Zaterdag 24 Maart 1906. (Z ieriltzeescli© Courant). Tweede Blad NIEUWSTIJDINGEN. Z1EBIRZEESCI1E NIEUWSBODE. Verechgnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prija per 3 maanden ii f 1,30, franoo per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaalIndië enz. verzending een» per week, f 10,per jaar. 62ste JAARGANG. No. 8287. Dlreoteuri A. T. DH LOOZE. A. FRANKEL. Redacteuren: J. WAALE, alleen voor het binnen- en buitenl. nieuws. Advertentiënvan 13 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts., kannen uiterlijk tot des Maandags, Woensdags en Vrijdags middag» 2 nre bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Alle betalingen moeten uitsluitend geschieden ten kantore van A. J. de Looze, Hoek Schuithaven, Zierikzee. Ingezonden stukken en berichten van correspondenten te adresseeren aan A. Froneel, Nieuwe Boogerdstraat 213, Zierikzee. Zuid-Afrika. Ia da Nieuwe Courant Eobrijfc een Kaap stad ter belangrijke brieven. Aan ééa daarvan, naar aanleiding van Baseous moorden en dood, ontleenen wij het volgende: 't Moet voor den lateren Zuid-Afrikaanschen geschiedschrijver een moeilijke arbeid zijn, na te vorechen, welken invloed Johannesburg en Kimberley op het karakter der oude bevolkiDg hebben uitgeoefend. De Hollandsche menschen hier zijn nog ik zou zeggen voor meer dan 80 pCt. wat hun voorvaderen wareneen voudig, een kalm leven en vrede met God hooger achtend dan rijkdom, schatten en weelde; zeer gastvrij, opgeruimd en vroolijk; menschen, met een gelukkig huiselijk leven; gehecht aan hun familiebetrekkingen (al te zeer misschien, althans huwelijken tusschen volle nichten en neven komen veelvuldig voor, wat als oorzaak beschouwd wordt van het groote aantal doofstommen en idiote kinderen hier), met diep medegevoel voor het leed, dat bloedverwanten, vrienden of kennissen treft. Het opdelven echter der schatten in diamanten en goud sedert 1867 en 1887 bracht ongekende weelde aan enkelenmeestal plotselinge weelde. Het bijbelwoord: „in 't zweet uws aanscbijns zult gij brood eten", scheen onjuist, 't werd „met één ons slimheid en één pond geluk wordt ge rijk". Geld was vroeger schaarscb, de weelde van een boer was even als die van Abraham zijn groote kudde vee, een goed huis, 4000 morgen veld en een talrijk gezin. Doch de geldweelde kwam, en zij bracht luxe-meubels, luxe-paarden en -rijtuigen enz. De aarde was geen dal der tranen meer; men kon het leven genieten. En droomen van en een onrustig verlangen naar rijkdom werkten ontaardend op de goede oude zeden bij velen. De leuze: „geniet van 't leven, want 't is kort", onder mijnde menig gezin. Liefde voor land en volk, voor kerk en taal verflauwden, ja verdwenen soms, waar de geldweelde en speculatigeest ten troon kwamen. Wat al droeve staaltjes zouden hiervan te vertellen zijn! Hier treft de nuchtere kijk van dezen liberaal op het ideaal leven en op de werke lijkheid. Doch wij gaan voort. Verder lokten en lokken de minerale schatten van dit land zoovele ongehuwde mannen naar Z.-A., die gevoelen, dat verwanten en kennissen hier geen contróle over hun zedelijk leven uitoefenen, mannen vaak met een bevlekt verleden, en met een gloeiend verlangen naar rijkdom. Als prospecteerders komen ze met den boer in aanraking. Engeland zou er niet aan denken dezen gelukzoekers bij verkiezingen een stem te geven van dezelfde waarde als die van den huisvader, den ruggegraat van het land, als het niet zoo benauwd voor den boer was en zoo akelig beleefd voor den mijnmagnaat. Ieder, die in Z.