zierikzeesche
NIEUWSBODE.
Zaterdag 10 Februari 1900,
11
(2S i e r i li zeesche
C o u. r a n t).
Tweede Blad
NIEUWSTIJDINGEN.
Nog is het tijd om kaïniet op
de weiden te strooien.
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden ia f 1,30, franco per poat
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eena per week, f 10,per jaar.
62ste JAARGANG. No. 8269.
■eet
Dlrooteur, A. X, DEI LOOZE.
FRANKEL.
WAALE, alleen voor het binnen- en buiten!, nieuws.
Redacteuren:
Advertentie»van 13 regels 30 Cta.
meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des
Maandags, Woensdags en Vrijdags middags
2 ure bezorgd worden.
Groot? letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Alle betaling-en moeten uitsluitend geschieden ten kantore van A. J. de Looze, Hoek Schuithaven, Zierikzee.
Ingezonden stukken en berichten van correspondenten te adresseeren aan A. Frönkul, Nieuwe Boogerdstraat 213, Zierikzee.
Nederland.
Leeuwarden, 8 Febr. Omtrent het in
een vorig no. gemolde barioht, aIb zon
mr. P. J. Troeletra zijn vader opvolgen ala
directeur d8r Onderlinge Brand waa;borg-
Maatachappij »Neorlandia te dezor atede, en
hg dientengevolge zijn ontslag zou nemen els
lid der Tweede Kamsr, meldt Het Volk het
volgende
Naar aanleiding der geruohten, ala zau
Troelatra, wegens zijne benoeming tot directeur
der Onderlinge Brindwaarborg-Maatscbappij
»Neerlaodift", zijn Kamerlidmaatschap neer-
leggen, zijn wij gemachtigd, het volgende
mede te deelen
De Oadetiioga Brandwaarborg-Maafschappg
»Neerlandia" ia in 1880 door Troelstra'a
vader opgericht, en heeft zioh onder diens
leiding ontwikkeld tot ééa der meent bloeiende
inrichtingen van dien aard.
Het waa de vurige wenaoh van den over
ledene, dat het directeurschap, dat hij te
vergeven had, op zijo zoon eu later op zijn
kleinzoon zou overgaan. Mede ia dat voor-
uitzioht, had bg reeds in 1883 zija zoon tot
inspecteur der Maatschappij aangesteld, een
betrekking, die deza aoht j*ar h eft vervuld.
Bracht Troelatra's politiek optreden aan
vankelijk wijziging in deze plannen, reeds
eenige jaren geleden werd Lij door ego
vader voor de vraag gssteld, of hij bereid
zou zijo, bij diets eventueel overigden de
directie te aanvaarden.
Troelstra antwoordde hem, dat bij dit zou
doen, indien vaststond, dat hij zijn arbeid
voor de party, met name zijn Kamerlid
maatschap, daarnevens zou kunnen blijven
waarnemen, een voorwaarde, die aoor zya
vader volkomen gebillijkt werd, en waartegen
de tegenwoordige commissarissen der Maat
schappij evenmin bezwaar maken.
Toen nu het plotselinge overigden van
den oogenschijnlijk zoo sterken man, onzen
partijgenoot versoheidene jaren vroeger dan
bij had verwaoht, tot deze functie riep, werd
door de commissarissen geoordeeld, dat het
belaog der Maatsohappij medebrengt, dat de
direotsur geregeld verblijf houdt in de plaats,
waar het kantoor der Directie is gevestigd,
en daar er geen enkele reden is, waarom
deze over het geheels land werkende
Maatschappij speciaal te Leeuwarden zou
moeten blijven gevestigd, werd besloten, in
een eerstdaags te houden algemeene ver
gadering van deelhebbers voor te stellen, den
zetel der »Neerlandia" naar de gemeente
's Gravenhage over te brengen. Men meende
hierdoor den basten waarborg to scheppen,
dat de nieuw-opgetreden directeur deze
betrekking, die ook zija vader nevens vele
andere openbare betrekkingen heeft waar
genomen, op de baste wjjze zou vervulleu.
