beteekenis is, en misschien ook voor a niet.
Hij zou er haast in willen zien, wat de
Romeinen noemden »bonum auspicium, bonum
amen" een goed voorteeken. Spreker kan niet
nalaten eenig verband te zien tusschen het
karakter van dit gebouw, en de zaak, die
hier onze aandacht trekt. Dit huis spreekt
van geloof, en geloof is ook de drijfveer van
ons streven, zooals geloof dat is van alle
streven naar het ware woord van den genialen
Carlyle, dat geloof altijd was en steeds zijn
zal de ziel van de daad, het voornaamste
levenwekkend deel van 's menschen bestaan.
Dit huis spreekt van strijdstrijd tegen ver
keerde invloeden, die het leven met schade
bedreigen, en wat wil ons streven anders dan
dien strijd aanbinden tegen een veel pijn,
veel moeite, veel ellende veroorzakende macht.
Dit huis spreekt van vrede; vrede na vol-
streden strijd, en waartoe wil een Ziekenhuis
en alles, wat daarmede sameohangt, anders
meewerken dan tot vrede, vrede, die daar is
in gelenigd lijden, of indien dat moet, in ver
zachten doodstrijd; vrede, die daar is in het
volbrengen van onzen plicht elkanders lasten
te dragen. Dit huis spreekt van reinheid van
hart, maar ook ons Ziekenhuis leert ons
daarvan door ons te doen waardeeren het
hooge belang van rein te houden, ook den
tempel des lichaams. Dit huis spreekt van
dat ruime Christusbart, dat plaats heeft voor
alles, dat iets goeds in stand houdt, voor
alles, dat iets goeds in het aanzijn roept, en
ofschoon aan onze zaak zijn naam niet ver
bonden is als een devies, zoo meent spreker,
dat toch Zijn Geest aanwezig isals
ook maar eenig licht wordt gebracht in het
lijden van één Zijner geringste broederen. En
zoo daar in deze zaak iets goeds wordt
gesproken, iets goeds wordt gedaan, daar kan
het niet anders of daar worden Ziju woorden
herhaald, daar wordt Zijn leven geleefd. Wat
dit voor ons beteekent? Dit, dat waar Zjjn
woorden en Zijn leven zijn en blijven, ten
slotte bij alle bezwaren niets te vreezen, maar
alles te hopen is.
Hierop betrad dr. J. L. C. Wortman, direc
teur van het Ziekenhuis, het spreekgestoelte
en hield een rede, waarin hij gaf een algemeen
begrip van de wetenschap der geneeskunst,
haar toepassingen in de 20e eeuw, om daaruit
te besluiten tot het goed recht van bestaan
dezer Zieken-inrichting. De moderne genees
kunde is geworden van een ervarings-weten-
scbap een op de algemeene wetten der natuur
gebaseerde natuurwetenschap, een stuk biologie.
Toepassing bij haar vindende wetten van
het behoud van het arbeidsvermogen, de leer
van het licht en het geluid, de warmte en de
electriciteit. De scheikunde in haar organisch
deel leert de stofwisseling van mensch en dier
eo plant kennen. Wij kennen de wetten der
hartbeweging, bloedbeweging van den lucht-
wissel in de longen, van de spiersamentrek-
kingen, van de bewegingen onzer gewrichten,
van de zenuwgeleiding, de werkingen van onze
zintuigen, van onze spijsverteringsorganen en
van zoovele geestesprocessen.
Alles komt voort uit den stofwissel in het
lichaam, d. w. z. de opname van de voedings
stoffen en van de zuurstof uit de lucht, daarna
de omzetting van deze in het lichaam tot
opbouwstoffenen eindelijk de verwijdering
van wat verbruikt of onbruikbaar is uit het
lichaam. Het kan vergeleken worden met het
verbrandingsproces in de kachel. Deze heeft
ook voedingsstoffen kolen noodig, ver
volgens luchttoetreding, en uit deze ontstaat
de verbranding tot rook en asch. De rook is
het analoog van de uitademingsgassen, de
asch dat van de excrementen door het levende
verbrandingsproces gevormd.
De levensverschijnselen zijn de producten
van den stofwissel. Staat de stofwissel stil,
dan houdt alle leven op. Elke levende cel
van het lichaam vertoont dien stofwissel des
te krachtiger, naar mate de cel sterker werk
verricht, te zwakker, naarmate de cel in rust
is. Het levensproces is dus de wisseling der
materie.