-A. eenige jaren heeft door gebracht, zal voorbeelden kunnen bijbrengen van den verderfelijken invloed van Johannesburg en de speculatiegeest op de oude bevolking. Zonder dien geest ware missohien ds. S. J. du Toit, eens Superintendent van Onderwijs in Transvaal, een goed Afrikaander gebleven. Hij woont thans te Dal Josaphat (Paarl), de bisschop van een stuk of tien afgescheiden kerkjes, waaronder nog altijd een paar Nationale scouts gemeentetjes een veracht man. Zijn bladen Di Patriot en De Kolonist zijn dood. Ons Kleintji leeft nog flauwtjes. In 1903 werd te Middelburg de Afrikaauder Du Plessis opgehangen wegens moord op zijn vrouw. Zulke misdaden kwamen vroeger niet voor. In 1898 verdronk een boer in 't district Middelburg (Transvaal) zijn vrouw en huwde ziju onderwijzeres; een uiterst tragisch- romantische geschiedenisde oude vrouw kwam „terug"-spokenlater stierf de jonge vrouw in het Burgerkamp in K., de boer stierf van wroeging, na op zijn doodsbed alles bekend te hébben. Ik woonde nabij die plaats in 1899. Doch nooit hebbencin Z.-A. speculatiegeest of zucht naar genot tot zoovele en gruwelijke moorden aangezet als bij Pierre Basson, onzen Kaapschen moordenaar. Plerst Zaterdag voor 8 dagen werd hij ontmaskerd en schoot hij zich een kogel door het hoofd toen de defec tieven het lijk van zjjn laatste slachtoffer opgroeven in het kippenhok.. P. B. was 26 jaar oud; sinds een 8-tal jaren had hij slechts één leuze: „ik zal rijk worden, al kom ik er ook voor op de Breekwater" (gevangenis, of liever de havenpier waar de misdadigers werken). De Ba8sons hebben over 't algemeen een zeer goeden naam in de Kaapkolonie, ook deze familie. Doch de goudkoorts had Pierre vast voor niets deinsde hij terug om geld te krijgen. Vier jaar lang is hij al aan 't moorden en eerst den lOen Februari is men zeker geworden dat hij een moordenaar was, zoo slim wist hij zijn ongehoord brutale daden te verbergen. Eerst duwde hij zijn jongsten broer van een gevaarlijke klip in zee te Gordonsbaai na op hem een hooge levensverzekering te hebben gesloten. Zoo kreeg Pierre 3500 pd.st., want zijn vader was dood en hij was hoofd van het gezin. Eenigen tijd later gingen P. B. en een ander die 400 pd.st. bij zich had over het eenzame Karroeveld om vee te gaan koopen. Die ander verdween plotseling en P. B. kwam alleen terug, rijker dan te voren. Weer later spoelde het lijk van zekeren Mills te Zoutrivier aan 't strandook deze had geldzaken met P. B.deze bad hem een 20 pd.st. geleend op diens levensverzekeringspolis Aan P. B. werd ruim 300 pd.st. uitbetaald. In December 1905 kocht P. B. de hoeve van den heer Schaefer, een der 200 Duitsche emigranten van de Wijnberg8che vlakte. Den 22en Januari j.l. ging S. naar Basson om het geld, de 8000 pd.st. te halen. P. B. betaalde ze en kreeg zijn quitanlie, doch 8. kwam nooit weer thuis, P. B. gaf hem een bedwelmend drankje en chloroformeerde hem toen, worgde hem daarna en begroef hem bij 't huis in 't hoenderhok, waar hij daags te voren, op Zondag notabene, met zijn kaffer een graf van S voet diepte had gedolven, waarin hij 's Maandags een zak ongebluschte kalk wierp. Het lijk werd naakt daarin gelegd, de kleeren werden verbrand. Frankrijk. De mijnramp in het noorden van Frankrijk. De brand woedt in put no. 3 van de mijceo te Courrières nog altijd voort. Tot dusverre heeft men gepoogd, om, door put co. 2, de brandende mijn te bereiken, m*ar dit plan is opgegeven. i)e verbind ie gsgaD gen tusecben do puttea 2 en 3 staan zoo vol kooloxyde, dat bij, die zich er in waagde, zeker zou omkomen. Er liggen ook nog zooveel lijken in die gangen, en door de ontzettende hitte van den brand zijn deze reeds geheel tot ontbinding overge gaan, waardoor de luoht nog verder in den omtrek werd vergiftigd. Daarom werd het noodig, den verbindingsgang tussoheu putten 2 en 3 af te sluiten, hetgeen men gedaan heeft, door een muur van 6 meter dikte, ge vormd uit steenen, aarde, cjment