zierikzeesche NIEUWSBODE. Zaterdag 10 Februari 1900, 11 (2S i e r i li zeesche C o u. r a n t). Tweede Blad NIEUWSTIJDINGEN. Nog is het tijd om kaïniet op de weiden te strooien. Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden ia f 1,30, franco per poat f 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eena per week, f 10,per jaar. 62ste JAARGANG. No. 8269. ■eet Dlrooteur, A. X, DEI LOOZE. FRANKEL. WAALE, alleen voor het binnen- en buiten!, nieuws. Redacteuren: Advertentie»van 13 regels 30 Cta. meerdere regels 10 Cts., kunnen uiterlijk tot des Maandags, Woensdags en Vrijdags middags 2 ure bezorgd worden. Groot? letter wordt naar plaatsruimte berekend. Alle betaling-en moeten uitsluitend geschieden ten kantore van A. J. de Looze, Hoek Schuithaven, Zierikzee. Ingezonden stukken en berichten van correspondenten te adresseeren aan A. Frönkul, Nieuwe Boogerdstraat 213, Zierikzee. Nederland. Leeuwarden, 8 Febr. Omtrent het in een vorig no. gemolde barioht, aIb zon mr. P. J. Troeletra zijn vader opvolgen ala directeur d8r Onderlinge Brand waa;borg- Maatachappij »Neorlandia te dezor atede, en hg dientengevolge zijn ontslag zou nemen els lid der Tweede Kamsr, meldt Het Volk het volgende Naar aanleiding der geruohten, ala zau Troelatra, wegens zijne benoeming tot directeur der Onderlinge Brindwaarborg-Maatscbappij »Neerlaodift", zijn Kamerlidmaatschap neer- leggen, zijn wij gemachtigd, het volgende mede te deelen De Oadetiioga Brandwaarborg-Maafschappg »Neerlandia" ia in 1880 door Troelstra'a vader opgericht, en heeft zioh onder diens leiding ontwikkeld tot ééa der meent bloeiende inrichtingen van dien aard. Het waa de vurige wenaoh van den over ledene, dat het directeurschap, dat hij te vergeven had, op zijo zoon eu later op zijn kleinzoon zou overgaan. Mede ia dat voor- uitzioht, had bg reeds in 1883 zija zoon tot inspecteur der Maatschappij aangesteld, een betrekking, die deza aoht j*ar h eft vervuld. Bracht Troelatra's politiek optreden aan vankelijk wijziging in deze plannen, reeds eenige jaren geleden werd Lij door ego vader voor de vraag gssteld, of hij bereid zou zijo, bij diets eventueel overigden de directie te aanvaarden. Troelstra antwoordde hem, dat bij dit zou doen, indien vaststond, dat hij zijn arbeid voor de party, met name zijn Kamerlid maatschap, daarnevens zou kunnen blijven waarnemen, een voorwaarde, die aoor zya vader volkomen gebillijkt werd, en waartegen de tegenwoordige commissarissen der Maat schappij evenmin bezwaar maken. Toen nu het plotselinge overigden van den oogenschijnlijk zoo sterken man, onzen partijgenoot versoheidene jaren vroeger dan bij had verwaoht, tot deze functie riep, werd door de commissarissen geoordeeld, dat het belaog der Maatsohappij medebrengt, dat de direotsur geregeld verblijf houdt in de plaats, waar het kantoor der Directie is gevestigd, en daar er geen enkele reden is, waarom deze over het geheels land werkende Maatschappij speciaal te Leeuwarden zou moeten blijven gevestigd, werd besloten, in een eerstdaags te houden algemeene ver gadering van deelhebbers voor te stellen, den zetel der »Neerlandia" naar de gemeente 's Gravenhage over te brengen. Men meende hierdoor den basten waarborg to scheppen, dat de nieuw-opgetreden directeur deze betrekking, die ook zija vader nevens vele andere openbare betrekkingen heeft waar genomen, op de baste wjjze zou vervulleu. Er ia niets, dat in kortoren tijd tot alle landbouwers is doorgedrongen, dan het gebruik van kaïniet op de weiden. Ik herinner me nog zeer goed den tijd, dat de boeren, als ze hun weiden eens goed wilden doeD, er stalmest op brachteD. Dat was de meest ondoelmatige en schadelijkste bemesting, waarvan ik ooit hoorde. Ten eerste is het vrij zeker, dat