Zaterdag 24 Februari 190$. Tweede Blad Bericlit. Oude Boomen. ZIGRIKZEESGHE (Z ierikzeesche NIEUWSBODE. Courant). Verschgnt DINSDAG, DONDERDAG on ZATERDAG. De prijs per 3 maanden in f 1,30, franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaalIndie em. verzending nii per week, f 10,per jaar. 62*te JAARGANG. No. 8275. Directeur A, JT. Diil LOOKEL Redacteuren: i FR^NKEL- J. WA ATiE, alleen voor het binnen- en bnitenl. nieuwB. AdTertentiSnTan 13 regel, 30 Cta. meerdere regel, 10 Cta., kunnen uiterlijk tot dei Maandags, Woensdags en Vrijdags middags 3 ure besorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend, Alle betalingen moeten uitsluitend geschieden ten kantore van A. J. de Looze, Hoek Schuithaven, Zierikzee. Ingezonden stukken en berichten van correspondenten te adresseeren aan A. FRaNKEL, Nieuwe Boogerdstraat 213, Zierikzee. liet BUREAU van dit blad (hoek Schuithaven te Zierikzee) is eiken werkdag geopend van des voormiddags 9 - tot des avonds 9 ure, tot het aan nemen van advertentiëa en abonne menten en het doen van betalingen daarvoor. Het adverteerend publiek wordt opmerkzaam gemaakt op het voordeel, gelegen in het plaatsen van advertentiëa hij abonnement van 250, 500, 1000 of 3000 regelt, binnen het jaar te verbruiken. liet tarief hiervan is aan het Bureau ver krijgbaar, en wordt ook op verzoek aan buiten de stad wonenden gezonden. De Directeur, A. J. DE LOOZE. Ze ziju gevallen, de twee zware boomen aan het eind der Oude Haven bij de Noord havenpoort, patriarchen onder hunne natuur- genooten, levende getuigen van geheel de 19e en van een groot deel der 18e eeuw. Twinlig en dertig jaren geleden werden reeds vele dier ouden geveld en ook deze twee zouden toen dat lot gedeeld hebben, indien niet de bewoner van het huis, dat zij sinds den bouw beschaduwd hadden, indien niet mr. C. van der Lek de Clercq destijds hun val had verhoed. Nu was de bijl niet langer te keeren van hun wortel. Een stormvlaag ontrukte eenige weken geleden aan den eenen boom een zwaren tak en daardoor werd de aandacht op beider wrakken toestand gevestigd. De groote onderste takken bleken geheel hol te zijn en het ver moeden werd waarschijnlijkheid, dat ook de dikke stammen, voor het oog zoo massief, inwendig verteerd en hol zouden wezen. Uit het oogpunt van openbare veiligheid werd in den Raad van 16 Januari j.l. tot de rooiing en verkoop besloten, op 6 Februari had de veiling plaats en de boomen, minder waardig door hun toestand, brachten slechts de geringe som van f 10 en nog minder op. Den 13 Februari viel de zwaarste, de Oostelijke boom, die een omtrek van ongeveer 3 meter had en twee dagen later de Westelijke en iets minder dikke. Toen de stammen gevallen waren bleken ze tot op den bodem hol te zijn en de reden hunner rooiing werd dus ten volle gerecht vaardigd. Hoe oud ze eigenlijk waren blijkt niet. Eenigen wisten te zeggen, dat ze ruim 260 jaren daar gestaan hadden, een tijdsverloop, dat we door niets bevestigd vonden. Een zeer nauwkeurige plattegrond onzer stad van 1644 vertoont op de geheele Noordzijde der Oude Haven nog geen enkelen boom, een jongere van omstreeks 1685 doet eene beplanting zien tot het 's Heer-Arendsslop; van daar tot de Noordhavenpoort echter nog niet. Op den plattegrond van pl. m. 1750 evenwel zijn de beide zijden der haven van boomen voorzien en in de ten jare 1751 in het licht gekomen beschrijving van Zierikzee wordt gesproken van eene beplanting aan weerszijde der haven met eene ,/8choone ry Ype- en Lindeboomen, iiwelke, plat geschooren, een aangenaam gezigt „verschaffen". In 1775 werden deze gekan delaard, wat wel niet beneden een 40-jarigen ouderdom zal zijn geschied en waaruit wellicht eenige aanwijzing voor den tijd der planting te putten valt. Hadden ze kunnen spreken, wat zouden wij van dit tweetal te hooren hebben gekregen uit de dagen hunner jeugd, toen hun schors nog effen was en glad en de jonge takken zich uitspreidden over de handelsdrukte, die hier wemelde. Ze zouden u zeggen, dat de Oude Haven gevuld kon liggen met koopvaardijschepen, die in 1747 zelfs 97 en in 1750 nog 77 in getal waren en waarmede wijn uit Frankrijk, zout uit Lissabon en St.