eu gips. Men hoopt wel, det deze aan het mijogas weerstand zal bieden. Thans traoht men het vuur laogs een anderen weg te bereiken, n.l. door put no. 11. Niet alle Westfalers zyc uit Lens vertrok ken, een deel is achtergebleven en zet, met de Franeche mijnwerkers, het we*k krachtig voort. Het oordeel der teruggekeerd* Duit- schers is vernietigend voor de mijnbesturen. Zij schrijven de oorzaak en de groote uit breiding der ramp aan drie oorzaken toe: lo. het gebruik van open lampen; 2o. het verzuimen om het kolengruis te bevochtigen, waardoor het gevaar voor ontploffing sterk afneemt; 3o. de totale afwezigheid van reddings- materiaal. Zaterdag heeft op het ministerie van open bare werken, te Parijs, een bijeenkomst plaats gehad tufsohen de afgevaardigden der mijn werkers uit het Noorder departement en Pas- de-Calaia en die der mijndirecties, in verband met de werkstaking. De ministers Batnou en C'émenceau woonden de bijeenkomst bij en eerstgenoemde sprak de afgevaardigden toe om, namens de regsering, den wensoh te uiten, dat zij tot overeenstemming zouden komen, en tevens toe te zeggen, dat de re- geeriog alles zou doen, wat in haar vermogen was, om de oplossing van het gesohil te ver gemakkelijken. Nog denzelfden dag vertrok Ciémeneeau naar Lens, waar inmiddels reeds versterking voor de gendarmerie ia aange komen. De minister nam de noodige maat regelen en verzekerde deu werkstakers, dat de overheid zioh strikt zou bepalen tot de bewaking der gebouwen en dat de gendarmes niet met de stakers iu aanraking zouden komen. Het Watersnoodlonds. Het Handelsbl. herinnert er aan, dat jaren geleden, tijdens den watersnood van 1861, zioh allerwegen in den lande commissies vormden om in den nood te voorzien. Later werd de hoofdcommissie niet ontbonden, dooh is ge bleven als „Alg. vereeniging van commissies ter lenigiDg van rampen door watersnood". Van deze te Amsterdam gevestigde vereenigiDg zijn thans administrateuren de heeren mr. J. A. 8illem, voorzitter; mr. K. J. Philips, secretaris8. P. van Eeghen, penningmeester; mr. R. van Rees en mr. W. 8. J. van Water schoot van der Gracht. De heer v. Eeghen, die het Handelsbl. om trent het fonds welwillend inliohtte, deelde mede, dat jaren geleden van de ingekomen giften eenige duizenden overbleven, die natuurlijk rentegevend werden belegd. Bij den watersnood van 1876 werd nogmaals een beroep op den weldadigheidszin van het Neder- landsohe volk gedaan, en er kwamen weder belangrijke giften. Uit het toen gebleven saldo konden herhaaldelijk administrateuren hulp verschaffen, o. a. in 4898 en in 1902 in Over- ijselin 4903 op Marken en in 1904 bij de overstrooming van den Keth*Vpolder. „Ook thans", zeide de heer v. Eeghen, „ver keert het fonds nog in een toestand, dat het vooreerst voldoende helpen kan, te meer nu pas van H. M. de Koningin de milde gift inkwam van f 45,000. We hebben dadelijk, nadat de berichten uit Zeeland tot ons kwamen, aan den Commis saris der Koningin in die provincie gevraagd of hulp noodig was. Deze raadde ons, ons in verbinding te stelien met de burgemeesters der geteisterde gemeentenen telegraphisoh heb ik thans tal van aanvragen om hulp ge kregen. De meeste hulp is gevraagd door de burgemeesters van Rilland, Honteniese en Vlis8ingen; andere burgemeesters vroegen mindere bedragen, weer anderen antwoordden, dat de liefdadigheid van particulieren uit de omgeving voldoende kon heeten. Kortom, wij weten nu ongeveer wat gevraagd wordt. „Maar op dit oogenblik achten wij het on- noodig dat zich commissies vormen om gelden voor ons fonds bijeen te brengen. Mocht later ons fonds onvoldoende blijken, om aan de rechtmatige aanvragen tot steun te voldoen, dan zullen wij, als admicistrateuren, niet aarzelen een