Minste inschrijver de heer J. Roskam Cz. te Dordrecht, voor 1 25850; 2°. het maken en stellen van een nieuwen vloei-yzeren bovenbouw voor de brug in de Groote Kraag onder de gemeente Zaamslag. (Raming f 7400). Minste inschrijver de heer A. Tholens Dz. te Terneuzen, voor f 5983. Landbouw en Veeteelt. Voor het oprichten van eene Coöperatieve Superphosphaat-fabriek in Zeeland heelt de commissie van voorbereiding na ingewonnen advies van vier deskundigen het benoodigd kapitaal voorloopig vastgesteld op f 100.000, te verdoelen over 10.000 jaandeelen van f 10. Voor elk aandeel zal de deelnemer verplicht zijn 1000 K.G. kunstmest te nemen, hetzij superphosphaat ol ammoniak-superphosphaat. Wat de deelhebber met zijn hoeveelheid kunstmest doen wil, staat hem geheel vrij. Alleen zij, die aandeelen nemen, zullen kunstmest van de eventueel op te riohten fabriek kunnen koopenhet lidmaatschap van de tegenwoordige onderlinge vereenigingen tot aankoop van meststoffen zal daarop geen recht geven. Tot directeur van de beetwortelsuiker fabriek voorheen Jager Cie., te.Rozendaal, is benoemd de heer C. Houben te Dordrecht. Goes. De jongst gehouden tentoonstelling der Zeeuwsche Maatschappij van Landbouw is ook financieel goed geslaagd. De ontvangsten, welke f 2200 bedroegen, zyn f 100 meer geweest dan de uitgaven. Er is f 1086 aan entrée's ontvangen. De f 100 goed slot maken 't mogelijk, dat men bedanken kan voor het subsidie ad f 50 der gemeente Goes, het tekort der pluimvee- en konijnen-tentoonstelling aanzuiveren en f 25 uitreiken aan de feest commissie, die voor vuurwerk en muziek heeft gezorgd. Een verzoek van die commissie om eene tegemoetkoming in het tekort, dat zij heeft geleden op den extra-trein, kon niet worden ingewilligd. Den heer Hanken, direct, van den Wilhelmina- polder, werd dank gezegd voor zijn uitstekend geslaagde collectieve inzending. Voor de ten toonstelling van bloemen en vruchtente houden in September a.s., werd f25 beschik baar gesteld. Zooals men weet was op den dag der algemeene vergadering en van den rijtoer een vóór-tentoonstelling van werktuigen ge houden. Het bezoek daaraan was echter zoo klein, dat de afdeeling Heinkenszand die proef niet meer herhalen zal. Uiterlijke verschijnselen, aan de plant waar te nemen, tengevolge van het kaligebrek in den bodem. De 63ste aflevering der werken van de «Deutsche Landwirtschaftsgesellschaft" bevat de beschrijving van een reeks proeven, uitgevoerd om de werking van de Kali vast te stellen door prof. dr. H. Wilfarth. Deze proeven zijn een voortzetting van de proeven van flellriegel. Uit die proeven blijkt o. a. de zeer eigen aardige werking der Kali op de kleur en den vorm der bladeren. Zoodra Kali maar even onder de normale hoeveelheid daalt, traden bij alle onderzochte planten, het meest bij bladplanten, minder bij grassen, zeer karakteris tieke verschijnselen aan de bladeren op, die veel overeenkomst hebben met de beschadi gingen, veroorzaakt door bladluizen of andere insecten. Het is dan ook best mogelijk, dat gevolgen van Kaligebrek wel eens toegeschreven zijn aan bovengenoemde bladluizen c. s. Wan neer we de verschillende planten vergelijken, die gebrek aan Kali hebben, dan komen zij hierin met elkander overeen, dat het geheele blad begint met een geel-bruine kleur te krijgen, en dat daarna tusschen de bladnerven intensief geel-bruin gekleurde vlekken of strepen optreden. Daarna gaan zij, al naar de soort der plant, in witachtige vlekken over. De bladstelen en ook de middennerven blijven donkergroen gekleurd. Tot die planten, welke het gebrek aan Kali zeer mooi doen zien, behoort de tabak, waarvan de groote bladeren dicht met witte vlekken bezaaid zijn. Ook de boekweit vertoont het Kaligebrek op zeer eigenaardige wijze; op de bladeren van deze plant vertoonen zich