Staat van de hoeveelheid Meekrap, bereid in de onderstaande Meekrapfabrieken,
gedurende de teelt 1901.
Benaming der Meekrapfibriek.
De Eensgez-ngdheid
Gal«theesche Dijksche Meestoot.
Fortuna
De Zon
Kruislandsche Welvaart
De Kapel
De Nijverheid
De Eendragt
De Onderneming
De Onverwacht
De Eendragt
De Oude Me'stoof
De Wassende Maan
Onberoofde.
Racijn.
Mul.
St.-Ai.nalaud.
11000
1200
B
12993
Den Bommel
15970
St.-Filipsland.
7899
200
Go's
25379
3458
Kruisland.
994
191
Nieuwetonge.
4701
1159
Nieuwerkerk.
18041
4785
s
13841
8567
Oosterland.
19830
102
4476
Ouddorp.
26476
941
1132
18569
Oudetonge.
1624
9824
Oud-Vosmeer.
4148
931
Zonnemaire.
5928
1812
116503
76260
24671
N.B.
Onder de hoeveelheid Onberoofde zijn ook begrepen de in enkele fabrieken klaar
gemaakte Krappen en Gemeenen.
Één voorbeeld uit veie.
»Het land wou niet. De boer begreep er
niets van. Er werd toch goed geploegd en
gemest. Hij maakte nog al wat stalmest;
niet zoo heel veel, maar hij kon toch geregeld
om de drie, vier jaar overal met de kar
komen. Ook had hij nu en dan al eens wat
chili-salpeter en superphosphaat gegeven. Toch
merkte bij, dat zijn oogsten niet meer waren,
zooals vroegerdat hij het op den duur niet
zoo zou kunnen volhouden".
Vertel me nu eerst eens, wat gij zoo al
verbouwd hebt op de verschillende perceelen.
En er volgde, voor de verschillende perceelen
in volgorde: aardappelen, rogge, haver,
boekweit, mangelwortels, klaver, knollen,
spurrie enz. En welke gewassen, door elkander
genomen, verbouwdet ge het meest? Aard
appelen, haver, rogge". En de oogst werd
verkocht? i>Ja, de oogst werd verkocht". En,
zeg me nu nog eens, hoeveel beesten ge op J
stal hebt, en wat ge ze voert. »Gewoonlijk
vier, soms vijf. Ik heb een aardige wei, waar
ze in den zomer genoeg gras vinden. Ook
haal ik nog wat hooi naar binnen. En verder,
knollen en mangels, en
Genoeg, vriend, ik weet het al. Begin mot
dit najaar het heele hoefje een ruime hoeveel
heid kaïniet te geven. Je hebt al jaren alle I
kali uit den grond gehaald en er slechts zeer
weinig n.l. met den stalmest aan
teruggegeven. Volg mijn raad en ik geloof
zeker, dat het helpen zal.
De man deed het en hij klaagde het
volgende jaar niet meer.
Ziedaar één voorbeeld uit vele. De stikstof-
en phosphorusbemesting begint eindelijk overal
door te dringen en toegepast te worden,
doch de kalibemesÜDg is nog altijd het stief
kind. O, nog zoo weinig landbouwers zijn er
van doordrongen, dat kali een noodzakelijke
meststof is en men dus kaïaiet of een aDder
kalizout even goed moet geven als chili of
super. Vooral op zand- en veengronden,
waar toch het gebruik van kali een gebiedende
eisch is, wordt betrekkelijk nog weinig kali-
mest gebruikt. Geen wonder dan ook, dat do
oogsten op hooge zandgronden soms zoo
vreeselijk gering zijn. Op zandgronden komen
nu eenmaal in do vruchtwisseliDg zeer veel
gewassen voordie zeer "kaliroovend zijn
zooals aardappelen, knollen, mangelwortels,
rogge enz. Wanneer we nu daarenboven
weten, dat de kaliverbindiögen van den zand
grond gemakkelijk ontleed worden en verder
in oplossing treden, dan zal het, dunkt me,
voor ieder denkend landbouwer glashelder
zijn, dat de kalivoorraad, zoo hij niet
aanhoudend wordt aangevuld, spoedig uitgeput
raakt.
