohten oproepicg onder de wapenen. Hetwelk doer de Volgen 142 handteekeningen. Vlissingen, 2 Jnni 1906. Van oneen stadgenoot P.) 't Had reeds eenige dagen schrikbarend geregend, en nog steeds zag ik geen ver andering komen. Telkens en telkens weer menschen met parapluies, druipnat als katten. Zoo was ik in pijlsnellen vaart Holland door gejaagd, de grenxen tusschen Arnhem en Emmerich gepasseerd, dan de streek der grauwe ijzerfabrieken door, waar 't land bezaaid is inet groezelige fabriekschoorsteenen, die somber tegen de grijze luohten afsteken. Nog «enige g.-A-ita pla-iisca, aooalö 'L anders zoo vroolijke Dusseldorf, dat nu wel uitgestorven leek en eindelijk 't oude Keulen. Hier bleef ik den volgenden dag nog, vooral om zijn merkwaardige gebouwen te zien. Weer ging 't verder langs Bonn, Remagen, Coblenz, kortom al die plaatsen en plaatjes, die anders zoo vroolijk, zoo levenslustig zijn, tot zelfs de Loreley, was grauw en waxig in den nevel en regen gehuld. Tegen den namiddag was ik in Straatsburg, maar hier geen gefladder, geen gegons van vroolijke stemmetjes van flirtende meisjes, van opge prikte vlindertjes, zoo echt hare Franeche luchthartigheid bloot gevend in de Duitsohe stad. Neen, alles was regen en nog eens regen zoolang ik den Rijn zag. Eerst nadat ik me nog eenigen tijd in Bazel opgehouden had, kwam er, juist toen ik vertrekken zou, een ommekeer. Ik was in den trein 'gestaptdie me naar Luoern zou brengen. Uit verveling keek ik nog wat uit 't raampje, vóór we vertrokken, en toen, ja toen zag ik de heerlijke zon door komen. Niet iedereen keek naar die zon; aan 't andere eind van 't lang gerekte station stond de trein voor Holland, en nu zag ik, hoe een troepje landverhuizers, blijkbaar Zuid-Russen of Slavische volkeren, op dezen trein aanvielen. Alles sleepten ze mee, pakken, kisten, koffers, en vooral niet te vergeten: //kinderen". Een groote ruwe kerel wees hun de richting, en de horde gehoorzaamde als gedweeë sohapen. Alleen achteraandaar ging 't niet zoo goed een jonge vrouw met een groot pak kleeren op den rug gebondeneen evengroot pak onder den óéucn arm en een kind, een zuige ling onder den anderen, kon niet zoo vlug meekomen, want ze moest nog 't oog houden op drie andere kleine schapen, die ieder op hun beurt ook weer mandjes, kistjes en ge zamenlijk nog een grooten zak voorttrokken. Maar de kraohten der kleine stumpers schenen weldra uitgeput te zijn, en 't eindoel was nog zoo ver weg, zoodat ze 't maar opgaven. Er kwam nog bij, dat een mormel van een lampen- poetsoraohtig hondje zijn tanden gezet had in één der flarden, die bij 't kleinste kind zijn kleeren bengelden. Een onmogelijk gegil natuurlijk tot groot vermaak der menigte. De afgebeulde moeder nam nu zelf den grooten zak, de zuigeling werd er op gezet, en door zijn broertjes vastgehouden, en zoo trok ze de karavaan verder. Niemand hielp, want 't waren immers maar //landverhuizers". En dan straks in dien trein, waar een luxewageneen restauratiewagen, en een wagen met landverhuizers met dezelfde snelheid worden voortgetrokken. De locomotief neemt alles mee in haar duizelingwekkende vaart; maar achter die locomotief, daar zitten binnen in dio wagens de zielen en zieltjes, die telkens, als de dageraad weer opdoemt achter de bergen, of ver, ver over de heide of 't hoogland, weer nieuwe illusies ziet maken, sommige hoe zij op de meest plezierige wijze den nieuwen, den komenden dag, zoolang mogelijk zullen rekken, anderen peinzend hoe, of op wat voor manier zij er zich zoo spoedig mogelijk weer hongerig door zullen slaan, voor beiden is 't doel, een vermoeide avond. Mijn trein floot, en we stoomden weg; ik keek nog een oogenblik den anderen trein na, en zag alleen de groote roode schijf van den achtersten wagen, juist dien, waar de landverhuizers inzaten; 't was, alsof ze dus overal gekenmerkt waren. 