Het leven is streDg afhankelijk van de
buitenwereldwant al zijn voedingsstoffen
ontvangt het van buiten. Daarnaast behoeft
het leven de inwendige natuurlijke samen
stelling en samenvoeging, m. a. w. den lichaams
vorm en de lichaamskracht, zooals wij die aan
geboren van onze ouders hebben. De uitwendige
en inwendige levensvoorwaarden vormen dus
te zamen het leven. Aldus ontstaat het nor
male, het gezonde leven. Veranderen deze
levensvoorwaarden, vooral de uitwendige, dan
ontstaat een abnormaal levendat wij ziek
leven, ziekte in het algemeen noemen. Ziek
zijn is de inwendige strijd om zich aan de
veranderde levensvoorwaarden san te passen.
Beide nu: inwendige en uitwendige levens
voorwaarden, zijn streng individuëel, dus ieder
verschillend. Zij bepalen de eigenaardigheid
van den persoon. Ieder is op zijn eigen wijze
gezond, evenals ieder op zijn eigen wijze ziek
is. Er zijn geen ziekten, er zijn alleen zieken.
Ziekten zijn slechts kuustprodukten, iindee-
lingen van zieken.
Nu ware het absurd van de geneeskunst
te verlangen, dat zij voor iedere ziekte een
bepaald nooit feilend middel aan kon geven,
want iedere zieke heeft een eigen wijze van
ziek zijn, en dus een eigen wijze van be
handeling noodig. Daartoe hebben wij alles
aan te wenden, wat natuur en wetenschap
en kunst ons aanbieden; alle die ontelbare
handgrepen, die het lichaam de aanpassing
aan de schadelijkheid vergemakkelijken. Daar
zijn honderdvoudige middelen om de gezond
heid te verliezen, maar daar zijn ook honderd
voudige om de gezondheid terug te krijgen.
De apotheek-middelen helpen hier ons eens
deels, maar anderdeels de middelen der
ziekenverpleging. De laatste is sinds tien
jaren tot een vak van beteekenis geworden,
een onafscheidelijk en groot deel van de
geneeskunst. Maar nog zijn deze beide
takken van medischen dienst niet toereikend
alle zieken te helpen. Uit het onvoldoende
van deze hulp is ontstaan het wijde domein
der chirurgie, der operatieve kunst. Wij
kennen allen de schitterende resultaten der
moderne chirurgie. Geen lichaamsdeel is meer
ontoegankelijk. De techniek is tot het on-
geloofelijke verfijnd. Een operatie is een
stuk borduurwerk geworden.
Maar nog voelt de geneeskunst zoo weinig
hiaat, en zij tracht dit aan te vullen door
twee aanverwante kunstende leer der voor
behoeding der ziekten en de leer der hygiëne,
de gezondheidsleer. Zij tracht in deze dubbele
taak de schadelijkheden, die bet lichaam
bedreigen, aan te wijzen, deze te ontwijken,
en zoo mogelijk te vernietigen, terwijl zij door
het aanwijzen der gezonde levensvoorwaarden
den mensch tracht te plaatsen in zoo gunstig
mogelijke omgeving.
Geleidelijk, ODgemerkt maar zeker hebben
wij den laatsten stap afgelegd, om het goed
recht van het Ziekenhuis te beseffen. Al onze
hulpmiddelen der geneeskunst zijn daar te
vereenigen. De kamer, waarin de zieke ligt,
is geheel voor diens welzijn ingericht. De
huishouding bestaat daar alleen in het belang
van den zieke. Dan wordt de geschoolde
ziekenverpleging toegepast. Daar zijn alle
maatregelen getroffen voor een juiste toe-
passing der operatieve kunst. Yan het dak af
tot onder de fundamenten is alles aangewend
om de gezondheidsmaatregelen te treffen,
schadelijke elementen te weren en te ver
wijderen.
Het Ziekenhuis is daarom te beschouwen
als het instrument, het werktuig voor de
nieuwe geneeskunst.
Tevens zullen wij voorzien in een behoor
lijke ontsmettingsdienst, één door stoom, aan
het Ziekenhuis verbonden, en één met de
gebruikelijke toestellen voor niet transportabele
voorwerpen en besmette woüingen.
En ten laatste zullen wij trachten te voor
zien in de gebrekkige ziekenverzorging in
eigen woning, dus door het verleenen van
wijkdiensten. Voor wie dagelijks in aanraking
met zieken komt, wekt het een dagelijks terug-
keerend onbehagen, dat zoo velen, die doel
matige verpleging nog noodig hebben, deze
moeten missen.