Brieven uit Berlijn.
Van onzen correspondent).
Berlijn, 15 IV '02.
Een zeventigjarig volksdichter en
teekenaar.
O, hüte dich vor allem Büsen
Es macht Plüsir, wenn man es iet,
Es macht Verdruss, wenn man's gewesen!
Das Gute dieser Satz steht fest
1st stets das Büse, was man liisstl
(Onkel Nolte in Busch' //Fromme Helene".)
Wilhelm Busch, de lachende filosoof, dichter
en kunstenaar, viert vandaag zijn zeventigsten
verjaardag. Tot verbazing van vele Tand-
genooten. «Hé, leeft Busch nog? Ik dacht,
dat de man al lang dood wasl" hoort men
dezer dagen telkens uit den mond van menigen
vereerder, die ontelbare malen zal genoten
hebben en nog geniet van de uit het leven
gegrepen, geestige caricaturen en rake rijmen,
doch voor wien de persoon van den genialen
maker een volkomen onbekende is gebleven.
Want de man, wiens werken iedere be
schaafde Duitscher en menig buitenlander in
zich heeft opgenomenwiens kernachtige kreu
peldichten vol schalksche wijsheid geheel in
den volksmond zijn overgegaan, heeft zichzelven
steeds op den achtergrond gehouden. De oude
satirist had genoeg in zijn mars, om het drukke
stadsleven te kunnen ontberen. Hij had genoeg
aan zichzelf, aan zijn bloemen en planten, en
bijen in het kleine Hannoversche dorpje, waar
hij geboren werd, en waarheen hij op rijpen
leeftijd weer terugkeerde. Ook nu, op zijn
feestdag, is hij zichzelf gelijk gebleveD, en
prefereert hij het alleenzijn boven het „betoast"
en «bewierookt" worden door van verre en van
nabij eaamgestroomde ofïiciëele vereerders.
Zonder te verraden, waarheen de reis hem
voerde, heeft de oude coelibatair een paar dagen
geleden «de plaat gepoetst" en zal eerst weer
in zijn dorpje terugkeeren, zoodra het onweer
van zijn verjaardag van de lucht is, en hij zich
weer ongestoord aan zijn bloemen en z'n bijen
kan wijden.
De meeste werken van den jarigen zijn der
tig, veertig jaren geleden ontstaan. Toch hebben
zij sedert niets van hun waarde verloren. Zij
zijn nog even frisch en aantrekkelijk voor de
jongere generatie als voor de oudere, omdat
daarin uitsluitend algemeen wenschelijke toe
standen behandeld worden, en geen aktuëele
gebeurtenissen van die dagen, omdat roet enkele
rake krabbels, waarin elk streepje zijn bizon-
dere beteekenis heeft, juist het karakteristieke
in mensch en dier door de vaste hand van den
genialen kunstenaar op het papier wordt ge
worpen; en onder de koddige, schijnbaar vrij
banalen nu en dan gewaagde orakelspreuken
en kreupeldichten zooveel echte menschenkennis
en wereldwijsheid verborgen is.
Wie kent niet de guitenstreken van Max
und Moritz, wie heeft niet genoten van de gees
tige teekening van zelfgenoegzame, klein bur
gerlijke bekrompenheid in de lotgevallen van
Tobias Knopp. Van Knopp, den jonggezel, den
echtvriend, den man en vader!
Op den duur kan de ongehuwde staat het
kleine, dikke renteniertje met den kalen schedel
niet bevredigen.
Zwar fur Stiefel. Bett, Kaffee
Sorgt die gute Dorothee (zijn huishoudster)
Doch ihm fehlt Zufriedenheit.
Hij besluit op reis te gaan, en een vrouw te
zoeken.
Mach dich auf, und sieh dich urn
Reise mal ein Bissel rum.
Sieh mal dies und sieh mal das,
Und pass auf, du findest was.
