Zaterdag 24 Maart 1906.
(Z ieriltzeescli©
Courant).
Tweede Blad
NIEUWSTIJDINGEN.
Z1EBIRZEESCI1E
NIEUWSBODE.
Verechgnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prija per 3 maanden ii f 1,30, franoo per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaalIndië enz. verzending
een» per week, f 10,per jaar.
62ste JAARGANG. No. 8287.
Dlreoteuri A. T. DH LOOZE.
A. FRANKEL.
Redacteuren:
J. WAALE, alleen voor het binnen- en buitenl. nieuws.
Advertentiënvan 13 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts., kannen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Vrijdags middag»
2 nre bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Alle betalingen moeten uitsluitend geschieden ten kantore van A. J. de Looze, Hoek Schuithaven, Zierikzee.
Ingezonden stukken en berichten van correspondenten te adresseeren aan A. Froneel, Nieuwe Boogerdstraat 213, Zierikzee.
Zuid-Afrika.
Ia da Nieuwe Courant Eobrijfc een Kaap
stad ter belangrijke brieven. Aan ééa daarvan,
naar aanleiding van Baseous moorden en dood,
ontleenen wij het volgende:
't Moet voor den lateren Zuid-Afrikaanschen
geschiedschrijver een moeilijke arbeid zijn, na
te vorechen, welken invloed Johannesburg en
Kimberley op het karakter der oude bevolkiDg
hebben uitgeoefend. De Hollandsche menschen
hier zijn nog ik zou zeggen voor meer dan
80 pCt. wat hun voorvaderen wareneen
voudig, een kalm leven en vrede met
God hooger achtend dan rijkdom, schatten en
weelde; zeer gastvrij, opgeruimd en vroolijk;
menschen, met een gelukkig huiselijk leven;
gehecht aan hun familiebetrekkingen (al te
zeer misschien, althans huwelijken tusschen
volle nichten en neven komen veelvuldig voor,
wat als oorzaak beschouwd wordt van het
groote aantal doofstommen en idiote kinderen
hier), met diep medegevoel voor het leed, dat
bloedverwanten, vrienden of kennissen treft.
Het opdelven echter der schatten in diamanten
en goud sedert 1867 en 1887 bracht ongekende
weelde aan enkelenmeestal plotselinge weelde.
Het bijbelwoord: „in 't zweet uws aanscbijns
zult gij brood eten", scheen onjuist, 't werd
„met één ons slimheid en één pond geluk wordt
ge rijk". Geld was vroeger schaarscb, de weelde
van een boer was even als die van Abraham
zijn groote kudde vee, een goed huis, 4000
morgen veld en een talrijk gezin. Doch de
geldweelde kwam, en zij bracht luxe-meubels,
luxe-paarden en -rijtuigen enz. De aarde was
geen dal der tranen meer; men kon het leven
genieten. En droomen van en een onrustig
verlangen naar rijkdom werkten ontaardend
op de goede oude zeden bij velen. De leuze:
„geniet van 't leven, want 't is kort", onder
mijnde menig gezin. Liefde voor land en volk,
voor kerk en taal verflauwden, ja verdwenen
soms, waar de geldweelde en speculatigeest
ten troon kwamen. Wat al droeve staaltjes
zouden hiervan te vertellen zijn!
Hier treft de nuchtere kijk van dezen
liberaal op het ideaal leven en op de werke
lijkheid. Doch wij gaan voort.
Verder lokten en lokken de minerale schatten
van dit land zoovele ongehuwde mannen naar
Z.-A., die gevoelen, dat verwanten en kennissen
hier geen contróle over hun zedelijk leven
uitoefenen, mannen vaak met een bevlekt
verleden, en met een gloeiend verlangen naar
rijkdom. Als prospecteerders komen ze met
den boer in aanraking. Engeland zou er niet
aan denken dezen gelukzoekers bij verkiezingen
een stem te geven van dezelfde waarde als
die van den huisvader, den ruggegraat van
het land, als het niet zoo benauwd voor den
boer was en zoo akelig beleefd voor den
mijnmagnaat.
Ieder, die in Z.-A. eenige jaren heeft door
gebracht, zal voorbeelden kunnen bijbrengen
van den verderfelijken invloed van Johannesburg
en de speculatiegeest op de oude bevolking.
Zonder dien geest ware missohien ds. S. J. du
Toit, eens Superintendent van Onderwijs in
Transvaal, een goed Afrikaander gebleven.