-Ubes, noten en kastanjes uit Biscaye, vijgen, amandelen, citroenen en oraDje-appels uit Algarvië, huiden, vleesch, boter en andere waren uit Ierland en kreeften en hout uit Noorwegen werden aangebracht. Van de visscherij, toen uitgeoefend door 30 schepen en van de levendigheid van de binnen vaart, onderhouden met 70 vaartuigen, zouden ze verhaald hebben. Met uitzondering van de Noordhavenpoort, waarin sedert 1656 reeds de woning van den //stads-fabriek" of gemeentebouwmeester was, is er in hunne omgeving vrij wat veranderd. De Wandeling was in de 18e eeuw, ja tot 1829 toe, nog wal met tot torens verbouwde ron- deelen, die aan de Oostzijde spiegelden in het stille water der Versche gracht en aan de Westzijde belommerd waren. Sommige dier waltorens, door de stad verhuurd of tot berg plaats gebruikt, hadden namen. Een ervan heette de „Beulstoren", wat vermoedelijk dezelfde was, die in de 17e eeuw als „het sophuis" bekend stond, omdat daarin landloopers werden opgesloten en te water en brood gezet. Een andere toren, dichter bij de Oude Haven gelegen, werd, zooals onze overgrootouders hun kinderen vertelden, door kabouters be woond. Waar nu de stalling tegen de poort gebouwd is, stond destijds eene herberg, met boompjes voor de deur. De houten ophaalbrug, hoewel telkens ver nieuwd, bevond zich reeds sinds eeuwen tusschen de beide Havenpoorten maar de ijzeren hekken aan den waterkant werden eerst geplaatst, nadat op een November-avond van 1812 de heer Willem Ermerins, te Middelburg woon achtig, maar hier bij zijne kinderen gelogeerd, door de duisternis misleid, naast deze brug in de Oude Haven geloopen en jammerlijk ver dronken was. Onze oude stammen hebben in September 1787 de plunderaars in hunne nabijheid aan het werk gezien en in 1788 en 1789 het groote huis (sedert 1835 door de familie Van der Lek de Clercq bewoond) zien optrekken en dit met hun heerlijke schaduw beschut tegen de zomerwarmte. De Fransohen hebben ze op een donkeren Deoember-avond van 1813 als hoenderdieven door de poort zien vluchten, en bij vorstelijke bezoeken in 1823, 1841 en 1862 hebben ouze boomen als eindpunten van illuminatie dienst gedaan. En met de jaren was hun schors grover en ruwer geworden, hun stam knoestiger en hadden de wortels zich dieper gewroet in de aarde en de takken zich zwaarder verheven ten hemel. Van onder hun lommer hadden ze menschen- geslaehten zien verdwijnen en nog vele jaren zouden ze elke lente opnieuw hebben gegroend, dauk zij de gave bast, als niet een storm vlaag, zooals er zoovele in den loop der tijden uit het donker Noordwesten hunne kruinen hadden gezweept, ditmaal verraderlijk hunne ouderdoms zwakte had aan den dag gebracht. Wij missen ze ongaarne, die statige boomen met hun bladerdos, getuigen van een vroeger eeuw, band die ons met een uitgebloeid ver leden verbond, en wier verdwijnen ons menschen herinnert aan het eigen vluohtig bestaan, waar van reeds vóór dertig eeuwen de dichter van de „Ilias" zong: Als het gebladert des woods, zoo zijn de geslachten der [menschen. 