Dinsdag 8 April 1902. Tweede Blad. NIEUWSTIJDINGEN. ADVERTENTIEN. ZIERIKZEESCHE (SS i e r i Is. z e e s c li e NIEUWSBODE. C o u r a n t). Verschijnt DINSDAG, DONDERDAG en ZATERDAG. De prijs per 3 maanden is f 1,30, franco per post f 1,60. Noord-AmerikaTransvaal, Indië enz. verzending eens per week, f 10,per jaar. 58ste JAARGANG. No. 7676. Directeur A. «r. DE LOOZE. Redacteuren A. FRANKEL. J. WAALE, alleen voor het binnen- en buitenl. nieuws. Advertentiën van i3 regels 30 Cts. meerdere regels 10 Cts.kunnen uiterlijk tot dos MaandagsWoensdags en Vrijdags middags 12 ure bezorgd worden. Groote letter wordt naar plaatsruimte berekend. Alle betalingen moeten uitsluitend geschieden ten kantore van A. J. de Looze, Hoek Schuithaven, Zierikzee. Ingezonden stukken en berichten van correspondenten te adresseeren aan A. FnaNKEL, Meelstraat 386, Zierikzee. De Transvealsoh-Engeleche oorlog. Londen, A April. Lord Kitchener meldt j uit Pretoria van gisteren, Donderdag, dat generaal Walter Kitchener uit Driekuil (in het westen van Transvaal) rapporteert, dat j hij Maandag 1.1. een colonne ter verkenniDg Daar de Hartsrivier zond. Weldra ontdekte zij de sporen van de kanonnen der Boeren, zij achtervolgde de Boeren over een lengte van bijna 13 K.M. door het kreupelhout en kwam daarna in de vlakte. Op dit oogenblik trokken versterkingen der Booren tegen de flanken der colonne op, welke verplicht was een verdedigende houding aan te nemen. Haastig verschanste zij zich en daarna begon een verwoed gevecht. Eindelijk werden de Boeren aan alle zijden teruggedreven. De la Rey en Kemp trachtten tevergeefs de Boeren, die 1500 man telden, over te halen tot een hernieuwing van den aanvalzij leden te veel en trokken zich in noordwestelijke en zuidelijke richtiDg terug. De verliezen aan Engelscho zijden zijn ook hoogéén Eogelsch detachement hield stand tot alle manschappen gedood of gewond waren. Uit Durban wordt van Dinsdag 1.1. gemeld, dat met de in staat van verdediging stelling van Natal ijverig wordt voortgegaan en dat troepen detachementen naar het noorden worden gezonden, terwijl de blokhuizenliniën zich nu uitstrekken van Ladysmith af en het geheele gebied ten noorden van de Tugelarivier voor het verkeer gesloten is, zoodat men, zonder bepaald verlof, zich niet aan gene zijde van Colenso kan begeven. De stads wachten van Ladysmith, Dundee en Newcastle zijn gecompleteerd, er bevinden zich 700 vrijwilligers onder de wapenen en te Ladysmith wordt een lichting van 500 man Afrika. Het lijk van Cecil Rhodes werd Woensdag in een indrukwekkenden optocht naar de kathedraal te Kaapstad gebracht. De si raten waren propvolwinkels en kantoren waren gesloten. De aartsbisschop hield een lijkrede, waarna de kist werd overgebracht in den trein naar Dinsdag zijn meer dan 30,000 menschen in Groote Schuur langs het lijk van Rhodes getrokken. Aan het hoofdeinde van de kist stond een kruishout, omringd door zes groote kaarsen. De kransen zijn toegestroomd namens menschen uit alle deelen van de wereld; vele zijn vooral uit Engeland, telegrafisch te Kaapstad besteld. Die van de Kaapsche regeering wordt als prachtig beschreven en draagt tot opschriftOfschoon hij dood is, laat zijn stem zich hooren. Resurgam". De trein, die het overschot naar Boeloewayo brengt, is dezelfde, die voor de eerste maal van Kaapstad naar de Yictoria-watervallen, in de Zambesi heeft geloopen de voltooide sectie van den spoorweg van Kaapstad naar Kaïro. De rijtuigen zijn van Engelsch eiken hout en bekleed met rood leder. De salon wagen van de De-Beers, die in een chapelle ardente is veranderd, zal in het midden van den trein geplaatst worden, achter en voor twee goederenwagens voor de kransen. Zaterdagmiddag om 4 uur wordt de trein te Kimberley verwacht. Hij houdt er zes