't Was slechts een indruk van tragische levens, die ze naliet. Tegen den avond kwam ik in Lucern aan. Buiten 't station wist ik niet of ik rechts of links, vóór of achter me moest kijken. Nog zie ik 't meer voor me, die oevers, de Scheizer- hof quai, waar 't middelpunt van verkeer is, en dan 't smaragd groene water van de Reuss, die juist hier haar water in het meer stort. Spiegelglad is de ruimte voor me, waar alles in reflecteert, en dan omzoomd door den reeds wazig en nevelig wordenden Rigi, terwijl aohter me de Pilatus troont met zijn besneeuwde toppen, goudgeel, koperroodachtig door de stervende avondzonne mij besprenkelend niet licht. Een eind verder ligt over de rivier de Reuss een oude houten brug in soheeve richting, en geeft daardoor een eigenaardig karakter aan 't geheel. Aan den anderen kant van deze zoogenaamde Kapelsbrug ligt 't ouwj Lucern, met zijn* warnet van straatjes en pleintjesomzoomd door houten en steenen bont-beechilderde huizen. Hier en daar fonteinenen water- spuwende beeldjes, omringd door spelende kinderen, rustende workmenschen, schreeuwende kooplui; ja, dat is 't Lucern voor de Zwitsers; hoogstens verdwaalt hierin nog een vreemde ling, die 't te doen is 't volk te zien en gade te slaan hoe 't leeft. Den volgenden morgen ging ik heel vroeg op pad. De zon scheen heerlijk over 't meer en aen Rigi. De achttienhonderd meter hooge top, stak helder wit tegen de blauwe lucht af. Langs den oever, voorbij de groote hótels, waar nog weinig leven in te bespeuren was, liep de weg een weinig" de hoogte óp tot 't dorp Meggen, en dan weer verder naar Kürsnacht. Hier beginnen de Tell's Sagen te spelen. Een groot piepend uithangbord knarBt op zijn hengsel, en verkondigt, dat Willem Teil hier op deze plaats heeft zitten wachten om den pijl af te schieten op Qessler. Een klein eind verder een kapel ter eere van den grooten vrijheidsrechter Teil. Hier begint de weg om den Rigi te beklimmen. Langzaam, maar met regelmatigen stap begon ik. De lucht betrok eenigszins, en kort daarna was de top van den Rigi niet meer te zien. De wolken of nevels kwamen lager om lager. Na ongeveer een klein uur geloopen te hebben, kwam ik een kleine jongen tegen, die me groette, en tevens in 't voorbijgaan zeide, dat, als ik verder ging, een flink pak sneeuw me wachtte. Kleine kinderen en dronken menschen spreken dikwijls waarheid; maar toch liep ik nog een klein uur verder, nu geheel en al in den nevel en mist. Ik probeerde overal een levend wezen te ontmoeten om den weg te vragen, tot eindelijk het me gelakte een bewoonde Sennhütte te zien. Een groote hond kwam op me aanschieten, en moest ik dus wachten tot 't een of ander individu zich zou vertoonen. Een deurtje ging open, en van een hooge kippentrap kwam de eigenaar naar beneden om eerst den hond binnen te halen. Verwilderd, armoedig, maar toch stoer en krachtig zag hij er uit, zooals trouwens de meeste van deze bewoners, maar er zit in den Zwitser een groot vrijheidsgevoel, gepaard gaande met een gulle gastvrijheid. Hij uoodigde me uit mee naar binnen te gaan. We liepen 't hooge kippentrapje op en kwamen in een vertrek wat blijkbaar van den stal afgescheiden was. Een stoel werd gereed gezet, terwijl de kinderen verschrikt wegliepen en de vrouw verlegen in een hoek bleef staan. Dat was zijn rijk, zijn leven, vertelde hij me en hij was gelukkig, zeer gelukkig altijd. Ze hielden allen zooveel van elkaar. En ieder hielp mee om wat te verdienen. Vooral in den goeden tijd, den zomer, dan ging hij werken bij boeren daar beneden in de vlakte, de jongens waren gidsen en kregen van de vreemdelingen geld, terwijl zijn vrouw altijd hard werkte om 't huishouden, de geit en kippen te verzorgen. In dien tussohentijd kwam de vrouw met een glas geitenmelk en vioeg of ik ook een boterham met kaas wilde hebben. Natuurlijk sloeg ik 't niet af, want ik wilde nog wel een oogenblik hier blijven, buiten huilde de wind en sneeuwde het ge weldig, zoodat aan terugkeeren nog niet te denken viel, en 't hier binnen trouwens veel beter was. In 't kleine vertrek stond alleen een tafel en drie stoelen, de kinderen zaten blijkbaar meestal op een soort van bank. Aan den muur hing een plaat met verschoten kleuren, voorstellende: //Teil, den appel van 't hoofd zijns zoons schietend". Onwillekeurig kwam 't gesprek ook hierop en nu kwam het loe. Met al zijn gave vertelde hij me de ge- sohiedenie, vol met mystieke sagen, en overal

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1906 | | pagina 6