't Eene gebladert schudden de winden ter aaide, En nieuw loof spruit aan het battende hout, als de Lente [terugkomt Zoo ook der menschen geslacht, Het eene wast en het ander sterft wegl Kerkelijke curiositeiten. (Vervolg). Met betrekking tot de voorlezing van de H. Schrift bij den openbaren godsdienst, werd in de Handelingen van den Eerkersad op 1 October 1609 en 28 Augustus 1G11 a&ngeteekend, dat bij suspensie (tijdelijke dienstoctzegging) van den voorlezer, diens dienst is waargenomen door ééa van de predikanten. Reeds vroeger had in een soort gelijk geval de toen nog eenige predikant dit werk zelf verricht. Bg de strenge begrippsn, die de Hervormde Eerk ia lateren tijd heeft ontwikkeld nopens de heiligheid van den Zondag, waarop, ia- zonderheid door de partij der Vostiane», nagenoeg de volle strengheid van den I-r. ëli- tiechen Sabbath werd toepasselijk gemaakt; bij die latere begrippsn dan schijnt, het vreemd, wanneer men in de esrsto tijden der Hervor ming een aanteekening vindt, die zulk eene strenge Zondagsviering geheol niet doet ver moeden. Ten minste men vindt aangeteekend, dat men den bailluw heeft aangesproken over het houden van visohmarkt des Zondags onder de predikatie, waarmede men dus den afslag op den Zondag schijnt te hebben ongemoeid gelaten. En weinige jaren later (1616) bewees het beklag aan bailluw, burgemeesteren en schepenen, over het toe laten van allerlei werk en koophandel op 'b Heeren dag tot nadeel van den godsdienst, eensdeels, dat dit misbruik toen algemeen was, en anderdeels, dat men minder op de ont heiliging van den Zondag drukte, dan op het nadeel van den openbaren eeredienst. Later ontwikkelde zich de strenge Zondag viering meer, en is dan ook de bailluw over de ontheiligiog van 's Heeren dag begroet. Een liturgische bijzonderheiddie hier missohien plaats verdient, is, dat men bij de bediening van het Avondmaal den formeelen zegen uitsprak na het zingen voor de bediening des Avond8maal8 (zeker ten behoeve dergenen, die daaraan geen deel namen) naderhand kwam in consideratie, of dit we! coodigwas; later geraakte het geheel in onbruik Even min als elder" ontbrak het te 'jrouwersbaven aan maatregelen ter bescherming van de kerkelijke reohtzinnigheid. Een paar zijn er reeds van herinnerd, namelijk het verhandelde in de zsal van Gisbertus Siinuels, en de maatregel tegen de wederdoopers door eenen ouderling met het bevorderen ?an kennis en godsyrucht te belasten. Dit lsetste verdient nog wel eens te worden herinnerd, omdat het eeuen belangrijken wenk ook voor latere tijden bevat; dat tot wering van onzuivere denkbeelden in de gemeente repressive maat regelen riet balf zoo goed zgo eis preventieve, b-staande ia hét verspreiden van heldere kennis en het aankweeken van eenen ohrista- lijken zin. Lof scbijat mij ook de Eerkeraad van Brouwerehaven te verdienen, vanwege wijze gematigdheid, om eene beschuldiging van onrechtzinnigheid binnenskamers en zonder openbaar gerucht te willen afmaken (1677). De zaak was deze: in de classis was bij meerderheid van stemmen besloten, dat ingeval een predikant in de classis onrecht zinnig zgo mooht in de leer, en een ander predikant van de classis zulks hoorde, hg dien onrechtzinnigen mocht aanklagen on middellijk aan de classis, met voorbijgang van den Eerkeraad van die stad of plaats, waar de aangeklaagde stond. Tegen dezen vinnigen maatregel, d e tot allerlei ongepaste openbaarheden en onaangenaamheden moest leiden, protesteerden de Brouwershaven ache predikant (Johannes du Buisaon) en ouderling. De Eerkeraad nam volkome* genoegen in dit proleet, en besloot, dat het met redenen daarvoor op de eerstvolgende olnssikale ver gadering schriftelijk zou iogetaverd worden. Bijzonder breedvoerig ia uit den aard der zaak de stof op het punt der kerkelijke tuoht. Het is evenwel onnoodig deawegens bijzonder heden aan te halen, die men bijna in ieder kerkeraads rotulenboek zou kannen terug vinden. Men vindt geoensureerd, die herberg hielden, vooral als er x>de viool