Na veel avonturen belandt hij in het gebergte
bij een kluizenaar, die op al het wereldsche
met verachting neerziet, maar toch nog een
zwak heeft overgehouden voor een lekker slokje.
Und aus Knoppen seiner Tasche,
Hebt er ernst die Wanderflasche.
De inhoud van de „Wanderflasche" schijnt
van superieure kwaliteit te zijn. Midden in
zijn philippica over vrouwelijk schoon, over
zeep en pommade, zakdoeken en sponzen, hem
den, kousen en schoeneD, waarvoor de kluize
naar een diepe verachting koestert, neemt hij
telkens een hartigen teug: Mir ist alles einerlei,
mit Verlaub ich bin so frei", tot hij ten slotte
de hoogte krijgt, en achterover tuimelt.
Knopp heeft genoeg van het reizen. «Schnell
verlassend diesen Ort, eilet er nach Hause fort".
Thuis gekomen, wordt hij zóó bekoord door
zijn huishoudster: «Grade lüftet seine nette,
gute Dorothee das Bette", dat hij een kloek
besluit neemt, en haar ten huwelijk vraagt.
Met zijn dikke knuistjes strijkt hij haar onder
de kin. De «gute Dorothee" heeft maar een
half woord noodig. Madchen spricht er
(en hij legt zijn dik hoofdje op zij, gaat op
de teenen staan, en om haar beter met zijn
verliefde oogen te kunnen aanzien) sag mir
ob "t und sie Jiichelt: «Ja Herz Knopp!"
Het «jeugdige paar" is in den echtelijken
staat getreden, en voert een genoeglijk, burger
mans bestaan, 's Morgens bij het wakker wor
den zijn ze gewoon, elkaar met een «slissen",
langwierigen Kusse zu begrüssen". Dan begint
de schalksche Knopp zijn vrouwtje te kietelen.
O, de platen bij deze passage! Al is men nog
zoo somber gestemd, men moet lachentegen
wil en dank. «Ganz unvermuthet macht er:
Kieks! Hierauf erhebt sieh ein lautes Gequieks!"
Zij van haar kant is echter ook niet van gis
teren. «Dorelte dagegen weiss auch voll List,
wo Knopp seine lustige Stelle ist. Numlich
er hat sie unten am Hals. Kiewiks! Jetzt
meckert er ebenfallz. Grinnekend van genot
duikt het spekkige gezicht in de kussens weg,
als vrouwlief hem in den hals wil kietelen.
Zijn kleine varkensoogjes zijn geheel achter
de plooien van wenkbrauwen en wangen ver
dwenen.
Het geluk van het paar is volmaakt, als de
gute Dorothee haar man een dochter schenkt,
waarbij dokter Pelikan en de vroedvrouw We-
muth te pas komen. De dichter zingt een lof
lied op. deze beiden. Bij nacht en ontijd, al
regent het nog zoo hard, is de „brave, chreu-
werte, ofterprobte, vielbegehrte" vrouw dadelijk
bij de hand. Op het eerste «pingel pingel"
van de bel ist frau Wemuth wach, und geht
ihrer Nahrung nach". Met haar karbies met
ingrediënten, haar sjaal en haar tuithoed ver
schijnt ze op het appèl, «auf dem Antlitz See-
lenruheau den Füssen «milde" Schuhe".
En dokter Pelikan komt ook aanstappen. Op
zijn gezicht staat te lezen: „Wie es kommt,
das weisz man nicht". Het kind, dat Juichen
genoemd wordt naar een Tante, die sieh Tante
Juichen nannte", zal vader Knopp nog heel
wat te stellen geven. Hoe ouder Juichen wordt,
die een eerste wildebras is, destemeer komt
Knopp tot de overtuiging van de waarheid der
regels: „Vater werden ist nicht schwer, Vater
sein dagegen sehr".
