Dinsdag 8 April 1902.
Tweede Blad.
NIEUWSTIJDINGEN.
ADVERTENTIEN.
ZIERIKZEESCHE
(SS i e r i Is. z e e s c li e
NIEUWSBODE.
C o u r a n t).
Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en
ZATERDAG.
De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post
f 1,60.
Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending
eens per week, f 10,per jaar.
58ste JAARGANG. No. 7676.
Directeur A. «r. DE LOOZE.
Redacteuren
A. FRANKEL.
J. WAALE, alleen voor het binnen- en buitenl. nieuws.
Advertentiën van i3 regels 30 Cts.
meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot dos
MaandagsWoensdags en Vrijdags middags
12 ure bezorgd worden.
Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend.
Alle betalingen moeten uitsluitend geschieden ten kantore van A. J. de Looze, Hoek Schuithaven, Zierikzee.
Ingezonden stukken en berichten van correspondenten te adresseeren aan A. FnaNKEL, Meelstraat 386, Zierikzee.
De Transvealsoh-Engeleche
oorlog.
Londen, A April. Lord Kitchener meldt j
uit Pretoria van gisteren, Donderdag, dat
generaal Walter Kitchener uit Driekuil (in
het westen van Transvaal) rapporteert, dat j
hij Maandag 1.1. een colonne ter verkenniDg
Daar de Hartsrivier zond. Weldra ontdekte
zij de sporen van de kanonnen der Boeren,
zij achtervolgde de Boeren over een lengte
van bijna 13 K.M. door het kreupelhout en
kwam daarna in de vlakte. Op dit oogenblik
trokken versterkingen der Booren tegen de
flanken der colonne op, welke verplicht was
een verdedigende houding aan te nemen.
Haastig verschanste zij zich en daarna begon
een verwoed gevecht. Eindelijk werden de
Boeren aan alle zijden teruggedreven. De la
Rey en Kemp trachtten tevergeefs de Boeren,
die 1500 man telden, over te halen tot een
hernieuwing van den aanvalzij leden te veel
en trokken zich in noordwestelijke en zuidelijke
richtiDg terug. De verliezen aan Engelscho
zijden zijn ook hoogéén Eogelsch detachement
hield stand tot alle manschappen gedood of
gewond waren.
Uit Durban wordt van Dinsdag 1.1.
gemeld, dat met de in staat van verdediging
stelling van Natal ijverig wordt voortgegaan
en dat troepen detachementen naar het noorden
worden gezonden, terwijl de blokhuizenliniën
zich nu uitstrekken van Ladysmith af en het
geheele gebied ten noorden van de Tugelarivier
voor het verkeer gesloten is, zoodat men,
zonder bepaald verlof, zich niet aan gene
zijde van Colenso kan begeven. De stads
wachten van Ladysmith, Dundee en Newcastle
zijn gecompleteerd, er bevinden zich 700
vrijwilligers onder de wapenen en te
Ladysmith wordt een lichting van 500 man
Afrika.
Het lijk van Cecil Rhodes werd Woensdag
in een indrukwekkenden optocht naar de
kathedraal te Kaapstad gebracht. De si raten
waren propvolwinkels en kantoren waren
gesloten.
De aartsbisschop hield een lijkrede, waarna
de kist werd overgebracht in den trein naar
Dinsdag zijn meer dan 30,000 menschen
in Groote Schuur langs het lijk van Rhodes
getrokken. Aan het hoofdeinde van de kist
stond een kruishout, omringd door zes groote
kaarsen. De kransen zijn toegestroomd namens
menschen uit alle deelen van de wereld; vele
zijn vooral uit Engeland, telegrafisch te
Kaapstad besteld. Die van de Kaapsche
regeering wordt als prachtig beschreven en
draagt tot opschriftOfschoon hij dood is,
laat zijn stem zich hooren. Resurgam".
De trein, die het overschot naar Boeloewayo
brengt, is dezelfde, die voor de eerste maal
van Kaapstad naar de Yictoria-watervallen,
in de Zambesi heeft geloopen de voltooide
sectie van den spoorweg van Kaapstad naar
Kaïro. De rijtuigen zijn van Engelsch eiken
hout en bekleed met rood leder. De salon
wagen van de De-Beers, die in een chapelle
ardente is veranderd, zal in het midden van
den trein geplaatst worden, achter en voor
twee goederenwagens voor de kransen.