ging"; in dit geval zelfs hunne vrouwenaangesproken iemand, die »met joDge vrouwen aohter straat had gegaan"; een bailluw en nog eene vrouw de kerkelijke attestatie geweigerd wegens het achterlaten van sobuliea. Nog vind ik den predikant Johannes F*yui berispt wegens ergernis, daardoor gegeven, dat hij mat meer gevolg ter trouwe giüg, dan eertijds gebruikelijk was. Een baillaw tegen den wil des Eerkeraads het Avondmaal gebruikendeen daarover aangesproken kwam er den volgenden keer met den degen op zijde. In den Eerkeraad werd ingebracht, dat velen ergernis gaven smet bal eu cloot slaan" (het thans in onbruik geraakte kaatsen). De Eerkeraad was echter liberaal genoeg, om het geven van ergernis af te raden, maar de zaak zelve als middelmatig (onverschillig) te besohouwen. Zekere vrouw, do kippen van hare buurvrouw vergeven hebbende, ia voor éénmaal het Avondmaal ontzegd, en eane andere, omdat zij zich niet kon vordedigen op de beschuldiging van eens anderen deeg voor den oven gestolen te hebben Onrecht vaardiger was buiten twijfel de toepaasiag der censuur op eene bruid, die weigerde haren bruidegom te trouwen, omdat hg zijn ambacht niet verstond, weinig werkte, maar veel speelde en dronk. Men begreep, dat deze redenen niet gewiohtig genoeg waren, omdat zij die te voren geweten had, en ontzegde de voorziohtige jonge dochter bij volgehoudene weigering het gebruik des Avondmaal. Trouwens dergolgke bgdragon tot de anecdotiek der kerkelijke tocht zijn in ieier actenboek bij de vleet te vinden. Wordt vervolgd XSOHTIEAKIIi uTijn de Looden Pijp". Lang vóór den aaDvang der zitting der Rotterdamsche recht bank verzamelde 'zich voor het tribunedeurtje en op het gevangenispleintje een overtalrijk publiek van vrouwen en mannen, jongens en meiden. Deze overgroote belangstelling gold de 3S-jarige koopvrouw Martina Smits, wonende Kalverstraat te Rotterdam, thans gedetineerd in 't Huis van Bewaring. Martina Smits is één dier vele vrouwen, die Rotterdam des avonds en voornamelijk des nachts onveilig maken door haar rooverijen. Zij is meer bekend onder den naam van „Tijn de Looden Pijp". Tal van vonnissen heeft zij achter den rug, zooals straffen van één maand, één jaar, drie dagen, één jaar, één jaar en aoht maanden, twee jaar enz. Tijn is over- beruoht bij justitie en politie, door haar vecht partijen met haar kostgangers en vrienden. Dagen en nachten brengt zij steeds door op het politiebureau aan de Lange Torenstraat, waarheen ze menigmaal gebracht wordt, onder groot verzet. En wanneer zij dan weder vrij- f;elaten wordt, viert zij haar vrijheid gewoon- ijk met het inslaan van een spiegelruit, een vechtpartij met wijven of kerels. Het was dus waarlijk geen wonder, dat de elite van donkerst Rotterdam in grooten getale was vertegenwoordigd. Tijn had zich thans te verantwoorden, dat zij zich op 22 December j.l. zou hebben schul dig gemaakt aau diefstal van een bankbiljet van f 25, on -van ongeveer f 25 aan rijks daalders, guldens en kleingeld, alles geborgen in een beurs, en toebehoorende aan C. Beukers. Zij zag er kalm uit, toen ze werd binnen gebracht. De groengeruite blouse deed haar gelaat vol litteekens nog groezeler schijnen. Op haar bruinen rok droeg ze een wit schortje, afgezet met kant. Het verhaal, dat Tijn den president deed, zullen wij om verklaarbare redenen maar niet in zijn geheel weergeven. 