Er ia niets, dat in kortoren tijd tot alle
landbouwers is doorgedrongen, dan het gebruik
van kaïniet op de weiden. Ik herinner me
nog zeer goed den tijd, dat de boeren, als ze
hun weiden eens goed wilden doeD, er stalmest
op brachteD. Dat was de meest ondoelmatige
en schadelijkste bemesting, waarvan ik ooit
hoorde. Ten eerste is het vrij zeker, dat het
stroo of strooisel in het algemeen, niet tot zijn
recht komthet grootste deel gaat verloren,
verwaait, al haalt men het later weer bij
mekaar. Ten tweede zal de ammoniak uit een
groot gedeelte van den mest ook verloren zijn.
De ammoniak gaat de lucht in, en daarmede
is ook de stikstof verdwenen. Om deze en
misschien nog andere redenen is het bemesten
van de weiden met stalmest wel de slechtste
wijze van bemesting, die ik ken. Hebt gij,
nadat ge dagelijks de mestvaalt goed hebt
bevochtigd met gier, nog van die vloeistof
over, dan kan die gier naar de weiden. Dat
is uitstekend. Doch de boeren zagen heel goed,
dat de weiden daarmede nog niet genoeg
gehad hadden, en toen ze eenmaal gezien
hadden, hoe de weiden sierden, en de klavers
zich ontwikkelden, als zij ze met kaïoiet en
thomasslakkeomeel (of superphosphaat) be
strooid hadden, wisten zij, dat kaïoiet en
slakken de bemesting waren voor de weiden.
Wanneer moet nu het kaïniet op de weiden P
Natuurlijk des winters. Vooreerst behoeven
we niet bang te zijn, dat de kali, die in het
kaïoiet is, verloren gaat, als ze wat lang te
voren op den akker gebracht wordt, en ten
tweede is in het algemeen de winter, als de
beesten op stal zijn, de geschiktste tijd voor
de bemesting der weiden met kunstmest. En
de gras- en hooilanden moeten natuurlijk ook
des winters hun kunstmest krijgen (behalve
het chilisalpeter, als men dat wil geven; dat
komt later). Dus 's winters kaïniet. Doch, nu
behoeft ge dat ,,'s winters" niet zóó op te
vatten, dat het noodzakelijk in November of
December moet geschieden.
Er bestaat op dat gebied een overdreven
vrees voor de zoogenaamde /schadelijke"
chloorverbindingen van het kaïoiet. Zijn er
dan in het kaïoiet geen chloorverbindingen?
Ja wel, maar die chloorverbindiogen zijn in
een klimaat, als het onze, waar het bijua elke
week regent, en in een bodem, zooals de onze
tegenwoordig is, waarin de boeren genoeg
kalk brengen, evenmin schadelijk, als welke
andere verbinding ook. Men begint zulks dan
ook hoe langer hoe meer in te zien, en dit,
niet het feit, dat chloor voor sommige gewassen
zeer nuttig is, heeft gemaakt, dat men het kaïniet
zelfs als overbemesting op verschillende land
bouwgewassen gebruikt. Blijft me dus, als 'tu
blieft, van het lijf, met de vrees voor chloor
vergiftiging. Die bestaat niet. En te laat is het
zeker niet om het kaïniet nog zijn werking te
laten doen. We hebben nog een maand of
drie, vier, dat het kan liggen en in den grond
'dringen en oplosbaar gemaakt worden.
Voor kaïniet is het dus nog tijd genoeg.