vaak symetrisch groote witachtige plekken. Eindelijk laat ook de aardappel op duidelijke wijze het Kaligebrek zien. Bij de granen vertoont zich het gebrek minder duidelijk. Kenteekenend voor het Kali gebrek is bij alle planten de eigenaardige kromming der bladeren. Op te merken valt nog, dat de vlekken steeds in het bladmoes optreden en klaarblijkelijk aan een ziekelijken toestand van de bladgroenhondende cellen moet worden toegeschreven. Waarschijnlijk hangt dit verschijnsel samen met de gebrekkige zetmeel vorming, tengevolge van Kalihonger. Ook de grootte van sommige plantendeelen hangt ten nauwste samen met het Kaligehalte in den bodem. Die plantendeelen, waarin het zetmeel wordt afgezet, zooals knollen en wortels (bieten, aardappelen, enz.) blijven bij Kaligebrek kleiner. Bij Kaligebrek in een aardappelland zal men vaak veel kleine aard appels en weinig groote hebben. Zoowel door bovengenoemde proeven als door proefvelden heeft men dit verschijnsel kunnen waarnemen. De uitkomsten van de proeven van dr. H. Wilfarth zijn voor den landbouw van zeer veel nut. Zij doen ons een middel aan de hand, om in veel gevallen op gemakkelijke wijze het Kaligebrek van den grond te kunnen vaststellen. Uit het bovenstaande volgt echter in 't geheel niet, dat zonder die verschijnselen het Kaligehalte voldoende is. Zoodra wij de beschreven verschijnselen waarnemen, is er gebrek, en dan is het dus telaat, ten minste voor den oogst, die ons het verschijnsel toont. K BB KHIEUWS. Beroepen bij de Herv. Gem. te Heinkens- zand, de heer P. Krul, cand. te Scheveningen. Bedankt voor het beroep naar de Chr. Geref. Gem. te Fijnaart o. a. door ds. J. H. Doneer Jr. te Nieuwdorp. De geestelijken H. van de Wetering, Aartsbisschop van Utrecht, P. Leijten, Bisschop van Breda, W. van de Yen, Bisschop van 's-Hertogenboech, J. H. Drebmanns, Bissohop van Roermond, B. Dankelman, Vicarius Capitularis sede vacante van het Bisdom Haarlem, hebben bepaald, dat: 1. In alle kerken van het Aartsbisdom en de Bisdommen zal binnen een weck na afkondiging van dit schrijven voor de zielerust van Z. H. Leo XIII een plechtige uitvaart gehouden worden, waarbij den geloovigen wordt verzocht tot de H.H. Sacramenten te naderen. 2. Zoolang de keuze van den nieuwen Paus nog niet bekend is, zal door de priesters in iedere H. Mis de Oratio imperata de Spiritu Sancto" worden gebeden. 3. Na iedere vastgestelde H. Mis zullen door den priester met de geloovigen gebeden worden vijf Onze Vaders en vijf Weee Gegroeten, om Gods bijstand af te smeeken over het Conclaaf. O N D B W IJ Aan mej. L. Tjeensma, onderwijzeres aan de Christelijke school te Dirksland, is op haar verzoek eervol ontslag verleend. Door burgem. en wetb. van VlissiDgen zijn op de voordrachten voor twee onderwijzers aan school F, hoofd de heer J. de Boer, geplaatst op de eerste: de beeren K. de Visser, Vlissingen, A. Schelstra, Apeldoorn en L. J. van Splunter, St.-Maartensdijk en op de tweede: de heeren A. C. de Baare, Middelburg, M. C. Slot, Capelle (N.-B.), J. H. Swenne, Wiesekerke. Dreischor. Voor de betrekking van hoofd der met 1 September a.s. op te richten Bewaarschool hebben zich aangemeld 10 sollicitanten. Op de voordracht zijn geplaatst de dames C. J. Legqmate te Zierikzee, J. L. Verjaal en L. Rietdijk, boiden alhier. St.