Wie in neerslachtige tijden den Humoristi-
schen Hausschatz van Busch ter hand neemt, zal
bezwaarlijk weerstand kunnen bieden aan de
grappige tooneelen in het leven van het „Phi-
listerpaar" Knoppaan de diergeschiedenissen
„Plisch und Plinnviof aan de caricaturen op
schilders en dichters in uKlecteselen Balduin
Bdhlamm". En wanneer de sombere bui nog
niet wil wijken, dan bladere men verder, en
herleze nog eens de tragi-komische lotgevallen
der onverbeterlijke uFromme Helenedie door
eigen schuld zoo jammerlijk om het leven
komt. De ergste pessimist zal dan de dingen
lichter opnemen, al is het maar voor een korte
poos, en dat is al veel waard.
Ja, ja, die fromme Helene was van jongs af
door en door bedorvenAls klein kind had ze
het al „fau8ldick hinder den Ohren, of op z'n
hollandsch achter de mouw! Uit de zondige
stad met hare vele verleidingen komt Lenchen
op het land, waar zij bij een braven oom Nolte
en een milde tante wordt opgevoed. lederen
avond vóór het naar bed gaan geeft Onkel
Nolte lessen vol levenswijsheid aan Lene, die
heel zoet luistert, maar inlusschen bedenkt,
welke streken ze zou kunnen uithalen. Hoed
je voor het boozewaarschuwt oom. „Es macht
Plüsir, wenn man es ist". (Onder het plegen
van het kwaad, geniet men er van). „Es macht
Verdruss, wenn man 's gewesen. (En als het
achter den rug is, heeft men er spijt van).
Tante Nolte doet ook een duit in het zakie:
Daarom moet een kind de wijze „Lehren der
alten Leute hochverehren". „Die hebben alles
hinter sieh, und eind Golllob, recht tugendlich
Teekenend is de moraal van dit echtpaar, dat
wijze lessen geeft, nadat ze in hun jeugd zelve
alles van het leven genoten hebben.
Helene haalt allerlei kattenkwaad uit, en
belooft telkens beterschap. „Ich will es jetst
auch ganz gewiss nicht wieder thun". Op een
keer naait zij 's avonds het nachthemd van
oom dicht, die hiervan niets merkt, en in zijn
vergeefsche pogingen om het onmisbare klee-
dingstuk aan te trekken, alles onderste boven
gooit, het nachttafeltje omver, horloge èn
snuifdoos èn kandelaar op den grondtot
eindelijk tante in nachttoilet met een kaars
binnenkomt: Hier „kommt die Tante mit dem
Licht. Der Onkel hat schon Luft gekriegt".
Hij heeft lucht gekregen, maar het nachthemd
is in tweeën gescheurd. Met het restant van
het nachthemd om de magere leden gedrapeerd
en een slaapmuts op het hoofd, roept Onkel
Nolte pathetisch uit naar den kant van het
kinderbed, waar alleen een stijf vlechtje lus-
schen de kussens komt uitkijken: „O sünden-
volle Kreatur! Dich mein ich dort! Ja
schnarche nurGrinnekend van geuot heeft
Leenlje in haar bed toegekeken, hoe oom met
het dichtgenaaide hemd over het hoofd als
een dolleman door de kamer loopt, maar nu
houdt ze zich slapende, in denkt onderwijli
Dies will ich nun auch ganz gewiss nicht
wieder thun.
Helene is verliefd op haar neef, den student,
die een groote deugniet is. Terwijl ze btzig is
een minnebrief aan hem te schrijvenGeliebter
Franz! Du weisst es ja, dein bin ich ganz!"
komt Onkel Nolte op zijn sloffen de kamer
binnen, en leest over haar schouders, hetgeen
nichtje schrijft. In haar liefdes-extase merkt
Lenchen hiervan niets. In zalige verrukking
tuurt ze met de hand op het „kloppend" hart
naar den zolder, dan doopt ze de veerepen in
de inkt, en vervolgt: o, o, wat was dat een
heerlijke tijd, toen „in den Schnabelbohnen
drin, der Jemand eine Jemandin, ich darf wohl
sagenherzlich klisste, Ach Gott, wenn das
die Tante wüsste 1" Oom Nolte balt achter
haar stoel de vuisten, als hij leest: Der Onkel
ist gottlob! recht dumm, die Tante nöckert
so herum, en beide zijn zoo ijslijk „fromm";
wenn 's irgend möglich, Franz, eo komm
Und trockne meiner Sehnsucht Thriine!