het stroo of strooisel in het algemeen, niet tot zijn recht komthet grootste deel gaat verloren, verwaait, al haalt men het later weer bij mekaar. Ten tweede zal de ammoniak uit een groot gedeelte van den mest ook verloren zijn. De ammoniak gaat de lucht in, en daarmede is ook de stikstof verdwenen. Om deze en misschien nog andere redenen is het bemesten van de weiden met stalmest wel de slechtste wijze van bemesting, die ik ken. Hebt gij, nadat ge dagelijks de mestvaalt goed hebt bevochtigd met gier, nog van die vloeistof over, dan kan die gier naar de weiden. Dat is uitstekend. Doch de boeren zagen heel goed, dat de weiden daarmede nog niet genoeg gehad hadden, en toen ze eenmaal gezien hadden, hoe de weiden sierden, en de klavers zich ontwikkelden, als zij ze met kaïoiet en thomasslakkeomeel (of superphosphaat) be strooid hadden, wisten zij, dat kaïoiet en slakken de bemesting waren voor de weiden. Wanneer moet nu het kaïniet op de weiden P Natuurlijk des winters. Vooreerst behoeven we niet bang te zijn, dat de kali, die in het kaïoiet is, verloren gaat, als ze wat lang te voren op den akker gebracht wordt, en ten tweede is in het algemeen de winter, als de beesten op stal zijn, de geschiktste tijd voor de bemesting der weiden met kunstmest. En de gras- en hooilanden moeten natuurlijk ook des winters hun kunstmest krijgen (behalve het chilisalpeter, als men dat wil geven; dat komt later). Dus 's winters kaïniet. Doch, nu behoeft ge dat ,,'s winters" niet zóó op te vatten, dat het noodzakelijk in November of December moet geschieden. Er bestaat op dat gebied een overdreven vrees voor de zoogenaamde /schadelijke" chloorverbindingen van het kaïoiet. Zijn er dan in het kaïoiet geen chloorverbindingen? Ja wel, maar die chloorverbindiogen zijn in een klimaat, als het onze, waar het bijua elke week regent, en in een bodem, zooals de onze tegenwoordig is, waarin de boeren genoeg kalk brengen, evenmin schadelijk, als welke andere verbinding ook. Men begint zulks dan ook hoe langer hoe meer in te zien, en dit, niet het feit, dat chloor voor sommige gewassen zeer nuttig is, heeft gemaakt, dat men het kaïniet zelfs als overbemesting op verschillende land bouwgewassen gebruikt. Blijft me dus, als 'tu blieft, van het lijf, met de vrees voor chloor vergiftiging. Die bestaat niet. En te laat is het zeker niet om het kaïniet nog zijn werking te laten doen. We hebben nog een maand of drie, vier, dat het kan liggen en in den grond 'dringen en oplosbaar gemaakt worden. Voor kaïniet is het dus nog tijd genoeg. Hoeveel ge moet zaaien op de H.A. Hoor eens hier. Kaïniet is dit jaar zoo schande koop, dat ge geen beteren tijd kunt uit denken, om eens een proef te nemen met veel kaïniet, dan dit jaar. Zaai daarom dit jaar eens op elke 100 roeden l'/a 2 zak kaïniet. Dat is nog niet veel per gemet. Het kaïniet kost zoo iets van 35 stuivers per 100 K.G. tegen woordig. En ga dan eens aandachtig na, hoe uw weiden zijn dit jaar. Het zou me niet ver bazen, als ge mij voor mijn raad zeer dank baar zoudt zijn. Hoe Het eqduld_op een^vvare nropf gesteld Voor een plaatskaartenloket van een groot spoorwegstation; 7 minuten vóór het vertrek van den trein. Dramatis personae. 