's Middags van den dag was ze met een vriend uit haar woning aan de Kalverstraat gegaan, en had ze zich begeven naar café „De Vriendschap" aan de Lombardstraat no. 66. Daar zat, tusschen twee tafeltjes, de schipper C. Beukers. Toen Tijn met haar vriend binnenkwam, toonde Beukers zich royaal, want hij was afgemonsterd, en in de gehaakte beurs, geborgen in zijn broekzak, zaten f 62,50. Beukers was even naar de achterkamer geguan, en Tijn was hem gevolgd. Even later was Tijn zoo zij beweerde weder naar de gelagkamer gekomen, waar de schipper even eens terugkeerde. Toen was Tijn weggegaan, want zoo zij zeide ze moest nog wat kleederen voor haar kostganger koopen, die haar daarvoor geld gegeven had. Ze was de Wilde Zeesteeg doorgeloopen naar haar kamer in de Kalverstraat. Op haar kamer had ze een rijksdaalder die van haar was in haar schoen gedaan. Toen was ze naar de Jonkerfransstraat geloopen, en had ze in bet magazijn „De Zon" inkoopen gedaan. Ze had mansbroekenhemden en sokken gekocht. Aan de ééne toonbank had ze f 3 besteed, aan de andere f 5. In een schoenwinkel op den Goudechenweg had ze een paar schoenen ge kocht voor f 1.75. Met een rijksdaalder had zij betaald. De schoenen had zij aangetrokken, en den rijksdaalder had ze weder in de nieuwe schoenen gedaan. Ook had ze twee zijden dassen gekocht in een magazijn aan de Hee renstraat voor 93 cents het stuk. Toen ze aangehouden werd, had zij ontkend meer geld te bezitten dan haar huur. Maar bij fouillee ring had men f 18.58 op haar bevonden, be nevens een rijksdaalder op haarrug. Hoe ben je aan dat geld gekomen P Wel meneer, van mijn kostganger. Maar het geld van je kostganger was minder dan op je bevonden is. Hoe ben je aan dflt geld gekomen? Wel meneer, ik had het geld in huis, want ik was de geheele week op straat ge weest. Waarom bewaar je geld in je schoen P Dat is toch een vreemde bewaarplaats. Ach edelachtbare heer 'k heb heele- maal geen sluiting, 'k Bewaarde m'n centen altijd in me koffietrommeltje, maar non is dit ook al kapot. De schipper, die bestolen zou zijn, vertelde, dat Tijn vóór hem aan het tafeltje had gezeten, Toen was ze lachend weggegaan, en getuige had zjjn beurs met geld gemist, 't Bleek, dat de man dronken was geweest. Elf getuigen werden gehoord. Uit het verhoor bleek, dat alleen Tijn bij den man aan het tafeltje had gezeten. Tijn telkenmale verontwaardigd kijkend, ontkende het. Haar kostganger had er ook gezeten. Edelachtbare heer, hoe mot ik het nou gedaan hebben. Ik zat zóó en hij zóó nou dus dan had ik heelemaal zóó motte komme. Toen is Beukers even naur achteren gegaan, en toen zegt Belle tegen hem: „je mag wel op je centen passen, anders raak je ze kwijt". Of dat nou op mij was, weet ik niet, edelachtbare. Maar as je er den naam voor hebt Zóó, heeft u er den naam voor. Dat weet ik niet eens, juffrouw, dat is goed, dat u mij dat vertelt. Ach ja naam, edelachtbare. Azzie al is heb gezeten, hebbie et altijd gedaan. Nou en dan die kranten die schelden me ook altijd uit. Hoe noemen ze u dan? Nou ja, dat weet u wel, edelachtbare heer, dat zal ik nou maar niet zeggen. Nu en dan klinkt er een gegichel van uit het opgedrongen publiek op de tribune, dat door den president onmiddellijk wordt onderdrukt. Het verhaal van Tijn klopte niet altijd met de verklaringen der getuigen, dooh Tijn hield het eerst beweerde vol. Het O. M., waargenomen door mr,. A. J. Blok, releveerde zeer uitvoerig de feiten1die aan het licht waren gekomen door de ver klaringen der getuigen, hierboven grootendeels gemeld. Z.E.A. wees op het bewaren van geld :n een schoen, ten doel hebbend dit bij visi tatie achter te houden. Toen beklaagde in het café kwam, nam zij een borrel zonder daarvoor geld te bezitten. Zij had toen ge zegd „'k zal je morgen wel dat dubbeltje geven". Dienzelfden dag heeft zij groote uit gaven gedaan. Al heeft zij nu een herkomst van het geld opgegeven, deze moet in twijfel getrokken wordeD. Over beklaagde's persoon wilde Z.E.A. niet spreken. Zij staat zeer ongunstig bekend bij politie en justitie, heeft een lange reeks von nissen achter den rug, en veoht met- messen