Hoeveel ge moet zaaien op de H.A. Hoor
eens hier. Kaïniet is dit jaar zoo schande
koop, dat ge geen beteren tijd kunt uit
denken, om eens een proef te nemen met veel
kaïniet, dan dit jaar. Zaai daarom dit jaar eens
op elke 100 roeden l'/a 2 zak kaïniet. Dat
is nog niet veel per gemet. Het kaïniet kost
zoo iets van 35 stuivers per 100 K.G. tegen
woordig. En ga dan eens aandachtig na, hoe
uw weiden zijn dit jaar. Het zou me niet ver
bazen, als ge mij voor mijn raad zeer dank
baar zoudt zijn.
Hoe Het eqduld_op een^vvare nropf
gesteld
Voor een plaatskaartenloket van een groot
spoorwegstation; 7 minuten vóór het vertrek
van den trein.
Dramatis personae.
'n Dikke, schommelende juffrouw in omslag
doek, 'n 17 eeuwach kapot-hoedje boven haar
kalm, doch lang niet goedig gezicht, 'n groote
parapluie onder den linkerarm, in de rechter
hand 'n mandje met twee openslaande deksels.
De parapluie steekt dreigend achteruit.
Het mensch wringt zich tusschen het ijzeren
afsluithek en den muur tot voor het loket.
Achter haar volgen:
Een meneer, met veel pakken en koffers,
gelijkend op een marktschreeuwer, die alles
voor 'n dubbeltje verkoopt en toch de boeren
nog te pakken neemt. Dan een koopman in
paarden, 'n deken over den arm, 'n laDge zweep
in de hand, gevolgd door 'n jonge vrouw, die
'n schreeuwend kind mee seult.
Achter het loket 'n ambtenaar met 'n zeer
geduldig uiterlijk, de dienstpet 'n weinig naar
achteren geschoven, 'n pen achter het oor.
De schommelende juffrouw:
,/Ik mot naor C. meneer; gaot 'r gauw 'n
trein 1"
//Die is net wegl Over 'n uur gaat de volgende".
„W& bl-i-e-f? Net weg? En ik most nog meel"
z/Ja, dan had u eerder hier moeten zijn.
Wilt u 'n kaartje? RetourP"
«Wat kaortje? Ik most méé, meneer,
méél"
z/Ja, goed! Moet u 'n kaart, ja of nee?"
z/Bedaor maor is. Bedaord, man! Oaver 'n
uur gaot de volgende, zeit U? Oaver 'n uur?
Precies 'n uur?"
Nao, schiet 'a bheetje;op, juffrouw; whij
mhoeten óók nhog méé. hebt nhog thijd
genoeg!" zegt de meneer met al de koffers.
De juffrouw keert zich om: «Tijd genog?
Tijd genog? Ik zei je danke, ik mot eerst m'n
kaort. Straks had ik óók tijd genoeg en toen
kwam ik te laot. Nee, dankje heur!" Tot den
ambtenaar: //Eerst mijn 'n kaort!"
/Retour?"
z/Hoeveul kost datP"
z/60 cent".
z/Zoo, maor ik ken 'r toch ook een krijge
veur
z/Bewhare mejuffrouw! We mhotten mhéé!"
«Ja, ja, goed heur! Ik ken 'r toch eentje
krijge veur aoht stuivers?"
z/Ja, maar dan moet u van daag terug?"
z/Van daog? Och man dan ben ik 'r nog niet,
ha-bè.1"
Ze draait zich even om:
z/Wat schreeuwt dat jong daor; je ken je
eigen woorde niet verstaon. Geef èm veur z'n
bille!"
«Wat blis dat" schreeuwt ineens de
paardenkoopman, jij mot voor je bille hebbe,
ouwe kletskous! Als jij niet vortmaakt, betrek
ik je hier mee!"
Tikt haar met de zweep.
,/Van mijn afblijve, zeg! Wie 'teerst komt,
eerst maolt, hè?" Tot den ambtenaar: //Nou
geef me T dan maor eeïitje van 60 cent".
't Kaartje is klaar, de ambtenaar wacht tot
er geld komt. 'n Gebreid beursje bevat maar
40 cent.
z/Zie je, dat had ik al afgeteldNou zal 'k
er nog twee dubbeltjes bi*: zoeken".
