Zaterdag 24 Februari 190$.
Tweede Blad
Bericlit.
Oude Boomen.
ZIGRIKZEESGHE
(Z ierikzeesche
NIEUWSBODE.
Courant).
Verschgnt DINSDAG, DONDERDAG on
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden in f 1,30, franco per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaalIndie em. verzending
nii per week, f 10,per jaar.
62*te JAARGANG. No. 8275.
Directeur A, JT. Diil LOOKEL
Redacteuren: i FR^NKEL-
J. WA ATiE, alleen voor het binnen- en bnitenl. nieuwB.
AdTertentiSnTan 13 regel, 30 Cta.
meerdere regel, 10 Cta., kunnen uiterlijk tot dei
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
3 ure besorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend,
Alle betalingen moeten uitsluitend geschieden ten kantore van A. J. de Looze, Hoek Schuithaven, Zierikzee.
Ingezonden stukken en berichten van correspondenten te adresseeren aan A. FRaNKEL, Nieuwe Boogerdstraat 213, Zierikzee.
liet BUREAU van dit blad (hoek
Schuithaven te Zierikzee) is eiken
werkdag geopend van des voormiddags
9 - tot des avonds 9 ure, tot het aan
nemen van advertentiëa en abonne
menten en het doen van betalingen
daarvoor. Het adverteerend publiek
wordt opmerkzaam gemaakt op het
voordeel, gelegen in het plaatsen van
advertentiëa hij abonnement van
250, 500, 1000 of 3000 regelt,
binnen het jaar te verbruiken. liet
tarief hiervan is aan het Bureau ver
krijgbaar, en wordt ook op verzoek
aan buiten de stad wonenden gezonden.
De Directeur,
A. J. DE LOOZE.
Ze ziju gevallen, de twee zware boomen
aan het eind der Oude Haven bij de Noord
havenpoort, patriarchen onder hunne natuur-
genooten, levende getuigen van geheel de 19e
en van een groot deel der 18e eeuw.
Twinlig en dertig jaren geleden werden reeds
vele dier ouden geveld en ook deze twee
zouden toen dat lot gedeeld hebben, indien
niet de bewoner van het huis, dat zij sinds
den bouw beschaduwd hadden, indien niet
mr. C. van der Lek de Clercq destijds hun
val had verhoed.
Nu was de bijl niet langer te keeren van
hun wortel. Een stormvlaag ontrukte eenige
weken geleden aan den eenen boom een zwaren
tak en daardoor werd de aandacht op beider
wrakken toestand gevestigd. De groote onderste
takken bleken geheel hol te zijn en het ver
moeden werd waarschijnlijkheid, dat ook de
dikke stammen, voor het oog zoo massief,
inwendig verteerd en hol zouden wezen.
Uit het oogpunt van openbare veiligheid
werd in den Raad van 16 Januari j.l. tot de
rooiing en verkoop besloten, op 6 Februari
had de veiling plaats en de boomen, minder
waardig door hun toestand, brachten slechts
de geringe som van f 10 en nog minder op.
Den 13 Februari viel de zwaarste, de Oostelijke
boom, die een omtrek van ongeveer 3 meter
had en twee dagen later de Westelijke en iets
minder dikke.
Toen de stammen gevallen waren bleken
ze tot op den bodem hol te zijn en de reden
hunner rooiing werd dus ten volle gerecht
vaardigd.
Hoe oud ze eigenlijk waren blijkt niet.
Eenigen wisten te zeggen, dat ze ruim 260
jaren daar gestaan hadden, een tijdsverloop,
dat we door niets bevestigd vonden. Een zeer
nauwkeurige plattegrond onzer stad van 1644
vertoont op de geheele Noordzijde der Oude
Haven nog geen enkelen boom, een jongere
van omstreeks 1685 doet eene beplanting zien
tot het 's Heer-Arendsslop; van daar tot de
Noordhavenpoort echter nog niet. Op den
plattegrond van pl. m. 1750 evenwel zijn de
beide zijden der haven van boomen voorzien
en in de ten jare 1751 in het licht gekomen
beschrijving van Zierikzee wordt gesproken
van eene beplanting aan weerszijde der haven
met eene ,/8choone ry Ype- en Lindeboomen,
iiwelke, plat geschooren, een aangenaam gezigt
„verschaffen". In 1775 werden deze gekan
delaard, wat wel niet beneden een 40-jarigen
ouderdom zal zijn geschied en waaruit wellicht
eenige aanwijzing voor den tijd der planting
te putten valt.