'n Dikke, schommelende juffrouw in omslag doek, 'n 17 eeuwach kapot-hoedje boven haar kalm, doch lang niet goedig gezicht, 'n groote parapluie onder den linkerarm, in de rechter hand 'n mandje met twee openslaande deksels. De parapluie steekt dreigend achteruit. Het mensch wringt zich tusschen het ijzeren afsluithek en den muur tot voor het loket. Achter haar volgen: Een meneer, met veel pakken en koffers, gelijkend op een marktschreeuwer, die alles voor 'n dubbeltje verkoopt en toch de boeren nog te pakken neemt. Dan een koopman in paarden, 'n deken over den arm, 'n laDge zweep in de hand, gevolgd door 'n jonge vrouw, die 'n schreeuwend kind mee seult. Achter het loket 'n ambtenaar met 'n zeer geduldig uiterlijk, de dienstpet 'n weinig naar achteren geschoven, 'n pen achter het oor. De schommelende juffrouw: ,/Ik mot naor C. meneer; gaot 'r gauw 'n trein 1" //Die is net wegl Over 'n uur gaat de volgende". „W& bl-i-e-f? Net weg? En ik most nog meel" z/Ja, dan had u eerder hier moeten zijn. Wilt u 'n kaartje? RetourP" «Wat kaortje? Ik most méé, meneer, méél" z/Ja, goed! Moet u 'n kaart, ja of nee?" z/Bedaor maor is. Bedaord, man! Oaver 'n uur gaot de volgende, zeit U? Oaver 'n uur? Precies 'n uur?" Nao, schiet 'a bheetje;op, juffrouw; whij mhoeten óók nhog méé. hebt nhog thijd genoeg!" zegt de meneer met al de koffers. De juffrouw keert zich om: «Tijd genog? Tijd genog? Ik zei je danke, ik mot eerst m'n kaort. Straks had ik óók tijd genoeg en toen kwam ik te laot. Nee, dankje heur!" Tot den ambtenaar: //Eerst mijn 'n kaort!" /Retour?" z/Hoeveul kost datP" z/60 cent". z/Zoo, maor ik ken 'r toch ook een krijge veur z/Bewhare mejuffrouw! We mhotten mhéé!" «Ja, ja, goed heur! Ik ken 'r toch eentje krijge veur aoht stuivers?" z/Ja, maar dan moet u van daag terug?" z/Van daog? Och man dan ben ik 'r nog niet, ha-bè.1" Ze draait zich even om: z/Wat schreeuwt dat jong daor; je ken je eigen woorde niet verstaon. Geef èm veur z'n bille!" «Wat blis dat" schreeuwt ineens de paardenkoopman, jij mot voor je bille hebbe, ouwe kletskous! Als jij niet vortmaakt, betrek ik je hier mee!" Tikt haar met de zweep. ,/Van mijn afblijve, zeg! Wie 'teerst komt, eerst maolt, hè?" Tot den ambtenaar: //Nou geef me T dan maor eeïitje van 60 cent". 't Kaartje is klaar, de ambtenaar wacht tot er geld komt. 'n Gebreid beursje bevat maar 40 cent. z/Zie je, dat had ik al afgeteldNou zal 'k er nog twee dubbeltjes bi*: zoeken". In de beurs zijn ze niet; in het mandje ook niet. iiDan mot ik maor grooter geve". Aan een rooden doek, opgediept uit het diepste van haar zak, ontknoopt ze een rijks daalder. «Nou komme we voor uit hè!" 'n Zucht, die meer zegt dan 'n vloed van scheldwoorden, ontsnapt bijua gelijktijdig aan de andere wachtenden. Eindelijk, eindelijk wringt de juffrouw zich verder van het loket weg. //Nou mag u, meneer! Zie je wel dat 't gauwer gaat, als je denkt!" 'n Verwensching is het antwoord. Het slot van de scène: De paardenkoopman alleen komt mee, omdat ie in de wachtkamer den meneer met koffers omver liep. De laatste staat te schelden en te vloeken bij den portier, die hem tracht te kalmeeren. Het vrouwtje met 'r kind moet met haar schoonen witten zakdoek het bloedneusje van het schreeuwend jochie stelpen. En in den hoek van de wachtkamer zit de schommelende juffrouw het terug ontvangen geld te tellen. z/Je ken nooit wete, met zoo'n drukte. Tijd om je geld na te zien hei je niet! En waor is die drukte goed veur. Hij daor schreeuwt of ie gek is en 'n stumper van 'u kind sleupen ze oaver den grond mee! Becaord motje altijd blij ve 1" Historisch Kerkelijke curiositeiten. In één der Zeeuwsche Jaarboekjes, reeds meer dan een halve eeuw oud, komt onder bovenstaanden titel een stukje voor, dat bizon- Mttëia ^v*èröÜwerah*Veoi eT&rS&^fift nog wel belangstelling zal wekken bij velen der lezers van de Zierikzeeschc Nieuwsbode, waarom wij meenden er een en ander uit te mogen mededeelen, en wel over de predikanten, de ouderlingen, de diakenen, den openbaren godsdienst, de maatregelen ten behoeve der rechtzinnigheid, de kerkelijke tucht, het kerke lijke recht en de geldelijke zaken, voor zoover deze uit de voorhanden zijnde archieven waren te putten door den predikant H. M. G. van Oosterzee. Het kerkelijk archief te