Zaterdagmiddag om 4 uur wordt de trein
te Kimberley verwacht. Hij houdt er zes
uren stil om de bewoners gelegenheid te
geven langs de kist te defileeren.
Te Windsor-weghet kiesdistrict van
Rhodes, zal de trein een uur stil staan.
Rhodes' testament stelt een groot
aaoial studiebeurzen aan de hoogeschool te
Oxford in voor koloniale en Amerikaansche
studenten. Bij uiterste-wilsbepaling, in Zuid-
Afrika gemaakt, heeft Rhodes, na vermeld
te hebben, dat de Duitsche keizer het
Engelsch tot verplicht leervak heeft gemaakt
in Duitsche scholen, vijftien studiebeurzen té
Oxford ingesteld, zijnde vijf in elk van de
eerste drie jaren na zijn dood, tot een
waarde van 250 pond elk, gedurende drie j
jaren toe te kennen aan studenten van
Duitsche geboorte, aan te wijzen door den
Duitschen keizer. Rhodes zegt hierbij, dat
een goede verstandhouding tusschen Engeland,
Duitschland en de Yereenigde Staten den
vrede der wereld verzekeren zal. En zoo
voegt hij hieraan toe betrekkingen, die
de opvoeding raken, zullen den band versterken.
Amerika.
To New-York ii in de hotel-wijk (Atlantic
City) Donderdag in den namiddag een zware
brand uitgebroken in een hotel. De hevige
wind, die de brandweerlieden zeer hinderde,
was oorzaak, dat het vuur oversloeg naar
naburige hotels.
450 gebouwen en 10 van de voornaamste
hotels met de prachtige promenade van 5
mijlen lengte langs de kust, zijn verwoest.
De schade wordt op f 5.000.000 geschat.
Er waren slechts weinig logé's, daar het
seizoen nog niet begonnen was.
De brandweer had reeds dadelijk alle
macht over het vuur verloren. Er was hulp
ontboden van Philadelphia, 60 mijlen ver,
en verscheiden brandspuiten kwamen binnen
een uur per extra-trein op do plaats des
onheils aan.
Het vuur werd aangewakkerd door een
zuidenwindhet water werd uit de zee
opgepompt en na 5 uur was men den brand
meester. Een dichte drom menschen had zich
op de pier verzameld en toen het vuur hun
den weg afsneed, maakte een paniek zich
van het volk meester, van wie velen in zee
sprongen. Allen werden echter met booten
Atlantic City is de bekende uitspanningsplaats
van New-Yersey en telde 600 hotels.
Engeland.
Er zijn in Engeland en Schotland twee
ontplofliogen in steenkolenmijnen geweest,
waarbij menschen zijn omgekomen. Woensdag
avond was er een ontploffing in een nieuwe
schacht te Golbourne, bij Wigan. Tien man
waren beneden aan het werk. Een werd
dadelijk gedood, drie zijn zwaar gewond
bovengebracht. Men vreest, dat zes anderen,
die Vrijdag nog beneden waren, dood zijn.
De andere ontploffing gebeurde Vrijdag in
de Glencraig-mijn te Dunfermline. Er was
een groot aantal menschen aan het werk
twee man werden dadelijk gedood en vier
stikten van de damp.
Londen, 5 April. Aan den Standard wordt
uit New-York van gisteren gemeld, dat lord
Pauncefote, de Britsche gezant te Washington,
bij do regeering der Yereenigde Staten aan
gedrongen heeft op bescherming voor den
aankoop van paarden voor den legerdienst,
ten dienste van Engeland in Louisiana. Zijn
verzoek en dat van den gouverneur van
Louisiana zal ingewilligd worden. De staat
van zaken zal onveranderd blijven.
België.
Te Zedelghem is zekere Geeraert, die met
zijn voet tusschen de rails beklemd was
geraakt en ondanks alle pogingen zich niet
kon losrukken, onder een trein vermorzeld.
Verscheidene personen hadden zijn angstgegil
gehoord, maar konden hem niet meer redden.
Brieven uit Berlijn.
(Van onzen correspondent).
In het nieuwe Pergamon-.llasenm.
Berlijn, 27 111 '02.
H<p\iguui/ STOisiv.
Voor den kunstenaar, philoloog, aanstaanden
architekt, oudheidkenner en zoovele anderen,
wier geheele ontwikkeling gebaseerd is op de
kennis der Grieksche en Romeinsche kunst en
kuituur, is Berlijn een groote aantrekkelijkheid
rijker geworden na de opening van een
speciaal museum, dat door zijn inrichting de
oudheidkundige afdeeling van het Britsch-
mu8eum met zijn beroemde Elgin room en
«Elgin Marbles" geheel in de schaduw stelt.