uren stil om de bewoners gelegenheid te geven langs de kist te defileeren. Te Windsor-weghet kiesdistrict van Rhodes, zal de trein een uur stil staan. Rhodes' testament stelt een groot aaoial studiebeurzen aan de hoogeschool te Oxford in voor koloniale en Amerikaansche studenten. Bij uiterste-wilsbepaling, in Zuid- Afrika gemaakt, heeft Rhodes, na vermeld te hebben, dat de Duitsche keizer het Engelsch tot verplicht leervak heeft gemaakt in Duitsche scholen, vijftien studiebeurzen té Oxford ingesteld, zijnde vijf in elk van de eerste drie jaren na zijn dood, tot een waarde van 250 pond elk, gedurende drie j jaren toe te kennen aan studenten van Duitsche geboorte, aan te wijzen door den Duitschen keizer. Rhodes zegt hierbij, dat een goede verstandhouding tusschen Engeland, Duitschland en de Yereenigde Staten den vrede der wereld verzekeren zal. En zoo voegt hij hieraan toe betrekkingen, die de opvoeding raken, zullen den band versterken. Amerika. To New-York ii in de hotel-wijk (Atlantic City) Donderdag in den namiddag een zware brand uitgebroken in een hotel. De hevige wind, die de brandweerlieden zeer hinderde, was oorzaak, dat het vuur oversloeg naar naburige hotels. 450 gebouwen en 10 van de voornaamste hotels met de prachtige promenade van 5 mijlen lengte langs de kust, zijn verwoest. De schade wordt op f 5.000.000 geschat. Er waren slechts weinig logé's, daar het seizoen nog niet begonnen was. De brandweer had reeds dadelijk alle macht over het vuur verloren. Er was hulp ontboden van Philadelphia, 60 mijlen ver, en verscheiden brandspuiten kwamen binnen een uur per extra-trein op do plaats des onheils aan. Het vuur werd aangewakkerd door een zuidenwindhet water werd uit de zee opgepompt en na 5 uur was men den brand meester. Een dichte drom menschen had zich op de pier verzameld en toen het vuur hun den weg afsneed, maakte een paniek zich van het volk meester, van wie velen in zee sprongen. Allen werden echter met booten Atlantic City is de bekende uitspanningsplaats van New-Yersey en telde 600 hotels. Engeland. Er zijn in Engeland en Schotland twee ontplofliogen in steenkolenmijnen geweest, waarbij menschen zijn omgekomen. Woensdag avond was er een ontploffing in een nieuwe schacht te Golbourne, bij Wigan. Tien man waren beneden aan het werk. Een werd dadelijk gedood, drie zijn zwaar gewond bovengebracht. Men vreest, dat zes anderen, die Vrijdag nog beneden waren, dood zijn. De andere ontploffing gebeurde Vrijdag in de Glencraig-mijn te Dunfermline. Er was een groot aantal menschen aan het werk twee man werden dadelijk gedood en vier stikten van de damp. Londen, 5 April. Aan den Standard wordt uit New-York van gisteren gemeld, dat lord Pauncefote, de Britsche gezant te Washington, bij do regeering der Yereenigde Staten aan gedrongen heeft op bescherming voor den aankoop van paarden voor den legerdienst, ten dienste van Engeland in Louisiana. Zijn verzoek en dat van den gouverneur van Louisiana zal ingewilligd worden. De staat van zaken zal onveranderd blijven. België. Te Zedelghem is zekere Geeraert, die met zijn voet tusschen de rails beklemd was geraakt en ondanks alle pogingen zich niet kon losrukken, onder een trein vermorzeld. Verscheidene personen hadden zijn angstgegil gehoord, maar konden hem niet meer redden. Brieven uit Berlijn. (Van onzen correspondent). In het nieuwe Pergamon-.llasenm. Berlijn, 27 111 '02. H<p\iguui/ STOisiv. Voor den kunstenaar, philoloog, aanstaanden architekt, oudheidkenner en zoovele anderen, wier geheele ontwikkeling gebaseerd is op de kennis der Grieksche en Romeinsche kunst en kuituur, is Berlijn een groote aantrekkelijkheid rijker geworden na de opening van een speciaal museum, dat door zijn inrichting de oudheidkundige afdeeling van het Britsch- mu8eum