Brouwershaven be vestigt de juistheid van de naamlijst der predikanten, die in de kerkekamer gevonden wordt, doch van den tijd der vier eersten Gerardus Pauli (1577), Arnoldus Herberse (1581), Caeparus van Sygaerden (1582), en Johan van der Spiegel (1585), zijn geene kerkeraad8-handelingen voorbanden. Er is door Te Water gezegd, dat //Gisbertus Samuels in die stad predikant is geweest"wat op verschillende gronden wordt beweerd, maar de handelingen spreken dit tegen. Met geen woord maken zij melding van zijn ambt. Veeleer komt hij voor als een lid der gemeente, die voor den kerkeraad als zijn rechter ver schijnt, volstrekt niet als medelid der vergade ring. Uit het consistoriale boek blijkt, welke gevolgens deze man //gesustineerd en gespar- geerd" heeft. Hij was ten deele de voorlooper van de Arminianen, want hij leerde: dat de mensch een vrijen wil had, zoowel ten goede als ten kwade; dat het ieder mensch in zijn macht stond, de geboden Gods te onderhouden dat de geloovigen volmaakt konden zijn, zon der te zondigeD. Hierbij kwamen nog eenige //calumnien lasteringen) tegen Gods woord en" wat niet het minste zal geweest zijn z/den kerkeraad". Over deze goddelooze kette rijen voor den kerkeraad geroepen, stelde hij zich in het begin zeer moeilijk aan, maar op het laatst erkende hij zijne schuld, herriep zijne dwalingen, en is met den kerkeraad ver zoend, en dit der gemeente van den predikstoel bekend gemaakt, waarop hij ook ten avond maal is geweest. Ongeveer op gelijke wijze is het ten aanzien van Pieter Jansen Backer, voor wien Te Water zegt: //Hij wordt nergens uitdrukkelijk predi kant van Brouwershaven genoemd, maar de woorden der synode te Goes, gehouden in het jaar 4597, schijnen daarhenen te leiden". Namelijk: //Aangaande het stuk van Schouwen van de ongerechtigheid, gecommitteerd bij Pieter Jansen Backer binnen Brouwershaven, in 't schandelijk lasteren van den leere des H. Evangeliums" is geresolveerd enz." Deze Backer was als predikant beroepen, en ver trokken naar Lopik, //zonder die van Brouwers haven door behoorlijke schuldbekentenis en wederroeping van zijn dwalingen voldaan te hebben". Uit de kerkeraadshandelingen blijkt weder volstrekt niet, dat deze man van wiens gevoelens niets bepaalds gemeld wordt op de lijst der Brouwersbavensche predikanten zou behooren. Wel, dat hij ex groote verwar ring aanrichtte; dat ds. Joh. Tayus uit naam des kerkeraads naar Utrecht gereisd is, om die van Lopik te waarschuwen; dat deze met I dankzegging op zich namen te zorgen, dat Backer niet tot de heilige bediening zou toe- j gelaten wordendat deze in de consistorie te Brouwershaven is verschenen in presentie van een gedeputeerde uit den magistraat, alsmede uit de synode, de classis en den kerkeraad, en met monde en handgeving zijne vorige dwalin gen herroepen heeft, waarop hij met den kerkeraad is verzoend, en dit aan de gemeente van d^u predikstoel bekend gemaakt. Deze Backer is evenwel later predikant geworden; ten minste hij heeft op tweeden ?aaschdag 1G08, wegens ziekte van den predi kant Joh. Tayus, het avondmaal te Brouwers haven bediend. Het beroepen van leeraars gaf meermalen aanleiding tot botsingen. De kerkeraad be geerde Tobias Damman, toen predikant te Nicuwerkerk in 1608, de regeering wilde Willem Teellinck, den later zoo beroemden Middelburgschen leeraar en ascetischen schrij ver, welke destijds de toen nog vereenigde gemeenten Haamstede en Burgh bediende. Hierover vond de kerkeraad zich bezwaard, en beschouwde het als rechtsverkorting, vooral omdat de magistraat hef^goed vond, Teellinck uit te noodigeD, om te Brouwershaven zelf zijne gaven te laten hooren. Om kort te gaan, de classis kwam er aan te pas, en het einde was, dat de regeering op den