Tot nu toe had ik geen gelegenheid over
dezen nieuwen aanwinst op kunstgebied het
een en ander mee te deelen, doch ik troostte
me met de gedachte, dat men het verzuimde
ook een paar maanden na de opening kan
inhalen, zonder dat de actualiteit er onder
lijdt. Wat zijn twee maanden, vergeleken bij
den eerbiedwaardigen leeftijd der tentoon
gestelde //Marbles", waarmee de kunstlievende
koning Eumenes II 160 jaar vóór Christus'
geboorte zijn op een berg gelegen burgt
Pergamon liet versieren!
Met hetzelfde recht, waarmee de in 1802
door den toenmaligen Engelschen gezant in
Kon8tantinopel, lord Elgin naar Engeland
overgebrachte brokstukken van den gevelfries
uit den Parthenon-tempel in Atlane //Elgin-
Marbles" genoemd worden, zou men aan de
brokstukken van den Perganon-tempel, welke
door Karl Humann werden opgegraven, diens
naam hebben kunnen geven. Het verschil is
alleen, dat lord Elgin de brokstukken voor
eigen rekening en risico naar Engeland bracht,
terwijl Humann de .opgravingen deed met
goedvinden van den sultan van Turkije voor
rekening van de Pruisische regeering.
Kleine oorzaken, groote gevolgen! Ware
Humann, die voor ingenieur werd opgeleid, en
korten tijd bij den aanleg der Bergisch-
Markischen spoorweg werkzaam was, niet tot
herstel van zijn zwakke gezondheid in 1861
door de doctoren naar den Griekschen Archipel
gezonden, waarschijnlijk zouden dan de
heerlijke overblijfselen van den tempel van
Perganon daar ginds hu nog onder de puin-
hoopen en ruïnes der oude stad bedolven
liggen. Humann begon zijn eerste opgravingen
op het eiland Samos bij de overblijfsels van
den Hera-tempel. Meer dan twintig jaren bleef
hij onafgebroken in Griekenland en Klein-
Azië werkzaam, de laatste helft, van 1878'83,
in PergamoD, waar onder zijn leiding de
overblijfselen van den Pergamon-tempel werden
uitgegraven, en naar Berlijn getransporteerd.
Voorloopig werden de kunstwerken geplaatst
in de groote rotonde van het //Altes-museum"
tot tijd en wijle een waardig gebouw uitsluitend
voor deze kunstschatten zou gereed zijn. Bij
de voorloopige plaatsing in de rotonde van
het oude museum volgde men het voorbeeld
van het Britsche museum.
Men plaatste de zuilen, gedeelten van
kapiteelen, en afzonderlijke beelden langs de
wanden van de rotonde; daarentegen werd
het kostbaarste gedeelte, de overgebleven
stukken van den heerlijken gevelfries uit
den Pergamon-tempel, voorstellende de
Gigantomachieden strijd tusschen goden en de
gigantenwaarbij de laatsten het onderspit
moesten delven, aan beide zijden van een
middenrond in een lange zaal op schuine dwars-
planken op den vloer gelegd. Dat bij een
dergelijke wijze van tentoonstellen de kunst
werken niet tot hun recht kwamen, (evenmin
als dit het geval is met de //Elgin Marbles"
in het Britsch-museum), is duidelijk.
Tot het groote publiek spreken deze uit
hun verband gerukte brokstukken weinig of
niet; de blokken van den fries sloten niet
vast aan elkaar, de edele lijnen der plat op
den vloer liggende marmeren freskongqren,
welke men zich staande moest denken, kwamen
niet genoeg uit. Wie niet met grondige kennis
der oudheid of minstens een goede dosis
verbeeldingskracht bedeeld was, liep de
kunstschatten met een onverschillig gezicht
voorbij, te meer, daar een uitvoerige speciale
catalogus ontbrak.
Doch er zou verandering komen. De regeering
besloot in een afzonderlijk te bouwen musenrn
een altaar op te richten, volkomen gelijk in
vorm en afmetingen aan het beroemde altaar
van Pergamon, en naar de voorhanden'gegevens
en de grondige studies der met de uitvoering
belaste geleerden de bewaard gebleven
freskofiguren van den fries uit het oude altaar,
te plaatsen in den gevel van het nieuwe
altaar, waardoor men een zoo getrouw mogelijk
beeld zou verkrijgen van het grootsche kunst
werk, daar men er in geslaagd was na jaren
lange onderzoekingen voor al de voorhanden
friesblokken de juiste plaats te bepalen.