-Annaland. Tot onderwijzer met ver plichte hoofdact© aan de openbare lagere school alhier is met algemeene stemmen benoemd de heer J. D. de Graaf te Heiokens- zand, zijnde de eenige sollicitant. Tot onderwijzeres is benoemd mej. M. A. de GraafDagevos, eebtgenoote van boven- genoemden heer De Graaf, en wel met 4 stemmen, terwijl 2 stemmen waren nitgebracht op mej. T. P. Slager, onderwijzeres te Oud-Vossemeer. Een nuttig dier. Er is een dier, dat meestal miskend, veracht on vervolgd wordt en toch meer good dan kwaad doet, n.l. de mol. Io den laatsten tijd is men tot de ontdekking gekomen, dat de huid van den mol bizonder geschikt is tot het maken van fljn pelswerk. Het staat dus te vreezen, dat men nog meer dan vroeger jacht op dit nattig dier zal maken, en dat is jammer voor den landbouwer eu ook voor deu tuinier, al zijn er onder de laatsten velen, die geen mol in ban tuin kunnen dulden. De mol behoort tot de insecten-etende zoogdieren, evenals de egel, de spitsmuis en alle soorten van vloermuizen. Nu is het wel eenigszins vreemd, dat de mol niet tot de beschermde diersoorten behoort en de egel, de spitsmuis en de vleermuis wel, want men kan veilig aannemen, dat de mollen veel meer schadelijke insecten verslinden dan de egels. Dat de wet den mol tot nog toe niet onder de beschermde diersoorten noemt, vindt wellicht hierin zyn reden, dat dit dier, vooral ia de tuinen, eenige schade kan doen, terwijl men van een egel of een Bpitsmuia in geen enkel geval nadeel ondervindt. Zoo meent men althans, doch ook de egel doet nog eenig nadeel, doordat zij menig ncBtje van nuttige vogels van de eieren of de joDgen berooft. Men ziet dat gewoonlijk niet en daarom rekent men die schade niet. Zeer zeker, de mol doet eenig kwaad, maar oneindig grooter is het nut, dat wij van dit diertje ondervinden. Bij doorbraak van een binnendijk liep een polder gedeeltelijk onder water. In de twee jaren, die daarop volgden, was er zeer veel «ongedierte" in den grond, zoodat de te veld staande gewassen zeer dun en ongelijk stonden. Door het binnenstroomende water werden zeer veel mollen in hnn onderaardsche woningen verwet. Er moet dus een groote slachting onder hen plaats gehad hebbenwant in de twee volgende jaren zag men in dien polder bijna geen enkelen molshoop. Schadelijke dieren konden toen ongestoord bun gang gaan. Hier heeft de ondervinding dus geleerd, dat de mol wel degelijk nuttig is. Op het bouwland moeBt men dan ook nimmer een mol dooden. Zeer veel landbouwers zijn van het nut der mollen overtnigd. Ze zien natuurlijk niet gaarne, dat de mollen een stuk land bijna geheel onderst boven zettenmaar ze erkennen tochdat deze schade lang zoo groot niet is, als de last die men in eenige opeenvolgende jaren van vele insecten heeft. Men moet bedenken, dat er insecten zijn, die ongeveer drie jaar in den grond leven, voordat ze zich verpoppen en daaronder richt de mol een groote slachting aan. Een mol eet uitsluitend dierlijk voedsel, al beweren sommigen, dat bij zich ook met plantendeelen voedt. Een mol laat zich bij plantenvoedsel verhongerenal is bij nog zoo vraatzuchtig, zelfs in den uitersten nood raakt bij geen plantenvoedsel aan. Dat is voldoende bewezen uit genomeo proeven door FJourens, een Fransch natuur kundige. Hij had twee levende mollen bjj elkaar opgesloten. In de meening, dat ze plantenetende dieren waren, had hij ze eenige wortels en knollen tot voedsel gegeven, 's Anderen daags vond bij van den eenen mol alleen de huid; de eene mol had den anderen letterlijk verslonden. Daarentegen waren de wortels onaangeroerd, en de over gebleven mol zag er na korten tijd weer hongerig en onrustig uit. Flourens deed nu een jonge spreeuw, die niet vliegen kon, in het bok. De mol besnuffelde die, week eenige malen terug, doch stortte zich toen op den vogel, scheurde hem het onderlijf open, verwjjdde de gemaakte opening met de pooten en had in korten tijd de helft van den vogel met een soort van woede ver slonden. Flourens bracht toen een glas water in het hok. Toen do mol dit bemerkte, ging by rechtop bij het glas staan, hield zich met de voorpooten aan den rand vast cn dronk zeer begeerig. Daarna at by nog wat van de spreeuw en was verzadigd. Nu werden hem het vleesch en bet water ontnomenmaar na C uur was bij alweer hongerig eu onrustig