Haamsteedschen leeraar niet bleef aandringen, maar met onder ling goedvinden bepaald werd, dat men zekeren Johannes Veldius zou aanschrijven, op den volgenden Donderdag (in Augustus 1608) in een beslotene kerk eene propositie te komen doeD, hetwelk hij 's anderen daags nog eens zou herhalen ten aanhoore van gedeputeerden uit den magistraat en den kerkeraad; eene ergerlijke vordering, die ook in onze dagen (1850) ten aanzien van candidaten meermalen is herhaald. Maar nog al niet genoeg. De Regeering wilde, dat Veldius nog eens zou proponeeren voor de classis, waarop de kerke- p«MjoÏÏHu r gaWïT 9&V°n.rd*v cffWlh, moest zijn, hoewel men hem te kennen gaf, dat men hein niet zou beroepen, tenzij hij eene schriftelijke acte overlegde van de heeren van Middelburg, ten wier kosten hij gestudeerd had, dat zij zijnen persoon vrijstelden, en geen actie op hem pretendeerden, om hem in tijd en wijle tot hunnen dienst te gebruiken, welk voorstal Veldius aannam. Hij verzocht echter spoedig daarop niet meer in aanmerking te komen, daar hij eene betrekking in de school te Middelburg had aangenomen. De kerkeraad, met vele onaangenaamheden in de zaak dezer beroeping (het gold de aanstelling van een tweeden predikant) besloot zijn geheele recht over te dragen op de classis. Hiervan schijnt niets gekomen te zijn, zoodat in eene voor- loopige conferentie met die van den magistraat voorgesteld werd, drie personen te nomineeren, welke zouden worden uitgenoodigd, om op het beroep te prediken, met bijvoeging van een vierden, zoo ééu der drie weigerde; terwijl men alsdan, zoo allen goed voldaan hadden, door het lot /,den wille des Heeren zoude vernemen" en alzoo het beroep doen. Men schijnt echter met dat loten geen genoegen genomen te hebben, ten minste bij stemming werd tot eersten tweeden predikant beroepen Elia8 de Mooier, toen predikant te Nieuwer- kerk, die het aannam, en den 12 April 1609 werd bevestigd. Sedert dien tijd heeft Brouwers haven altijd twee predikanten gehad, tot op het overlijden van W. van Irhoven Cotius in 1818, toen ds. A. Uyttenhooven den dienst alleen heeft waargenomen. Wordt vervolgd). hospitalen brengen Zelfs in de particuliere woningen te Port Arthur weigerde men dikwijls gewonden op te nemen Te zijner tijd zal de c ffioior de sohandeJijke dingen, die geschied zijn, smet onweerlegbare bewijzen" aan het licht brengen, en de schuldigen, die slechte er op uit waren, zich te verrijken, aan de kaak stollen, »want duizenden hadden in het loven kannen blijven zonder deze verachtelijke schurken, misdadigers van boogen rang. die de overal ter wereld uit medeljjden en barmhartigheid bijeengebrachte gelden ver duisterden, ¥n eenvoudig rapporteerden, dat het grootste deel vau de aangeschafte en getransporteerde genees- en verbandmiddelen door de vijandelijke granaten vorcield was". Na de Vergadering. De vergadering was afgeloopeL. De opkomst was erg druk geweest. Er was heel wat vee voeder gekoebt en vele baaltjes mest waren besteld, maar, al had de voorzitter den hamer neergelegd, de boeren gingen nog niet naar huis. Er waren nog heel wat landbouwers, die bleven nazraten. En dan raken de tongen eerst goed los. Men praat over het vee, over den oogst, over den marktprijs, over alles, wat met de boerderij in betrekking staat. Doch, ditmaal was er nog een ander onderwerp, dat de gesprekken nog wat levendiger maakte dan gewoonlijk. Er waren leden, die geklaagd hapden. En dit gebeurde niet gauw, dat men in de vergaderiDg iets durfde afkeurde, wat bestuur gedaan had. Het beleid van het bestuur werd gewoonlijk algemeen goedgekeurd. Doch ditmaal was het er toch van gekomen. En het mooiste was, dat het bestuur had moeten toegeven, dat Peer en Kees en Arie gelijk hadden. Peer, Kees