Met noeste vlijt en echte Duitsche
z/Griindlichkeit" heeft de commissie van
geleerden en rijks-architekten zich van haar
moeilijke taak gekweten. Het nieuwe, in
Grieksche stijl geheel uit zandsteen opgetrokken
museum verheft zich achter de National-
Galerie vlak bij de Spree, aan den rand van
de //Museums-Insel".
Zoodra we de hooge glazen deuren en de
vestibulen gepasseerd zijn, komen we na een
paar treden beklommen te hebben in een door
een glazen dak gedekte groote hal en staan
voor het beroemde Pergamon-altaar. Evenals
in het oude Pergamon staat het door zuilen
gedragen eigenlijke offer-altaar op een nagenoeg
vierkant geweldig postament van ongeveer
30 meter in het kwadraat. Twee meter boven
den beganen grond is aan alle vier zijden
van het postament het beroemde doorloopende
marmeren relief-fries de //Gigantomachie"
aangebracht met de meer dan levensgroote
figuren der strijdende goden en giganten.
Aan de westzijde van het altaar tegenover
den ingang van het museum voert een statige
trap, welke ongeveer twee derde van de
geheele breedte van het postament in beslag
j neemt, naar den zuilen-ingang van het altaar-
gebouw. Zoo was het tenminste in het oude
Pergamon. Bij de oprichting van de copy
1 moest men eenigszius anders te werk gaan,
1 daar men een doorgang moest uitwinnen naar
een achter het altaar dieper gelegen grooten
1 //Lichthof" ter plaatsing van de overige zuilen,
kapiteelen en beelden. Voor den tegenwoordigen
bezoeker is niet het eigenlijke altaar achter de
zuilen, maar wel het massieuve postament met
het marineren relief hoofdzaak; men kon dus
gevoeglijk zonder aan het geheel afbreuk te
doen, uit de breede trap aan de voorzijde,
welke men zich doorloopend moet voorstellen,
een stuk weglaten om zoodoende een doorgang
te verkrijgen met trap, voerende naar den
lager gelegen //Lichthof".
Bij het oude altaar had men de namen der
goden en godinnen in een holle kroonlijst
boven het relief, die van de giganten aan den
onderkant van het relief aangebracht. Nog
lager stonden de namen der beeldhouwers,
die het kunstwerk hadden tot stand gebracht.
Ofschoon van de namen der goden en godinnen
vrijwel twee derde gedeelte verloren is gegaan,
is men er na langdurige studie toch in geslaagd
de bewaard gebleven brokstukken hun juiste
plaats aan te wijzen. Tot zekere hoogte zou
deze moeilijke werkzaamheid vergeleken
kunnen worden met het samenvoegen der
willekeurig dooreen geworpen stukken van
een ingewikkelde legkaart. Van de namen
der kunstenaars zijn er drie bewaard gebleven:
Theorretos, Dionysiades en Orestes; daarentegen
ontbreken de namen der giganten bijna geheel.
De kunstenaar uit den Griekschen bloeitijd
onder Perikles en Phydias waren gewoon de
giganten in een menschelijke gestalte voor te
stéllen.
In tateren tijd, in de laatste eeuw vóór
Christus' geboorte, hield men zich niet meer
streng aan dezen regel, tenminste de kunste
naars, die het altaar-relief in Pergamon tot
stand gebracht hebben, gaven aan de strijdende
giganten de meest verschillende gedaanten. Nu
eens zijn ze geheel in menschelijke gedaante
voorgesteld, dan weer slechts voor een gedeelte,
het bovenlijf menschelijk, de beenen daaren
tegen overgaande in twee kronkelende slangen.
Hier is een gigant geheel naakt met slechts
een vel om de lenden, ginds in volle wapen
rusting; sommigen dragen vleugels en hebben
spitse hondenooren, bij anderen is een slang
achter aan den rug vastgegroeid. Hoe veel
soortig voorgesteld, één ding hebben allen
gemeen, dat zij niet opgewassen zijn tegen de
onweerstaanbare goden en godinnen.