In de beurs zijn ze niet; in het mandje ook niet.
iiDan mot ik maor grooter geve".
Aan een rooden doek, opgediept uit het
diepste van haar zak, ontknoopt ze een rijks
daalder.
«Nou komme we voor uit hè!"
'n Zucht, die meer zegt dan 'n vloed van
scheldwoorden, ontsnapt bijua gelijktijdig aan
de andere wachtenden.
Eindelijk, eindelijk wringt de juffrouw zich
verder van het loket weg.
//Nou mag u, meneer! Zie je wel dat 't
gauwer gaat, als je denkt!"
'n Verwensching is het antwoord.
Het slot van de scène:
De paardenkoopman alleen komt mee, omdat
ie in de wachtkamer den meneer met koffers
omver liep. De laatste staat te schelden en te
vloeken bij den portier, die hem tracht te
kalmeeren.
Het vrouwtje met 'r kind moet met haar
schoonen witten zakdoek het bloedneusje van
het schreeuwend jochie stelpen.
En in den hoek van de wachtkamer zit de
schommelende juffrouw het terug ontvangen
geld te tellen.
z/Je ken nooit wete, met zoo'n drukte. Tijd
om je geld na te zien hei je niet! En waor
is die drukte goed veur. Hij daor schreeuwt
of ie gek is en 'n stumper van 'u kind sleupen
ze oaver den grond mee! Becaord motje altijd
blij ve 1" Historisch
Kerkelijke curiositeiten.
In één der Zeeuwsche Jaarboekjes, reeds
meer dan een halve eeuw oud, komt onder
bovenstaanden titel een stukje voor, dat bizon-
Mttëia ^v*èröÜwerah*Veoi eT&rS&^fift
nog wel belangstelling zal wekken bij velen
der lezers van de Zierikzeeschc Nieuwsbode,
waarom wij meenden er een en ander uit te
mogen mededeelen, en wel over de predikanten,
de ouderlingen, de diakenen, den openbaren
godsdienst, de maatregelen ten behoeve der
rechtzinnigheid, de kerkelijke tucht, het kerke
lijke recht en de geldelijke zaken, voor zoover
deze uit de voorhanden zijnde archieven waren
te putten door den predikant H. M. G. van
Oosterzee.
Het kerkelijk archief te Brouwershaven be
vestigt de juistheid van de naamlijst der
predikanten, die in de kerkekamer gevonden
wordt, doch van den tijd der vier eersten
Gerardus Pauli (1577), Arnoldus Herberse
(1581), Caeparus van Sygaerden (1582), en
Johan van der Spiegel (1585), zijn geene
kerkeraad8-handelingen voorbanden. Er is door
Te Water gezegd, dat //Gisbertus Samuels in
die stad predikant is geweest"wat op
verschillende gronden wordt beweerd, maar
de handelingen spreken dit tegen. Met geen
woord maken zij melding van zijn ambt.
Veeleer komt hij voor als een lid der gemeente,
die voor den kerkeraad als zijn rechter ver
schijnt, volstrekt niet als medelid der vergade
ring. Uit het consistoriale boek blijkt, welke
gevolgens deze man //gesustineerd en gespar-
geerd" heeft. Hij was ten deele de voorlooper
van de Arminianen, want hij leerde: dat de
mensch een vrijen wil had, zoowel ten goede
als ten kwade; dat het ieder mensch in zijn
macht stond, de geboden Gods te onderhouden
dat de geloovigen volmaakt konden zijn, zon
der te zondigeD. Hierbij kwamen nog eenige
//calumnien lasteringen) tegen Gods woord
en" wat niet het minste zal geweest zijn
z/den kerkeraad". Over deze goddelooze kette
rijen voor den kerkeraad geroepen, stelde hij
zich in het begin zeer moeilijk aan, maar op
het laatst erkende hij zijne schuld, herriep
zijne dwalingen, en is met den kerkeraad ver
zoend, en dit der gemeente van den predikstoel
bekend gemaakt, waarop hij ook ten avond
maal is geweest.