10,000 Küsse von Helene".
Wacht, denkt oom Nolte, ik zal je leeren,
oude menschen te bespotten. Als Leentje den
brief wil dichtmaken, duwt oom Nolte haar
plots voorover met de neus in de warme lak.
Op het volgende plaatje hangt een lange draad
warme lak aan het „aangebrande" neusje van
het huilende Leentje. „Und an Helenens Nase
8tracks, klebt das erhitzte Siegelwachs".
Na een leren vol avonturen besluit Helene
voor al hare zonden boete te doen. Toilet-
benoodigdhedenvalsche vlechten, korset,
pommade, mooie schoentjes, alles wordt succes
sievelijk in het vuur gegooid. Als een „schlanke
Büeserin" met leelijke tuitschoenen, waarvan
de dichter zingt: „Oh, wie lieblich sind die
Schuhe demuthsvoller Seelenruhe" loopt Helene
voortaan rond, biddende en boetedoende. Uit
haren joligen tijd heeft ze echter nog één
zwak overgehouden, de liefde voor de flesch,
waaraan ze te gronde zal gaan. Immers met
groote kennis voor de menschelijke zwakheden,
zegt Busch:
Es ist ein Brauch von alters her
Wer Sorgen hat, hat auch Likor".
Wie zorgen heeft en in den druk zit, grijpt
naar de flesch.
Hoogst pathetisch zijn de laatste oogen-
blikken van de fromme Helene geschilderd en
geteekend. Hoe zij naar de flesch gluurt, die
naast de lamp op de tafel staat, midden in
de kamer, hoe ze geen weerstand kan bieden,
en op de knieën naar de tafel schuifelt, waai
de glimmende flesch „wartet met Geduld",
hoe ze eindelijk met een zalig gezicht de
flesch in den arm houdt, den inhoud geheel
leegdrinkt, legen de tafel tuimelt, zoodat de
lamp omvalt, en zij in brand geraakt, hoe zij
ten slotte jammerlijk tot asch verbrandt".
„Hier sieht man ihre Trümmer rauchen, Dei-
Rest ist nicht mehr zu gebrauchen". De brave
oom Nolte heeft altijd wel geweten, dat het
slecht met haar zou afloopen. Heel diepzinnig
komt hij tot het negatieve resultaat, dat het
goede diezer Satz steht fest steeds het
booze is, was men liisstl en gluiperig in de
handen wrijvend vervolgt hij met een zelf-
voldanen grijns: Ei ja! „Da bin ich wirk-
lichfroh! Denn, Gottseidank, ich bin nicht so!
Men kan Bussch niet bij de een of andere
rubriek kunstenaars „onderbrengen". Zijn
werk moet afzonderlijk beschouwd worden,
hij staat op zichzelf. Hij was de eerste humo
rist, even vaardig met de pen als met het
potlood, dichter en teekenaar tegelijk. Hij
verzon nieuwe woorden en uitdrukkiugen, liet
woorden op elkaar rijmen, welke niet bij
elkaar pasten, sprong naar welbehagen met
zijn taak om, vormde en kneedde haar, zooals
het in zijn kraam te pas kwam, haspelde op
zettelijk boeken in atelier-taal dooreen met
vreemde woorden en het resultaat waren
de tallooze grappige kreupeldichten, die in
ieders mond liggen.
Zijn werken worden daarotn nog zoo gaarne
gelezen en bekeken, omdat zij zoo kinderlijk
en harmlos zijn, omdat zij een levens-elixer
bevatten, dat de somberheid verjaagt, omdat
zij niets bijtends, vlijmends, scherps hebben.