Hij woont thans te Dal Josaphat (Paarl),
de bisschop van een stuk of tien afgescheiden
kerkjes, waaronder nog altijd een paar Nationale
scouts gemeentetjes een veracht man. Zijn
bladen Di Patriot en De Kolonist zijn dood.
Ons Kleintji leeft nog flauwtjes. In 1903 werd
te Middelburg de Afrikaauder Du Plessis
opgehangen wegens moord op zijn vrouw.
Zulke misdaden kwamen vroeger niet voor.
In 1898 verdronk een boer in 't district
Middelburg (Transvaal) zijn vrouw en huwde
ziju onderwijzeres; een uiterst tragisch-
romantische geschiedenisde oude vrouw kwam
„terug"-spokenlater stierf de jonge vrouw
in het Burgerkamp in K., de boer stierf van
wroeging, na op zijn doodsbed alles bekend
te hébben. Ik woonde nabij die plaats in 1899.
Doch nooit hebbencin Z.-A. speculatiegeest
of zucht naar genot tot zoovele en gruwelijke
moorden aangezet als bij Pierre Basson, onzen
Kaapschen moordenaar. Plerst Zaterdag voor
8 dagen werd hij ontmaskerd en schoot hij
zich een kogel door het hoofd toen de defec
tieven het lijk van zjjn laatste slachtoffer
opgroeven in het kippenhok..
P. B. was 26 jaar oud; sinds een 8-tal jaren
had hij slechts één leuze: „ik zal rijk worden,
al kom ik er ook voor op de Breekwater"
(gevangenis, of liever de havenpier waar de
misdadigers werken).
De Ba8sons hebben over 't algemeen een
zeer goeden naam in de Kaapkolonie, ook deze
familie. Doch de goudkoorts had Pierre vast
voor niets deinsde hij terug om geld te
krijgen. Vier jaar lang is hij al aan 't moorden
en eerst den lOen Februari is men zeker
geworden dat hij een moordenaar was, zoo
slim wist hij zijn ongehoord brutale daden te
verbergen. Eerst duwde hij zijn jongsten broer
van een gevaarlijke klip in zee te Gordonsbaai
na op hem een hooge levensverzekering te
hebben gesloten. Zoo kreeg Pierre 3500 pd.st.,
want zijn vader was dood en hij was hoofd
van het gezin. Eenigen tijd later gingen P. B.
en een ander die 400 pd.st. bij zich had over
het eenzame Karroeveld om vee te gaan koopen.
Die ander verdween plotseling en P. B. kwam
alleen terug, rijker dan te voren. Weer later
spoelde het lijk van zekeren Mills te Zoutrivier
aan 't strandook deze had geldzaken met
P. B.deze bad hem een 20 pd.st. geleend op
diens levensverzekeringspolis Aan P. B. werd
ruim 300 pd.st. uitbetaald. In December 1905
kocht P. B. de hoeve van den heer Schaefer,
een der 200 Duitsche emigranten van de
Wijnberg8che vlakte. Den 22en Januari j.l.
ging S. naar Basson om het geld, de 8000 pd.st.
te halen. P. B. betaalde ze en kreeg zijn
quitanlie, doch 8. kwam nooit weer thuis,
P. B. gaf hem een bedwelmend drankje en
chloroformeerde hem toen, worgde hem daarna
en begroef hem bij 't huis in 't hoenderhok,
waar hij daags te voren, op Zondag notabene,
met zijn kaffer een graf van S voet diepte had
gedolven, waarin hij 's Maandags een zak
ongebluschte kalk wierp. Het lijk werd naakt
daarin gelegd, de kleeren werden verbrand.
Frankrijk.
De mijnramp in het noorden van Frankrijk.
De brand woedt in put no. 3 van de mijceo
te Courrières nog altijd voort. Tot dusverre
heeft men gepoogd, om, door put co. 2, de
brandende mijn te bereiken, m*ar dit plan is
opgegeven. i)e verbind ie gsgaD gen tusecben do
puttea 2 en 3 staan zoo vol kooloxyde, dat
bij, die zich er in waagde, zeker zou omkomen.
Er liggen ook nog zooveel lijken in die gangen,
en door de ontzettende hitte van den brand
zijn deze reeds geheel tot ontbinding overge
gaan, waardoor de luoht nog verder in den
omtrek werd vergiftigd. Daarom werd het
noodig, den verbindingsgang tussoheu putten
2 en 3 af te sluiten, hetgeen men gedaan
heeft, door een muur van 6 meter dikte, ge
vormd uit steenen, aarde, cjment eu gips.