Ten slotte richtte spreker een woord van
dank aan allen, die tot hiertoe, op welke
wijze ook, hun steun aan ons streven verleend
hebben. Zij hebben voldoening van hun werk,
want trotsch verheft zich daar het Ziekenhuis
met een waardige wordingsgeschiedenis achter
zich.
sNieuwe tijden zijn voltrokken,
En een nieuwe loop vangt aan".
In die krachtige woorden van Da Cost&'is
de toekomst van onze inrichting aangeduid.
De aanstaande tijden zullen nieuwe zorgen
baren, nieuwe offers vragen, frissche kracht
behoeven.
Moge de steun aan de'[totstandkoming
geschonken ook hij de instandhouding blijven
toebedeeld. Nog is zoo menig tekort te dekken.
Blijve bij u allen een^warm hart bestaan
voor de ziekeninrichting, die tegen ons aller
vijanden te velde trekt, en een betere aan
passing geeft in den strijd om het bestaan.
Nadat dr. Wortman zijn toegejuichte rede
ten einde had gebracht, werd door dr. Ruyech
in welsprekende taal hulde gebracht aan hen,
die dit werk der liefde hadden tot stand ge
bracht en van stad tot stad, van dorp tot
dorp daarvoor geijverd hadden. Hoog werd
door hem geroemd de inrichting van het
Ziekenhuis. Nergens in Nederlandzeide
spreker, vindt men een inrichting, die zoo
beantwoordde aan de eischen der wetenschap,
als het nu verrezen Ziekenhuis. Vervolgens
werd door hem het Ziekenhuis voor Schouwen-
Duiveland plechtig geopend verklaard.
De heer Van de Garde, hoofd der openb.
school te Noordgouwebracht namens de
burgerij van deze gemeente, hulde aan dr.
Wortman, jhr. C. A. van Citters en ds. Nauta
voor den ongeëvenaarden ijver en volharding,
die zij betoond hebben, en die bergen van
bezwaren deden verzetten. Hij dankte hun
voor de vele moeiten en opofferingen, die zij
zich getroost hebben, en die hen niet deden
despereeren, ook als daar geen medewerking
kwam van een zijde, van waar men ze met
recht had mogen verwachten, dank, dat door
hun initiatief daar staat een gebouw, dat
Noordgouwe siert, en dat de lijdende menscb-
heid tot zegen kan zijn. Wij hopen van harte,
dat zij het mogen beleven, dat het Ziekenhuis
ten volle aan zijn schoon doel zal beant
woorden.
Met Mendelssohn's Hochzeitmarsch werd
de plechtigheid der opening besloten.
Hierna toog men naar het Ziekenhuis,
waar wij opmerkten een perkamenten oorkonde,
ge teekend door mej. M. J. Slager uit
Rotterdam, vroeger in St.-Annaland woon
achtig. De bestemming van deze oorkonde
is te bevatten de namen van allen, die tot de
stichting van het Ziekenhuis hebben mede
gewerkt.
Mede prijkt deze oorkonde met de hand-
teekening van Hare Majesteit de Koningin.
Gemengd Nieuws.
Het koninklijk echtpaar op schaatsen.
Woensdag werd vanwege de Apeldoornsche
ijsclub eene hardrijderij gehouden op het
kanaal Dieren-Hattem, waarbij 19 personen
naar de uitgeloofde prijeen van f 70, f 30
en f -10 dongen. Ze werden behaald resp.
door Ph. Holst te Amsterdam, S. Wienea te
Heerenveen en J. Mulder te Amsterdam.
Begunstigd door fraai, ofschoon koud weder,
bewogen zich vele schaatsenrijders op de
bijbaan en wandelden honderden langs den
oever.
Onverwacht werd de aandacht getrokken
door een jong paartje dat zich sierlijk over
de baan, voor de hardrijders bestemd, bewoog.
Het was H. M. de Koningin met den Prins
der Nederlanden. Toen het vorstelijk echtpaar
zich daarna gewoon tusschen het publiek
buiten de baan bewoog, werden zij natuurlijk
door eene groote menigte achterop gereden,
ondanks het bevel der maréchaussées om te
blijven staan.
Hare Majesteit scheen zelf zeer veel behagen
te scheppen in deze het publiek bereide
verrassing, zij lachte tenminste voortdurend.
Hoewel wij de Koningin zoo dikwijls kunnen
zien dat er niet eens over wordt gesproken
wanneer iemand de vorstin op den weg in
haar rijtuig ontmoet, maakte de komst op de
ijsbaan dien middag toch zoo'n verrassenden
indruk, dat ieder haar tot een onderwerp van
gesprek maakte.