en snuffelde voortdurend rond. Hij kreeg thans een kikvorscb, die eveneens zeer spoedig was opgegeten. Vóór den nacht gaf men hem niets andera dan wortels van kool en salade. Den volgenden morgen was hij reeds van honger gestorven, zonder het plantenvoedsel aangeraakt to hebben. Dezelfde onderzoeker sloot vervolgens nog eens drie mollen bij wortels en bladeren op. Zy stierven spoedig van honger. Andere mollen, die met insecten, regenwormen cn gehakt vleesch gevoed werden, leefden zeer lang. Dat een mol vraatzuchtig is, blijkt uit het volgende. Iemand had een mol gevangen en io een bak met zand opgesloten. Deze mol verslond in 4 dagen tijde niet minder dan 250 aardwormen en 432 insecten. Toen men het dier gedurende 24 uur alle voedsel had onthouden, was het gestorven. Een onnoemelijk aantal insecten worden das dagelijks door de mollen verslonden. Deze mijnwerkers zijn dus met recht nuttige dieren, al kan niet ontkeod worden, dat zij, vooral in den tuin in de fijne groenten soms heel wat schade veroorzaken. Men vangt de mollen in zulke gevallen, maar het helpt niet veelwant zoolang er veel insectenlarven in den grond zitten, bljjft de tuin altijd een zeer begeerlijke plaats voor de mollen. Gowoonlijk trapt men de gangen van een mol dicht, als ze vlak onder do oppervlakte der aardo liggen- Dat is geheel verkeerd; want minstens twee keer per dag maakt de mol een wandeling door zijn gangen, om te onderzoeken, of zich daarin ook insectenlarven bevinden. In don rcgol zoekt hy niet te vergeefs; want vele larven schijnen zich gaarne in die gangen op te houden. Laat men do mollen begaan, dan is een tuin gewoonlijk in korten tijd van de schadelijke insectenlarven gezuiverd. De mol doet dos eenige schade door zyn wroeten en graven, maar deze schade is zeer gering in vergelijking met al het voordeel, dat men van dit diertje heeft. Het is daarom jammer, ja verkeerd, dat zoovele landlieden overal jacht maken op den mol. Als dit diertje spreken kon, zou het kunnen zeggen: «Van zijn vrienden moet men het hebben". Brieven uit Berlijn. (Van onzen correspondent). Een ,,vIjftIen-cents"-Zondng; In den Berljjnschen ..Artls". II. (Slot). Berlijn, 16—VII-'03. Een gekribbel en gekrabbel van duizenden en duizenden groote en kleine gasten in de uitgestrekte terreinen van den dierentuin. En noe steeds werden uit alle richtingen door de elektrische trams en de treinen nieuwe drommen aangevoerd, die zonder ophouden door de beide hoofdingangen naar binnen golfden, aan de zijde van het station, door den ingang bij het bonte olifantenhuis en het struisvogelhuis, de bewoners uit het westen en oosten, die door de elektrische trams, de treinen van Stadtbalin en Untergrundbahn, het doel van hun tocht bereikten, door de Chineesche, met schuine pannendaken bekroonde hoofd poorten met de levensgroote, knielende olifanten uit zandsteen, aan de zijde van den Kurfürsten- damm, de bewoners uit het centrum en het zuiden. De „Zoülog. Garten" is één der drukste middelpunten geworden van het tramverkeer. Naar allerichtingen heeft men hierVerbindung". Het was een uitgezochte dag voor de excursie naar den «Zoü", waarnaar velen waarschijnlijk al dagen van te voren met verlangen hadden uitgezien. Geen wolkje aan den stralend blauwen hemel. Geen drukkende warmte, maar een heerlijke zomerdag. Door de takken der boomen baande zich het vroolijk zonlicht een weg, danste op het voetpad, en goot zich uit over het voortdurend in beweging zijnde bonte gezelschap van opgewekte luidjes, die genoten van hun langen, vrijen dag. Mooi op z'n Zondags aangedaan, golfde een stroom van wandelaars, die geen zitplaats waren machtig geworden, langs de tallooze paden en breede wegen, langs de groote volières der exotische vogels, de kooien der wilde dieren, het Egyptische struis vogel hu is