beroep op onze landgenooten te doen". In overeenstemming hiermede is het volgend berioht van de Midd. Ct Het Provinciaal Watersnood-Comité in Zee land is in overleg getreden met het Algem. Watersnoodfonds te Amsterdam. Dienten gevolge zal van heden alle hulp verstrekt worden door tus9chenkomst van het Provinciaal Comité. De burgemeesters in de noodlijdende ge meenten worden nu, in aansluiting met het door hen van het algemeen fonds ontvangen telegram, verzocht alle verdere aanvragen om hulp toe te zenden aan den secretaris-penning meester van dat Comité, te Middelburg. Naar wij vernemen, heeft H. M. de Koningin- Moeder aan heeren administrateuren van het Fonds der Algemeene Yereenigde Commissie ter leniging van rampen door watersnood in Nederland, onmiddellijk na het bekend worden van den laatsten watersnood, doen schrijven dat, hoewel H. M. met zeer groote belang stelling en deelneming de berichten volgt van de op dit oogenblik door watersnood zoo zeer geteisterde streken, H. M. naar aanleiding van de door heeren administrateuren in deze, reeds bij een vorige ramp door watersnood, aan H. M. gegeven inlichtingen, vermeent van die belangstelling door het geven van eenigen geldelijken steun eerst dan te moeten doen blijken, indien administrateuren het oogenblik gekomen achten om voor het Fonds, in verband met de jongste rampen, nieuwen steun te vragen. In Het Nieuws van den Dag lezen wij het volgende ingezonden stuk Watersnood. Mijnheer de Redacteur I Beleefd verzoek ik u een plaatsje voor onderstaande. Met belangstelling leest iedereen thans de b8riohten omtrent het hooge water en zijn nasleep. Op enkele plaatsen, leest men, zijn genie soldaten ter herstelling der dijken. Te Rilland, waar twee Engeleohe polders zijn ovorstroomd, zullen deze niet weder wor den drooggelegd. Zouden alle doorstroomde dijken niet kunnen worden hersteld door soldaten? Dat kost het Rijk weinig, de eigenaars niets. Bovendien zuilen de soldaten het zeer graag doen, veel liever dan dat vervelende exceroeeren, dat kunnen ze wel. Zelf weet ik uit ondervinding, dat wanneer een soldaat degelijk werk doet, hij het ook met plezier doet. De soldaten kunnen toch worden gebruikt tegen iederen vijand, ook de zee. Maar dan moet mot spoed worden gehandeld. Men heeft ook troepen genoeg, die geschikt zijn. In de eerste plaats natuurlijk genie, doch ook vesting-artillerie, en de oompagréëti vesting der infanterie ziju bekwaam voor dat werk. Yelen zonden daardoor gebaat zijn, terwijl vele soldaten big zouden zijn, een nuttig werk te verriohten. Dankend voor de plaatsruimte, Aohtend, Uw dw. dn. J. KUIJPER. A ncouDE, 19 Maart 1906. Nog meer en nog betere Peru-Guano Niettegenstaande alle concurreerende mest stoffen, die in den laatsten tijd in den handel gebracht zijn, blijft de peru-guano toch onver zwakt haar ouden roem handhaven en wordt zij nog altijd en in vele streken in toenemende mate door de landbouwers gebruikt en terecht. Er bestaat absoluut geen enkele andere mest stof, die de eigenaardige, niet genoegzaam te waardeeren eigenschap bezit, dat alle drie de voor elke plant noodzakelijke voedingsstoffen stikstofphosphorzuur en kali in baar vereenigd voorkomen. Die eigenschap bezit peru-guano. Innig scheikundig verbonden komen in de peru-guano stikstofphosphorzuur en kali voor, zoodat, wanneer we een eokel korreltje guano hebben, al is het nog zoo klein, we daarmede de drie genoemde stoffen aan de plant kunnen geven. We moeten die eigenschap Diet te geriüg achten. Al bemesten wij met chili-salpeter, super-phosphaat en b.v. patentkali een zelfde stuk grond, dan is het nog niet zeker, dat alle plaDten van deze drie meststoffen iets zullen hebben. Van het eene missohien te veel en van het andere