Men hoopt wel, det deze aan het mijogas
weerstand zal bieden. Thans traoht men het
vuur laogs een anderen weg te bereiken, n.l.
door put no. 11.
Niet alle Westfalers zyc uit Lens vertrok
ken, een deel is achtergebleven en zet, met
de Franeche mijnwerkers, het we*k krachtig
voort. Het oordeel der teruggekeerd* Duit-
schers is vernietigend voor de mijnbesturen.
Zij schrijven de oorzaak en de groote uit
breiding der ramp aan drie oorzaken toe:
lo. het gebruik van open lampen; 2o. het
verzuimen om het kolengruis te bevochtigen,
waardoor het gevaar voor ontploffing sterk
afneemt; 3o. de totale afwezigheid van reddings-
materiaal.
Zaterdag heeft op het ministerie van open
bare werken, te Parijs, een bijeenkomst plaats
gehad tufsohen de afgevaardigden der mijn
werkers uit het Noorder departement en Pas-
de-Calaia en die der mijndirecties, in verband
met de werkstaking. De ministers Batnou en
C'émenceau woonden de bijeenkomst bij en
eerstgenoemde sprak de afgevaardigden toe
om, namens de regsering, den wensoh te
uiten, dat zij tot overeenstemming zouden
komen, en tevens toe te zeggen, dat de re-
geeriog alles zou doen, wat in haar vermogen
was, om de oplossing van het gesohil te ver
gemakkelijken. Nog denzelfden dag vertrok
Ciémeneeau naar Lens, waar inmiddels reeds
versterking voor de gendarmerie ia aange
komen. De minister nam de noodige maat
regelen en verzekerde deu werkstakers, dat
de overheid zioh strikt zou bepalen tot de
bewaking der gebouwen en dat de gendarmes
niet met de stakers iu aanraking zouden komen.
Het Watersnoodlonds.
Het Handelsbl. herinnert er aan, dat jaren
geleden, tijdens den watersnood van 1861, zioh
allerwegen in den lande commissies vormden
om in den nood te voorzien. Later werd de
hoofdcommissie niet ontbonden, dooh is ge
bleven als „Alg. vereeniging van commissies
ter lenigiDg van rampen door watersnood".
Van deze te Amsterdam gevestigde vereenigiDg
zijn thans administrateuren de heeren mr.
J. A. 8illem, voorzitter; mr. K. J. Philips,
secretaris8. P. van Eeghen, penningmeester;
mr. R. van Rees en mr. W. 8. J. van Water
schoot van der Gracht.
De heer v. Eeghen, die het Handelsbl. om
trent het fonds welwillend inliohtte, deelde
mede, dat jaren geleden van de ingekomen
giften eenige duizenden overbleven, die
natuurlijk rentegevend werden belegd. Bij
den watersnood van 1876 werd nogmaals een
beroep op den weldadigheidszin van het Neder-
landsohe volk gedaan, en er kwamen weder
belangrijke giften. Uit het toen gebleven saldo
konden herhaaldelijk administrateuren hulp
verschaffen, o. a. in 4898 en in 1902 in Over-
ijselin 4903 op Marken en in 1904 bij de
overstrooming van den Keth*Vpolder.
„Ook thans", zeide de heer v. Eeghen, „ver
keert het fonds nog in een toestand, dat het
vooreerst voldoende helpen kan, te meer nu
pas van H. M. de Koningin de milde gift
inkwam van f 45,000.
We hebben dadelijk, nadat de berichten
uit Zeeland tot ons kwamen, aan den Commis
saris der Koningin in die provincie gevraagd
of hulp noodig was. Deze raadde ons, ons in
verbinding te stelien met de burgemeesters
der geteisterde gemeentenen telegraphisoh
heb ik thans tal van aanvragen om hulp ge
kregen. De meeste hulp is gevraagd door de
burgemeesters van Rilland, Honteniese en
Vlis8ingen; andere burgemeesters vroegen
mindere bedragen, weer anderen antwoordden,
dat de liefdadigheid van particulieren uit de
omgeving voldoende kon heeten. Kortom,
wij weten nu ongeveer wat gevraagd wordt.
„Maar op dit oogenblik achten wij het on-
noodig dat zich commissies vormen om gelden
voor ons fonds bijeen te brengen. Mocht later
ons fonds onvoldoende blijken, om aan de
rechtmatige aanvragen tot steun te voldoen,
dan zullen wij, als admicistrateuren, niet
aarzelen een beroep op onze landgenooten te
doen".