Ongeveer op gelijke wijze is het ten aanzien
van Pieter Jansen Backer, voor wien Te Water
zegt: //Hij wordt nergens uitdrukkelijk predi
kant van Brouwershaven genoemd, maar de
woorden der synode te Goes, gehouden in
het jaar 4597, schijnen daarhenen te leiden".
Namelijk: //Aangaande het stuk van Schouwen
van de ongerechtigheid, gecommitteerd bij
Pieter Jansen Backer binnen Brouwershaven,
in 't schandelijk lasteren van den leere des
H. Evangeliums" is geresolveerd enz." Deze
Backer was als predikant beroepen, en ver
trokken naar Lopik, //zonder die van Brouwers
haven door behoorlijke schuldbekentenis en
wederroeping van zijn dwalingen voldaan te
hebben". Uit de kerkeraadshandelingen blijkt
weder volstrekt niet, dat deze man van
wiens gevoelens niets bepaalds gemeld wordt
op de lijst der Brouwersbavensche predikanten
zou behooren. Wel, dat hij ex groote verwar
ring aanrichtte; dat ds. Joh. Tayus uit naam
des kerkeraads naar Utrecht gereisd is, om
die van Lopik te waarschuwen; dat deze met I
dankzegging op zich namen te zorgen, dat
Backer niet tot de heilige bediening zou toe- j
gelaten wordendat deze in de consistorie te
Brouwershaven is verschenen in presentie van
een gedeputeerde uit den magistraat, alsmede
uit de synode, de classis en den kerkeraad, en
met monde en handgeving zijne vorige dwalin
gen herroepen heeft, waarop hij met den
kerkeraad is verzoend, en dit aan de gemeente
van d^u predikstoel bekend gemaakt.
Deze Backer is evenwel later predikant
geworden; ten minste hij heeft op tweeden
?aaschdag 1G08, wegens ziekte van den predi
kant Joh. Tayus, het avondmaal te Brouwers
haven bediend.
Het beroepen van leeraars gaf meermalen
aanleiding tot botsingen. De kerkeraad be
geerde Tobias Damman, toen predikant te
Nicuwerkerk in 1608, de regeering wilde
Willem Teellinck, den later zoo beroemden
Middelburgschen leeraar en ascetischen schrij
ver, welke destijds de toen nog vereenigde
gemeenten Haamstede en Burgh bediende.
Hierover vond de kerkeraad zich bezwaard,
en beschouwde het als rechtsverkorting, vooral
omdat de magistraat hef^goed vond, Teellinck
uit te noodigeD, om te Brouwershaven zelf
zijne gaven te laten hooren. Om kort te gaan,
de classis kwam er aan te pas, en het einde
was, dat de regeering op den Haamsteedschen
leeraar niet bleef aandringen, maar met onder
ling goedvinden bepaald werd, dat men zekeren
Johannes Veldius zou aanschrijven, op den
volgenden Donderdag (in Augustus 1608) in
een beslotene kerk eene propositie te komen
doeD, hetwelk hij 's anderen daags nog eens
zou herhalen ten aanhoore van gedeputeerden
uit den magistraat en den kerkeraad; eene
ergerlijke vordering, die ook in onze dagen
(1850) ten aanzien van candidaten meermalen
is herhaald. Maar nog al niet genoeg. De
Regeering wilde, dat Veldius nog eens zou
proponeeren voor de classis, waarop de kerke-
p«MjoÏÏHu r gaWïT 9&V°n.rd*v cffWlh,
moest zijn, hoewel men hem te kennen gaf,
dat men hein niet zou beroepen, tenzij hij
eene schriftelijke acte overlegde van de heeren
van Middelburg, ten wier kosten hij gestudeerd
had, dat zij zijnen persoon vrijstelden, en geen
actie op hem pretendeerden, om hem in tijd
en wijle tot hunnen dienst te gebruiken, welk
voorstal Veldius aannam. Hij verzocht echter
spoedig daarop niet meer in aanmerking te
komen, daar hij eene betrekking in de school
te Middelburg had aangenomen. De kerkeraad,