Na hem zijn de mannen van den Simplizissimus
gekomen: Heine, Thünig, Bruno Paul, Resnieck,
die zich niet meer kinderlijk vroolijk maken
over de menschelijke zwakheden, zooals Busch
doet. Neen, deze jongeren zijn bijtend, 6aty-
riek, onverbiddelijk. Zonder iets te verbergen,
toonen zij onmeedoogeloos de gebreken in
maatschappij, staat en huisgezin. Meesterlijk
zijn Heine's persiflages op het huisgezin, zoo
als het zich tegenwoordig dikwijls vertoont,
doch zij beleedigen, doen pijn, hetgeen trouwens
ook door hem beoogd werd.
Busch, de lachende filosoof, wil geen boet
gezant zijn; hij wil niet bekeeren, maar alleen
constateeren, dat de medaille van het leven
ook een keerzijde heeft. Voor ons, Hollanders,
is het interessant, dat hij in zijn jonge jaren
de doeken der oude meesters uit de zeventiende
eeuw in Antwerpen bestudeerd heeft, en bij
Jan Steen, Ostade, Adriaan Brouwer en Teniers
in de leer is gegaan". K.
Gemengd Nieuws.
Ook een record. Een 69-jarige bewoner
van het dorp Bürringen, in het Ertsgebergte,
is dezer dagen vader geworden van zijo 37ste
kind, een meisje. Zijn eerBte vrouw maakte
hem in een 17 jarige echtvereeniging gelukkig
met 13 kinderen, 10 jongens en 3 meipjes,
waarbij één stel tweelingen.
Zijn tweede vrouw, met wie hij 12 jaar
getrouwd was, schonk hem 12 kinderen, 8
jongens en 4 meisjes, en zjjn derde vrouw,
met wie hij 12 jaar geleden in het huwelijk
is getreden, schonk het leven aan 12 kinderen,
6 jongens en 6 meisjes. Van deze 37 kinderen
zijn er 10 in het leven. De gelukkige vader
voorziet in het onderhoud van zijn gezin door
den verkoop van afgerichte vogels, een karig
betaald bedrijf.
Ongeluk in een carousscl. In de
stoomcaroussol van Xhafflaire, te Nijmegen,
is een der bedienden, do 19-jarige Victor
Hoeken, tusschen de raderen geraakt, waarbij
den ongelukkige beide beenen gebroken
werden. Hij is naar het R.-K. Ziekenhuis
aldaar vervoerd.
Uit de statistische opgaven betreffende
successiebelasting over het jaar 1901, door
den Minister van Financiën aan de Tweede
Kamer overgelegd, blijkt o a. dat van het
totaal van 9799 erfenissen er 171 waren vaD
f 100.000 tot beneden f 150.000; 93 van
f 150.000 tot beneden f 200.00078 van
f 200 000 tot beneden f 300.000; 5G van
f 300.000 tot beneden f 500.000 61 van
f 500 000 en daarboven.
De werlcstaking te Enschedé. Vrijdag
avond hebben weder eenige nieuwe arbeiders,
onder bescherming van de politie, eene
wandeÜDg door de stad gedaan, zonder dat
dit aauloiding gaf tot relletjes.
Dezer dageu werden door eenig gepeupel
's avonds verscheidene vensterglazen stuk
gegooid aan de Oostzijde der fabriek
Kremersmaten.
De spinnerij Kremersmaten heeft Vrijdag
voor het eerst weder garens voor de
dekenweverij afgeleverd.
De firma Van Ileek «Sc Co. gaat voort
met het aannemen van Dieuwe arbeidskrachten
hoe langer de staking duurt, des te grooter
wordt het aantal slachtoffers, wijl de bezette
plaatsen niet weer door de oude arbeiders
worden vervuld.
De totaal-opbrengst van den steun bedraagt
thans f 87,845,58^.
Drie nieuwe werklieden, die zich aanmeldden,
zijn in de grofspinnorij geplaatst.
Winter. In bijna alle deelen van
Hongarije, waar in de laatste dagen heerlijk
lenteweder heeft geheerscht, is het wéér
plotseling gekeerd. Het is 's nachts gaan
vriezen en de vruchtboomen, die in vollen
bloei staan, hebben veel geleden.