met zijn beroemde Elgin room en «Elgin Marbles" geheel in de schaduw stelt. Tot nu toe had ik geen gelegenheid over dezen nieuwen aanwinst op kunstgebied het een en ander mee te deelen, doch ik troostte me met de gedachte, dat men het verzuimde ook een paar maanden na de opening kan inhalen, zonder dat de actualiteit er onder lijdt. Wat zijn twee maanden, vergeleken bij den eerbiedwaardigen leeftijd der tentoon gestelde //Marbles", waarmee de kunstlievende koning Eumenes II 160 jaar vóór Christus' geboorte zijn op een berg gelegen burgt Pergamon liet versieren! Met hetzelfde recht, waarmee de in 1802 door den toenmaligen Engelschen gezant in Kon8tantinopel, lord Elgin naar Engeland overgebrachte brokstukken van den gevelfries uit den Parthenon-tempel in Atlane //Elgin- Marbles" genoemd worden, zou men aan de brokstukken van den Perganon-tempel, welke door Karl Humann werden opgegraven, diens naam hebben kunnen geven. Het verschil is alleen, dat lord Elgin de brokstukken voor eigen rekening en risico naar Engeland bracht, terwijl Humann de .opgravingen deed met goedvinden van den sultan van Turkije voor rekening van de Pruisische regeering. Kleine oorzaken, groote gevolgen! Ware Humann, die voor ingenieur werd opgeleid, en korten tijd bij den aanleg der Bergisch- Markischen spoorweg werkzaam was, niet tot herstel van zijn zwakke gezondheid in 1861 door de doctoren naar den Griekschen Archipel gezonden, waarschijnlijk zouden dan de heerlijke overblijfselen van den tempel van Perganon daar ginds hu nog onder de puin- hoopen en ruïnes der oude stad bedolven liggen. Humann begon zijn eerste opgravingen op het eiland Samos bij de overblijfsels van den Hera-tempel. Meer dan twintig jaren bleef hij onafgebroken in Griekenland en Klein- Azië werkzaam, de laatste helft, van 1878'83, in PergamoD, waar onder zijn leiding de overblijfselen van den Pergamon-tempel werden uitgegraven, en naar Berlijn getransporteerd. Voorloopig werden de kunstwerken geplaatst in de groote rotonde van het //Altes-museum" tot tijd en wijle een waardig gebouw uitsluitend voor deze kunstschatten zou gereed zijn. Bij de voorloopige plaatsing in de rotonde van het oude museum volgde men het voorbeeld van het Britsche museum. Men plaatste de zuilen, gedeelten van kapiteelen, en afzonderlijke beelden langs de wanden van de rotonde; daarentegen werd het kostbaarste gedeelte, de overgebleven stukken van den heerlijken gevelfries uit den Pergamon-tempel, voorstellende de Gigantomachieden strijd tusschen goden en de gigantenwaarbij de laatsten het onderspit moesten delven, aan beide zijden van een middenrond in een lange zaal op schuine dwars- planken op den vloer gelegd. Dat bij een dergelijke wijze van tentoonstellen de kunst werken niet tot hun recht kwamen, (evenmin als dit het geval is met de //Elgin Marbles" in het Britsch-museum), is duidelijk. Tot het groote publiek spreken deze uit hun verband gerukte brokstukken weinig of niet; de blokken van den fries sloten niet vast aan elkaar, de edele lijnen der plat op den vloer liggende marmeren freskongqren, welke men zich staande moest denken, kwamen niet genoeg uit. Wie niet met grondige kennis der oudheid of minstens een goede dosis verbeeldingskracht bedeeld was, liep de kunstschatten met een onverschillig gezicht voorbij, te meer, daar een uitvoerige speciale catalogus ontbrak. Doch er zou verandering komen. De regeering besloot in een afzonderlijk te bouwen musenrn een altaar op te richten, volkomen gelijk in vorm en afmetingen aan het beroemde altaar van Pergamon, en naar de voorhanden'gegevens en de grondige studies der met de uitvoering belaste geleerden de bewaard gebleven freskofiguren van den fries uit het oude altaar, te plaatsen in den gevel van het nieuwe altaar, waardoor