Het relief bestaat uit een aaneenschakeling
van marmerplaten ter breedte van ongeveer
één meter en dikte van een halven meter,
welke vast aaneengesloten zijo. Bij het
origineel schijnt men eerst de ruwe blokken
in den gevel bevestigd te hebben, en daarna
eerst de beeldhouwwerken te hebben uitgevoerd.
Tot in de zesde eeuw bleven de kunstwerken
in Pergamon ongeschondenlater in den
Byzantijnschen tijd van het Oost-Romeinsche
Keizerrijk werden burgt en tempel verwoest
en de brokstukken voor een deel als bouw
materiaal gebruikt bij den aanleg van zware
vestingmuren. De rest bleef eeuwen lang
deels onder puin en steenhoopen bedolven,
deels onbedekt liggen. Men kan nu nog zeer
goed het onderscheid zien tusschen deze
verschillende deelen. De stukken, die in den
vestingmuur gemetseld waren hebben minder
geleden, nadat men ze zorgvuldig van de
kalklaag ontdaan heeft, dan de overigen, die
aan den invloed van het weer zijn blootgesteld
geweest.
Bij het samenvoegen der bewaard gebleven
reliefstukken heeft men de gedeelten, welke
verloren gegaan zijn, gelukkig niet door
moderne vervangen. Onder de vele Berlijnsche
beeldhouwers zou er al licht één geweest
zijn, die dit waagstuk aangedurfd had. Men
heelt echter geen half werk willen doen, en
het grootsche werk uit de oudheid niet willen
//completteeren" door modern knutselwerk.
Alleen heeft men daar, waar de marmerblokken
ontbreken, den achtergrond, waaruit de figuren
der goden en giganten in hoog-relie'f naar
voren tredendoor een gladde cementlaag
vervangen, waardoor een meer afgerond geheel
is verkregen, en de hiaten minder in het oog
spriDgen.
En zoo staat daar weer het tempel-altaar
in zijn oude pracht, al is het ook niet meer
onder den diep-blauwen hemel van Klein-Azië
maar in een museum van het gure Noorden.
De bewoners van Pergamon beklommen de
treden van het altaar en brachten daarachter
de hooge zuilen hunne offeranden. Waarschijnlijk
sloegen de dagelijksche bezoekers ter nauwer-
nood acht op het altaar-relief rondom het
postament. Dergelijke beeldhouwwerken waren
voor hen immers niets zeldzaams. Waarheen
zij reisden in Griekenland en Klein-Azië,
overal viel hun oog op grootsche marmeren
standbeelden, waarmee de tempels en pleinen
van alle steden versierd waren.
De trappen van het nieuw opgerichte
Pergamon-altaar zullen slechts bij uitzondering
en dan uitsluitend door één der deftige
museum-suppoosten betreden worden, geen
offeranden worden meer achter de hooge
zuilen gebracht, doch des te grooter is de
bewondering, waarmee de talrijke bezoekers,
die langzaam rondom het postament schuifelen,
opzien naar het heerlijke kunstwerk, dat
twintig eeuwen geleden Grieksche beeldhouwers
hebben gewrocht.
De geheele godenwereld der Grieksche
mythologie neemt aan den woedenden strijd
tegen de aardsche giganten deel. Pakkend is
de voorstelling in hooge mate. Wie niet
vluchtig voorbij loopt, doch het machtige
relief in zich opneemt, voelt zich van zelf
midden in den strijd verplaatst. Men hoort
het brullen der leeuwen en panthers, het
blaffen der wilde honden, welke zich op de
giganten storten, men hoort de juichkreten
der strijdenden, men ziet de krijgshaftige
godinnen hunne brandende toortsen hanteeren,
en de giganten zich verweeren zooveel in hun
vermogen is, doch tegen goddelijke krachten
zijn zij niet opgewassen. Zij worden onder
den voet geloopen, overreden, vertrapt, mee
gesleurd, doorstoken door zegevierende goden
en godinnen, half verslonden door grimmige
leeuwen. Te vergeefs smeekt Ge (de aarde)
genade voor haren zoon Alkysmeneus, die
doodelijk door een slang in de borst gebeten,
door de godin Athena bij de haren wordt
meegesleurd, terwijl Nikede godin der
overwinning, Athena te gemoet snelttevergeefs
strijden twee krachtige giganten tegen Zeus,
zij worden neergeveldtevergeefs zoekt een
gigant met leeuwenkop en slangen inplaats
beenen Aether te bespringen, hij wordt gewurgd
te vergeefs verdedigt zich een schoone
mannelijke gigant, met uitgespreide vleugels,
de godin Phoebe stoot hem met vaste hand
een brandende toorts in de oogen, in strijdlust
doen de godinnen niet voor de goden onder.