en vuisten met haar,kostgangers. Dergelijke scènes herhalen zich om de drie A vier dagen. Het feit was volgens Z.E.A. wettig en over tuigend bewezen, en in 't belang van de maat schappelijke orde zou deze beruchte vrouw, die ook veel misbruik van sterken drank maakte, veroordeeld moeten worden tot vier jaren gevangenisstraf. De verdediger mr. H. Kingma Boltjes achtte niet bewezen, dat bekl. het feit zou hebben gepleegd. Het bleef in het duister, welke rol de kostganger daarin gespeeld had. Pleiter was van oordeel, dat de door het O. M. ge- requireerde straf te hoog was. Beklaagde's misbruik maken van sterke' drank was een erfelijkheid zei pleiter >ant haar vader, die verpleegde in een Rijkswerkinrichting is, en denzelfden naam heeft als zij, maakte zich er eveneens altijd aan schuldig. Tijn protesteerde tegen 4 jaren opsluiting. Ze mocht ook niets doen. Altijd moesten ze haar hebben. En haar kostganger, daar vocht ze dikwijls mee, omdat hij haar sloeg. Mocht zij zich dan niet verdedigen? Verleden had hij haar toch met een mes in de borst gestoken. Dat moest ze dus maar toelaten, en dan die kranten Toen Tijn naar haar cel terug werd ge bracht, wierp ze nijdige blikken naar de pers tafel. Mee eohrijft aan Bet Vad Men zal zich herinseren de door de gemeente-politio te Venloo in Januari en Februari van het vorig jaar gedane belang rijke arresfcatën van de d ie beruchte Duitsobers Heiorich Stratmann, Emii Teuwen en Hsinrioh Stamms, beide eerstgenoomden met rich voerende elk een gestolen paard met gestolen wagen met toebehooren, terwijl de derde bovengenoemde ter zake helerij ook te Venloo werd gearresteerd. Deze drie individuen mankten deel uit van een wijd vertakte Pruisisohe bende misdadigers, die een deel der Rijoprovinoie, vooral het rechts gebied Essen, zeer onveilig maakten. Zij waren de schrik der bevolking, en deinsden voor niets terug, zoodat maanden aobtereen door de Piuieiiche politie met een sterkte van 30 a 35 man tegelijk als 't ware klop jachten op hen gehouden werd. Voort 1 Stratmann was één der gevaarlijken, zooda twee Pruisisohe politie-agenten hem niet durfden arresteeron, en StratmaD bewust van zijn overmoed, indien hij slecata één of twee agenten zag, knoopte alsdan opzettelgk een praatje met hen aan, en wandelde met hen op, alsof bij bevriend met hen was; zng bij, dat er meerdere politie in aantooht was, dun poetste bg de plaat. Zgn brutaliteit ging zoover, dat hg zelfs met een wachtmeester van de Pruisische gendarmerie, die hem echter niet kende, in een herberg gezamenlijk kaart heeft gespeeld, en toen Stratmann de herberg had verlaten, vond men onder zgn bierglas een briefje, waarop gesohreven stond, of de waohtmeeeter wel wist, dat bij met den beruchten Stratmann kaart had gespeeld. Dezer dagen zijo door de rechtbank te Eisen bet meerendee! der leden van die rooversbeode veroordeeld. De hoofdleiders dier bende, Stratmann en Teuwen, waren zóó brutaal, dat zij in ver schillende gemeenten van Pruisen bedrokte papieren op aanplakborden en boomen be vestigden, waarop te lezen stond: „Wir sind uneer dreiszig „Bei Nacht arbeiten wir fleissig „Bei Tag schauen wir das Fenster hinaus „Und lachen die Polizisten aus". Een woord van hulde werd dan ook door de rechtbank aan de Venlooeohe gemeente politie niet onthouden, daar tooh de aan houding van de drie beruobte hoofdpersonen aanleiding beeft gegeven tot veroordeelirg van een groot gedeelto der bende. Een groot deel der bovenaangehaalde bedrukte papieren, waaruit zoo duidelijk de galgenhumor dezer bandieten blijkt ie bij fouilleering door de Venlooeohe politie bij de aanh ouding bevonden. De bewoners der Rijnprovincie zgn de

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1906 | | pagina 5