men een zoo getrouw mogelijk beeld zou verkrijgen van het grootsche kunst werk, daar men er in geslaagd was na jaren lange onderzoekingen voor al de voorhanden friesblokken de juiste plaats te bepalen. Met noeste vlijt en echte Duitsche z/Griindlichkeit" heeft de commissie van geleerden en rijks-architekten zich van haar moeilijke taak gekweten. Het nieuwe, in Grieksche stijl geheel uit zandsteen opgetrokken museum verheft zich achter de National- Galerie vlak bij de Spree, aan den rand van de //Museums-Insel". Zoodra we de hooge glazen deuren en de vestibulen gepasseerd zijn, komen we na een paar treden beklommen te hebben in een door een glazen dak gedekte groote hal en staan voor het beroemde Pergamon-altaar. Evenals in het oude Pergamon staat het door zuilen gedragen eigenlijke offer-altaar op een nagenoeg vierkant geweldig postament van ongeveer 30 meter in het kwadraat. Twee meter boven den beganen grond is aan alle vier zijden van het postament het beroemde doorloopende marmeren relief-fries de //Gigantomachie" aangebracht met de meer dan levensgroote figuren der strijdende goden en giganten. Aan de westzijde van het altaar tegenover den ingang van het museum voert een statige trap, welke ongeveer twee derde van de geheele breedte van het postament in beslag j neemt, naar den zuilen-ingang van het altaar- gebouw. Zoo was het tenminste in het oude Pergamon. Bij de oprichting van de copy 1 moest men eenigszius anders te werk gaan, 1 daar men een doorgang moest uitwinnen naar een achter het altaar dieper gelegen grooten 1 //Lichthof" ter plaatsing van de overige zuilen, kapiteelen en beelden. Voor den tegenwoordigen bezoeker is niet het eigenlijke altaar achter de zuilen, maar wel het massieuve postament met het marineren relief hoofdzaak; men kon dus gevoeglijk zonder aan het geheel afbreuk te doen, uit de breede trap aan de voorzijde, welke men zich doorloopend moet voorstellen, een stuk weglaten om zoodoende een doorgang te verkrijgen met trap, voerende naar den lager gelegen //Lichthof". Bij het oude altaar had men de namen der goden en godinnen in een holle kroonlijst boven het relief, die van de giganten aan den onderkant van het relief aangebracht. Nog lager stonden de namen der beeldhouwers, die het kunstwerk hadden tot stand gebracht. Ofschoon van de namen der goden en godinnen vrijwel twee derde gedeelte verloren is gegaan, is men er na langdurige studie toch in geslaagd de bewaard gebleven brokstukken hun juiste plaats aan te wijzen. Tot zekere hoogte zou deze moeilijke werkzaamheid vergeleken kunnen worden met het samenvoegen der willekeurig dooreen geworpen stukken van een ingewikkelde legkaart. Van de namen der kunstenaars zijn er drie bewaard gebleven: Theorretos, Dionysiades en Orestes; daarentegen ontbreken de namen der giganten bijna geheel. De kunstenaar uit den Griekschen bloeitijd onder Perikles en Phydias waren gewoon de giganten in een menschelijke gestalte voor te stéllen. In tateren tijd, in de laatste eeuw vóór Christus' geboorte, hield men zich niet meer streng aan dezen regel, tenminste de kunste naars, die het altaar-relief in Pergamon tot stand gebracht hebben, gaven aan de strijdende giganten de meest verschillende gedaanten. Nu eens zijn ze geheel in menschelijke gedaante voorgesteld, dan weer slechts voor een gedeelte, het bovenlijf menschelijk, de beenen daaren tegen overgaande in twee kronkelende slangen. Hier is een gigant geheel naakt met slechts een vel om de lenden, ginds in volle wapen rusting; sommigen dragen vleugels en hebben spitse hondenooren, bij anderen is een slang achter aan den rug vastgegroeid. Hoe veel soortig voorgesteld, één ding hebben allen gemeen, dat zij niet opgewassen zijn tegen de onweerstaanbare goden en godinnen. Het relief bestaat