met de fresco-schilderijen, langs het bonte olifantenhuis met het hooge puntige dak, de herten en reeën, de koddige apen, langs den slanken uitzichttoren, de verschillende schilderachtige vijvers, sommige met wijdsche namen, alsVierwaldstadtersee, Cascaden-Teich met de sierlijke flamingo's en marabouts, Groltenteich en Neptun-Teich, met aan deze zijde de lange hal van het elegante Wiener- Café, en den kiosk van Lucas Bols, en aan gene zijde de breede terrassen van het grootsche hoofd-restaurant, laDgs het idyllische, uit natuurhout opgetrokken reetauraut „Wald- schünke", en de groote muziekkiosken, waarin de militaire orkesten zich onvermoeid van hun taak kweten. Het was als op een vroolijke kermesse d'été, maar zonder het lawaai en gegil van stoora- draaimolens, en het gesnurk van orchestrions, zonder den walm van poffertjeskramen, en vooral zonder bandeloosheid en wanerde. En toch was het een soort kermesse d'été. De duizenden en duizende bezoekers, grootendeels kleine burger]uidjes en werklieden-families, amuseerden zich uitstekend. Het ging er luid ruchtig en vroolijk toe, overal vergenoegde, prettige gezichten, maar nergens zag ik brood dronkenheid of verzet tegen de aanwijzingen der vele groen gekleede parkopzichters. Jk maakte hier weer dezelfde opmerking als op andere plaatsen, waar de Duitsche werkman zich «met zijn familie komt vermaken, onver schillig of hij in een biertuin buiten de stad neerstrijkt, of in den Tiergarten bij één van de „Zeiten" post vat, om naar de muziek te luisteren, hg zal zich overal ordelijk en netjes gedragen. Er zit discipline in. In zijn jonge jaren heeft hij onder dienst leeren gehoor zamen, en op volwassen leeftijd Meet bij, dat hij zijn partij geen oneer mag aandoen. Van jongs af zit er een zekere tucht in. Een paar voorbeelden, hoe dit bij de meesten tot een tweede natuur is geworden. Bijna alle bezoekers hadden proviand meegebracht, de één een tasch met boterhammen, de ander «Kuchen" als Zondagsversnapering bij de koffie, een derde worst of een koude varkenskarbonade, of een koud stuk „Caeseler Rippespeer" (gebraden pekel vleesch). Onder een glas bier of een kop koffie werd oen en ander uit het vuistje verorberd, na op het uitgespreide papier met het zakmes van vader in kleine stukken te zijn gesneden. Werden de vettige papieren nu eenvoudig overal onder dc Danken en tafeltjes en op de paden gegooid? Neen. Wel zag ik hier en daar in een hoek een paar gebruikte kranten liggen, maar de groote massa werd netjes in de hooge manden gedeponeerd, die overal gereed stonden om afval en rommel op te nemen. Een ander voorbeeld. Daar zag ik een moeder aankomen met een paar spruiten aan de rokken, terwijl zij de nieuwste editie in haar „Ehestandslokomotive" voor zich uit schoof. Met veel moeite laveerde zij met haar M-agen tusschen de menschen door, en zette blijkbaar koers in de richting der beide hoofdmuziek- pavillions, links en rechts van het restaurant aan den Neptunteich, waar in de ruimte tusschen de breede terrassen van het voor name restaurant en den vijver, ontelbare gasten zaten te luisteren naar de vroolijke muziek. Maar zij had buiten den groenen op zichter gerekend, die op eeo kruispunt een oogje in het zeil hield. Op zijn wenk werd de steven gewend. „Met kinderwagens naoogt u niet bij net groote restaurant zitten, maar slaat u hier links af, dan komt u bij de Wald schiinke, daar is het ook mooi, daar is ook muziek, en u vindt er alles, wat u noodig hebt". En gewillig laveerde de stoet links het pad in naar de Waldschiinke; nog meermalen zag ik andere mama's met vuurroode gezichten achter haar kinderwagen aankomen, en steeds veranderden zij zonder tegen te stribbelen van richting, om vervolgens in de Waldschiinke te landen. Onder de schilderachtige galerijen van natuurhout