Vreeselijk mijnongeluk. In den
nacht van Dinsdag op Woensdag is in een
kolenmijn te Gruce-Berleur, nabij Luik, een
gang over een afstand van verscheidene
meters ingestort. Niettegenstaande onmiddellijk
hulp kon worden verleend, kwamen 4 van
de 5 mijnwerkers, die onder het puin
bedolven waren, om het leven. Do vijfde
werd licht gewond. Tweo der gedooden zijn
gestiktvan de anderen was het hoofd
verpletterd.
Ingezonden Stukken.
Oosterland, 22 April 1902.
Geachte Redactie!
Met plaatsing van 't onderstaande zult u mij
en vele neringdoenden-belastingbetalers alhier
ten zeerste verplichten.
Wij hadden de eer heden de nieuwe aan
slagbiljetten van den hoofdelijken omslag te
ontvangen, en te zien, hoeveel ieder meer
moest betalen dan voorheen.
Voor eenige jaren werd door neringdoenden
een request aan den EdelAchtb. Raad der
gemeente gericht, met beleefd verzoek even-
tuëele leurders en venters niet meer zonder
vergunning van bovengenoemd EdelAchtb.
bestuur toe te laten Het was vergeefs, op het
verzoek werd afwijzend beschikt.
Naar mijn meening moesten wij nogmaals
den EdelAchtb. Raad aanklampen, en hem
verzoeken ter wille van den hoofdelijken om
slag te bepalen, dat alle leurders en venters
van buiten vóór elk bezoek een verklaring
van Burgem. en Weth. van Oosterland moeten
aanvragen. Ik geloof, dat zulks ons nering
doenden-belastingbetalers in 't bizonder en de
gemeente Oosterland in 't algemeen ten goede
zou komen.
En waarlijk, het is niet te veel gevraagd.
Wie neemt het initiatief in deze?
U, Geachte Redactiebij voorbaat dankende
voor de verleende plaatsruimte, heb ik de eer
te ZV)Q Uw Dienaar,
Neringdoende-belastingbetaler
te Oosterland,
B.
Hedendaaggche gesprekken.
Kees. Goeijen dag Wullum, oe gaet?
Wullum. Dat gaet nog al, mit joe?
Kees. Mit mien gaet goet, mar wat zit je
te suffen.
Wullum. Ja, ten minsten te dienken;
mun gedachten bin gericht op 's waerelds laop,
of oe de maatschapij drieft in zou kunne
drieve, in over Staetshuushouwkunde in aok
over Landhuushouwkunde, over goet in nie
goet regeeren, dat is noe 't geen waerover ik
zit te dienken.
Kees. Zoa, veel verstand heb ik daer nie
van, mar dat kank je wel zegge, dat mun nie
vaore boven waeter bin, in wat Staet- in
Landhuushouwkunde betreft, daer staek nog
al is bie stil.
Wullum. Ja, Staetshuushouwen is voor
't geheel, in Landhuushouwkunde voor den
boer zun belangen.
Kees. Mar as den boer bie 't geheel is,
dan kun zo die best bie Staetshuushouwen
indeele.
Wullum. Dat weet iedereen, mar boere-
zaeken veel om 't lief, in om noe den boer
attent te maeken op groote voordeelen daerom
is de Landhuushouwkunde gemaekt.
Kees. Mar wat bin dan groote voordeelen
voor ons?
Wullum. Ja, as je dat nog nie weet,
dan zak je op thaogte hellepe. Ten eeste de
veestaepel, in ten tweede aol de voordeelen
van mesienerieën, die bin voor iedereen te zien.
Kees. Ja, de veestaepel is vooruuttegae,
mar voordeelen van mesienerieën, dat zie ik
nie, op enkele uutzonderiengen ist de pest
voor boer in werkman.
Wullum. Oogeliek kank tjeelegans nie
geve, in de bozze is slecht gesteld, haoge
pachten in laege priezen 't is erg, mar toch
ziek licht, dat zal onzen druk vermindere.
Kees. Zao, das plezierig in wair bestaet
dat in?
Wullum. Dat bestaet in de graenmaoi-
mesiene, die spaer laon in dat kan ons bestaen
rekke.