met vele onaangenaamheden in de zaak dezer
beroeping (het gold de aanstelling van een
tweeden predikant) besloot zijn geheele recht
over te dragen op de classis. Hiervan schijnt
niets gekomen te zijn, zoodat in eene voor-
loopige conferentie met die van den magistraat
voorgesteld werd, drie personen te nomineeren,
welke zouden worden uitgenoodigd, om op het
beroep te prediken, met bijvoeging van een
vierden, zoo ééu der drie weigerde; terwijl
men alsdan, zoo allen goed voldaan hadden,
door het lot /,den wille des Heeren zoude
vernemen" en alzoo het beroep doen. Men
schijnt echter met dat loten geen genoegen
genomen te hebben, ten minste bij stemming
werd tot eersten tweeden predikant beroepen
Elia8 de Mooier, toen predikant te Nieuwer-
kerk, die het aannam, en den 12 April 1609
werd bevestigd. Sedert dien tijd heeft Brouwers
haven altijd twee predikanten gehad, tot op
het overlijden van W. van Irhoven Cotius in
1818, toen ds. A. Uyttenhooven den dienst
alleen heeft waargenomen.
Wordt vervolgd).
hospitalen brengen Zelfs in de particuliere
woningen te Port Arthur weigerde men
dikwijls gewonden op te nemen Te zijner
tijd zal de c ffioior de sohandeJijke dingen, die
geschied zijn, smet onweerlegbare bewijzen"
aan het licht brengen, en de schuldigen, die
slechte er op uit waren, zich te verrijken,
aan de kaak stollen, »want duizenden hadden
in het loven kannen blijven zonder deze
verachtelijke schurken, misdadigers van boogen
rang. die de overal ter wereld uit medeljjden
en barmhartigheid bijeengebrachte gelden ver
duisterden, ¥n eenvoudig rapporteerden, dat
het grootste deel vau de aangeschafte en
getransporteerde genees- en verbandmiddelen
door de vijandelijke granaten vorcield was".
Na de Vergadering.
De vergadering was afgeloopeL. De opkomst
was erg druk geweest. Er was heel wat vee
voeder gekoebt en vele baaltjes mest waren
besteld, maar, al had de voorzitter den hamer
neergelegd, de boeren gingen nog niet naar
huis. Er waren nog heel wat landbouwers,
die bleven nazraten. En dan raken de tongen
eerst goed los. Men praat over het vee, over
den oogst, over den marktprijs, over alles, wat
met de boerderij in betrekking staat. Doch,
ditmaal was er nog een ander onderwerp, dat
de gesprekken nog wat levendiger maakte dan
gewoonlijk. Er waren leden, die geklaagd
hapden. En dit gebeurde niet gauw, dat men
in de vergaderiDg iets durfde afkeurde, wat
bestuur gedaan had. Het beleid van het bestuur
werd gewoonlijk algemeen goedgekeurd. Doch
ditmaal was het er toch van gekomen. En
het mooiste was, dat het bestuur had moeten
toegeven, dat Peer en Kees en Arie gelijk
hadden. Peer, Kees en Arie waren de drie
klageas, Peer had het woord gedaan en de
anderen hadden hem gesteund. Eu wat was
nu de reden dier klacht? Dat zullen we het
best vernemen, als we eens luisteren naar wat
■geirjs'. zvls *U*5_xeoir-bru»nmAJ-
stellen, moeten we ook Peru-Guano hebben
en geen ander spul. En daar moet het bestuur
voor zorgen. Daar is het bestuur voor. Eu ze
zeggen wel, dat ze niet alles kunnen laten
onderzoeken, maar dat diende toch. En de
Peru-Guano in de eerste plaats, Want, dat is
mêe van het duurste. En Arie had ook gelijk
toen hij zeidat hij niet tevreden was, als hij
wat geld terugkreeg van de boete, die de
leverancier betaald bad voor te weinig stikstof
en phosphorzuur, maar dat bij voortaan den
boel terugstuurde, als het niet volgens de
bestelling was".