was hier ook geen tafeltje onbezet. De vele kellners kwamen handen te kort om steeds weer nieuwe glazen bier aan te dragen. Hier in de Waldschiinke met het uitzicht op den Cascaden-Teich, heeft de direktie een pied-iV-terre geschapen voor de lieden met kleine portemonnaies. Voor 10 Pf, (zes cents) krijgt men een glas Berlijnsch bier, voor dertig cent een warm vleesch- of vischmaal, voor dertig cent ook een paar van de beroemde warme worstjes van de bekende Berlijnsche Kefftersche worstfabriek met bijbehoorende aardappelsla, een zeer geliefkoosd gerecht voor de buTgerii. Men kan hier ook het mousseerende goedkoope «Weissbier" bekomen zoodoende is er voor elk wat wils. Ginds op de hoog gelegen veranda van het voorname restaurant parelt de champagne in de glazen, en wordt de aardbeienbowl koel gezet in een ijsbak; daarvóór op de breede, lager gelegen terrassen zitten de gasten onder een glas „eohtes", Pilsener of Beiersoh bier; aan den overkant in het elegante Wiener-Café worden de verschillende sorbets en Eiscafee's door rietjes langzaam in kleine teugjes opge slurpt, oif men vergenoegt zich met een een- vouaigen «Berliner", een kop koffie, en verderop in de Waldschiinke stelt men nog lager eischen, en lesoht men z'n dorst met een glas lekker «Hiesiges" (Berlijnsch bier) voor zes cent. „Voor elck wat wils". Wie na het lezen van bovenstaand nu mis schien meent, dat het Berlijnsche 15 cents- publiek van de hoofdzaak, de dierenwereld in hare groote verscheidenheid, weinig notitie neemt, en voornamelijk naar den «Zoö" stroomt om onder het genot van de noodige „estables and drinkables" naar de militaire muziek te zitten luisteren, heeft het echter aan het verkeerde eind. Waar ik ook een kijkje ging nemen, bij leeuwen en tijgers, beeren of apen, olifanten, dromedarissen of nijlpaarden, antilopen, gemsen, roofvogels, zangvogels, watervogels, overal verdrong zich een dichte menigte van toe schouwers. Op de trapleidende naar het latte dak van den nieuwen Beerenkuil, was et steeds een va et viens van tallooze kinderen, die van boven brood naar beneden wierpen, dat door de op de achterhand zittende bruine en grijze beeren handig in den open muil werd opgevangen. Voor de uitgebouwde kooi van een beeren-mama ging telkens luid gejuich op, wanneer hare beide potsierlijke kleintjes met elkaar stoeiden, om en om buitelden, of elkaar nazaten tot in den top van den kalen boom in het midden van het hok. Zooals overal oefende de apenkooi met zijn beweeglijke, grappige bewoners, een groote aantrekkingskracht op de jeugdige bezoekers. Niet minder was dit het geval met de olifanten-mama en haar baby, die in een af geschoten gedeelte van den tuin tegen een klein extra entrée te zien waren. Terwijl mama, die een ketting om haar «pols" droeg, met hare geweldige ooren wapperde, nam haar welgedane, dikbuikige spruit nu en dan een flinke teug uit de moederborst, waarna de kleine slurf zich een oogenblik oprolde en in den bek verdween. Misschien was het kleintje in de periode van tandjes-krijgen. Hij kon tenminste nog niet goed overweg met de cakes, die zijn bewaker, een koffiekleurige Singhalees met kleurigen tulband, in het hok wierp. Wel werd de cake handig door de kleine slurf gegrepen,* en naar binnen gemoffeld, maar na een oogenblik mummelens rolde het harde beschuit weer op den grond. En dan probeerde sinjeur haar moeder na te doen, scharrelde met zijn logge poot de cake naar zich toe, en trachtte het harde stuk tot kruimels te trappen, wat maar zelden gelukte tot groote hilariteit van de jeugd rondom. In ronde cijfers nitgedrukt, passeerden zestig duizend personen, groot en klein, (op ewone dagen betalen kinderen half geld, erlig cents overdag en 15 cents 's avonds) op dezen eersten Juli-Zondag de tourniquets aan de ingangen, wat voor dezen