In overeenstemming hiermede is het volgend
berioht van de Midd. Ct
Het Provinciaal Watersnood-Comité in Zee
land is in overleg getreden met het Algem.
Watersnoodfonds te Amsterdam. Dienten
gevolge zal van heden alle hulp verstrekt
worden door tus9chenkomst van het Provinciaal
Comité.
De burgemeesters in de noodlijdende ge
meenten worden nu, in aansluiting met het
door hen van het algemeen fonds ontvangen
telegram, verzocht alle verdere aanvragen om
hulp toe te zenden aan den secretaris-penning
meester van dat Comité, te Middelburg.
Naar wij vernemen, heeft H. M. de Koningin-
Moeder aan heeren administrateuren van het
Fonds der Algemeene Yereenigde Commissie
ter leniging van rampen door watersnood in
Nederland, onmiddellijk na het bekend worden
van den laatsten watersnood, doen schrijven
dat, hoewel H. M. met zeer groote belang
stelling en deelneming de berichten volgt van
de op dit oogenblik door watersnood zoo zeer
geteisterde streken, H. M. naar aanleiding van
de door heeren administrateuren in deze, reeds
bij een vorige ramp door watersnood, aan
H. M. gegeven inlichtingen, vermeent van die
belangstelling door het geven van eenigen
geldelijken steun eerst dan te moeten doen
blijken, indien administrateuren het oogenblik
gekomen achten om voor het Fonds, in verband
met de jongste rampen, nieuwen steun te
vragen.
In Het Nieuws van den Dag lezen wij
het volgende ingezonden stuk
Watersnood.
Mijnheer de Redacteur I
Beleefd verzoek ik u een plaatsje voor
onderstaande.
Met belangstelling leest iedereen thans de
b8riohten omtrent het hooge water en zijn
nasleep.
Op enkele plaatsen, leest men, zijn genie
soldaten ter herstelling der dijken.
Te Rilland, waar twee Engeleohe polders
zijn ovorstroomd, zullen deze niet weder wor
den drooggelegd.
Zouden alle doorstroomde dijken niet kunnen
worden hersteld door soldaten? Dat kost het
Rijk weinig, de eigenaars niets. Bovendien
zuilen de soldaten het zeer graag doen, veel
liever dan dat vervelende exceroeeren, dat
kunnen ze wel. Zelf weet ik uit ondervinding,
dat wanneer een soldaat degelijk werk doet,
hij het ook met plezier doet. De soldaten
kunnen toch worden gebruikt tegen iederen
vijand, ook de zee. Maar dan moet mot spoed
worden gehandeld.
Men heeft ook troepen genoeg, die geschikt
zijn. In de eerste plaats natuurlijk genie, doch
ook vesting-artillerie, en de oompagréëti vesting
der infanterie ziju bekwaam voor dat werk.
Yelen zonden daardoor gebaat zijn, terwijl
vele soldaten big zouden zijn, een nuttig werk
te verriohten.
Dankend voor de plaatsruimte,
Aohtend,
Uw dw. dn.
J. KUIJPER.
A ncouDE, 19 Maart 1906.
Nog meer en nog betere Peru-Guano
Niettegenstaande alle concurreerende mest
stoffen, die in den laatsten tijd in den handel
gebracht zijn, blijft de peru-guano toch onver
zwakt haar ouden roem handhaven en wordt
zij nog altijd en in vele streken in toenemende
mate door de landbouwers gebruikt en terecht.
Er bestaat absoluut geen enkele andere mest
stof, die de eigenaardige, niet genoegzaam te
waardeeren eigenschap bezit, dat alle drie de
voor elke plant noodzakelijke voedingsstoffen
stikstofphosphorzuur en kali in baar vereenigd
voorkomen. Die eigenschap bezit peru-guano.
Innig scheikundig verbonden komen in de
peru-guano stikstofphosphorzuur en kali voor,
zoodat, wanneer we een eokel korreltje guano
hebben, al is het nog zoo klein, we daarmede
de drie genoemde stoffen aan de plant kunnen
geven. We moeten die eigenschap Diet te geriüg
achten. Al bemesten wij met chili-salpeter,
super-phosphaat en b.v. patentkali een zelfde
stuk grond, dan is het nog niet zeker, dat
alle plaDten van deze drie meststoffen iets
zullen hebben. Van het eene missohien te veel
en van het andere te weinig. Dat kan bij
peru-guano niet. Verder is er een tweede in
het oogspringende en onschatbare eigenschap
der peru-guano, die wij ook te vergeefs bij
eenige andere meststof zoeken, n.l. de aan
wezigheid der stikstof in drieërlei vorm1 in
den salpeter2°. in den ammoniak en 3°. in den
organischen vorm. Wat die eigenschap beteekent?