Hadden ze kunnen spreken, wat zouden wij
van dit tweetal te hooren hebben gekregen
uit de dagen hunner jeugd, toen hun schors
nog effen was en glad en de jonge takken
zich uitspreidden over de handelsdrukte, die
hier wemelde.
Ze zouden u zeggen, dat de Oude Haven
gevuld kon liggen met koopvaardijschepen, die
in 1747 zelfs 97 en in 1750 nog 77 in getal
waren en waarmede wijn uit Frankrijk, zout
uit Lissabon en St.-Ubes, noten en kastanjes
uit Biscaye, vijgen, amandelen, citroenen en
oraDje-appels uit Algarvië, huiden, vleesch,
boter en andere waren uit Ierland en kreeften
en hout uit Noorwegen werden aangebracht.
Van de visscherij, toen uitgeoefend door 30
schepen en van de levendigheid van de binnen
vaart, onderhouden met 70 vaartuigen, zouden
ze verhaald hebben.
Met uitzondering van de Noordhavenpoort,
waarin sedert 1656 reeds de woning van den
//stads-fabriek" of gemeentebouwmeester was,
is er in hunne omgeving vrij wat veranderd. De
Wandeling was in de 18e eeuw, ja tot 1829
toe, nog wal met tot torens verbouwde ron-
deelen, die aan de Oostzijde spiegelden in het
stille water der Versche gracht en aan de
Westzijde belommerd waren. Sommige dier
waltorens, door de stad verhuurd of tot berg
plaats gebruikt, hadden namen. Een ervan
heette de „Beulstoren", wat vermoedelijk
dezelfde was, die in de 17e eeuw als „het
sophuis" bekend stond, omdat daarin landloopers
werden opgesloten en te water en brood gezet.
Een andere toren, dichter bij de Oude Haven
gelegen, werd, zooals onze overgrootouders
hun kinderen vertelden, door kabouters be
woond. Waar nu de stalling tegen de poort
gebouwd is, stond destijds eene herberg, met
boompjes voor de deur.
De houten ophaalbrug, hoewel telkens ver
nieuwd, bevond zich reeds sinds eeuwen tusschen
de beide Havenpoorten maar de ijzeren hekken
aan den waterkant werden eerst geplaatst,
nadat op een November-avond van 1812 de
heer Willem Ermerins, te Middelburg woon
achtig, maar hier bij zijne kinderen gelogeerd,
door de duisternis misleid, naast deze brug in
de Oude Haven geloopen en jammerlijk ver
dronken was.
Onze oude stammen hebben in September
1787 de plunderaars in hunne nabijheid aan
het werk gezien en in 1788 en 1789 het groote
huis (sedert 1835 door de familie Van der
Lek de Clercq bewoond) zien optrekken en
dit met hun heerlijke schaduw beschut tegen
de zomerwarmte.
De Fransohen hebben ze op een donkeren
Deoember-avond van 1813 als hoenderdieven
door de poort zien vluchten, en bij vorstelijke
bezoeken in 1823, 1841 en 1862 hebben ouze
boomen als eindpunten van illuminatie dienst
gedaan.
En met de jaren was hun schors grover en
ruwer geworden, hun stam knoestiger en hadden
de wortels zich dieper gewroet in de aarde
en de takken zich zwaarder verheven ten hemel.
Van onder hun lommer hadden ze menschen-
geslaehten zien verdwijnen en nog vele jaren
zouden ze elke lente opnieuw hebben gegroend,
dauk zij de gave bast, als niet een storm vlaag,
zooals er zoovele in den loop der tijden uit
het donker Noordwesten hunne kruinen hadden
gezweept, ditmaal verraderlijk hunne ouderdoms
zwakte had aan den dag gebracht.
Wij missen ze ongaarne, die statige boomen
met hun bladerdos, getuigen van een vroeger
eeuw, band die ons met een uitgebloeid ver
leden verbond, en wier verdwijnen ons menschen
herinnert aan het eigen vluohtig bestaan, waar
van reeds vóór dertig eeuwen de dichter van
de „Ilias" zong:
Als het gebladert des woods, zoo zijn de geslachten der
[menschen.
't Eene gebladert schudden de winden ter aaide,
En nieuw loof spruit aan het battende hout, als de Lente
[terugkomt
Zoo ook der menschen geslacht,
Het eene wast en het ander sterft wegl
Kerkelijke curiositeiten.
(Vervolg).