éénen dag een ontvangst maakt van 60.000 X 25 Pf. M. 15.000 (9000 gld.) Hoeveel geld op zulk een dag door den pachter der verschillende restaurants wordt ontvangen, durf ik niet eens met benadering te begrooten, te rade gaande met den bekenden „bierdorst" der Duitschers. Waarom volgen de Amsterdamsche en Rolterdamsche direkties toch niet het voorbeeld harer Berlijnsche zuster dacht ik weer, toen ik 's avonds langs de marmeren groep van Begas en den van binnen uit verlichten, hoog opspuitenden fontein naar den uitgang drentelde, tusschen de vaders en moeders met vermoeide kinderen, tusschen de vele verliefde paartjes, de soldaten, winkelbedienden en kantoorklerken met hun «Schatzchen" aan den arm, ja, waarom niet? K. Gemengd Nieuws. Omtrent het bezoek van H. M. de Koningin aan Limburg wordt nog 't volgende gemeld: Toen H. M. de Koningin Roermond binnen reed, bliezen twee herauten op hun trompet. Terstond liet men 200 witte duiven op met een oranjelint om den nek. Eenige van die vogels bleven om bet rytnig van H. M. vliegen of zetten zich zelfs op H. M. neer. Men had een prachtig vertrek voor H. M. in gereedheid gebracht, waar Zy Zich zou kunnen ver- frisschen en v&n kleederen verwisselen. Een groot aantal ingezetenen had zeep, kammen, parfumeriten en verdere toiletartikelen ge zonden, met de voorwaarde, dat elk voorwerp later aan den eigenaar zou worden terug gegeven als een gedachtenis der Koningin. H. M.die dit vernomen hadwilde daarom van alles wat Zy op Haar kamer vond, gebruik maken, zelfs van elk stuk zeep. Het regende tamelijk bard en daarom wilde men de kap van het Koninklijke rijtuig opzetten, maar H. M. verzette zich daartegen met de opmerking, dat, waar de straat vol menschen was, die den regen trotseerden om Haar te zien, Zy ook wel hetzelfde voor hen kon doen. Z. K. H. Prins Hendrik sloeg Haar daarna een regenmantel om. Zoowel te Roermond als te Maastricht bezocht H. M, by voorkeur de straten der armen en toonde zy veel belangstelling in kinderen op klompen; Zy weende toen een klein weesmeisje Haar een bouquet aanbood; liet Haar rijtuig stilstaan om een arme vrouw toe te spreken, die een kind op den arm droeg en een ander aan de band had en beeft die vrouw de hand gedrukt. Op reis heeft zich nog een vermakelijk incident voorgedaan Aan een station, waar de trein stilhield, bevond zich de burgemeester een man op leeftijd die ondanks den regen voor den Koninklijken wagen staan bleef. Zyn dochterfje bood H. M. een bouqet aan en de Koningin noodigde den burgemeester uit, binnen te treden, maar de waardige m&D, die uit gewoonte iu zyn plaatselijk dialect sprak, had zyn speech opgeschreven en wilde die buiten voorlezen. Misschien kwam bet door de aandoening, maar zijn lorgnet wilde niet houden op zyn neuB. Toen zy eindelijk toch bevestigd was, waren de glazen zoo nat, dat hij er niet door heen kon zien. Hy veegde ze af. De Koningin, om hem uit de verlegenheid te redden, wilde het papier van hem aannemen, maar hij stond er op het voor te lezen. Eindelijk was de lorgnet in orde, by zou beginnen, maar een nieuw ongelukhet papier was zoo nat geworden, dat de letters niet leesbaar meer waren. H. M. heeft hem niettemin vriendelijk bedankt voor zyn welsprekende woorden. Sedert eenige dagen wordt te Rozendaal bij haar pleegouders vermist een 17-jarig meisje. Des naobts heeft zij het huis heimelijk verlaten, en na dien tijd niets meer van zich laten hooren. Op de tafel bad zy een briefje aohtergelaten, waarop stond geschreven»U ziet my niet meer tjrug". Een gestolen huis. Te Zaandam werden in den laatsten tyd herhaaldelijk ten nadeele van de firma G. Kamphuys en Zn. houthandelaars aldaar, partijen hout ontvreem zonder dat het gelukte de daders op te spo

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1903 | | pagina 2