Wel, dat de planten gedurende haar gansohe
bestaan van de stikstof kunnen genieten. De
salpeterstikstof is aanstonds beschikbaar. De
jonge plant kan er van gebruiken. Als die
salpeterstikstof op is, komt de ammoniak-stik-
stof aan de beurt, waarvan de plant in haar
volwassen staat, in haar bloei profiteert. En
dan hebben we nog de organische stikstof ter
beschikking en wordt die niet opgebruikt, dan
komt van haar de nawerking bij volgende
oogsten, een nawerking, waarvoor de peru-
guano bekend is.
Wijs nu de meststof, welke op zulke eigen
schappen kan roemen. Geen wonder dat ze
gebruikt en gezocht wordt, de peru-guano. Om
u een idee te geven, hoeveel ze wel gebruikt
wordt, deel ik u mede, dat de Peruaansche
regeering in het jaar 4905 een netto-inkomen
had van 4 86.683.4 35, alleen voortspruitende
uit den verkoop der peru-guano. De genoemde
som is aanzienlijk hooger dan die van het
jaar te voren. De Peruaansche regeering heeft
dus in 4905 meer dan twee millioen gulden aan
den verkoop barer guano verdiend. De waarde
dezer verkochte guano kunnen wij veilig op
vijf millioen gulden schatten. Het is geen
wonder dat de Peruaansche regeering al het
mogelijke doet, om de vorming harer guano
te bevorderen. Vandaar, dat zij onlangs
besloten heeft, ten einde de rust der vogels
op de eilanden tijdens de broeitijd niet te
storen, van November tot Maart geen ver
schepingen meer toe te laten. Door dien maat
regel hoopt men de jaarlijkeche guano-produotie
tot 50.000 tonnen, aldus tot 50.000.000 K.G.
te zien klimmen en men merke wel op
dat dit allemaal guano van allereerste kwaliteit
zal zijn, inhoudende 43 44 pCt. stikstof.
Inderdaad, wij gaan op het gebied der peru-
guano-bemesting een schoone toekomst tegemoet.
Frans Rosier.
De weduwe O vergauw te Gouda, het
slaohtoffer van ééa der laatste misdaden van
Rosier, heeft aan een verslaggever van het
Dgbl. v. Gouda het volgende verteld
Des avonds had ze iemand reeds verdacht
om het huis zien slnipen, wat ze gezegd bad
tegen het bij haar in buis wonend meisje.
Daarom had ze haar beetje geld in den
zwarten zak mee op bed genomen en onder
de hoofdkussens verborgen.
Midden in den nacht werd ze plotseling
wakker en zag ze een man voor zioh staan,
het brandend naohtlampje in zijn handen,
't Was of haar bloed wegstroomde uit haar
hoofd, toch bleef ze heel stil liggen, de oogen
alleen wijd-open op den man gerioht, die
weer naar den winkel was gegaan en daar
de lade had leeggestolen. Toen kwam bij
terug en zag het oudje aan. »Geef me je
sleutels", zei hij, en toen ze eerst weigerde,
de dekens krampachtig optrekkend tot boven
haar sohouders, stak hij haar met 08n brood
mes in de rechterwang. Mot haar eene hand
maakte ze het zwarte zakje los zoo goed het
kon, de man vóór haar rukte het haar evenwel
plotseling uit de band en stak daarop weer
laohend met het mes in haar hals.
Ze hoorde wat geklir van glazen, anders
niet, terwijl ze heel doodstil zonder zich maar
even te bewegen bleef liggen afwachten de
dingen die zouden komen. En weer kwam
de man terug, poogde haar de dekens af te
rukken, waarbjj het vrouwtje aan beide
handen gewond werd.
»De duim was er bijkans af", vertelde ze
ons, zacht glimlachend, uroaar dat merkte ik
pas later, toen hij door den dokter genaaid
was". Als een razende stak de man haar nog
eenig9 malen, haar daarbij min of moer ver
wondend. Do vrouw gaf geen schreeuw, msar
biet f liggen, terwijl ze krampachtig de dekens
tot over de soboudora geklemd hield.