te weinig. Dat kan bij peru-guano niet. Verder is er een tweede in het oogspringende en onschatbare eigenschap der peru-guano, die wij ook te vergeefs bij eenige andere meststof zoeken, n.l. de aan wezigheid der stikstof in drieërlei vorm1 in den salpeter2°. in den ammoniak en 3°. in den organischen vorm. Wat die eigenschap beteekent? Wel, dat de planten gedurende haar gansohe bestaan van de stikstof kunnen genieten. De salpeterstikstof is aanstonds beschikbaar. De jonge plant kan er van gebruiken. Als die salpeterstikstof op is, komt de ammoniak-stik- stof aan de beurt, waarvan de plant in haar volwassen staat, in haar bloei profiteert. En dan hebben we nog de organische stikstof ter beschikking en wordt die niet opgebruikt, dan komt van haar de nawerking bij volgende oogsten, een nawerking, waarvoor de peru- guano bekend is. Wijs nu de meststof, welke op zulke eigen schappen kan roemen. Geen wonder dat ze gebruikt en gezocht wordt, de peru-guano. Om u een idee te geven, hoeveel ze wel gebruikt wordt, deel ik u mede, dat de Peruaansche regeering in het jaar 4905 een netto-inkomen had van 4 86.683.4 35, alleen voortspruitende uit den verkoop der peru-guano. De genoemde som is aanzienlijk hooger dan die van het jaar te voren. De Peruaansche regeering heeft dus in 4905 meer dan twee millioen gulden aan den verkoop barer guano verdiend. De waarde dezer verkochte guano kunnen wij veilig op vijf millioen gulden schatten. Het is geen wonder dat de Peruaansche regeering al het mogelijke doet, om de vorming harer guano te bevorderen. Vandaar, dat zij onlangs besloten heeft, ten einde de rust der vogels op de eilanden tijdens de broeitijd niet te storen, van November tot Maart geen ver schepingen meer toe te laten. Door dien maat regel hoopt men de jaarlijkeche guano-produotie tot 50.000 tonnen, aldus tot 50.000.000 K.G. te zien klimmen en men merke wel op dat dit allemaal guano van allereerste kwaliteit zal zijn, inhoudende 43 44 pCt. stikstof. Inderdaad, wij gaan op het gebied der peru- guano-bemesting een schoone toekomst tegemoet. Frans Rosier. De weduwe O vergauw te Gouda, het slaohtoffer van ééa der laatste misdaden van Rosier, heeft aan een verslaggever van het Dgbl. v. Gouda het volgende verteld Des avonds had ze iemand reeds verdacht om het huis zien slnipen, wat ze gezegd bad tegen het bij haar in buis wonend meisje. Daarom had ze haar beetje geld in den zwarten zak mee op bed genomen en onder de hoofdkussens verborgen. Midden in den nacht werd ze plotseling wakker en zag ze een man voor zioh staan, het brandend naohtlampje in zijn handen, 't Was of haar bloed wegstroomde uit haar hoofd, toch bleef ze heel stil liggen, de oogen alleen wijd-open op den man gerioht, die weer naar den winkel was gegaan en daar de lade had leeggestolen. Toen kwam bij terug en zag het oudje aan. »Geef me je sleutels", zei hij, en toen ze eerst weigerde, de dekens krampachtig optrekkend tot boven haar sohouders, stak hij haar met 08n brood mes in de rechterwang. Mot haar eene hand maakte ze het zwarte zakje los zoo goed het kon, de man vóór haar rukte het haar evenwel plotseling uit de band en stak daarop weer laohend met het mes in haar hals. Ze hoorde wat geklir van glazen, anders niet, terwijl ze heel doodstil zonder zich maar even te bewegen bleef liggen afwachten de dingen die zouden komen. En weer kwam de man terug, poogde haar de dekens af te rukken, waarbjj het vrouwtje aan beide handen gewond werd. »De duim was er bijkans af", vertelde ze ons, zacht glimlachend, uroaar dat merkte ik pas later, toen hij door den dokter genaaid was". Als een razende stak de man haar nog eenig9 malen, haar daarbij min of moer ver wondend. Do vrouw gaf geen schreeuw, msar biet f