Met betrekking tot de voorlezing van de
H. Schrift bij den openbaren godsdienst,
werd in de Handelingen van den Eerkersad
op 1 October 1609 en 28 Augustus 1G11
a&ngeteekend, dat bij suspensie (tijdelijke
dienstoctzegging) van den voorlezer, diens
dienst is waargenomen door ééa van de
predikanten. Reeds vroeger had in een soort
gelijk geval de toen nog eenige predikant
dit werk zelf verricht.
Bg de strenge begrippsn, die de Hervormde
Eerk ia lateren tijd heeft ontwikkeld nopens
de heiligheid van den Zondag, waarop, ia-
zonderheid door de partij der Vostiane»,
nagenoeg de volle strengheid van den I-r. ëli-
tiechen Sabbath werd toepasselijk gemaakt;
bij die latere begrippsn dan schijnt, het vreemd,
wanneer men in de esrsto tijden der Hervor
ming een aanteekening vindt, die zulk eene
strenge Zondagsviering geheol niet doet ver
moeden. Ten minste men vindt aangeteekend,
dat men den bailluw heeft aangesproken over
het houden van visohmarkt des Zondags
onder de predikatie, waarmede men dus den
afslag op den Zondag schijnt te hebben
ongemoeid gelaten. En weinige jaren later
(1616) bewees het beklag aan bailluw,
burgemeesteren en schepenen, over het toe
laten van allerlei werk en koophandel op
'b Heeren dag tot nadeel van den godsdienst,
eensdeels, dat dit misbruik toen algemeen was,
en anderdeels, dat men minder op de ont
heiliging van den Zondag drukte, dan op
het nadeel van den openbaren eeredienst.
Later ontwikkelde zich de strenge Zondag
viering meer, en is dan ook de bailluw over
de ontheiligiog van 's Heeren dag begroet.
Een liturgische bijzonderheiddie hier
missohien plaats verdient, is, dat men bij de
bediening van het Avondmaal den formeelen
zegen uitsprak na het zingen voor de bediening
des Avond8maal8 (zeker ten behoeve dergenen,
die daaraan geen deel namen) naderhand
kwam in consideratie, of dit we! coodigwas;
later geraakte het geheel in onbruik Even
min als elder" ontbrak het te 'jrouwersbaven
aan maatregelen ter bescherming van de
kerkelijke reohtzinnigheid. Een paar zijn er
reeds van herinnerd, namelijk het verhandelde
in de zsal van Gisbertus Siinuels, en de
maatregel tegen de wederdoopers door eenen
ouderling met het bevorderen ?an kennis en
godsyrucht te belasten. Dit lsetste verdient
nog wel eens te worden herinnerd, omdat
het eeuen belangrijken wenk ook voor latere
tijden bevat; dat tot wering van onzuivere
denkbeelden in de gemeente repressive maat
regelen riet balf zoo goed zgo eis preventieve,
b-staande ia hét verspreiden van heldere
kennis en het aankweeken van eenen ohrista-
lijken zin. Lof scbijat mij ook de Eerkeraad
van Brouwerehaven te verdienen, vanwege
wijze gematigdheid, om eene beschuldiging
van onrechtzinnigheid binnenskamers en
zonder openbaar gerucht te willen afmaken
(1677). De zaak was deze: in de classis was
bij meerderheid van stemmen besloten, dat
ingeval een predikant in de classis onrecht
zinnig zgo mooht in de leer, en een ander
predikant van de classis zulks hoorde, hg
dien onrechtzinnigen mocht aanklagen on
middellijk aan de classis, met voorbijgang
van den Eerkeraad van die stad of plaats,
waar de aangeklaagde stond. Tegen dezen
vinnigen maatregel, d e tot allerlei ongepaste
openbaarheden en onaangenaamheden moest
leiden, protesteerden de Brouwershaven ache
predikant (Johannes du Buisaon) en ouderling.
De Eerkeraad nam volkome* genoegen in
dit proleet, en besloot, dat het met redenen
daarvoor op de eerstvolgende olnssikale ver
gadering schriftelijk zou iogetaverd worden.
Bijzonder breedvoerig ia uit den aard der
zaak de stof op het punt der kerkelijke tuoht.
Het is evenwel onnoodig deawegens bijzonder
heden aan te halen, die men bijna in ieder
kerkeraads rotulenboek zou kannen terug
vinden. Men vindt geoensureerd, die herberg
hielden, vooral als er x>de viool ging"; in dit
geval zelfs hunne vrouwenaangesproken
iemand, die »met joDge vrouwen aohter straat
had gegaan"; een bailluw en nog eene vrouw
de kerkelijke attestatie geweigerd wegens het
achterlaten van sobuliea.