Overal moeten de aardsche giganten voor de
goden wijken. Niets wat op aarde leeft, is
tegen de goddelijke macht bestand, ziedaar
de korte inhoud van de Gigantomachie.
Evenals elders op Grieksche kunstwerken
is waargenomen, zijn de goden en godinnen
niet willekeurig geplaatstintegendeel, in
weerwil van den woedenden strijd, blijft ieder
bij zijn naaste familie, soort bij soort, vriend
bij vriend. Bij de samenstelling der verspreide
brokstukken heeft men met dezen faktor
rekening kunnen houden.
Aan de Westelijke voorzijde van den tempel
vinden we rechts boschgoden, nymphen en
satyrs, links watergoden, Triton, Amphritite,
Nereus en den eerbiedwaardigen Okeanos.
Aansluitend hieraan aan de Noordelijke lij
zijde Poseidon, den god van de zee, Kringen,
de wrekende godinnen der gerechtigheid, en
Gorgonen, de vreeselijke godinnen met de
slangenharen en starende oogen; vervolgens
de goden van den nachtelijken hemel met
Nyx, de godin van den nacht, en Kastor en
Orion, de goden der sterrebeelden, en ten
slotte Aphrodite, de godin der liefde met Eros
en Dione, volgens de opvatting van sommige
ouden hare moeder.
Aan de Oostelijke achterzijde van het
postament volgt als eerste Ares, de god van
den strijd en geliefde van Aphrodite. Zeus de
opperste der goden volgt met zijn dochter
Athene en Nike en zijn zoon Herakles. Demeter
de godin van het koren, en Hephaistosde god
van het vuur, zijn verloren gegaan, [doch
Artemis, de godin van de jachtgaat moedig
ten strijde naast den schoonen zonnegod
Apollon en de driehoofdige Hekate.
Aan de Zuidzijde zien we rechts Uranos
(den hemel) met Aither en Phoibe zijn dochter.
Yoor hem uit rijdt Eos, de godin van het
morgenroodde voorbode van Heliosde
jongere zonnegod, die zijn vurig tweespan
ment. Selene, de godin der maan, moet voor
Helios wijken, en rijdt voor hem uit. De
plaatsing dezer groepen is zeer zinrijk, aan
de ééne zijde, ae Noordzijde, de godheden
van den nachtdaartegenover aan de Zuidzijde
de godheden van het licht en den dag.
Vóór den ingang van den tempel heeft men
een kostbaar mozaiek in den vloer bevestigd.
Bovenaan in het mozaiek zien we een bonten
vogel, waarvan [de verschillende klenren
uitstekend zijn bewaard gebleven. De kunstenaar
moet bepaald een schalk geweest zijn. Hij
heeft op het mozaiek zijn visitekaartje laten
liggen, ten minste vooraan staat in een klein
vierkant met omgeslagen hoekje, precies een
visitekaartje van iemanddie „niet thuis"
heeft getroffen, te lezensroieiv
(Hephlistion heeft dit gemaakt.)
Ofschoon slechts enkelen der meer dan
levensgroote marmeren figuren op het postament
geheel onbeschadigd zijn, maken toch ook de
overige meer of min verminkte figuren door
de edele lijnen der bewaard gebleven gedeelten
een overweldigenden indruk. K.
Ondertrouwd
FRANKE ROGGEBAND Wz.
en
MARIA ADRIANA YISSER Jd.
Kerkwërve, i april lg02i
oosterland,
Voorspoedig bevallen van eene dochter,
J. TROMMEL—Qualm.
Zierikzee, 5 April 1902.
Heden overleed, na een smartelijk doch
geduldig lijden van 3 weken, onze veel
geliefde Dochter en Zuster
JANNA,
in den jeugdigen leeftijd van 46 jaar en
4 maanden.
Brouwershaven, 2 April 4902.
J. C. VAN STRIEN.
B. YAN STRIEN—van Sluis.
De GEZAMENLIJKE BEDEELDEN
te Brouwershaven betuigen hun' dank aan
de Commissie der Soepkokerij en aan de
Ingezetenen, die de Commissie in skaat stelden
hun dezen winter weder van warm voedsel
te voorzien.