en Arie waren de drie klageas, Peer had het woord gedaan en de anderen hadden hem gesteund. Eu wat was nu de reden dier klacht? Dat zullen we het best vernemen, als we eens luisteren naar wat ■geirjs'. zvls *U*5_xeoir-bru»nmAJ- stellen, moeten we ook Peru-Guano hebben en geen ander spul. En daar moet het bestuur voor zorgen. Daar is het bestuur voor. Eu ze zeggen wel, dat ze niet alles kunnen laten onderzoeken, maar dat diende toch. En de Peru-Guano in de eerste plaats, Want, dat is mêe van het duurste. En Arie had ook gelijk toen hij zeidat hij niet tevreden was, als hij wat geld terugkreeg van de boete, die de leverancier betaald bad voor te weinig stikstof en phosphorzuur, maar dat bij voortaan den boel terugstuurde, als het niet volgens de bestelling was". „Dat zal anders moeilijk gaan", bracht er een in 't middeD. „Dat is ook zoo, maar we m< ;ten toch hebben, wat we vragen en dan moe en ze van alles maar monsters opsturen, Peru-Guano moeten we hebben, want we kannen niet zonder en dan betaal ik liever een beetje meer, als het maar goed spul is". „Dat vond ik ook". En zoo gaat het gesprek nog een tijd voort, maar wij gaan naar huis. Wij vinden ook dat de klagers geluk hadden. De verschrikkingen van den oorlog. Op 't oog6ablik vertoeft een hooggeplaatst Rua ifoh cffioier van gezondheid, die don oorlog medegemaakt heeft, in ons land. In het Tijdschrift voor Geneeskunde doet bij eenige onthullingen, die iemand de haren ten bergo doen rijzen. Hg zwaait grooten lof toe aoc den J^pac- ecbe" gezondheidsdienst, dien bij voorbeeldig noemt. Daarentegen eobrijft hij, dat een goede behandeling na bet voorioopig verband op het slagveld, die veelal mogelijk geweest zou zijn, sleohts zelden ten deel viel aan de Russische gewonden: a want telkens bloedden er honder den gewonden dood, en met onze Roode KrniH-meDSchan was h8t jammerljjk gesteld het jeneverdrinken verstompte bij hen alle menschelijke gevoel; ik waag het niet zelfs maar bij benadering het aantal meneohen te i schatten, die gered hadden kunnen worden, en die onder het vreeselykste lijden op het slagveld omkwamen. En hoevelen zullen er nog levend begraven ziju Ikzelf en mijn opofferingsgezinde collega's konden toch niet alle zwaar gewonden naar de overvolle veld Brieven uit Berlijn. Van onzen Correspondeiit). Huis industrie en Proletarler-HIen de. Berlijn, 1 Feb: ari 1906. Binde, du Arbeit, Land zu Land, Fiige du Arbeit, Hand in llaud, Herzen zu Herzen. Schadende Arbeit i^t Weltengebot, 1st Erloiung durch Qual and Not, Schaffet und wirket I (Uit Ernst v. Wildenbruck's hyraoe aan den arbeid bij de opentog der Meunier- tentoonstelling). Het Berlijneche seizoen is vollen gèDg. In de groote, kleinere ru „öalve" wereld zijn dejeuners, „joura", diners, huisbals, soupers aan de orde van den dag. Bijua dagelijks worden in één of meer der talrijke schouw burgen nieuwe stukken opgevoerd, o. a. morgen in het Deutsches Theater, waar twee Hollanders, Willem Royaards en Adèle Sandrock belang rijke rollen zullen vervallen in Hugo van Hoffmannsthars „Oedipus und die Sphinx". Op het wijde veld der concerten van allerlei aard woedt een hevige concurrentie. Aan groote publieke bals is evenmi gebrek als aau liefdadigheids-bazars en -vooj stellingen en speciale tentoonstellingen. Vooral in de beide eerste maanden van het jaar worden bij voorkeur allerlei „shows" gearrangeerd. Behalve de permanente kunst tentoonstellingen in de bekende kunstsalons, hebben we op het oogenblik in de National- Gallerie een tentoonstelling van Deutsche schilderkunst der gansche 19e eeuw, bij Keiler und Reiner een interessante colleotief-tentoon- stelliog van werken van den overleden

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1906 | | pagina 5