Nog vind ik den predikant Johannes F*yui
berispt wegens ergernis, daardoor gegeven, dat
hij mat meer gevolg ter trouwe giüg, dan
eertijds gebruikelijk was. Een baillaw tegen
den wil des Eerkeraads het Avondmaal
gebruikendeen daarover aangesproken
kwam er den volgenden keer met den degen
op zijde. In den Eerkeraad werd ingebracht,
dat velen ergernis gaven smet bal eu cloot
slaan" (het thans in onbruik geraakte kaatsen).
De Eerkeraad was echter liberaal genoeg,
om het geven van ergernis af te raden, maar
de zaak zelve als middelmatig (onverschillig)
te besohouwen. Zekere vrouw, do kippen van
hare buurvrouw vergeven hebbende, ia voor
éénmaal het Avondmaal ontzegd, en eane
andere, omdat zij zich niet kon vordedigen
op de beschuldiging van eens anderen deeg
voor den oven gestolen te hebben Onrecht
vaardiger was buiten twijfel de toepaasiag
der censuur op eene bruid, die weigerde
haren bruidegom te trouwen, omdat hg zijn
ambacht niet verstond, weinig werkte, maar
veel speelde en dronk. Men begreep, dat
deze redenen niet gewiohtig genoeg waren,
omdat zij die te voren geweten had, en
ontzegde de voorziohtige jonge dochter bij
volgehoudene weigering het gebruik des
Avondmaal. Trouwens dergolgke bgdragon
tot de anecdotiek der kerkelijke tocht zijn
in ieier actenboek bij de vleet te vinden.
Wordt vervolgd
XSOHTIEAKIIi
uTijn de Looden Pijp". Lang vóór den
aaDvang der zitting der Rotterdamsche recht
bank verzamelde 'zich voor het tribunedeurtje
en op het gevangenispleintje een overtalrijk
publiek van vrouwen en mannen, jongens
en meiden. Deze overgroote belangstelling
gold de 3S-jarige koopvrouw Martina Smits,
wonende Kalverstraat te Rotterdam, thans
gedetineerd in 't Huis van Bewaring. Martina
Smits is één dier vele vrouwen, die Rotterdam
des avonds en voornamelijk des nachts
onveilig maken door haar rooverijen. Zij is
meer bekend onder den naam van „Tijn de
Looden Pijp". Tal van vonnissen heeft zij
achter den rug, zooals straffen van één maand,
één jaar, drie dagen, één jaar, één jaar en
aoht maanden, twee jaar enz. Tijn is over-
beruoht bij justitie en politie, door haar vecht
partijen met haar kostgangers en vrienden.
Dagen en nachten brengt zij steeds door op
het politiebureau aan de Lange Torenstraat,
waarheen ze menigmaal gebracht wordt, onder
groot verzet. En wanneer zij dan weder vrij-
f;elaten wordt, viert zij haar vrijheid gewoon-
ijk met het inslaan van een spiegelruit, een
vechtpartij met wijven of kerels. Het was
dus waarlijk geen wonder, dat de elite van
donkerst Rotterdam in grooten getale was
vertegenwoordigd.
Tijn had zich thans te verantwoorden, dat
zij zich op 22 December j.l. zou hebben schul
dig gemaakt aau diefstal van een bankbiljet
van f 25, on -van ongeveer f 25 aan rijks
daalders, guldens en kleingeld, alles geborgen
in een beurs, en toebehoorende aan C. Beukers.
Zij zag er kalm uit, toen ze werd binnen
gebracht. De groengeruite blouse deed haar
gelaat vol litteekens nog groezeler schijnen.
Op haar bruinen rok droeg ze een wit schortje,
afgezet met kant. Het verhaal, dat Tijn den
president deed, zullen wij om verklaarbare
redenen maar niet in zijn geheel weergeven.
's Middags van den dag was ze met een
vriend uit haar woning aan de Kalverstraat
gegaan, en had ze zich begeven naar café
„De Vriendschap" aan de Lombardstraat no.
66. Daar zat, tusschen twee tafeltjes, de
schipper C. Beukers. Toen Tijn met haar
vriend binnenkwam, toonde Beukers zich royaal,
want hij was afgemonsterd, en in de gehaakte
beurs, geborgen in zijn broekzak, zaten f 62,50.