liggen, terwijl ze krampachtig de dekens tot over de soboudora geklemd hield. Na oindelooze minuten ging de man eindelijk heen, ea toen eerst kwam de groote schrik over de oude vrouw; ze verloor het bewustzijn. Eerst veel later kon ze het meisje kloppen, dat aarzelend beneden kwam en bij de kamerdeur zei: »'k Dutf niet". »Kom maar, hij is weg", had de vrouw geantwoord. »Ze begon te gillen toen ze me zag", zei 't vrouwtje, »dat waa ook heol wat". Wat er nu verder gebeurd ie, weet ik niet recht. Toen ik weer bijkwam, lag ik bier io de Wijkverpleging. En op een morgen kwamen Z3 van de politie bij me en Ü6ten ze een portret zien van een mau, of dat hem was. Ik zei van neen. Toen lieten ze me een ander zien. Dat was hem. Ik had hem op dien naoht heel goed opgenomen, omdat ik dacht, jou moet ik onthouden. Het was het portret van Frans Rosier. Toen kwamen ze met een man bij me, om te laten zien, maar die was niet de goeie. Later kwam de andere geboeid. Zoo ik hem zag, herkende ik hem dadelijk, precies het gezicht, alles en m'n geld zag ik ook terug. Hij zei niets. Dinsdag kon het vrouwtje weer naar huis gaan. Een scheepsdrama voor den Raad van Tucht te Amsterdam. Met zijn pet op den rug, reohtop, een vast beraden trek om ziju mond, luisterde de tremmer Spork naar de verklaring van zijn kapitein, dsn heer R. Jager, gezagvoerder van het stoomschip »Santu»us". De heer R Jager i» door Spork aangeklaagd wegens mishandeling en misdraging. Volgens Spork heeft zich de historie aldus toegedragen: Den 19en Februari, namiddags 4 uur, bevond zioh het vaartuig te Barcelona. De 2a machinist gaf de bemanning order tot koffiedrinken. De bomanuirg begaf zioh naar den hofmeester om een bakje troost te halen. Ia de plaats van dat bakje troost dreigde de hofmeester, die niet alleen voor Baroelona, maar ook voor Pampus zou hebben gelegen, met een pook. Dit nu biedt weinig verwar mende, al zei de kok ook op de pook wijzend »wil ja hier soms koffis van hebben?' Ea dus besloot de bemanning, dit allss volgens Spork's verklaring, Daar den kapitein te gaan. De hofmeester, zonder pook, ging mede en dionde de vier matrozen bg den kapitein aan. De hofmeester kwam terog en ging voor de matrozen zitten. Is de kapitein er niet? vroegen de vier mannen. Ja, ga maar naar beneden, zei de hof meester. Spork klopte aan, netjes. Toen kwam de kapitein, volgens Spork alsof »de duivel aohter zija kop zat", naar buiten en sloeg den tremmer op het hoofd, tegen het oog, trapte hem zoodanig, dat S. van bet aohterdek afviel. De bemanning ging hierna naar het volks logies. Een oogenblik later versohenen de kapitein en do eerste machinist, die mede, volgens Spork, Barcelona en Pampus gecom bineerd in zicht hadden. Wat Pampus aangaat, dit zou den kapitein de woorden in den mond hebben gelegd »kom maar op, ik wil wel met jullie allemaal veohtenl" Aan deza beleefde uitooodiging werd weinig gehoor gegeven. Hierna zei de eerste machinist, die dien dag in een edelmoedige bui eobijnt te hebben verkeerd»laat dat maar eens aau mij over, kapitein, dan sla ik ze over het dek". Zoo zou deze gedenkwaardige dag g( ëindigd zgö. Edoch het grapje was nog niet uit. Want in den naoht was er wéér een persoon, die de volgende beteekenisvolle woorden op dreigenden toon zou hebben uitgeroepen slaat d'r maar iemand opkomen, dan zal ik hem I door de bukken rameien". De kapitein noemde alles, wat in zijn nadeel j was, gelogen. De koffie, de zoo vurig verlangde troost, was niet klaar, omdat de officieren 1 Uat hadden gegeten. Spork had niet tegen de deur eerbiedig geklopt, maar op de deur gebonsd en hem, den gezagvoerder, uit het lezsn van een brochure opgecohrikt. Spork

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1906 | | pagina 5