uit een aaneenschakeling van marmerplaten ter breedte van ongeveer één meter en dikte van een halven meter, welke vast aaneengesloten zijo. Bij het origineel schijnt men eerst de ruwe blokken in den gevel bevestigd te hebben, en daarna eerst de beeldhouwwerken te hebben uitgevoerd. Tot in de zesde eeuw bleven de kunstwerken in Pergamon ongeschondenlater in den Byzantijnschen tijd van het Oost-Romeinsche Keizerrijk werden burgt en tempel verwoest en de brokstukken voor een deel als bouw materiaal gebruikt bij den aanleg van zware vestingmuren. De rest bleef eeuwen lang deels onder puin en steenhoopen bedolven, deels onbedekt liggen. Men kan nu nog zeer goed het onderscheid zien tusschen deze verschillende deelen. De stukken, die in den vestingmuur gemetseld waren hebben minder geleden, nadat men ze zorgvuldig van de kalklaag ontdaan heeft, dan de overigen, die aan den invloed van het weer zijn blootgesteld geweest. Bij het samenvoegen der bewaard gebleven reliefstukken heeft men de gedeelten, welke verloren gegaan zijn, gelukkig niet door moderne vervangen. Onder de vele Berlijnsche beeldhouwers zou er al licht één geweest zijn, die dit waagstuk aangedurfd had. Men heelt echter geen half werk willen doen, en het grootsche werk uit de oudheid niet willen //completteeren" door modern knutselwerk. Alleen heeft men daar, waar de marmerblokken ontbreken, den achtergrond, waaruit de figuren der goden en giganten in hoog-relie'f naar voren tredendoor een gladde cementlaag vervangen, waardoor een meer afgerond geheel is verkregen, en de hiaten minder in het oog spriDgen. En zoo staat daar weer het tempel-altaar in zijn oude pracht, al is het ook niet meer onder den diep-blauwen hemel van Klein-Azië maar in een museum van het gure Noorden. De bewoners van Pergamon beklommen de treden van het altaar en brachten daarachter de hooge zuilen hunne offeranden. Waarschijnlijk sloegen de dagelijksche bezoekers ter nauwer- nood acht op het altaar-relief rondom het postament. Dergelijke beeldhouwwerken waren voor hen immers niets zeldzaams. Waarheen zij reisden in Griekenland en Klein-Azië, overal viel hun oog op grootsche marmeren standbeelden, waarmee de tempels en pleinen van alle steden versierd waren. De trappen van het nieuw opgerichte Pergamon-altaar zullen slechts bij uitzondering en dan uitsluitend door één der deftige museum-suppoosten betreden worden, geen offeranden worden meer achter de hooge zuilen gebracht, doch des te grooter is de bewondering, waarmee de talrijke bezoekers, die langzaam rondom het postament schuifelen, opzien naar het heerlijke kunstwerk, dat twintig eeuwen geleden Grieksche beeldhouwers hebben gewrocht. De geheele godenwereld der Grieksche mythologie neemt aan den woedenden strijd tegen de aardsche giganten deel. Pakkend is de voorstelling in hooge mate. Wie niet vluchtig voorbij loopt, doch het machtige relief in zich opneemt, voelt zich van zelf midden in den strijd verplaatst. Men hoort het brullen der leeuwen en panthers, het blaffen der wilde honden, welke zich op de giganten storten, men hoort de juichkreten der strijdenden, men ziet de krijgshaftige godinnen hunne brandende toortsen hanteeren, en de giganten zich verweeren zooveel in hun vermogen is, doch tegen goddelijke krachten zijn zij niet opgewassen. Zij worden onder den voet geloopen, overreden, vertrapt, mee gesleurd, doorstoken door zegevierende goden en godinnen, half verslonden door grimmige leeuwen. Te vergeefs smeekt Ge (de aarde) genade voor haren zoon Alkysmeneus, die doodelijk door een slang in de borst gebeten, door de godin Athena bij de haren wordt meegesleurd, terwijl Nikede godin der overwinning, Athena te gemoet snelttevergeefs strijden twee krachtige giganten tegen Zeus, zij worden neergeveldtevergeefs