Beukers was even naar de achterkamer geguan,
en Tijn was hem gevolgd. Even later was
Tijn zoo zij beweerde weder naar de
gelagkamer gekomen, waar de schipper even
eens terugkeerde. Toen was Tijn weggegaan,
want zoo zij zeide ze moest nog wat
kleederen voor haar kostganger koopen, die
haar daarvoor geld gegeven had. Ze was de
Wilde Zeesteeg doorgeloopen naar haar kamer
in de Kalverstraat. Op haar kamer had ze
een rijksdaalder die van haar was in
haar schoen gedaan. Toen was ze naar de
Jonkerfransstraat geloopen, en had ze in bet
magazijn „De Zon" inkoopen gedaan. Ze had
mansbroekenhemden en sokken gekocht.
Aan de ééne toonbank had ze f 3 besteed,
aan de andere f 5. In een schoenwinkel op den
Goudechenweg had ze een paar schoenen ge
kocht voor f 1.75. Met een rijksdaalder had
zij betaald. De schoenen had zij aangetrokken,
en den rijksdaalder had ze weder in de nieuwe
schoenen gedaan. Ook had ze twee zijden
dassen gekocht in een magazijn aan de Hee
renstraat voor 93 cents het stuk. Toen ze
aangehouden werd, had zij ontkend meer geld
te bezitten dan haar huur. Maar bij fouillee
ring had men f 18.58 op haar bevonden, be
nevens een rijksdaalder op haarrug.
Hoe ben je aan dat geld gekomen P
Wel meneer, van mijn kostganger.
Maar het geld van je kostganger was
minder dan op je bevonden is. Hoe ben je
aan dflt geld gekomen?
Wel meneer, ik had het geld in huis,
want ik was de geheele week op straat ge
weest.
Waarom bewaar je geld in je schoen P
Dat is toch een vreemde bewaarplaats.
Ach edelachtbare heer 'k heb heele-
maal geen sluiting, 'k Bewaarde m'n centen
altijd in me koffietrommeltje, maar non is dit
ook al kapot.
De schipper, die bestolen zou zijn, vertelde,
dat Tijn vóór hem aan het tafeltje had gezeten,
Toen was ze lachend weggegaan, en getuige
had zjjn beurs met geld gemist, 't Bleek, dat
de man dronken was geweest. Elf getuigen
werden gehoord. Uit het verhoor bleek, dat
alleen Tijn bij den man aan het tafeltje had
gezeten. Tijn telkenmale verontwaardigd kijkend,
ontkende het. Haar kostganger had er ook
gezeten.
Edelachtbare heer, hoe mot ik het nou
gedaan hebben. Ik zat zóó en hij zóó
nou dus dan had ik heelemaal zóó motte
komme. Toen is Beukers even naur achteren
gegaan, en toen zegt Belle tegen hem: „je
mag wel op je centen passen, anders raak je
ze kwijt". Of dat nou op mij was, weet ik
niet, edelachtbare. Maar as je er den naam
voor hebt
Zóó, heeft u er den naam voor. Dat
weet ik niet eens, juffrouw, dat is goed, dat
u mij dat vertelt.
Ach ja naam, edelachtbare. Azzie al
is heb gezeten, hebbie et altijd gedaan. Nou
en dan die kranten die schelden me ook
altijd uit.
Hoe noemen ze u dan?
Nou ja, dat weet u wel, edelachtbare
heer, dat zal ik nou maar niet zeggen.
Nu en dan klinkt er een gegichel van uit
het opgedrongen publiek op de tribune,
dat door den president onmiddellijk wordt
onderdrukt. Het verhaal van Tijn klopte niet
altijd met de verklaringen der getuigen, dooh
Tijn hield het eerst beweerde vol.
Het O. M., waargenomen door mr,. A. J.
Blok, releveerde zeer uitvoerig de feiten1die
aan het licht waren gekomen door de ver
klaringen der getuigen, hierboven grootendeels
gemeld. Z.E.A. wees op het bewaren van geld
:n een schoen, ten doel hebbend dit bij visi
tatie achter te houden. Toen beklaagde in
het café kwam, nam zij een borrel zonder
daarvoor geld te bezitten. Zij had toen ge
zegd „'k zal je morgen wel dat dubbeltje
geven". Dienzelfden dag heeft zij groote uit
gaven gedaan. Al heeft zij nu een herkomst
van het geld opgegeven, deze moet in twijfel
getrokken wordeD.