K e e 8. Rekke, de graenmaoier? Voordeel
zit daer voor un blinden in, de laonen bin
op 't moment uutespaert in de naedeelen vaole
as gloeiende kogels op je nikke, de aerebeiers
bin dan verplicht om nog dierder te pachten, i
Wullum. Ja, as je daer zo over spreekt, jj
dan mok zegge jij gliek, de toekomst is donker
mar mun konne dat is in overwegen geve opfl
tanslaende kongres om is lang in breed dat
zaekje te bespreeken, dan zout zon beetje naerfl
Landhuushouwkunde gae liekene, op zulke
diengen mot gelet in over gesproke worre II
Kees. Je zou op onzen bond oak mit
zukke diengen voor den draet motte kunne
komme, mar ik kenne mun klantjes, 't oef
nie, zowel in staetslichem as bie onoozele
boerebonden, 't beesje wor aoltied bie staertje
mar nooit bie de kop epakt.
Wullum. 't Rooie spook staer ons an
mit zen vergiftegen aesem, in wie heiten ver
zocht Naer mien gedachten juust die mensen
die hem 't meest verachte. Begonne is 't mit
koperitieve wienkels, de kleinhandel at tet
gedae, in toe most de nijverheit 't ontgelde,
deur an zulke korperaoties te magge leveren,
in dat wel van enkel brootrotten, die juust
hullie bestaen te danken an den werkman.
Kees. Jao 't is waer, kaerels die benaawt
van werken bin, nae meneer zun handen om
kieke of ter niks uut komt, die mit hullie te
veel tied der eige in heel 't publiek in de
weg laone.
Wullum. Men veel epraet Kees, mar
op 't kongres moste men dat zegge, daer bin
meestal mensen, die daer nut uut konne trelcke
io meschien begrepe, dat aster werk voor
iedereen te vinden was de rust in welvaert in
't lant zou komme.
Kees. Veel veranderieng zou er komme,
in dat mot, mar 't is jammer, dat je eiken
dag van die snuiters an je deure kriegt, die
mit argusaogen op je zak loere om je weer
mar een mesiene in je maege te dauwen om
meer volk an den diek te zetten in zodoende
j'eige glaezen in te slaen.
Wullum. 't Vreemdeliengverkeer is er
nog, in al ek noe vroeger gedocht, dat die
mensen alleen saemenzweerders waere tegen
hullie overdreve rusturen, 't is noe anders
gesteld bie mieD. 't Kan noe zun nut as ter
veel vrimde komme op 't kongres in 't nut
in 't onnut van mesienes besproke wort, dan
kun die vrimde dat vaorder versprije in dat
zou een spoorslag op 't werkzaeme in 't vriec
leven weze.
Kees. In op de vrieë promotie, in op
handel in nijverneit.
Wullum. Dan zout spreekwoort tot zen
recht komme: „Leve in laete leve".
Burgerlijke Stand van St.-Filipsland.
Maart 1902.
geboren:
Maria Pieternella, dochter van T. A. Boudeling en
A Vogelaar.
Piete-nella Mar ie a Alida, dochter van K. M. van Dijke
en A. Faasse.
Cornells, zoon van L. van Westenbrugge en M. Verton.
Maria Lena, dochter van A. C. v. d. Reest en D. Bolier.
Abraham, zoon van C. Verwijs en J. Q ast.
Jannetje Johanna, dochter van A. v. d. Sande en L. H.
Kaashoek.
getrouwd:
Laurens Neele, jm., 20 jaar en Dingena Pieternella
Noorthoek, jL, 19 jaar.
Marinus Abraham Wagemaker, jm., 23 j. en Janna
Cornelia v. d. Bos, jd., 22 jaar.
o verlede nt
Dingenus v. Strien, 16 jaar, zoon van C. v. Strien en
M. Remijnse.
Catharina Arendje Beaufort, 29 jaar, huisvrouw van
Abraham Soröer.
Jacoba Cornelia Kunst, 86 jaar, weduwe van Willem
Steenpoorten.