Na oindelooze minuten ging de man eindelijk
heen, ea toen eerst kwam de groote schrik
over de oude vrouw; ze verloor het bewustzijn.
Eerst veel later kon ze het meisje kloppen,
dat aarzelend beneden kwam en bij de
kamerdeur zei: »'k Dutf niet". »Kom maar,
hij is weg", had de vrouw geantwoord.
»Ze begon te gillen toen ze me zag", zei
't vrouwtje, »dat waa ook heol wat". Wat
er nu verder gebeurd ie, weet ik niet recht.
Toen ik weer bijkwam, lag ik bier io de
Wijkverpleging. En op een morgen kwamen
Z3 van de politie bij me en Ü6ten ze een
portret zien van een mau, of dat hem was.
Ik zei van neen.
Toen lieten ze me een ander zien. Dat
was hem. Ik had hem op dien naoht heel
goed opgenomen, omdat ik dacht, jou moet
ik onthouden. Het was het portret van Frans
Rosier. Toen kwamen ze met een man bij
me, om te laten zien, maar die was niet de
goeie. Later kwam de andere geboeid. Zoo
ik hem zag, herkende ik hem dadelijk, precies
het gezicht, alles en m'n geld zag ik ook
terug. Hij zei niets.
Dinsdag kon het vrouwtje weer naar huis
gaan.
Een scheepsdrama voor den Raad van
Tucht te Amsterdam.
Met zijn pet op den rug, reohtop, een vast
beraden trek om ziju mond, luisterde de
tremmer Spork naar de verklaring van zijn
kapitein, dsn heer R. Jager, gezagvoerder
van het stoomschip »Santu»us".
De heer R Jager i» door Spork aangeklaagd
wegens mishandeling en misdraging.
Volgens Spork heeft zich de historie aldus
toegedragen: Den 19en Februari, namiddags
4 uur, bevond zioh het vaartuig te Barcelona.
De 2a machinist gaf de bemanning order tot
koffiedrinken. De bomanuirg begaf zioh naar
den hofmeester om een bakje troost te halen.
Ia de plaats van dat bakje troost dreigde de
hofmeester, die niet alleen voor Baroelona,
maar ook voor Pampus zou hebben gelegen,
met een pook. Dit nu biedt weinig verwar
mende, al zei de kok ook op de pook wijzend
»wil ja hier soms koffis van hebben?' Ea
dus besloot de bemanning, dit allss volgens
Spork's verklaring, Daar den kapitein te gaan.
De hofmeester, zonder pook, ging mede en
dionde de vier matrozen bg den kapitein aan.
De hofmeester kwam terog en ging voor
de matrozen zitten.
Is de kapitein er niet? vroegen de vier
mannen.
Ja, ga maar naar beneden, zei de hof
meester.
Spork klopte aan, netjes.
Toen kwam de kapitein, volgens Spork
alsof »de duivel aohter zija kop zat", naar
buiten en sloeg den tremmer op het hoofd,
tegen het oog, trapte hem zoodanig, dat S.
van bet aohterdek afviel.
De bemanning ging hierna naar het volks
logies. Een oogenblik later versohenen de
kapitein en do eerste machinist, die mede,
volgens Spork, Barcelona en Pampus gecom
bineerd in zicht hadden.
Wat Pampus aangaat, dit zou den kapitein
de woorden in den mond hebben gelegd
»kom maar op, ik wil wel met jullie allemaal
veohtenl"
Aan deza beleefde uitooodiging werd weinig
gehoor gegeven. Hierna zei de eerste machinist,
die dien dag in een edelmoedige bui eobijnt
te hebben verkeerd»laat dat maar eens aau
mij over, kapitein, dan sla ik ze over het dek".
Zoo zou deze gedenkwaardige dag g( ëindigd
zgö.
Edoch het grapje was nog niet uit.
Want in den naoht was er wéér een persoon,
die de volgende beteekenisvolle woorden op
dreigenden toon zou hebben uitgeroepen slaat
d'r maar iemand opkomen, dan zal ik hem
I door de bukken rameien".
De kapitein noemde alles, wat in zijn nadeel
j was, gelogen. De koffie, de zoo vurig verlangde
troost, was niet klaar, omdat de officieren
1 Uat hadden gegeten. Spork had niet tegen
de deur eerbiedig geklopt, maar op de deur
gebonsd en hem, den gezagvoerder, uit het
lezsn van een brochure opgecohrikt. Spork