zoekt een gigant met leeuwenkop en slangen inplaats beenen Aether te bespringen, hij wordt gewurgd te vergeefs verdedigt zich een schoone mannelijke gigant, met uitgespreide vleugels, de godin Phoebe stoot hem met vaste hand een brandende toorts in de oogen, in strijdlust doen de godinnen niet voor de goden onder. Overal moeten de aardsche giganten voor de goden wijken. Niets wat op aarde leeft, is tegen de goddelijke macht bestand, ziedaar de korte inhoud van de Gigantomachie. Evenals elders op Grieksche kunstwerken is waargenomen, zijn de goden en godinnen niet willekeurig geplaatstintegendeel, in weerwil van den woedenden strijd, blijft ieder bij zijn naaste familie, soort bij soort, vriend bij vriend. Bij de samenstelling der verspreide brokstukken heeft men met dezen faktor rekening kunnen houden. Aan de Westelijke voorzijde van den tempel vinden we rechts boschgoden, nymphen en satyrs, links watergoden, Triton, Amphritite, Nereus en den eerbiedwaardigen Okeanos. Aansluitend hieraan aan de Noordelijke lij zijde Poseidon, den god van de zee, Kringen, de wrekende godinnen der gerechtigheid, en Gorgonen, de vreeselijke godinnen met de slangenharen en starende oogen; vervolgens de goden van den nachtelijken hemel met Nyx, de godin van den nacht, en Kastor en Orion, de goden der sterrebeelden, en ten slotte Aphrodite, de godin der liefde met Eros en Dione, volgens de opvatting van sommige ouden hare moeder. Aan de Oostelijke achterzijde van het postament volgt als eerste Ares, de god van den strijd en geliefde van Aphrodite. Zeus de opperste der goden volgt met zijn dochter Athene en Nike en zijn zoon Herakles. Demeter de godin van het koren, en Hephaistosde god van het vuur, zijn verloren gegaan, [doch Artemis, de godin van de jachtgaat moedig ten strijde naast den schoonen zonnegod Apollon en de driehoofdige Hekate. Aan de Zuidzijde zien we rechts Uranos (den hemel) met Aither en Phoibe zijn dochter. Yoor hem uit rijdt Eos, de godin van het morgenroodde voorbode van Heliosde jongere zonnegod, die zijn vurig tweespan ment. Selene, de godin der maan, moet voor Helios wijken, en rijdt voor hem uit. De plaatsing dezer groepen is zeer zinrijk, aan de ééne zijde, ae Noordzijde, de godheden van den nachtdaartegenover aan de Zuidzijde de godheden van het licht en den dag. Vóór den ingang van den tempel heeft men een kostbaar mozaiek in den vloer bevestigd. Bovenaan in het mozaiek zien we een bonten vogel, waarvan [de verschillende klenren uitstekend zijn bewaard gebleven. De kunstenaar moet bepaald een schalk geweest zijn. Hij heeft op het mozaiek zijn visitekaartje laten liggen, ten minste vooraan staat in een klein vierkant met omgeslagen hoekje, precies een visitekaartje van iemanddie „niet thuis" heeft getroffen, te lezensroieiv (Hephlistion heeft dit gemaakt.) Ofschoon slechts enkelen der meer dan levensgroote marmeren figuren op het postament geheel onbeschadigd zijn, maken toch ook de overige meer of min verminkte figuren door de edele lijnen der bewaard gebleven gedeelten een overweldigenden indruk. K. Ondertrouwd FRANKE ROGGEBAND Wz. en MARIA ADRIANA YISSER Jd. Kerkwërve, i april lg02i oosterland, Voorspoedig bevallen van eene dochter, J. TROMMEL—Qualm. Zierikzee, 5 April 1902. Heden overleed, na een smartelijk doch geduldig lijden van 3 weken, onze veel geliefde Dochter en Zuster JANNA, in den jeugdigen leeftijd van 46 jaar en 4 maanden. Brouwershaven, 2 April 4902. J. C. VAN STRIEN. B. YAN STRIEN—van Sluis. De GEZAMENLIJKE BEDEELDEN te Brouwershaven betuigen hun' dank aan de Commissie der Soepkokerij en aan de Ingezetenen, die de Commissie in skaat stelden hun dezen winter weder van warm voedsel te voorzien.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Nieuwsbode | 1902 | | pagina 5