„Dat zal anders moeilijk gaan", bracht er
een in 't middeD.
„Dat is ook zoo, maar we m< ;ten toch
hebben, wat we vragen en dan moe en ze van
alles maar monsters opsturen, Peru-Guano
moeten we hebben, want we kannen niet
zonder en dan betaal ik liever een beetje
meer, als het maar goed spul is".
„Dat vond ik ook". En zoo gaat het
gesprek nog een tijd voort, maar wij gaan
naar huis. Wij vinden ook dat de klagers
geluk hadden.
De verschrikkingen van den oorlog.
Op 't oog6ablik vertoeft een hooggeplaatst
Rua ifoh cffioier van gezondheid, die don
oorlog medegemaakt heeft, in ons land. In
het Tijdschrift voor Geneeskunde doet bij
eenige onthullingen, die iemand de haren ten
bergo doen rijzen.
Hg zwaait grooten lof toe aoc den J^pac-
ecbe" gezondheidsdienst, dien bij voorbeeldig
noemt. Daarentegen eobrijft hij, dat een goede
behandeling na bet voorioopig verband op het
slagveld, die veelal mogelijk geweest zou zijn,
sleohts zelden ten deel viel aan de Russische
gewonden: a want telkens bloedden er honder
den gewonden dood, en met onze Roode
KrniH-meDSchan was h8t jammerljjk gesteld
het jeneverdrinken verstompte bij hen alle
menschelijke gevoel; ik waag het niet zelfs
maar bij benadering het aantal meneohen te
i schatten, die gered hadden kunnen worden,
en die onder het vreeselykste lijden op het
slagveld omkwamen. En hoevelen zullen er
nog levend begraven ziju Ikzelf en mijn
opofferingsgezinde collega's konden toch niet
alle zwaar gewonden naar de overvolle veld
Brieven uit Berlijn.
Van onzen Correspondeiit).
Huis industrie en Proletarler-HIen de.
Berlijn, 1 Feb: ari 1906.
Binde, du Arbeit, Land zu Land,
Fiige du Arbeit, Hand in llaud,
Herzen zu Herzen.
Schadende Arbeit i^t Weltengebot,
1st Erloiung durch Qual and Not,
Schaffet und wirket I
(Uit Ernst v. Wildenbruck's hyraoe aan den
arbeid bij de opentog der Meunier-
tentoonstelling).
Het Berlijneche seizoen is vollen gèDg.
In de groote, kleinere ru „öalve" wereld zijn
dejeuners, „joura", diners, huisbals, soupers
aan de orde van den dag. Bijua dagelijks
worden in één of meer der talrijke schouw
burgen nieuwe stukken opgevoerd, o. a. morgen
in het Deutsches Theater, waar twee Hollanders,
Willem Royaards en Adèle Sandrock belang
rijke rollen zullen vervallen in Hugo van
Hoffmannsthars „Oedipus und die Sphinx".
Op het wijde veld der concerten van allerlei
aard woedt een hevige concurrentie. Aan
groote publieke bals is evenmi gebrek als
aau liefdadigheids-bazars en -vooj stellingen en
speciale tentoonstellingen.
Vooral in de beide eerste maanden van het
jaar worden bij voorkeur allerlei „shows"
gearrangeerd. Behalve de permanente kunst
tentoonstellingen in de bekende kunstsalons,
hebben we op het oogenblik in de National-
Gallerie een tentoonstelling van Deutsche
schilderkunst der gansche 19e eeuw, bij Keiler
und Reiner een interessante colleotief-tentoon-
stelliog van werken van den overleden