Over beklaagde's persoon wilde Z.E.A. niet
spreken. Zij staat zeer ongunstig bekend bij
politie en justitie, heeft een lange reeks von
nissen achter den rug, en veoht met- messen en
vuisten met haar,kostgangers. Dergelijke scènes
herhalen zich om de drie A vier dagen. Het
feit was volgens Z.E.A. wettig en over
tuigend bewezen, en in 't belang van de maat
schappelijke orde zou deze beruchte vrouw,
die ook veel misbruik van sterken drank
maakte, veroordeeld moeten worden tot vier
jaren gevangenisstraf.
De verdediger mr. H. Kingma Boltjes achtte
niet bewezen, dat bekl. het feit zou hebben
gepleegd. Het bleef in het duister, welke rol
de kostganger daarin gespeeld had. Pleiter
was van oordeel, dat de door het O. M. ge-
requireerde straf te hoog was. Beklaagde's
misbruik maken van sterke' drank was een
erfelijkheid zei pleiter >ant haar vader,
die verpleegde in een Rijkswerkinrichting is,
en denzelfden naam heeft als zij, maakte zich
er eveneens altijd aan schuldig.
Tijn protesteerde tegen 4 jaren opsluiting.
Ze mocht ook niets doen. Altijd moesten ze
haar hebben. En haar kostganger, daar vocht
ze dikwijls mee, omdat hij haar sloeg. Mocht
zij zich dan niet verdedigen? Verleden had hij
haar toch met een mes in de borst gestoken.
Dat moest ze dus maar toelaten, en dan die
kranten
Toen Tijn naar haar cel terug werd ge
bracht, wierp ze nijdige blikken naar de pers
tafel.
Mee eohrijft aan Bet Vad
Men zal zich herinseren de door de
gemeente-politio te Venloo in Januari en
Februari van het vorig jaar gedane belang
rijke arresfcatën van de d ie beruchte
Duitsobers Heiorich Stratmann, Emii Teuwen
en Hsinrioh Stamms, beide eerstgenoomden
met rich voerende elk een gestolen paard
met gestolen wagen met toebehooren, terwijl
de derde bovengenoemde ter zake helerij ook
te Venloo werd gearresteerd. Deze drie
individuen mankten deel uit van een wijd
vertakte Pruisisohe bende misdadigers, die
een deel der Rijoprovinoie, vooral het rechts
gebied Essen, zeer onveilig maakten. Zij
waren de schrik der bevolking, en deinsden
voor niets terug, zoodat maanden aobtereen
door de Piuieiiche politie met een sterkte
van 30 a 35 man tegelijk als 't ware klop
jachten op hen gehouden werd. Voort 1
Stratmann was één der gevaarlijken, zooda
twee Pruisisohe politie-agenten hem niet
durfden arresteeron, en StratmaD bewust
van zijn overmoed, indien hij slecata één of
twee agenten zag, knoopte alsdan opzettelgk
een praatje met hen aan, en wandelde met
hen op, alsof bij bevriend met hen was; zng
bij, dat er meerdere politie in aantooht was,
dun poetste bg de plaat. Zgn brutaliteit ging
zoover, dat hg zelfs met een wachtmeester
van de Pruisische gendarmerie, die hem echter
niet kende, in een herberg gezamenlijk kaart
heeft gespeeld, en toen Stratmann de herberg
had verlaten, vond men onder zgn bierglas
een briefje, waarop gesohreven stond, of de
waohtmeeeter wel wist, dat bij met den
beruchten Stratmann kaart had gespeeld.
Dezer dagen zijo door de rechtbank te
Eisen bet meerendee! der leden van die
rooversbeode veroordeeld.
De hoofdleiders dier bende, Stratmann en
Teuwen, waren zóó brutaal, dat zij in ver
schillende gemeenten van Pruisen bedrokte
papieren op aanplakborden en boomen be
vestigden, waarop te lezen stond:
„Wir sind uneer dreiszig
„Bei Nacht arbeiten wir fleissig
„Bei Tag schauen wir das Fenster hinaus
„Und lachen die Polizisten aus".
Een woord van hulde werd dan ook door
de rechtbank aan de Venlooeohe gemeente
politie niet onthouden, daar tooh de aan
houding van de drie beruobte hoofdpersonen
aanleiding beeft gegeven tot veroordeelirg
van een groot gedeelto der bende. Een groot
deel der bovenaangehaalde bedrukte papieren,
waaruit zoo duidelijk de galgenhumor dezer
bandieten blijkt ie bij fouilleering door de
Venlooeohe politie bij de aanh ouding bevonden.
De bewoners der Rijnprovincie zgn de